Details





Titel:

6 DECEMBER 2018. - Wet tot instelling van een vrij aanvullend pensioen voor de werknemers en houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-12-2018 en tekstbijwerking tot 22-12-2023)



Inhoudstafel:

TITEL 1. - Algemene bepaling
Art. 1
TITEL 2. - Vrij aanvullend pensioen voor de werknemers (VAPW)
HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 2
HOOFDSTUK 2. - Afsluiting van een pensioenovereenkomst
Art. 3-6
HOOFDSTUK 3. - Inhouding op de verloning
Art. 7-8
HOOFDSTUK 4. - Verworven reserves, verworven prestaties, informatie aan de aangeslotene en uitbetaling van de prestaties
Art. 9-10
Art. 10 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 11
Art. 11 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 12
HOOFDSTUK 5. - Transparantie
Afdeling 1. [1 - Verklaring met de beginselen van het beleggingsbeleid]1
Art. 13
Afdeling 2. [1 - Algemene bepalingen inzake informatie-verstrekking]1
Art. 13/1
Afdeling 3 TOEKOMSTIG RECHT. [1 - Informatie vóór de aansluiting]1
Art. 13/2 TOEKOMSTIG RECHT
Afdeling 4 TOEKOMSTIG RECHT. [1 - Informatie aan de aangeslotenen en de rentegenieters]1
Art. 13/3 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 14
Art. 14 TOEKOMSTIG RECHT
Afdeling 5 TOEKOMSTIG RECHT. [1 - Bijkomende informatie aan de rente-genieters]1
Art. 14/1 TOEKOMSTIG RECHT
HOOFDSTUK 6. - Toezicht
Art. 15-21
HOOFDSTUK 7. - Strafbepalingen
Art. 22
HOOFDSTUK 8. - Verjaring
Art. 23
HOOFDSTUK 9. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen
Art. 24-36
HOOFDSTUK 10. - Inwerkingtreding
Art. 37
TITEL 3. - Diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen
Art. 38-44
TITEL 4. - Fiscale bepalingen
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
Art. 45-50
HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het Wetboek van diverse rechten en taksen
Art. 51
HOOFDSTUK 3. - Inwerkingtreding
Art. 52



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1927030201  1994021117  2002003392  2003022481  2006021362 



Uitvoeringsbesluit(en):

2024006737 



Artikels:

TITEL 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

TITEL 2. - Vrij aanvullend pensioen voor de werknemers (VAPW)
HOOFDSTUK 1. - Definities
Art.2.Voor de toepassing van deze titel en van zijn uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder :
  1° aanvullend pensioen : het rust- en/of overlevingspensioen bij overlijden van de aangeslotene vóór of na de pensioenleeftijd, of de ermee overeenstemmende kapitaalswaarde, die op basis van de door de aangeslotene in overeenstemming met een pensioenovereenkomst gedane stortingen worden opgebouwd ter aanvulling van een krachtens een wettelijke socialezekerheidsregeling vastgesteld pensioen;
  2° werknemer : de persoon tewerkgesteld in uitvoering van een arbeidsovereenkomst;
  3° aangeslotene : de werknemer die een pensioenovereenkomst heeft afgesloten en de voormalige werknemer die nog steeds actuele of uitgestelde rechten geniet overeenkomstig de pensioenovereenkomst;
  4° pensioenovereenkomst : de overeenkomst inzake aanvullend pensioen waarin de rechten en de verplichtingen van de aangeslotene, van zijn rechthebbenden en van de pensioeninstelling, en de regels inzake de opbouw van het aanvullend pensioen en de uitkering van de prestaties, worden bepaald;
  5° verworven reserves : de reserves waarop de aangeslotene op een bepaald ogenblik recht heeft overeenkomstig de pensioenovereenkomst;
  6° verworven prestaties : de prestaties waarop de aangeslotene op de pensioenleeftijd aanspraak kan maken overeenkomstig de pensioenovereenkomst, indien hij zijn verworven reserves bij de pensioeninstelling laat zonder verdere bijdragebetaling;
  7° referentieloon : de totale bruto verloning onderworpen aan de socialezekerheidsbijdragen, genoten door de werknemer in de loop van het tweede jaar (n-2) dat voorafgaat aan het jaar van opbouw en opgenomen op de individuele rekening overeenkomstig artikel 16, § 3, 1°, van het koninklijk besluit van 8 augustus 1980 betreffende het bijhouden van sociale documenten;
  8° jaar van opbouw : het kalenderjaar "n" tijdens hetwelk bijdragen werden gestort in het kader van deze wet;
  9° pensioeninstelling : een onderneming of instelling bedoeld in de Boeken II en III van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, of in artikel 2, 1°, van de wet van 27 oktober 2006, die wordt belast met de opbouw van het aanvullend pensioen en/of de uitkering van de prestaties;
  10° pensioenleeftijd : de pensioenleeftijd die wordt vermeld in de pensioenovereenkomst;
  11° wettelijke pensioenleeftijd : de pensioenleeftijd krachtens artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 23 december 1996 tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenen;
  12° pensionering : de effectieve ingang van het rustpensioen met betrekking tot de beroepsactiviteit die aanleiding gaf tot de opbouw van de prestaties;
  13° de wet van 27 oktober 2006 : de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening;
  14° de wet van 28 april 2003 : de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid;
  15° wetgeving inzake prudentieel toezicht : de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen en de wet van 27 oktober 2006, evenals hun uitvoeringsbesluiten;
  16° de FSMA : de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten ingesteld bij artikel 44 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;
  [1 17° rentegenieter: een persoon die periodieke prestaties ontvangt die onder het toepassingsgebied van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten vallen;
   18° duurzame drager: een hulpmiddel dat een aangeslotene of rentegenieter in staat stelt om persoonlijk aan hem of haar meegedeelde of ter beschikking gestelde informatie op zodanige wijze op te slaan dat deze gedurende een voor het doel van de informatie toereikende periode kan worden geraadpleegd en waarmee de opgeslagen informatie ongewijzigd kan worden gereproduceerd;
   19° Sigedis: de vzw Sigedis, opgericht overeenkomstig artikel 12 van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot uitvoering van Titel III, Hoofdstuk II, van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact.]1
  ----------
  (1)<W 2022-12-26/29, art. 23, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

HOOFDSTUK 2. - Afsluiting van een pensioenovereenkomst
Art.3. § 1. Met het oog op de opbouw van een aanvullend pensioen kan een werknemer een pensioenovereenkomst afsluiten bij een pensioeninstelling.
  § 2. De werknemer bepaalt voor elk jaar van opbouw, het bedrag van de bijdragen binnen de limieten van het tweede lid. De bijdragen zijn ten laste van de aangeslotene en worden ingehouden op zijn verloning door zijn werkgever die ze stort aan de pensioeninstelling.
  De maximale jaarlijkse bijdrage komt, voor een jaar van opbouw, overeen met het verschil, wanneer dit positief is, tussen de bedragen a) en b), die als volgt bepaald worden :
  a) 3 pct. van het referentieloon;
  Indien er geen referentieloon voorhanden is, of indien het resultaat van de berekening van 3 pct. van het referentieloon lager is dan 980 euro, wordt dit laatste bedrag in aanmerking genomen. Dit minimumbedrag wordt geïndexeerd volgens de bepalingen van artikel 178, §§ 1 en 3, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;
  b) de verandering van de reserves als bedoeld in de wet van 28 april 2003 waarvan het bedrag overeenkomt met het verschil, wanneer dit positief is, tussen :
  - het totaal van deze reserves, berekend op 1 januari van het jaar dat voorafgaat aan het jaar van opbouw (n-1);
  - en het totaal van deze reserves, berekend op 1 januari van het tweede jaar dat voorafgaat aan het jaar van opbouw (n-2), gekapitaliseerd tegen de interestvoet die overstemt met de gemiddelde interestvoet over de laatste zes kalenderjaren voorafgaand aan het jaar dat voorafgaat aan het jaar van opbouw (n-1) van de OLO's op tien jaar.
  § 3. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het percentage van het referentieloon beoogd in paragraaf 2, tweede lid, a), aanpassen.

