Details





Titel:

31 AUGUSTUS 2021. - Besluit van de secretaris-generaal tot subdelegatie van sommige beslissingsbevoegdheden aan personeelsleden van het Departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-3
HOOFDSTUK 2. - Interne organisatie
Art. 4-5
HOOFDSTUK 3. - Overheidsopdrachten
Art. 6-7
HOOFDSTUK 4. - Subsidies
Art. 8
HOOFDSTUK 5. - Uitvoering van de begroting
Art. 9-11
HOOFDSTUK 6. - Specifieke delegaties
Afdeling 1. - Ontwikkelingssamenwerking en buitenlands beleid
Art. 12-13
Afdeling 2. - Stagefinanciering
Art. 14
Afdeling 3. - Strategische goederen
Art. 15
HOOFDSTUK 7. - Mogelijkheid tot subdelegatie
Art. 16-17
HOOFDSTUK 8. - Plaatsvervanging
Art. 18
HOOFDSTUK 9. - Gebruik van de delegaties en verantwoording
Art. 19
HOOFDSTUK 10. - Slotbepalingen
Art. 20-21



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2016035791  2019040521 





Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° afdelingsverantwoordelijke: het personeelslid dat belast is met de leiding van een afdeling als vermeld in artikel 2 van het besluit van de secretaris-generaal van 23 augustus 2021 tot vaststelling van het organogram van het Departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken;
  2° departement: het Departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken, vermeld in artikel 17, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
  3° N-projectleider: het personeelslid dat aangewezen is als projectleider op N-niveau;
  4° N-1-projectleider: het personeelslid dat aangewezen is als projectleider op N-1-niveau;
  5° stafdirecteur: het personeelslid dat belast is met de leiding van de staf van de secretaris-generaal;
  6° subentiteit: een van de volgende onderverdelingen van het departement:
  a) een afdeling;
  b) de staf van de secretaris-generaal;
  c) de Vlaamse Statistische Autoriteit;
  d) het team van de Vlaamse bouwmeester.

Art.2. De beslissingsbevoegdheden die bij dit besluit gedelegeerd worden, worden uitgeoefend binnen de perken en met inachtneming van de voorwaarden en modaliteiten die zijn vastgelegd in relevante wetten, decreten, besluiten en omzendbrieven, in het ondernemingsplan en in andere reglementeringen, instructies, richtlijnen en beslissingen. In het bijzonder worden de beslissingsbevoegdheden uitgeoefend binnen het kader en met inachtneming van de principes die de organisatieraad heeft vastgelegd.
  De beslissingsbevoegdheden die bij dit besluit gedelegeerd worden, kunnen alleen uitgeoefend worden voor de aangelegenheden die tot de taken van de subentiteit in kwestie behoren.

Art.3. Als in dit besluit de beslissingsbevoegdheid voor een bepaalde aangelegenheid expliciet gedelegeerd wordt, strekt de delegatie zich ook uit tot:
  1° de beslissingen die moeten worden genomen in het kader van de voorbereiding en de uitvoering van die aangelegenheid;
  2° de beslissingen van ondergeschikt belang of aanvullende aard die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de bevoegdheid of die er inherent deel van uitmaken;
  3° het sluiten van overeenkomsten.
  Als de uitoefening van de beslissingsbevoegdheden die bij dit besluit worden gedelegeerd, gepaard gaat met de plaatsing van een overheidsopdracht, zijn artikel 6 en 7 van toepassing.

HOOFDSTUK 2. - Interne organisatie
Art.4. De afdelingsverantwoordelijken, de stafdirecteur en de N-projectleiders hebben, binnen de organisatiestructuur van het departement, delegatie om de beslissingen te nemen over de organisatie van de werkzaamheden en het goed functioneren van hun subentiteit of van hun project, met inbegrip van het procesmanagement.

Art.5. De afdelingsverantwoordelijken, de stafdirecteur en de N-projectleiders, hebben delegatie om, voor de personeelsleden van hun subentiteit of voor de projectmedewerkers, beslissingen te nemen over:
  1° de toewijzing van een functie aan personeelsleden;
  2° verloven en dienstvrijstellingen;
  3° cumulatie van beroepsactiviteiten;
  4° het programma en de evaluatiecriteria van de proeftijd;
  5° werktijdregeling, plaats- en tijdsonafhankelijk werken en ziektecontrole;
  6° het overdragen van vakantiedagen;
  7° voorstellen tot eervolle onderscheidingen;
  8° het goedkeuren van vormingsactiviteiten;
  9° onbezoldigde stages.

