Details





Titel:

27 JUNI 2021. - Wet houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-06-2021 en tekstbijwerking tot 31-12-2021)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Territoriaal toepassingsgebied van de BTW
Art. 3
HOOFDSTUK 3. - Onttrekkingen van handelsmonsters, handelsgeschenken van geringe waarde en van voedingsmiddelen en niet-voedingsmiddelen voor liefdadigheidsdoeleinden
Art. 4
HOOFDSTUK 4. - Tarieven
Art. 5-7
HOOFDSTUK 5. - Technische aanpassing met betrekking tot de Europese regelgeving
Art. 8
HOOFDSTUK 6. - Vrijstellingen inzake zelfstandige groeperingen en inzake instellingen voor collectieve belegging
Art. 9-11
HOOFDSTUK 7. - Bijzondere regeling van toepassing op de deeleconomie
Art. 12-14
HOOFDSTUK 8. - BTW-opgave van de intracommunautaire handelingen
Art. 15
HOOFDSTUK 9. - Verplichtingen inzake het bijhouden van registers
Art. 16
HOOFDSTUK 10. - Rechthebbenden op de teruggaaf van de BTW
Art. 17-19
HOOFDSTUK 11. - Technische aanpassingen inzake btw-tarieven
Art. 20-27



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1969070305  1970072012 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art.2. Deze wet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde.

HOOFDSTUK 2. - Territoriaal toepassingsgebied van de BTW
Art.3. In artikel 1 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 3 november 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1. er wordt een paragraaf 3bis ingevoegd, luidende :
  " § 3bis. In afwijking van de paragrafen 2 en 3, omvatten "lidstaat", "grondgebied van een lidstaat", "Gemeenschap", "grondgebied van de Gemeenschap" en "binnenland" het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland overeenkomstig de modaliteiten opgenomen in artikel 8 van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie gedaan te Brussel en Londen op 24 januari 2020.";
  2. in paragraaf 4, eerste lid, wordt de bepaling onder 4° opgeheven;
  3. in paragraaf 4, tweede lid, wordt de bepaling onder 4° opgeheven;
  4. in paragraaf 5 wordt de bepaling onder 1° opgeheven.

HOOFDSTUK 3. - Onttrekkingen van handelsmonsters, handelsgeschenken van geringe waarde en van voedingsmiddelen en niet-voedingsmiddelen voor liefdadigheidsdoeleinden
Art.4. In artikel 12, § 1, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 7 april 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1. in het eerste lid, 2°, wordt de bepaling onder a) vervangen als volgt :
  "a) het verstrekken van handelsgeschenken van geringe waarde of handelsmonsters;";
  2. het derde lid wordt vervangen als volgt :
  "De Koning bepaalt de toepassingsvoorwaarden waaraan de in het eerste lid, 2°, bedoelde onttrekkingen moeten voldoen, met betrekking tot de waarde en de regelmaat van de handelsgeschenken evenals de uitgesloten goederen, de aard en de kenmerken van de in het eerste lid, 2°, b) en c), bedoelde goederen, de bedoelde liefdadigheidsdoeleinden, de omstandigheden waarin de bedoelde onverkoopbare goederen voor die doeleinden kunnen worden verstrekt, het bedrag dat als kosten in rekening kan worden gebracht en de vormvoorwaarden die moeten worden in acht genomen.".