Art.4. De werknemer kiest de pensioeninstelling waarbij hij een pensioenovereenkomst afsluit.
  Onverminderd het eerste lid, kan de werkgever een kaderakkoord afsluiten met een pensioeninstelling waarbij zijn werknemers een pensioenovereenkomst kunnen afsluiten voor het beheer van hun aanvullend pensioen.

Art.5. § 1. Onverminderd de vermeldingen die er krachtens andere wettelijke of regelgevende bepalingen in moeten opgenomen worden, moet de pensioenovereenkomst de pensioenleeftijd vastleggen.
  De door de pensioenovereenkomst voorziene pensioenleeftijd mag niet lager zijn dan de op het ogenblik van de afsluiting in voege zijnde wettelijke pensioenleeftijd.
  § 2. De tekst van de pensioenovereenkomst wordt aan de aangeslotene verstrekt door de pensioeninstelling.

Art.6.De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op gezamenlijk voorstel van de minister van Pensioenen en de minister van Economie, alsook op advies van de FSMA, de regels en hun modaliteiten die het mogelijk maken om aan de aangeslotenen en hun begunstigden een gepaste bescherming te verzekeren wat de producten betreft waarmee de pensioenovereenkomst rechtstreeks of onrechtstreeks verbonden kan zijn, met name door de toegelaten onderliggende activa te bepalen en/of bepaalde van deze activa te verbieden.
  [1 De Koning kan specifieke regels bepalen inzake informatieverstrekking en hun modaliteiten die nageleefd moeten worden bij het aanbieden of het afsluiten van een pensioenovereenkomst.]1 In dit opzicht kan de Koning ook begeleidingsmaatregelen nemen om in een waarschuwing te voorzien van de aangeslotenen in het kader van de precontractuele informatie.
  [1 De Koning kan de nadere regels en de methodologie vaststellen voor de berekening van de gegevens die op basis van deze Titel moeten worden ter beschikking gesteld of meegedeeld aan de aangeslotenen, de rentegenieters en/of de begunstigden.
   De FSMA kan bij reglement één of meerdere gestandaardiseerde presentatiewijze(n) bepalen voor de informatie die op basis van deze Titel, met uitzondering van het pensioenoverzicht zoals bedoeld in artikel 10, § 1, moet worden ter beschikking gesteld of meegedeeld aan de aangeslotenen, de rentegenieters en/of de begunstigden, met opgave van het toepassingsgebied ervan. De FSMA kan de vormgeving van de documenten, waaronder de structuur, de lengte, de inhoud en de volgorde van de rubrieken, de bewoordingen en de layout op een uniforme wijze vaststellen.]1
  [2 Voor wat betreft de informatie bedoeld in artikel 13/2, bepaalt de FSMA de in vorig lid bedoelde gestandaardiseerde presentatiewijze en uniforme vormgeving voor de eerste keer ten laatste op 30 juni 2024.]2
  ----------
  (1)<W 2022-12-26/29, art. 24, 002; Inwerkingtreding : 12-02-2023>
  (2)<W 2023-12-11/12, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2023>

HOOFDSTUK 3. - Inhouding op de verloning
Art.7. § 1. De werknemer meldt aan zijn werkgever, ten minste twee maanden alvorens deze laatste de eerste inhouding uitvoert :
  a) het op zijn verloning in te houden bedrag en de periodiciteit van de inhouding;
  b) het attest van de pensioeninstelling die bevestigt dat een pensioenovereenkomst krachtens deze wet wordt afgesloten en met vermelding van :
  - de identiteit, het adres en de bankgegevens van de pensioeninstelling;
  - de contactgegevens bij de pensioeninstelling;
  c) alle overige gegevens die van belang zijn voor de uit te voeren inhouding.
  § 2. De werknemer brengt zijn werkgever op de hoogte, ten laatste twee maanden vóór ze effectief wordt, van iedere aanpassing of stopzetting van de te uitvoeren inhouding. Dergelijke aanpassingen of stopzettingen kunnen maximaal twee keer per kalenderjaar plaatsvinden.
  § 3. In geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst, worden de inhoudingen automatisch stopgezet door de werkgever.

Art.8. De bijdragen ingehouden door de werkgever krachtens dit hoofdstuk mogen niet in mindering worden gebracht van de verloning van de aangeslotene voor de toepassing van Deel V, Titel 1, Hoofdstuk V van het Gerechtelijk Wetboek.

HOOFDSTUK 4. - Verworven reserves, verworven prestaties, informatie aan de aangeslotene en uitbetaling van de prestaties
Art.9. De aangeslotene heeft recht op de verworven reserves en prestaties overeenkomstig de pensioenovereenkomst.