HOOFDSTUK 3. - Overheidsopdrachten
Art.6. § 1. De afdelingsverantwoordelijken, de stafdirecteur en de N-1-projectleiders hebben delegatie om tot een bedrag dat kleiner is dan 30.000 euro:
  1° overheidsopdrachten, prijsvragen en raamovereenkomsten te plaatsen voor werken, leveringen en diensten;
  2° overheidsopdrachten te plaatsen die niet onder de toepassing vallen van de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten;
  3° opdrachten te plaatsen op basis van een raamovereenkomst, binnen het voorwerp en de bepalingen ervan.
  Voor de toepassing van het eerste lid, 1°, heeft het grensbedrag betrekking op:
  1° de geraamde waarde van de opdracht voor:
  a) alle voorbereidende beslissingen, waaronder minstens de principiële beslissing tot uitvoering van de opdracht, de keuze van de gunningsprocedure, de goedkeuring van de opdrachtdocumenten en de selectiebeslissing;
  b) de beslissing tot niet-plaatsing;
  2° het goed te keuren offertebedrag voor de gunningsbeslissing.
  § 2. De N-projectleiders, de Vlaamse bouwmeester en de hoofdstatisticus van de Vlaamse Statistische Autoriteit hebben, binnen hun opdracht, delegatie om overheidsopdrachten, prijsvragen en raamovereenkomsten te plaatsen tot een bedrag dat de bedragen, vermeld in de volgende tabel, niet overschrijdt:


bedragen in euro openbare of niet-openbare procedure mededingingsprocedure met onderhandeling, (vereenvoudigde) onderhandelingsprocedure met voorafgaande oproep tot mededinging, vereenvoudigde onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking, concurrentiegerichte dialoog en innovatiepartnerschap onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking en onderhandelings- procedure zonder voorafgaande oproep tot mededinging
werken 13.000.000 6.500.000 1.300.000
leveringen 8.000.000 4.000.000 800.000
diensten 2.400.000 1.200.000 240.000
Voor de toepassing van het eerste lid, hebben de grensbedragen betrekking op:
  1° de geraamde waarde van de opdracht voor:
  a) alle voorbereidende beslissingen, waaronder minstens de principiële beslissing tot uitvoering van de opdracht, de keuze van de gunningsprocedure, de goedkeuring van de opdrachtdocumenten en de selectiebeslissing;
  b) de beslissing tot niet-plaatsing;
  2° het goed te keuren offertebedrag voor de gunningsbeslissing.
  De N-projectleiders, de Vlaamse bouwmeester en de hoofdstatisticus van de Vlaamse Statistische Autoriteit hebben naast de delegatie, vermeld in het eerste lid, delegatie om overheidsopdrachten van beperkte waarde die tot stand komen met aanvaarde factuur als vermeld in artikel 92 van de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten, te plaatsen.
  § 3. De bedragen, vermeld in dit artikel, zijn exclusief de belasting over de toegevoegde waarde.

Art.7. De personeelsleden die delegatie hebben om een bepaalde overheidsopdracht, prijsvraag of raamovereenkomst te plaatsen, hebben ook delegatie om de beslissingen te nemen over de voorbereiding van de gunningsbeslissing en over de uitvoering van de overheidsopdracht, prijsvraag of raamovereenkomst, ongeacht de financiële weerslag ervan.
  Als de afdelingsverantwoordelijken, de stafdirecteur, de N-projectleiders, de N-1-projectleiders, de Vlaamse bouwmeester en de hoofdstatisticus van de Vlaamse Statistische Autoriteit geen delegatie hebben om een bepaalde overheidsopdracht, prijsvraag of raamovereenkomst te plaatsen, hebben ze toch delegatie om de beslissingen te nemen over de uitvoering van de overheidsopdracht, prijsvraag of raamovereenkomst binnen het wettelijke kader en tot een gezamenlijke maximale financiële weerslag van 15% van het oorspronkelijke opdrachtbedrag.

HOOFDSTUK 4. - Subsidies
Art.8. De afdelingsverantwoordelijken hebben delegatie om voor subsidies die de Vlaamse Regering, de bevoegde minister of de secretaris-generaal toekent:
  1° de eindverantwoording goed te keuren;
  2° te beoordelen of aan de subsidievoorwaarden voldaan is;
  3° in voorkomend geval de subsidie uit te betalen of de subsidie te verminderen of de subsidie terug te vorderen.