HOOFDSTUK 4. - Tarieven
Art.5. Artikel 38 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 december 2012, wordt vervangen als volgt :
  "Art. 38. § 1. Het voor de leveringen van goederen en de diensten toe te passen tarief is het tarief dat van kracht is op het tijdstip waarop het belastbare feit plaatsvindt.
  In de gevallen bedoeld in de artikelen 17 en 22bis, is het toe te passen tarief evenwel het tarief dat van kracht is op het tijdstip waarop de belasting opeisbaar wordt.
  § 2. Het voor de intracommunautaire verwerving van goederen toe te passen tarief is het tarief dat van kracht is op het tijdstip waarop de belasting opeisbaar wordt.
  § 3. Het voor de invoer van goederen toe te passen tarief is het tarief dat van kracht is op het tijdstip waarop het belastbare feit plaatsvindt.
  In de gevallen bedoeld in artikel 24, § 2, is het toe te passen tarief evenwel het tarief dat van kracht is op het tijdstip waarop de belasting opeisbaar wordt.
  § 4. Wanneer de belasting opeisbaar wordt op een tijdstip dat niet samenvalt met dit van het belastbare feit, kan de Koning bij een tussenliggende tariefwijziging bepalen dat voor de door Hem aan te wijzen leveringen van goederen, diensten, intracommunautaire verwervingen en invoeren van goederen, het uiteindelijk toe te passen tarief, het tarief is dat van kracht is op het tijdstip waarop het belastbare feit plaatsvindt.
  § 5. De Koning zal bij de Kamer van volksvertegenwoordigers, onmiddellijk indien ze in zitting is, zo niet bij de opening van de eerstvolgende zitting, een wetsontwerp indienen tot bekrachtiging van de in uitvoering van paragraaf 4 genomen besluiten. Deze besluiten worden geacht uitwerking te hebben gehad tot 12 maanden na de datum van hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad indien zij niet bij wet zijn bekrachtigd binnen deze termijn.".

Art.6. Artikel 38bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 38bis. Het voor de intracommunautaire verwerving van een goed toe te passen tarief is het tarief dat in het binnenland voor de levering van eenzelfde goed wordt toegepast.
  Het voor de invoer van goederen toe te passen tarief is het tarief dat in het binnenland voor de levering van eenzelfde goed wordt toegepast.".

Art.7. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 38ter ingevoegd, luidende:
  "Art. 38ter. Iedere handeling die bijdraagt tot het vervaardigen, het bouwen, het monteren of het omvormen van een ander goed dan een uit zijn aard onroerend goed, is aan de belasting onderworpen aan het tarief dat geldt voor het goed beschouwd in de staat waarin het verkeert na de uitvoering van de handeling.".

HOOFDSTUK 5. - Technische aanpassing met betrekking tot de Europese regelgeving
Art.8. In artikel 39bis, eerste lid, 3°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 december 1992, bekrachtigd bij de wet van 22 juli 1993 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 november 2017, worden de woorden "overeenkomstig artikel 35 of artikel 36 van de richtlijn 2008/118/EG" vervangen door de woorden "overeenkomstig artikel 19 of artikel 34 van de richtlijn 2008/118/EG".

HOOFDSTUK 6. - Vrijstellingen inzake zelfstandige groeperingen en inzake instellingen voor collectieve belegging
Art.9. In artikel 44, § 2bis, eerste lid, 1°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 26 mei 2016, worden de woorden "dit artikel" vervangen door de woorden "paragraaf 1 of 2".

Art.10. In artikel 44, § 3, 11°, a), van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 3 augustus 2016, worden de woorden "en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen" ingevoegd tussen de woorden "de instellingen voor collectieve belegging" en de woorden "bedoeld in de wet van 3 augustus 2012".

Art.11. Artikel 9 van dit hoofdstuk treedt in werking op 1 januari 2022 voor de zelfstandige groeperingen van personen opgericht vóór 1 juli 2021 voor diensten verricht aan leden die vóór 1 juli 2021 tot die groeperingen zijn toegetreden.

HOOFDSTUK 7. - Bijzondere regeling van toepassing op de deeleconomie
Art.12. In artikel 50, § 4, 4°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 1 juli 2016, vervangen bij de wet van 18 juli 2018 vernietigd bij arrest nr. 53/2020 van 23 april 2020 van het Grondwettelijk Hof, en vervangen bij de wet van 24 december 2020, worden de woorden "artikel 90, eerste lid, 1° bis, tweede lid" vervangen door de woorden "artikel 90, tweede lid".