Art.10.§ 1. De pensioeninstelling deelt ieder jaar aan de aangeslotenen die het voorgaande jaar een bijdrage hebben betaald, een pensioenfiche mee waarop wordt vermeld :
  1° / in een eerste deel uitsluitend :
  1. Het bedrag van de verworven reserves op 1 januari van het betrokken jaar, berekend op basis van de persoonlijke gegevens en de parameters van het aanvullend pensioen die in aanmerking werden genomen op de laatste herberekeningsdatum voorzien door de pensioenovereenkomst. De herberekeningsdatum wordt eveneens vermeld.
  2. Als de verworven prestaties berekenbaar zijn, het bedrag ervan op 1 januari van het betrokken jaar, berekend op basis van de persoonlijke gegevens en de parameters van het aanvullend pensioen die in aanmerking werden genomen op de laatste herberekeningsdatum voorzien door de pensioenovereenkomst. De herberekeningsdatum wordt eveneens vermeld, alsook de datum waarop de verworven prestaties opeisbaar zijn.
  3. Het bedrag van de prestatie op de pensioenleeftijd op 1 januari van het betrokken jaar, berekend op basis van de volgende veronderstellingen :
  a. de aangeslotene betaalt bijdragen tot aan de pensioenleeftijd en deze bijdragen zijn gelijk aan de bijdragen betaald in het vorige jaar;
  b. de persoonlijke gegevens en de parameters van het aanvullend pensioen die in aanmerking genomen werden op de laatste herberekeningsdatum voorzien door de pensioenovereenkomst. De herberekeningsdatum wordt vermeld, alsook in voorkomend geval het rendement.
  Er wordt bepaald dat het gaat om een raming die geen kennisgeving van een recht op een aanvullend pensioen inhoudt.
  4. Het bedrag van de prestatie bij overlijden vóór de pensioenleeftijd op 1 januari van het betrokken jaar, berekend op basis van de persoonlijke gegevens en de parameters van het aanvullend pensioen die in aanmerking werden genomen op de laatste herberekeningsdatum voorzien door de pensioenovereenkomst. De herberekeningsdatum wordt vermeld.
  Er wordt eveneens bepaald of er een wezenrente bestaat en of er een bijkomende prestatie wordt toegekend in geval van overlijden door een ongeval.
  2° / in een tweede deel, minstens de volgende gegevens :
  1. het actuele financieringsniveau van de verworven reserves op 1 januari van het betrokken jaar;
  2. het in 1°, eerste punt, bedoelde bedrag dat betrekking heeft op het voorgaande jaar;
  3. de variabele elementen waarmee bij de berekening van de bedragen onder 1°, punten 1 en 2, rekening wordt gehouden;
  4. het bedrag van de bijdragen die in de loop van het voorgaande jaar gestort zijn.
  Ter gelegenheid van de in deze paragraaf bedoelde informatieverstrekking, brengt de pensioeninstelling de aangeslotene ervan op de hoogte dat hij de gegevens betreffende zijn aanvullend(e) pensioen(en) kan raadplegen in de gegevensbank betreffende de aanvullende pensioenen opgericht bij artikel 306 van de programmawet (I) van 27 december 2006.
  De informatieverstrekking kan onder de volgende voorwaarden op elektronische wijze gebeuren :
  - de op elektronische wijze consulteerbare pensioenfiche moet kunnen worden afgedrukt op papier;
  - de op elektronische wijze consulteerbare pensioenfiche moet door de pensioeninstelling op een duurzame drager worden bewaard.
  Als de pensioenfiche elektronisch wordt bezorgd, dan behoudt de in deze paragraaf bedoelde aangeslotene het recht te vragen om de pensioenfiche op papier te ontvangen.
  [1 § 1/3. De Koning kan de voorschriften, hypothesen en methodologie bepalen voor de voorstellingswijze(n) en de berekening van de gegevens vermeld in § 1/2.]1
  § 2. Bij de pensionering of wanneer er andere prestaties verschuldigd zijn, licht de pensioeninstelling de begunstigde of zijn rechthebbenden in over de prestaties die verschuldigd zijn, over de mogelijke uitbetalingswijzen en over de noodzakelijke gegevens voor de uitbetaling.
  § 3. De mededelingen bedoeld in de paragrafen 1 en 2 bevatten eveneens de volgende gegevens :
  1° de identificatie van de aangeslotene of de betrokkene, met inbegrip van het INSZ-nummer behalve voor de begunstigden van een prestatie bij overlijden;
  2° de identificatie van de pensioeninstelling, met inbegrip van het KBO-nummer;
  3° de identificatie van de pensioenovereenkomst.
  De Koning kan de lijst met gegevens vermeld in het eerste lid aanvullen.
  Indien de pensioeninstelling bijkomende informatie wenst mee te delen aan de aangeslotene of de betrokkene, dient dit te gebeuren in een duidelijk onderscheiden gedeelte.
  § 4.[2 ...]2
  § 5. [2 ...]2
  § 6. De pensioeninstelling deelt aan de vzw SIGeDIS de gegevens mee die noodzakelijk zijn voor de in artikel 306, § 2, 5°, van de programmawet (I) van 27 december 2006 bedoelde informatieverstrekking.
  ----------
  (1)<W 2022-12-26/29, art. 25,4°, 002; Inwerkingtreding : 12-02-2023>
  (2)<W 2022-12-26/29, art. 25,8°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.10 TOEKOMSTIG RECHT.    § 1. [3 Sigedis stelt voor elke in de databank aanvullende pensioenen gekende aangeslotene jaarlijks een beknopt document op dat de titel "pensioenoverzicht" draagt en waarin de in paragraaf 1/2 bepaalde gegevens zijn opgenomen. Een pensioenoverzicht wordt opgesteld per aansluiting.
   De informatie in het pensioenoverzicht moet nauwkeurig en bijgewerkt zijn.
   Elke wezenlijke wijziging in de in het pensioenoverzicht opgenomen informatie ten opzichte van het voorgaande jaar wordt duidelijk aangegeven.]3
  [3 § 1/1. Sigedis stuurt jaarlijks kosteloos het pensioenoverzicht naar de beveiligde elektronische brievenbus van de sociale zekerheid (e-Box) van de betrokken aangeslotenen en plaatst het eveneens in hun document-omgeving binnen de website www.mypension.be.
   Voor de aangeslotenen die een e-mailadres hebben geregistreerd bij de website www.mypension.be of bij hun beveiligde elektronische brievenbus van de sociale zekerheid (e-Box), stuurt Sigedis naar aanleiding van deze jaarlijkse verzending, een notificatie naar dat e-mailadres om de betrokkene te informeren over de nieuwe beschikbare informatie.
   Sigedis bezorgt eveneens alle pensioenoverzichten kosteloos aan de betrokken pensioeninstelling met daarbij per pensioenoverzicht de indicatie of de betrokken aangeslotene per e-mail werd geïnformeerd zoals bedoeld in het tweede lid, en of de betrokken aangeslotene het voorgaande jaar een bijdrage heeft betaald. De pensioeninstelling bezorgt daarop kosteloos het pensioenoverzicht aan de aangeslotenen die het voorgaande jaar een bijdrage hebben betaalden die niet per e-mail werden geïnformeerd zoals bedoeld in het tweede lid.]3
  [3 § 1/2. Het pensioenoverzicht bevat ten minste de volgende informatie:
   1. de precieze datum waarop de informatie in het pensioenoverzicht betrekking heeft. Het betreft steeds 1 januari van een bepaald jaar;
   2. het bedrag van de verworven reserves op 1 januari van het betrokken jaar, berekend op basis van de persoonlijke gegevens en de parameters van het aanvullend pensioen die in aanmerking werden genomen bij de laatste herberekeningsdatum voorzien door de pensioenovereenkomst;
   3. indien van toepassing, informatie over volledige of gedeeltelijke garanties uit hoofde van de pensioenovereenkomst en, in voorkomend geval, waar verdere informatie te vinden is;
   4. als de verworven prestaties berekenbaar zijn, het bedrag ervan op 1 januari van het betrokken jaar, berekend op basis van de persoonlijke gegevens en de parameters van het aanvullend pensioen die in aanmerking werden genomen bij de laatste herberekeningsdatum voorzien door de pensioenovereenkomst;
   5. het bedrag van de verwachte prestatie op de wettelijke pensioenleeftijd van de aangeslotene, op 1 januari van het betrokken jaar, berekend op basis van de volgende veronderstellingen:
   - de aangeslotene die het voorgaande kalenderjaar een bijdrage heeft betaald, betaalt verder bijdragen tot aan de pensioenleeftijd en deze bijdragen zijn gelijk aan de bijdragen betaald in het vorige kalenderjaar;
   - de aangeslotene die het voorgaande kalenderjaar geen bijdrage heeft betaald, blijft aangesloten tot aan de wettelijke pensioenleeftijd, maar zonder bijkomende bijdragestortingen;
   - de persoonlijke gegevens en de parameters van het aanvullend pensioen die in aanmerking genomen werden op de laatste herberekeningsdatum voorzien door de pensioenovereenkomst blijven ongewijzigd.
   In het geval economische scenario's een invloed hebben op de berekening van de verwachte prestatie, moet deze een meest realistisch scenario, een gunstig scenario en een ongunstig scenario omvatten, rekening houdend met de specifieke aard van de pensioenovereenkomst.
   Er wordt een waarschuwing toegevoegd dat het gaat om projecties die kunnen verschillen van de definitieve waarde van de te ontvangen uitkeringen;
   6. het bedrag van de prestatie bij overlijden vóór de pensioenleeftijd op 1 januari van het betrokken jaar, berekend op basis van de persoonlijke gegevens en de parameters van het aanvullend pensioen die in aanmerking werden genomen op de laatste herberekeningsdatum voorzien in de pensioenovereenkomst.
   Indien er een wezenrente bestaat of er een bijkomende prestatie wordt toegekend in geval van overlijden door een ongeval, wordt dit eveneens vermeld;
   7. het actuele financieringsniveau van de verworven reserves op 1 januari van het betrokken jaar;
   8. het in punt 2 bedoelde bedrag dat betrekking heeft op 1 januari van het voorgaande jaar;
   9. de elementen waarmee bij de berekening van de bijdragen en de bedragen onder punten 2 en 4 rekening wordt gehouden.
   Hierbij wordt eveneens de herberekeningsdatum vermeld waarop de persoonlijke gegevens en de parameters van het aanvullend pensioen in aanmerking werden genomen bij de berekening van de bedragen bedoeld in punten 2, 4, 5 en 6, alsook de pensioenleeftijd en de wettelijke pensioenleeftijd die op de betrokken aangeslotene van toepassing is;