HOOFDSTUK 5. - Uitvoering van de begroting
Art.9. Voor de aangelegenheden waarvoor de afdelingsverantwoordelijken, de stafdirecteur, de N-projectleiders, de N-1-projectleiders, de Vlaamse bouwmeester en de hoofdstatisticus van de Vlaamse Statistische Autoriteit beslissingsbevoegdheid hebben, hebben ze ook delegatie om, in het kader van de uitvoering van de begroting en binnen de perken van de in de begroting vastgestelde kredieten:
  1° beslissingen te nemen over het aangaan van verbintenissen en het nemen van de eraan verbonden vastleggingen;
  2° verplichtingen en de eruit voortvloeiende uitgaven en betalingen goed te keuren;
  3° vorderingen vast te stellen;
  4° ontvangsten en inkomsten te verkrijgen.
  Voor de aangelegenheden die niet gedelegeerd zijn en waarover de Vlaamse Regering, de minister, de secretaris-generaal of een ander orgaan beslist, hebben de afdelingsverantwoordelijken, de stafdirecteur, de N-projectleiders, de N-1-projectleiders, de Vlaamse bouwmeester en de hoofdstatisticus van de Vlaamse Statistische Autoriteit delegatie om de administratieve beslissingen te nemen en de handelingen te stellen die, in het kader van de ontvangsten- en uitgavencyclus, noodzakelijk zijn voor de voorbereiding en de uitvoering van de beslissing van de Vlaamse Regering, de minister, de secretaris-generaal of het andere orgaan.

Art.10. § 1. In afwijking van artikel 9 heeft de afdelingsverantwoordelijke van de afdeling Organisatie delegatie om de administratieve beslissingen te nemen en de handelingen te stellen die, in het kader van de ontvangsten- en uitgavencyclus, noodzakelijk zijn voor aanrekening op de apparaatskredieten, als het gaat om de volgende materies:
  1° ICT-aangelegenheden;
  2° personeelsaangelegenheden;
  3° facilitaire aankopen en andere algemene werkingskosten.
  § 2. De afdelingsverantwoordelijke van de afdeling Organisatie heeft delegatie om de lonen en sociale en fiscale lasten voor de personeelsleden van het departement te betalen en, als dat nodig is, terug te vorderen.

Art.11. De delegaties, vermeld in dit hoofdstuk, gelden onverminderd de bevoegdheden en opdrachten van de andere actoren in de ontvangsten- en uitgavencyclus.

HOOFDSTUK 6. - Specifieke delegaties
Afdeling 1. - Ontwikkelingssamenwerking en buitenlands beleid
Art.12. § 1. De afdelingsverantwoordelijke van de afdeling Samenwerking Buitenland wordt belast met de leiding van de DAB Fonds Inclusieve Financiering en aangesteld als budgethouder van die DAB.
  § 2. De afdelingsverantwoordelijke van de afdeling Samenwerking Buitenland heeft delegatie om:
  1° namens de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest projectovereenkomsten te ondertekenen ter begeleiding van de subsidies die de Vlaamse Regering, de Vlaamse minister, bevoegd voor de ontwikkelingssamenwerking, of de Vlaamse minister, bevoegd voor het buitenlands beleid, heeft goedgekeurd in het kader van de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking of het Vlaamse buitenlands beleid;
  2° de wijzigingen in aard, opzet of uitvoering tijdens de looptijd van een project over ontwikkelingseducatie, vermeld in artikel 19 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2012 tot uitvoering van het kaderdecreet van 22 juni 2007 inzake ontwikkelingssamenwerking, goed te keuren;
  3° de eindverantwoording van een project over ontwikkelingseducatie, vermeld in artikel 22, tweede lid, van hetzelfde besluit, goed te keuren;
  4° de formulieren, vermeld in artikel 24 van het voormelde besluit, vast te stellen en die op eenvoudig verzoek ter beschikking te stellen;
  5° de eindverantwoording en de eventuele wijzigingen in aard, opzet of uitvoering goed te keuren van algemene werkingssubsidies, projectsubsidies of investeringssubsidies die de Vlaamse minister, bevoegd voor het buitenlands beleid, de Vlaamse minister, bevoegd voor de ontwikkelingssamenwerking, of de Vlaamse Regering heeft toegekend in het kader van de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking of het Vlaamse buitenlands beleid;
  6° subsidies als vermeld in punt 2° en 5°, terug te vorderen als blijkt dat niet aan de subsidievoorwaarden is voldaan, nadat de betrokkenen de kans is geboden om te worden gehoord.