Art.13.
  <Opgeheven bij W 2021-12-27/07, art. 28, 002; Inwerkingtreding : 31-12-2021>

Art.14.
  <Opgeheven bij W 2021-12-27/07, art. 28, 002; Inwerkingtreding : 31-12-2021>

HOOFDSTUK 8. - BTW-opgave van de intracommunautaire handelingen
Art.15. In artikel 53sexies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 3 november 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1. in paragraaf 2 worden de woorden "met het oog op de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde en de controle erop door de administratie in de Lid-Staat van vertrek en in deze van aankomst van de verzending of het vervoer van dit goed" opgeheven;
  2. het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende :
  " § 3. De in de paragrafen 1 en 2 bedoelde gegevens worden door de belastingplichtige aan de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde verstrekt met het oog op de toepassing van de belasting en de controle daarop door de administratie in de lidstaat van vertrek en in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen en door de administratie in de lidstaat van vestiging van de dienstverrichter en in de lidstaat van vestiging van de afnemer.".

HOOFDSTUK 9. - Verplichtingen inzake het bijhouden van registers
Art.16. In artikel 54bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 3 november 2019, wordt paragraaf 1 vervangen als volgt:
  " § 1. Iedere belastingplichtige, met uitsluiting van de btw-eenheden in de zin van artikel 4, § 2, evenals de leden van een btw-eenheid houden een register bij van de goederen die zij hebben verzonden of vervoerd, of die voor hun rekening werden verzonden of vervoerd, naar een andere lidstaat voor de handelingen bedoeld in artikel 12bis, tweede lid, 4° tot 6°.
  Iedere belastingplichtige, met uitsluiting van de btw-eenheden in de zin van artikel 4, § 2, evenals de leden van een btw-eenheid houden een register bij om de lichamelijke roerende goederen te kunnen identificeren die vanuit een andere lidstaat naar hen zijn verzonden door of voor rekening van een in die andere lidstaat voor btw-doeleinden geïdentificeerde belastingplichtige en die het voorwerp zijn van een materieel werk of een expertise.
  Iedere belastingplichtige, met uitsluiting van de btw-eenheden in de zin van artikel 4, § 2, evenals de leden van een btw-eenheid die goederen overbrengen in het kader van de regeling inzake voorraad op afroep bedoeld in artikel 12ter, houden een register bij dat de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde in staat stelt de correcte toepassing van die regeling te controleren.
  Iedere belastingplichtige, met uitsluiting van de btw-eenheden in de zin van artikel 4, § 2, evenals de leden van een btw-eenheid aan wie goederen worden geleverd in België in het kader van de in artikel 17bis van de richtlijn 2006/112/EG bedoelde regeling inzake voorraad op afroep, houden een register van deze goederen bij.".

HOOFDSTUK 10. - Rechthebbenden op de teruggaaf van de BTW
Art.17. In artikel 77 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 december 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1. in paragraaf 2, eerste lid, wordt de inleidende zin vervangen als volgt:
  "Onverminderd de toepassing van artikel 334 van de programmawet van 27 december 2004, wordt de belasting betaald bij de verwerving en de invoer van een automobiel voor personenvervoer teruggegeven aan één van de hierna vermelde personen, mits die automobiel niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een levering onderworpen aan de bijzondere regeling van belastingheffing over de winstmarge ingesteld bij artikel 58, § 4, en wordt gekocht door die persoon om door hem als persoonlijk vervoermiddel te worden gebruikt :";
  2. het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende :
  " § 3. De teruggaaf voorzien in de paragrafen 1 en 1bis wordt, al naargelang het geval, verleend aan degene die de belasting aan de Staat heeft voldaan of aan degene die in het bezit is van een invoerdocument dat hem vermeldt als persoon op wiens naam de belasting mag of moet worden voldaan overeenkomstig artikel 52, § 1, tweede lid, en dat de betaling van die belasting vaststelt.
  De Koning kan bepalen dat:
  1. de teruggaaf van de belasting geheven van een levering van goederen of van een dienst wordt verleend aan een andere persoon dan die bedoeld in het eerste lid, wanneer een vrijstelling bedoeld in dit Wetboek wordt toegekend bij wijze van teruggaaf;
  2. de teruggaaf van de belasting verschuldigd ter zake van invoer die werd voldaan aan de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen wordt verleend aan een andere persoon dan die bedoeld in het eerste lid.".