   10. informatie over de bijdragen die het vorige kalenderjaar werden betaald.
   Indien een deel van de bijdragen wordt gebruikt tot dekking van fiscale en parafiscale lasten of voor de financiering van bijkomende dekkingen, dienen deze bedragen afzonderlijk te worden vermeld;
   11. een uitsplitsing van de kosten die de pensioeninstelling het vorige kalenderjaar heeft ingehouden en die een impact hebben op de rechten van de aangeslotene;
   12. het rendement dat het vorige kalenderjaar aan de aangeslotene werd toegekend.
   13. de eventuele andere door de wetgeving toegelaten inkomende en uitgaande bedragen die een invloed hebben op de evolutie van de verworven reserves tussen twee opeenvolgende jaren.
   Het pensioenoverzicht vermeldt tevens:
   - dat de vermelde bedragen bruto bedragen betreffen en de prestaties bij uitkering nog onderhevig zijn aan belastingen en sociale bijdragen;
   - de contactgegevens van de persoon of dienst waar de aangeslotene terecht kan met vragen of klachten;
   - dat de aangeslotene de gegevens betreffende zijn aanvullend(e) pensioen(en) kan raadplegen op de website www.mypension.be;
   - waar en hoe aanvullende informatie kan worden verkregen, onder meer over:
   * verdere praktische informatie over de opties waarover de aangeslotene in het kader van de pensioenovereenkomst beschikt;
   * de in de jaarrekeningen, jaarverslagen en in de verklaring inzake de beleggingsbeginselen vermelde informatie;
   * indien van toepassing, informatie over de gehanteerde hypothesen voor in rente uitgedrukte bedragen, met name over de actualisatieregels, het soort aanbieder en de duur van de rente;
   * informatie over de hoogte van de uitkeringen in geval van beëindiging van de bijdragebetaling;
   * aanvullende informatie indien het een pensioenovereenkomst betreft waarbij de aangeslotene het beleggingsrisico draagt en waarbij een beleggingsmogelijkheid krachtens een in het kader van de pensioenovereenkomst vastgelegde specifieke regel aan de aangeslotene wordt opgelegd.]3
  [1 § 1/3. De Koning kan de voorschriften, hypothesen en methodologie bepalen voor de voorstellingswijze(n) en de berekening van de gegevens vermeld in § 1/2.]1
  § 2. [3 Met het oog op de uitbetaling van de aanvullende pensioenprestatie geldt de volgende procedure:
   1. indien de pensioeninstelling de kennisgeving van Sigedis ontvangt, zoals bedoeld in artikel 11, § 1, derde lid, deelt de pensioeninstelling aan de aangeslotene de informatie bedoeld in het tweede lid mee binnen de volgende termijn:
   a) ten laatste zestig dagen vóór de pensionering van de aangeslotene, indien de pensioeninstelling de kennisgeving van Sigedis minstens negentig dagen vóór de pensionering van de aangeslotene ontvangt;
   b) in de andere gevallen, binnen de dertig dagen na de ontvangst van de kennisgeving van Sigedis.
   2. indien de pensioeninstelling het verzoek van de aangeslotene, zoals bedoeld in artikel 11, § 1, vierde of vijfde lid, ontvangt, deelt de pensioeninstelling binnen de dertig dagen aan de aangeslotene de informatie bedoeld in het tweede lid mee.
   De informatie zoals bedoeld in het eerste lid bevat de volgende gegevens:
   - de prestaties die verschuldigd zijn, met, indien nodig, de vermelding dat een herberekening van de prestaties zal gebeuren op het ogenblik van de pensionering waardoor het effectief uitgekeerde bedrag kan verschillen;
   - de mogelijke uitbetalingswijzen;
   - de noodzakelijke gegevens voor de uitbetaling
   - desgevallend, de mededeling dat, behoudens tegenbericht, het aanvullend pensioen zal worden uitbetaald op het rekeningnummer waarop het wettelijk pensioen wordt betaald en voor het gebruik waarvan in het kader van de uitbetaling van zijn aanvullend pensioen de aangeslotene zijn akkoord heeft gegeven.
   Indien de pensioeninstelling geen kennisgeving of verzoek heeft ontvangen zoals bedoeld in het eerste lid, deelt zij aan de aangeslotene die het voorgaande kalenderjaar geen bijdrage heeft betaald, de in het tweede lid bedoelde gegevens mee uiterlijk zestig dagen vóór het bereiken van diens wettelijke pensioenleeftijd. Indien van toepassing licht de pensioeninstelling de aangeslotene in over de mogelijkheid voorzien in artikel 11, § 1, vierde lid.
   De niet-naleving van de termijnen bedoeld in het eerste en het derde lid heeft tot gevolg dat, vanaf de dag volgend op het verstrijken van de niet-nageleefde termijn tot op de dag van de effectieve mededeling van de in het tweede lid bedoelde gegevens aan de aangeslotene, van rechtswege en zonder ingebrekestelling de wettelijke intrestvoet zoals bepaald in artikel 2, § 1, van de wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen intrest, begint te lopen op de uit te keren prestatie.
   Op voorwaarde dat:
   - de verworven prestaties, of bij ontstentenis de verworven reserves, minder bedragen dan het bedragvastgesteld overeenkomstig art. 32, § 1, vierde en vijfde lid, van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, en dat;
   - het rekeningnummer waarop het wettelijk pensioen van de aangeslotene zal worden betaald beschikbaar is in het netwerk van de sociale zekerheid en de aangeslotene zijn akkoord heeft gegeven voor het gebruik ervan in het kader van de uitbetaling van zijn aanvullend pensioen;
   kan, in de gevallen bedoeld in het eerste lid, 1. en in het derde lid, en in afwijking van het tweede lid, de informatie worden beperkt tot de volgende vermeldingen:
   - de prestaties die verschuldigd zijn, met, indien nodig, de vermelding dat een herberekening van de prestaties zal gebeuren op het ogenblik van de pensionering waardoor het effectief uitgekeerde bedrag kan verschillen;
   - de mededeling dat het aanvullend pensioen zal worden uitbetaald op het rekeningnummer waarop het wettelijk pensioen wordt betaald.
   Op voorwaarde dat de aangeslotene een e-mailadres heeft geregistreerd bij de website www.mypension.be of bij zijn beveiligde elektronische brievenbus van de sociale zekerheid (e-Box) wordt de in het vijfde lid bedoelde informatieverstrekking vervangen door een informatievertrekking langs elektronische weg door Sigedis.
   Sigedis brengt de betrokken pensioeninstelling op de hoogte van deze informatieverstrekking en de datum ervan.]3
  [3 § 2/1. Binnen de dertig dagen nadat de pensioeninstelling op de hoogte is gebracht van het overlijden van de aangeslotene door Sigedis, of bij gebrek aan deze kennisgeving, aan de hand van een bewijskrachtig middel, door een begunstigde of op een andere wijze, deelt de pensioeninstelling aan de begunstigde(n) de volgende informatie mee:
   - de prestaties die verschuldigd zijn;
   - de mogelijke uitbetalingswijzen;
   - de noodzakelijke gegevens voor de uitbetaling.
   De termijn in het eerste lid wordt opgeschort indien de pensioeninstelling niet over voldoende gegevens beschikt om één of meerdere van de begunstigden te identificeren of te lokaliseren. De pensioeninstelling neemt alle redelijke maatregelen om binnen de kortst mogelijke termijn deze gegevens te bekomen, waarna de termijn bepaald in het eerste lid herneemt. Ter identificatie en opsporing van de personen die overeenkomstig de pensioenovereenkomst de hoedanigheid van begunstigde hebben, vraagt de pensioeninstelling desgevallend de identificatiegegevens van de betrokkenen op bij Sigedis.
   Indien de pensioeninstelling, na de noodzakelijke gegevens voor de uitbetaling te hebben ontvangen van de begunstigde(n), zoals bedoeld in het eerste lid, vaststelt dat gezien de aard of de inhoud van deze informatie bijkomende inlichtingen vereist zijn, deelt de pensioeninstelling dit binnen een termijn van dertig dagen mee.
   Binnen de termijn van dertig dagen na de ontvangst van alle nodige informatie zoals omschreven in het eerste en het derde lid, gaat de pensioeninstelling over tot de uitbetaling van de prestatie. Deze termijn wordt opgeschort indien omwille van een aan de pensioeninstelling externe oorzaak de uitbetaling niet kan plaatsvinden. De termijn begint opnieuw te lopen wanneer de oorzaak ophoudt te bestaan. De pensioeninstelling moet aan de hand van het dossier aantonen waarom de termijn desgevallend is geschorst en bewijzen dat deze schorsing in overeenstemming is met de wet.
   De niet-naleving van de termijnen bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, heeft tot gevolg dat, vanaf de dag volgend op het verstrijken van de niet-nageleefde termijn en tot op de dag van het opvragen van de nodige inlichtingen zoals beschreven in het eerste en derde lid, of van de effectieve uitbetaling door de pensioeninstelling zoals beschreven in het vierde lid, van rechtswege en zonder ingebrekestelling de wettelijke intrestvoet zoals bepaald in artikel 2, § 1, van de wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen intrest, begint te lopen op de uit te keren prestatie.
   De informatie bedoeld in het eerste en derde lid moet redelijk en relevant zijn met het oog op het regelen van de uitbetaling van de prestatie.]3
  § 3. De mededelingen bedoeld in [3 de paragrafen 1 tot en met 2/1]3 bevatten eveneens de volgende gegevens :
  1° de identificatie van de aangeslotene of de betrokkene, met inbegrip van het INSZ-nummer behalve voor de begunstigden van een prestatie bij overlijden;
  2° de identificatie van de pensioeninstelling, met inbegrip van [3 de naam, het contactadres en]3 het KBO-nummer;
  3° de identificatie van de pensioenovereenkomst.
  De Koning kan de lijst met gegevens vermeld in het eerste lid aanvullen.
  Indien de pensioeninstelling bijkomende informatie wenst mee te delen aan de aangeslotene of de betrokkene, dient dit te gebeuren in een duidelijk onderscheiden gedeelte.
  § 4.[2 ...]2
  § 5. [2 ...]2
  § 6. [3 De pensioeninstelling deelt aan Sigedis de gegevens mee die noodzakelijk zijn voor de opstelling van het in § 1 bedoelde pensioenoverzicht, alsook voor de in artikel 306, § 2, 5°, van de programmawet (I) van 27 december 2006 bedoelde informatieverstrekking.]3