Art.13. De afdelingsverantwoordelijke van de afdeling Juridisch en Internationaal Expertisecentrum heeft delegatie om:
  1° namens de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest projectovereenkomsten te ondertekenen ter begeleiding van de subsidies die de Vlaamse Regering of de Vlaamse minister, bevoegd voor het buitenlands beleid, heeft goedgekeurd in het kader van het Vlaamse buitenlands beleid;
  2° de eindverantwoording en de eventuele wijzigingen in aard, opzet of uitvoering goed te keuren van algemene werkingssubsidies, projectsubsidies of investeringssubsidies die de Vlaamse minister, bevoegd voor het buitenlands beleid, of de Vlaamse Regering heeft toegekend in het kader van het Vlaamse buitenlands beleid;
  3° subsidies als vermeld in punt 2°, terug te vorderen als blijkt dat niet aan de subsidievoorwaarden is voldaan, nadat de betrokkenen de kans is geboden om te worden gehoord.

Afdeling 2. - Stagefinanciering
Art.14. De afdelingsverantwoordelijke van de afdeling Juridisch en Internationaal Expertisecentrum heeft delegatie om:
  1° subsidies toe te kennen aan kandidaten die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 9 december 2016 betreffende de subsidiëring van stages bij multilaterale organisaties;
  2° jaarlijks de gedetailleerde lijst van maandbedragen per bestemming voor de kosten van levensonderhoud en huisvesting vast te stellen, met toepassing van artikel 7, § 2, van het voormelde besluit,;
  3° de modellen, vermeld in artikel 12 van het voormelde besluit, vast te stellen;
  4° de subsidies, vermeld in punt 1°, terug te vorderen als blijkt dat niet aan de subsidievoorwaarden is voldaan, nadat de betrokkenen de kans is geboden om te worden gehoord.