Art.18. Artikel 77bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 november 2017, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 77bis. Onverminderd de toepassing van artikel 334 van de programmawet van 27 december 2004 wordt, wanneer in het in artikel 25quinquies, § 4, bepaalde geval de door een niet-belastingplichtige rechtspersoon verworven goederen uit een derdelandsgebied of een derde land worden verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat dan België, de belasting betaald in geval van invoer van de goederen in België teruggegeven aan de niet-belastingplichtige rechtspersoon die in het bezit is van een invoerdocument dat hem vermeldt als persoon op wiens naam de belasting mag of moet worden voldaan overeenkomstig artikel 52, § 1, tweede lid, en dat de betaling van de belasting vaststelt, in de mate dat laatstgenoemde aantoont dat de intracommunautaire verwerving die hij verricht aan de belasting werd onderworpen in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen.".

Art.19. Artikel 80 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 22 december 1989 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 november 2009, wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Onverminderd het eerste lid, bepaalt Hij de toepassingsvoorwaarden van de teruggaven bedoeld in artikel 77, § 3, tweede lid, wat de personen betreft aan wie de teruggaaf wordt verleend, de omstandigheden waarin die teruggaven worden uitgevoerd en de formaliteiten die die personen moeten vervullen.".

HOOFDSTUK 11. - Technische aanpassingen inzake btw-tarieven
Art.20. In rubriek XXIII van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 maart 1998, bekrachtigd bij de wet van 5 augustus 2003 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 april 2019, wordt de bepaling onder punt 5 vervangen als volgt :
  "5. Anti-decubitusmateriaal opgenomen in artikel 28, § 8, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, in de versie na de wijziging ervan bij het koninklijk besluit van 27 mei 2014 tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.".

Art.21. In rubriek XXXII, § 1, inleidende zin, van tabel A van de bijlage bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 30 september 1992, bekrachtigd bij de wet van 28 december 1992, worden de woorden "artikel 19, § 2, tweede lid" vervangen door de woorden "artikel 19, § 2, derde lid".

Art.22. In rubriek XXXIII, § 1, inleidende zin, van tabel A van de bijlage bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 30 september 1992, bekrachtigd bij de wet van 28 december 1992, worden de woorden "artikel 19, § 2, tweede lid" vervangen door de woorden "artikel 19, § 2, derde lid".

Art.23. In rubriek XXXV, § 1, van tabel A van de bijlage bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij de wet van 4 mei 1999 en vervangen bij het koninklijk besluit van 20 september 2000, bekrachtigd bij de wet van 5 augustus 2003, worden de woorden "artikel 19, § 2, tweede lid" vervangen door de woorden "artikel 19, § 2, derde lid".

Art.24. In rubriek XXXVI, § 1, 2°, van tabel A van de bijlage bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij de wet van 27 december 2006 en vervangen bij het koninklijk besluit van 21 december 2013, bekrachtigd bij de wet van 19 december 2014, worden de woorden "artikel 19, § 2, tweede lid" vervangen door de woorden "artikel 19, § 2, derde lid".

Art.25. In rubriek XL, 3°, van tabel A van de bijlage bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 december 2015, bekrachtigd bij de wet van 26 december 2015, en vervangen bij het koninklijk besluit van 3 augustus 2016, bekrachtigd bij de wet van 22 oktober 2017, worden de woorden "artikel 19, § 2, tweede lid" vervangen door de woorden "artikel 19, § 2, derde lid".

Art.26. In rubriek X, § 1, B), van tabel B van de bijlage bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 29 juni 1992, bekrachtigd bij de wet van 28 december 1992, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 december 1992, bekrachtigd bij de wet van 22 juli 1993, en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 juni 2010, bekrachtigd bij de wet van 17 juni 2013, worden de woorden "artikel 19, § 2, tweede lid" vervangen door de woorden "artikel 19, § 2, derde lid".

Art. 27. In rubriek XI, § 2, eerste lid, van tabel B van de bijlage bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij de wet van 25 december 2016, worden de woorden "artikel 19, § 2, tweede lid" vervangen door de woorden "artikel 19, § 2, derde lid".