  (1)<W 2022-12-26/29, art. 25,4°, 002; Inwerkingtreding : 12-02-2023>
  (2)<W 2022-12-26/29, art. 25,8°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (3)<W 2022-12-26/29, art. 25,1°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art.11.§ 1. Onverminderd de bepalingen in paragraaf 2 en het recht op overdracht van de reserves zoals bedoeld in artikel 12, worden de aanvullende pensioenprestatie en de verworven reserves vereffend bij de pensionering van de aangeslotene. De prestaties worden berekend op de datum van de pensionering van de aangeslotene en uitbetaald ten laatste binnen de dertig dagen die volgen op de mededeling van de voor de uitbetaling noodzakelijke gegevens aan de pensioeninstelling door de aangeslotene.
  De pensioenovereenkomst blijft van kracht tot aan de pensionering.
  [1 Sigedis]1 licht de pensioeninstelling in over de pensionering van de aangeslotene. De Koning kan de inhoud en de modaliteiten van deze mededeling bepalen.
  In afwijking van het eerste lid, indien de pensionering later is dan de datum waarop de aangeslotene de wettelijke van kracht zijnde pensioenleeftijd bereikt of de datum waarop hij voldoet aan de voorwaarden om zijn vervroegd rustpensioen als werknemer te verkrijgen, mogen de aanvullende pensioenprestatie en de reserves bedoeld in het eerste lid, op verzoek van de aangeslotene, uitbetaald worden vanaf één van deze data op voorwaarde dat de pensioenovereenkomst dit uitdrukkelijk voorziet.
  § 2. Voorschotten op prestaties, inpandgevingen van pensioenrechten voor het waarborgen van een lening en de toewijzing van de afkoopwaarde aan de wedersamenstelling van een hypothecair krediet mogen enkel worden toegestaan om de aangeslotene in staat te stellen om onroerende goederen, die zich op het grondgebied van de Europese Economische Ruimte bevinden, te verwerven, te bouwen, te verbeteren, te herstellen of te verbouwen. Die voorschotten en leningen moeten worden terugbetaald zodra die goederen uit het vermogen van de aangeslotene verdwijnen.
  Indien de pensioenovereenkomst in voorschotten op prestaties of inpandgevingen van pensioenrechten of in de mogelijkheid tot toewijzing van de afkoopwaarde aan de wedersamenstelling van een hypothecair krediet voorziet, dienen de beperkingen vermeld in het eerste lid uitdrukkelijk in de pensioenovereenkomst te worden vermeld.
  In het geval van voorschotten op prestaties, inpandgevingen van pensioenrechten of van toewijzing van de afkoopwaarde aan de wedersamenstelling van een hypothecair krediet, kunnen deze geen termijn voorzien korter dan het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd.
  ----------
  (1)<W 2022-12-26/29, art. 26,2°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.11 TOEKOMSTIG RECHT.    § 1. Onverminderd de bepalingen in paragraaf 2 en het recht op overdracht van de reserves zoals bedoeld in artikel 12, worden de aanvullende pensioenprestatie en de verworven reserves vereffend bij de pensionering van de aangeslotene.[2 De prestaties worden berekend op de datum van de pensionering van de aangeslotene en uitbetaald ten laatste binnen de dertig dagen na de pensionering van de aangeslotene of, wanneer dit later is, binnen de dertig dagen die volgen op de mededeling van de voor de uitbetaling noodzakelijke gegevens aan de pensioeninstelling door de aangeslotene en/of Sigedis.]2
  De pensioenovereenkomst blijft van kracht tot aan de pensionering.
  [1 Sigedis]1 licht de pensioeninstelling in over de pensionering van de aangeslotene. De Koning kan de inhoud en de modaliteiten van deze mededeling bepalen.
  In afwijking van het eerste lid, indien de pensionering later is dan de datum waarop de aangeslotene de wettelijke van kracht zijnde pensioenleeftijd bereikt of de datum waarop hij voldoet aan de voorwaarden om zijn vervroegd rustpensioen als werknemer te verkrijgen, mogen de aanvullende pensioenprestatie en de reserves bedoeld in het eerste lid, op verzoek van de aangeslotene, uitbetaald worden vanaf één van deze data op voorwaarde dat de pensioenovereenkomst dit uitdrukkelijk voorziet.
  [2 Ten laatste vanaf 1 januari 2025 zal, indien de aangeslotene zijn verzoek zoals bedoeld in het vierde lid, ondubbelzinnig kenbaar maakt via www.mypension.be, Sigedis ertoe gehouden zijn de betrokken pensioeninstelling hiervan onverwijld op de hoogte te brengen.
   De niet-naleving van de termijn bedoeld in het eerste lid heeft tot gevolg dat, vanaf de dag volgend op het verstrijken van de niet-nageleefde termijn tot op de dag van de effectieve uitbetaling van de prestatie door de pensioeninstelling, zoals bedoeld in het eerste lid, van rechtswege en zonder ingebrekestelling de wettelijke intrestvoet zoals bepaald in artikel 2, § 1, van de wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen intrest, begint te lopen op de uit te keren prestaties.]2
  § 2. Voorschotten op prestaties, inpandgevingen van pensioenrechten voor het waarborgen van een lening en de toewijzing van de afkoopwaarde aan de wedersamenstelling van een hypothecair krediet mogen enkel worden toegestaan om de aangeslotene in staat te stellen om onroerende goederen, die zich op het grondgebied van de Europese Economische Ruimte bevinden, te verwerven, te bouwen, te verbeteren, te herstellen of te verbouwen. Die voorschotten en leningen moeten worden terugbetaald zodra die goederen uit het vermogen van de aangeslotene verdwijnen.
  Indien de pensioenovereenkomst in voorschotten op prestaties of inpandgevingen van pensioenrechten of in de mogelijkheid tot toewijzing van de afkoopwaarde aan de wedersamenstelling van een hypothecair krediet voorziet, dienen de beperkingen vermeld in het eerste lid uitdrukkelijk in de pensioenovereenkomst te worden vermeld.
  In het geval van voorschotten op prestaties, inpandgevingen van pensioenrechten of van toewijzing van de afkoopwaarde aan de wedersamenstelling van een hypothecair krediet, kunnen deze geen termijn voorzien korter dan het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd.