Afdeling 3. - Strategische goederen
Art.15. § 1. De afdelingsverantwoordelijke van de afdeling Juridisch en Internationaal Expertisecentrum heeft delegatie om te beslissen over de volgende types van aanvragen van vergunningen vermeld in het Wapenhandeldecreet van 15 juni 2012 en verordening (EU) nr. 258/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot uitvoering van artikel 10 van het Protocol van de Verenigde Naties tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (VN-protocol inzake vuurwapens), en tot vaststelling van uitvoervergunningen voor vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie en maatregelen betreffende de invoer en doorvoer ervan:
  1° aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning voor de invoer en overbrenging naar het Vlaamse Gewest van defensiegerelateerde producten, ordehandhavingsmateriaal, civiele vuurwapens, onderdelen en munitie als vermeld in artikel 18, 22, 23, 34, 36, 38 en 39 van het voormelde decreet;
  2° aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning voor de uitvoer, doorvoer en overbrenging vanuit het Vlaamse Gewest van defensiegerelateerde producten, ordehandhavingsmateriaal, ander voor militair gebruik dienstig materiaal, civiele vuurwapens, onderdelen en munitie als vermeld in artikel 15, 16, 22, 23, 34, 36 en 38 van het voormelde decreet en artikel 4 van de voormelde verordening, als:
  a) het eindgebruik zich afspeelt in een lidstaat van de EER of in een van de volgende lidstaten van de NAVO of van het Wassenaar Arrangement: Argentinië, Australië, Canada, Japan, Nieuw-Zeeland, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Zuid-Korea en Zwitserland;
  b) de aanvraag een tijdelijke uitvoer of overbrenging of een doorvoer met het oog op deelname aan een tentoonstelling of beurs betreft, met uitsluiting van besloten presentaties en demonstraties (bijv. ten aanzien van één specifieke potentiële eindgebruiker);
  c) de aanvraag een in wezen identieke transactie betreft waarvoor in de afgelopen drie jaar al een vergunning is toegekend of een positief voorlopig advies als vermeld in artikel 9, § 1, van het Wapenhandeldecreet werd afgeleverd;
  d) de aanvraag een tijdelijke uitvoer of overbrenging met het oog op onderhoud of herstelling betreft;
  e) de aanvrager de EU, de NAVO, de VN, of het IAEA betreft, of een andere intergouvernementele organisatie waarvan het Vlaamse Gewest of België lid is;
  f) de goederen bestemd zijn voor het eigen gebruik door de EU, de NAVO, de VN, of het IAEA, of een andere intergouvernementele organisatie waarvan het Vlaamse Gewest of België lid is;
  g) de goederen bestemd zijn voor het eigen gebruik door de strijdkrachten, de binnenlandse veiligheidsdiensten of vergelijkbare entiteiten van een lidstaat van de EER of van een van de volgende lidstaten van de NAVO of van het Wassenaar Arrangement: Argentinië, Australië, Canada, Japan, Nieuw-Zeeland, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Zuid-Korea en Zwitserland;
  3° aanvragen voor het verkrijgen van een verlenging van een eerder toegekende vergunning.
  De delegatie, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, geldt ook voor het geven van een voorlopig advies over de invoer, uitvoer, doorvoer of overbrenging in kwestie als vermeld in artikel 9, § 1, van het voormelde decreet.
  De delegatie vermeld in het eerste lid, 2°, geldt ook voor het toekennen of weigeren van een vrijstelling van vergunning als vermeld in artikel 17 van het voormelde decreet.
  De delegatie, vermeld in het eerste lid, 2°, c) en 3°, geldt niet als er aanwijzingen bestaan dat sinds de oorspronkelijke vergunning toegekend is, of, naargelang het geval, sinds het positief voorlopig advies is uitgereikt, omstandigheden hebben plaatsgevonden of plaatsvinden in het land van bestemming of het land van eindgebruik die een invloed kunnen hebben op de toetsing van de aanvraag aan de criteria, vermeld in artikel 11, 26 en 28 van het voormelde decreet.
  De delegatie, vermeld in het eerste lid, 2°, c), geldt niet voor het weigeren van vergunningen.
  In het eerste lid, 2°, c), wordt verstaan onder een in wezen identieke transactie: een overbrenging, uitvoer of doorvoer door een identieke aanvrager, van identieke goederen of onderdelen daarvan, naar een identieke bestemmeling en, als die verschillend is, een identieke eindgebruiker.
  § 2. Naast de gevallen, vermeld in paragraaf 1, heeft de afdelingsverantwoordelijke van de afdeling Juridisch en Internationaal Expertisecentrum ook delegatie om te beslissen over de volgende types van aanvragen vermeld in het Wapenhandeldecreet van 15 juni 2012:
  1° aanvragen voor het verkrijgen van een voorafgaande machtiging als vermeld in artikel 10 van het voormelde decreet;
  2° aanvragen voor het verkrijgen van een certificaat van gecertificeerde persoon als vermeld in artikel 14, § 3, van het voormelde decreet, en voor de verlenging daarvan, vermeld in artikel 35 van het Wapenhandelbesluit van 20 juli 2012;
  3° aanvragen voor het verkrijgen van een schriftelijke bevestiging als vermeld in artikel 9, § 2, van het voormelde decreet, en voor de verlenging daarvan, vermeld in artikel 27 van het voormelde besluit;
  4° aanvragen voor het verkrijgen van een internationaal invoercertificaat.
  De delegatie, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, geldt niet voor het toekennen van een voorafgaande machtiging of een certificaat van gecertificeerde persoon als in het kader van de aanvraagprocedure een van de instanties, vermeld in respectievelijk artikel 10, § 2, tweede lid, van het voormelde decreet, en artikel 32, § 1, derde lid, van het voormelde besluit, een negatief advies over de aanvraag uitbrengt.
  De delegatie, vermeld in het eerste lid, 2°, geldt niet voor het toekennen van een voorafgaande machtiging of een certificaat van gecertificeerde persoon als er gerede twijfel bestaat dat de aanvrager beschikt over een passend intern programma tot naleving van de overbrengings- en uitvoercontroleprocedure of het uitvoerbeheerssysteem.
  De delegatie, vermeld in het eerste lid, 3°, geldt niet voor het weigeren van schriftelijke bevestigingen of van een verlenging van een eerder toegekende schriftelijke bevestiging, als geoordeeld wordt dat goederen in kwestie onder de toepassing vallen van artikel 8, § 2, van het voormelde decreet.
  § 3. Aan de afdelingsverantwoordelijke van de afdeling Juridisch en Internationaal Expertisecentrum wordt delegatie verleend om te beslissen over aanvragen voor het verkrijgen van een individuele of globale vergunning voor uitvoer of overbrenging van producten voor tweeërlei gebruik, als vermeld in artikel 9, lid 2, en artikel 22 van verordening (EG) nr. 428/2009 van 5 mei 2009 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik, met uitzondering van de volgende gevallen:
  1° de eindgebruiker is een strijdmacht, een binnenlandse veiligheidsdienst, een vergelijkbare eenheid of daaraan gerelateerde industrie;
  2° de uitvoer of overbrenging wordt negatief geadviseerd door het departement, met uitzondering van aanvragen die negatief geadviseerd worden na een bindend negatief antwoord op een consultatie conform artikel 11, lid 1, van de voormelde verordening;
  3° op het land van eindgebruik of de eindgebruiker rusten beperkende maatregelen over de uitvoer van strategische goederen opgelegd door een besluit van de Raad van de EU, een besluit van de OVSE of een bindende resolutie van de Veiligheidsraad van de VN;
  4° het eindgebruik speelt zich af in een land waarover het Vlaams Parlement een resolutie heeft aangenomen over de uitvoer van strategische goederen;
  5° het departement acht concrete elementen van de aanvraag relevant in het kader van de actuele politieke gevoeligheid van het land van eindgebruik.