  (1)<W 2022-12-26/29, art. 26,2°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (2)<W 2022-12-26/29, art. 26,1°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art.12. Onverminderd de eventuele formaliteiten van artikel 7 kan de aangeslotene op elk moment de pensioenovereenkomst stopzetten en een nieuwe pensioenovereenkomst afsluiten bij een andere pensioeninstelling.
  De aangeslotene heeft het recht om de verworven reserves over te dragen aan een andere pensioeninstelling die de reserves beheert overeenkomstig deze titel. Op het ogenblik van de overdracht mag geen verlies van winstdelingen ten laste worden gelegd van de aangeslotene, noch van de verworven reserves worden afgetrokken. De nieuwe pensioeninstelling mag geen acquisitiekosten aanrekenen op de overgedragen reserves.
  De overdracht bedoeld in het tweede lid is beperkt tot het deel van de reserves dat niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorschot of inpandgeving of dat niet werd toegewezen aan de wedersamenstelling van een hypothecair krediet.
  De pensioeninstelling deelt aan de aangeslotene uiterlijk binnen dertig dagen na de vraag tot overdracht van de reserves schriftelijk of langs elektronische weg het bedrag van de verworven reserves mee.

HOOFDSTUK 5. - Transparantie
Afdeling 1. [1 - Verklaring met de beginselen van het beleggingsbeleid]1   ----------   (1)
Art.13.De pensioeninstelling stelt een schriftelijke verklaring op met de beginselen van haar beleggingsbeleid. Zij herziet deze verklaring ten minste om de drie jaar en onverwijld na elke belangrijke wijziging van het beleggingsbeleid.
  Deze verklaring bevat ten minste de wegingsmethodes voor beleggingsrisico's, de toegepaste risicobeheersprocedures en de strategische spreiding van de activa in het licht van de aard en de duur van de aanvullende pensioenverplichtingen.
  De pensioeninstelling stelt de FSMA binnen de maand in kennis van elke wijziging van de verklaring inzake de beginselen van het beleggingsbeleid.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<W 2022-12-26/29, art. 27, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Afdeling 2. [1 - Algemene bepalingen inzake informatie-verstrekking]1   ----------   (1)
Art.13/1. [1 § 1. De informatie bedoeld in deze Titel wordt:
   1. regelmatig bijgewerkt;
   2. op een duidelijke wijze geschreven in een heldere, bondige en begrijpelijke taal, waarbij jargon en technische termen worden vermeden indien in plaats daarvan alledaagse woorden kunnen worden gebruikt;
   3. opgesteld op een wijze die niet misleidend is. Er wordt zorg gedragen voor de consistentie, zowel wat woordgebruik als wat inhoud betreft;
   4. op zodanige wijze gepresenteerd dat zij gemakkelijk leesbaar is;
   5. opgesteld in een officiële taal;
   6. bewaard op een duurzame drager en, naar gelang het geval, kosteloos meegedeeld of ter beschikking gesteld op papier, via de website www.mypension.be of op een andere elektronische wijze. Indien de informatie op elektronische wijze wordt meegedeeld of ter beschikking gesteld, kunnen de bestemmelingen verzoeken om naast de informatie in elektronische vorm, ook kosteloos een papieren afschrift te ontvangen.
   § 2. De pensioeninstelling kan via de website www.mypension.be documenten ter beschikking stellen die informatie bevatten zoals voorgeschreven in deze Titel.
   De pensioeninstelling kan geheel of gedeeltelijk worden ontheven van de individuele informatieverplichtingen aan de aangeslotenen, rentegenieters en/of begunstigden voorzien in deze titel, voor zover Sigedis zich er op grond van een overeenkomst met de pensioeninstelling toe verbindt om de verplichtingen over te nemen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-12-26/29, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>


Afdeling 3 TOEKOMSTIG RECHT. [1 - Informatie vóór de aansluiting]1   ----------   (1)
Art.13/2 TOEKOMSTIG RECHT. [1 De pensioeninstelling deelt de volgende gegevens mee aan de potentiële aangeslotenen vóór zij de pensioenovereenkomst onderschrijven:
   1° de relevante opties die zijn voorzien in de pensioenovereenkomst, met inbegrip van de beleggingsopties;
   2° de relevante kenmerken van de pensioenovereenkomst, waaronder de soort uitkeringen;
   3° of en hoe in het kader van de beleggingsstrategie rekening wordt gehouden met milieu-, klimaat-, sociale en corporate governancefactoren;
   4° waar verdere informatie beschikbaar is, onder meer met verwijzing naar de website mypension.be.
   Indien de aangeslotenen een beleggingsrisico dragen of beleggingsbeslissingen kunnen nemen, wordt eveneens volgende informatie meegedeeld:
   1. de resultaten die de beleggingen van het geheel van pensioenovereenkomsten zoals bedoeld in artikel 14, § 1, eerste lid, in het verleden hebben behaald over ten minste de afgelopen vijf jaar, of de hele periode gedurende dewelke deze pensioenovereenkomsten zijn uitgevoerd indien die minder dan vijf jaar is;
   2. de structuur van de kosten die door de aangeslotenen worden gedragen.]1
  ----------
  (1)<W 2022-12-26/29, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>


Afdeling 4 TOEKOMSTIG RECHT. [1 - Informatie aan de aangeslotenen en de rentegenieters]1   ----------   (1)
Art.13/3 TOEKOMSTIG RECHT. [1 De pensioeninstelling stelt volgende informatie over de voorwaarden van de pensioenovereenkomst ter beschikking van de aangeslotenen en de rentegenieters:
   1° de naam van de pensioeninstelling, de lidstaat waar de pensioeninstelling geregistreerd is of een vergunning heeft gekregen en de naam van de bevoegde autoriteit;
   2° de rechten en plichten van de bij de pensioenovereenkomst betrokken partijen;
   3° de voorwaarden betreffende volledige of gedeeltelijke garanties uit hoofde van de pensioenovereenkomst of op een bepaalde hoogte van de uitkeringen, of een verklaring daarover wanneer er geen garantie uit hoofde van de pensioenovereenkomst is voorzien;
   4° de mechanismen ter bescherming van de opgebouwde pensioenrechten of de mechanismen ter verlaging van de uitkering, indien van toepassing;
   5° de opties waarover de aangeslotenen en de rentegenieters beschikken bij het innen van hun prestaties;
   6° indien een aangeslotene of rentegenieter het recht heeft om pensioenrechten over te dragen, verdere informatie over de regelingen voor die overdracht;
   7° bij pensioenovereenkomsten waarbij de aangeslotenen of rentegenieters een beleggingsrisico dragen en waarbij meerdere beleggingsmogelijkheden met verschillende beleggingsprofielen worden geboden:
   - de voorwaarden die aan het scala aan beschikbare beleggingsmogelijkheden verbonden zijn;
   - indien van toepassing, de standaard beleggings-mogelijkheid;
   - de in het kader van de pensioenovereenkomst gehanteerde regel om een bepaalde aangeslotene aan een beleggingsmogelijkheid toe te wijzen.
   Binnen een redelijke termijn wordt alle relevante informatie over wijzigingen van de in het eerste lid bedoelde informatie ter beschikking gesteld van de aangeslotenen en rentegenieters of hun vertegenwoordigers.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-12-26/29, art. 33, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Art.14. § 1. De pensioeninstelling stelt elk jaar een verslag op over het beheer van de pensioenovereenkomst. Dit verslag wordt op eenvoudig verzoek aan de aangeslotenen meegedeeld.
  Het verslag moet informatie bevatten over de volgende elementen :
  1° de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de mate waarin daarbij rekening wordt gehouden met sociale, ethische en leefmilieuaspecten;
  2° het rendement van de beleggingen;
  3° de kostenstructuur;
  4° in voorkomend geval de winstdeling onder de aangeslotenen.
  § 2. De pensioeninstelling verstrekt aan de aangeslotene, zijn rechthebbenden of zijn vertegenwoordigers op eenvoudig verzoek :
  1° de verklaring inzake de beginselen van het beleggingsbeleid bedoeld in artikel 13;
  2° de jaarrekeningen en jaarverslagen van de pensioeninstelling;
  3° wanneer de aangeslotene het beleggingsrisico draagt, alle eventueel beschikbare beleggingsmogelijkheden en de bestaande beleggingsportefeuille, met een beschrijving van de risico's en de kosten die met de beleggingen verbonden zijn.
  De FSMA kan bij reglement de inhoud en de vorm bepalen van de inlichtingen bedoeld in deze paragraaf.

Art.14 TOEKOMSTIG RECHT.   § 1. [1 De pensioeninstelling stelt elk jaar een verslag op over het beheer van het geheel van pensioenovereenkomsten die, wat betreft de invulling van de elementen bedoeld in het tweede lid, gelijkaardig zijn. Dit transparantieverslag wordt ter beschikking gesteld van de aangeslotenen en de rentegenieters.]1
  Het verslag moet informatie bevatten over de volgende elementen :
  1° [1 het beleggingsprofiel, waaronder de beleggingsstrategie op lange en korte termijn, de mate waarin daarbij rekening wordt gehouden met milieu-, klimaat-, sociale en corporate governancefactoren, alsook de aard van de financiële risico's die door de aangeslotenen en de rentegenieters worden gedragen;]1
  2° het rendement van de beleggingen. [1 Indien de aangeslotenen een beleggingsrisico dragen of beleggingsbeslissingen kunnen nemen, de resultaten die de beleggingen van de betrokken pensioenovereenkomsten in het verleden hebben behaald over ten minste de afgelopen vijf jaar, of alle jaren gedurende welke deze pensioenovereenkomsten werden uitgevoerd indien dat minder dan vijf jaar is.]1
  3° de kostenstructuur;
  4° in voorkomend geval de winstdeling onder de aangeslotenen.
  § 2. [2 De pensioeninstelling verstrekt aan de aangeslotenen, de rentegenieters of hun vertegenwoordigers op eenvoudig verzoek:]2
  1° de verklaring inzake de beginselen van het beleggingsbeleid bedoeld in artikel 13;
  2° de jaarrekeningen en jaarverslagen van de pensioeninstelling;
  3° wanneer de aangeslotene het beleggingsrisico draagt, alle eventueel beschikbare beleggingsmogelijkheden en de bestaande beleggingsportefeuille, met een beschrijving van de risico's en de kosten die met de beleggingen verbonden zijn;
  [2 4° eventuele verdere informatie over de gehanteerde hypothesen om de in artikel 10, § 1/2, eerste lid, 5. bedoelde projecties op te stellen.]2
  [2 ...]2  ----------
  (1)<W 2022-12-26/29, art. 34, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2026>
  (2)<W 2022-12-26/29, art. 35, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Afdeling 5 TOEKOMSTIG RECHT. [1 - Bijkomende informatie aan de rente-genieters]1   ----------   (1)
Art.14/1 TOEKOMSTIG RECHT. [1 De pensioeninstelling deelt de rentegenieters periodiek informatie mee over de verschuldigde uitkeringen en de overeenkomstige uitbetalingsmogelijkheden.
   De pensioeninstelling deelt de rentegenieters onverwijld mee dat er een definitief besluit werd genomen dat in een verlaging van de hun toekomende uitkeringen resulteert, en ten laatste drie maanden voordat dat besluit wordt toegepast.
   Wanneer tijdens de uitbetalingsfase een aanzienlijk deel van het beleggingsrisico door de rentegenieters wordt gedragen, deelt de pensioeninstelling de rentegenieters hierover regelmatig passende informatie mee.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-12-26/29, art. 37, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


HOOFDSTUK 6. - Toezicht
Art.15. Het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze titel en zijn uitvoeringsbesluiten wordt toevertrouwd aan de FSMA.

Art.16. Met het oog op het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze titel en zijn uitvoeringsbesluiten bezorgen de pensioeninstellingen aan de FSMA de lijst van de pensioenovereenkomsten die zij beheren.
  De FSMA bepaalt de frequentie, de inhoud en de drager van de in het eerste lid bedoelde mededeling.
  Voor zover de in het eerste lid bedoelde inlichtingen door de pensioeninstellingen in overeenstemming met de door de vzw SIGeDIS vastgelegde aangifte-instructies meegedeeld worden aan de gegevensbank betreffende de aanvullende pensioenen opgericht bij artikel 306 van de programmawet (I) van 27 december 2006, wordt er geacht aan de in het eerste lid bedoelde communicatieverplichting te zijn voldaan.

Art.17. Op verzoek van de FSMA verstrekken de pensioeninstellingen alle inlichtingen en documenten met het oog op het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze titel en zijn uitvoeringsbesluiten.
  Met hetzelfde doel kan de FSMA op de Belgische zetel van de pensioeninstellingen inspecties verrichten of een kopie maken van alle gegevens waarover de pensioeninstelling beschikt, in voorkomend geval nadat zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst hiervan verwittigd heeft.
  Met hetzelfde doel zijn de agenten, makelaars of tussenpersonen evenals de werkgevers ertoe gehouden op eenvoudig verzoek alle nodige inlichtingen te verstrekken aan de FSMA over de pensioenovereenkomsten die aan de bepalingen van deze titel zijn onderworpen.
  Voor de uitvoering van de drie voorgaande leden kan de FSMA leden van haar personeel of zelfstandige hiertoe gemachtigde deskundigen afvaardigen, die haar verslag uitbrengen.