HOOFDSTUK 7. - Mogelijkheid tot subdelegatie
Art.16. Met het oog op een doeltreffende en efficiënte interne organisatie kunnen de delegatiehouders een deel van de gedelegeerde aangelegenheden verder subdelegeren aan personeelsleden van hun subentiteit, tot op het meest functionele niveau.

Art.17. De subdelegaties, vermeld in artikel 16, worden vastgesteld bij besluit.

HOOFDSTUK 8. - Plaatsvervanging
Art.18. De delegaties die bij dit besluit worden verleend, worden ook verleend aan het personeelslid dat met de waarneming van de functie van de delegatiehouder is belast of dat de delegatiehouder vervangt bij tijdelijke afwezigheid of verhindering.
  Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering plaatst het personeelslid in kwestie, boven de vermelding van de graad en de handtekening, de formule "voor de (graad van de delegatiehouder), afwezig".
  De delegatiehouders duiden, bij tijdelijke afwezigheid of verhindering, het personeelslid aan dat hen vervangt en delen dat mee aan de secretaris-generaal.

HOOFDSTUK 9. - Gebruik van de delegaties en verantwoording
Art.19. De delegatiehouders nemen de nodige zorgvuldigheid in acht bij het gebruik van de verleende delegaties.
  De delegatiehouders zijn ten aanzien van de secretaris-generaal verantwoordelijk voor het gebruik van de verleende delegaties. Die verantwoordelijkheid betreft ook de aangelegenheden waarvoor de beslissingsbevoegdheid is gesubdelegeerd aan andere personeelsleden.
  De delegatiehouders organiseren hun werkzaamheden zodat ze op eenvoudig verzoek van de secretaris-generaal of van een andere instantie een gedetailleerd overzicht kunnen voorleggen over alle beslissingen die met toepassing van de verleende delegaties in de periode in kwestie zijn genomen. Dat overzicht bevat ook informatie over de aangelegenheden waarvoor de beslissingsbevoegdheid is gesubdelegeerd aan andere personeelsleden.

HOOFDSTUK 10. - Slotbepalingen
Art.20. De volgende besluiten worden opgeheven:
  1° het besluit van de secretaris-generaal van 4 mei 2016 tot subdelegatie van sommige beslissingsbevoegdheden aan personeelsleden van het Departement Kanselarij en Bestuur, gewijzigd bij de besluiten van de secretaris-generaal van 17 november 2016 en 10 oktober 2019;
  2° het besluit van de secretaris-generaal van het Departement Buitenlandse Zaken van 14 februari 2019 tot subdelegatie van sommige beslissingsbevoegdheden aan personeelsleden van het departement, gewijzigd bij het besluit van de secretaris-generaal van 5 januari 2021;
  3° het besluit van het afdelingshoofd Buitenlandse Zaken van het Departement internationaal Vlaanderen van 18 mei 2015 houdende delegatie van sommige bevoegdheden aan de Protocolchef;
  4° het besluit van de stafdirecteur van het Departement Buitenlandse Zaken van 14 februari 2019 houdende subdelegatie van bepaalde bevoegdheden aan de Chief Information Officer (CIO);
  5° het besluit van het afdelingshoofd van de afdeling diplomatiek netwerk van 16 oktober 2019 houdende subdelegatie van de bevoegdheid tot ondertekening van onbezoldigde stageovereenkomsten voor stages van leerlingen en studenten in het kader van hun schoolse opleiding (schoolstages) aan de Algemeen Afgevaardigden van de Vlaamse Regering.

Art. 21. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2021.