Art.18. § 1. Indien de FSMA vaststelt dat de pensioeninstellingen of de personen bedoeld in artikel 17, derde lid, zich niet schikken naar de bepalingen van deze titel of zijn uitvoeringsbesluiten, bepaalt zij de termijn binnen dewelke die toestand dient te worden verholpen.
  Indien de toestand niet is verholpen na deze termijn, kan de FSMA, ongeacht de andere maatregelen waarin door of krachtens de wet is voorzien, de aangeslotenen en de begunstigden van de pensioenovereenkomsten of hun vertegenwoordigers in kennis stellen van haar aanmaningen.
  Onder de voorwaarden bepaald in dit artikel kan de FSMA haar aanmaningen bekendmaken in het Belgisch Staatsblad of in de pers.
  De kosten van de kennisgeving en de bekendmaking zijn ten laste van de bestemmeling van de aanmaningen.
  § 2. Indien de pensioeninstellingen of de personen bedoeld in artikel 17, derde lid, in gebreke blijven bij het verstrijken van de termijn bedoeld in paragraaf 1, kan de FSMA, nadat de instelling of persoon zijn middelen heeft kunnen laten gelden, een dwangsom opleggen die per kalenderdag vertraging niet meer mag bedragen dan 50 000 euro, noch meer dan 2 500 000 euro voor de miskenning van eenzelfde aanmaning.
  § 3. Onverminderd andere maatregelen bepaald bij deze titel of andere wetten en reglementen, kan de FSMA, indien zij een inbreuk vaststelt op de bepalingen van deze titel of van de besluiten of reglementen genomen ter uitvoering ervan, aan de daarvoor verantwoordelijke persoon een administratieve geldboete opleggen, die niet meer mag bedragen dan 2 500 000 euro voor hetzelfde feit of voor hetzelfde geheel van feiten.
  § 4. De dwangsommen en boetes die met toepassing van dit artikel worden opgelegd, worden ten voordele van de Schatkist geïnd door de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen.

Art.19. De FSMA stelt een beknopt tweejaarlijks verslag op over de materies bedoeld in deze titel en zijn uitvoeringsbesluiten, op basis van de gegevens die beschikbaar zijn in de gegevensbank betreffende de aanvullende pensioenen opgericht bij artikel 306 van de programmawet (I) van 27 december 2006.
  Dit tweejaarlijks verslag wordt gebundeld samen met het verslag bedoeld in artikel 50, tweede lid van de wet van 28 april 2003.

Art.20. De erkende commissarissen en de aangeduide actuarissen of de personen die de verantwoordelijkheid hebben voor de taken van de actuariële functie aangeduid overeenkomstig de wetgeving inzake het prudentieel toezicht brengen de FSMA op de hoogte van elk feit of elke beslissing waarvan zij bij de uitvoering van hun opdracht kennis hebben gekregen en die een inbreuk op de bepalingen van deze titel en zijn uitvoeringsbesluiten uitmaken.
  Melding te goeder trouw aan de FSMA door de erkende commissarissen en de aangeduide actuarissen of de personen die de verantwoordelijkheid hebben voor de taken van de actuariële functie van de in het eerste lid bedoelde feiten of beslissingen vormt geen inbreuk op ongeacht welke beperking inzake de openbaarmaking van informatie, opgelegd op grond van een contract of van een wettelijke, regelgevende of bestuursrechtelijke bepaling, en leidt voor de betrokken personen tot geen enkele vorm van aansprakelijkheid met betrekking tot de inhoud van die melding.

Art.21. De in artikel 53 van de wet van 28 april 2003 bedoelde Commissie voor de Aanvullende Pensioenen heeft als opdracht advies te verstrekken over de besluiten die in uitvoering van deze titel worden genomen en overleg te plegen omtrent alle vragen inzake de toepassing van deze titel en zijn uitvoeringsbesluiten die haar door de bevoegde ministers of door de FSMA worden voorgelegd.
  Zij kan uit eigen beweging adviezen geven over alle problemen inzake de toepassing van deze titel en zijn uitvoeringsbesluiten.

HOOFDSTUK 7. - Strafbepalingen
Art.22. Met een gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met een geldboete van 25 tot 250 euro, of met één van die straffen alleen, worden gestraft, de beheerders, zaakvoerders of lasthebbers van pensioeninstellingen en de werkgevers of hun mandatarissen die over de toepassing van deze titel wetens en willens onjuiste verklaringen hebben afgelegd aan de FSMA of aan de door haar gevolmachtigde persoon, of die hebben geweigerd de met toepassing van deze titel of zijn uitvoeringsbesluiten gevraagde inlichtingen te verstrekken.
  Dezelfde straffen zijn van toepassing op de beheerders, commissarissen, aangeduide actuarissen of de personen die verantwoordelijk zijn voor de taken van de actuariële functie, directeurs, zaakvoerders of lasthebbers van pensioeninstellingen en werkgevers of hun mandatarissen die niet hebben voldaan aan de verplichtingen hun opgelegd door deze titel of zijn uitvoeringsbesluiten of die hebben meegewerkt aan de uitvoering van pensioenovereenkomsten die in strijd zijn met deze titel of zijn uitvoeringsbesluiten.
  Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, hoofdstuk VII en artikel 85 niet uitgezonderd, zijn toepasselijk op de inbreuken in deze titel omschreven, zonder dat het bedrag van de geldboete lager mag zijn dan 40 pct. van de in dit artikel bepaalde minimumbedragen.

HOOFDSTUK 8. - Verjaring
Art.23. Alle rechtsvorderingen tussen een werknemer en/of een aangeslotene, enerzijds, en een pensioeninstelling en/of een werkgever, anderzijds, die voortvloeien uit of verband houden met een aanvullend pensioen of het beheer ervan, verjaren na een termijn van vijf jaar vanaf de dag volgend op de dag waarop de benadeelde werknemer en/of aangeslotene kennis heeft gekregen of redelijkerwijze kennis had moeten krijgen, hetzij van het voorval dat het vorderingsrecht doet ontstaan, hetzij van de schade en van de identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon.
  Alle rechtsvorderingen tussen een begunstigde, enerzijds, en een pensioeninstelling en/of werkgever, anderzijds, die voortvloeien uit of verband houden met een aanvullend pensioen of het beheer ervan, verjaren na een termijn van vijf jaar vanaf de dag volgend op de dag waarop de begunstigde kennis heeft gekregen of redelijkerwijze kennis had moeten krijgen, hetzij tegelijk van het bestaan van het aanvullend pensioen, van zijn hoedanigheid van begunstigde en van het voorval dat de prestaties opeisbaar doet worden, hetzij van de schade en van de identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon.
  De verjaring loopt niet tegen minderjarigen, onbekwaamverklaarden en andere onbekwamen.
  De verjaring loopt evenmin tegen de werknemer, de aangeslotene of de begunstigde die zich door overmacht in de onmogelijkheid bevindt om binnen de hierboven vermelde verjaringstermijn op te treden.
  De bepalingen van dit artikel zijn van dwingend recht.

HOOFDSTUK 9. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen
Art.24. In artikel 578 van het Gerechtelijk Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° er wordt een bepaling onder 22° bis ingevoegd, luidende :
  "22° bis van de geschillen tussen een werknemer, een aangeslotene of een begunstigde, enerzijds, en een pensioeninstelling en/of een werkgever, anderzijds, inzake aanvullende pensioenen bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet 6 december 2018 tot instelling van een vrij aanvullend pensioen voor de werknemers en houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen.";
  2° de bepaling onder 23° wordt aangevuld met de woorden "of in 22° bis".

Art.25. Artikel 68, § 1, punt c), tweede lid, van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 februari 2018, wordt aangevuld met een derde streepje, luidende :
  "- het aanvullend pensioen gedefinieerd in artikel 2, 1°, van de wet van 6 december 2018 tot instelling van een vrij aanvullend pensioen voor de werknemers en houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen;"

Art.26. In artikel 191, eerste lid, 7°, eerste lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, vervangen bij de wet van 13 maart 2013 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 februari 2018, worden de woorden "en in artikel 2, 1°, van de wet 6 december 2018 tot instelling van een vrij aanvullend pensioen voor de werknemers en houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen" ingevoegd tussen de woorden "zelfstandige helpers" en de woorden "of op elk gelijkaardig voordeel".

Art.27. Artikel 45, § 1, 4°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 februari 2018, wordt aangevuld met een punt e., luidende :
  "e. titel 2 van de wet van 6 december 2018 tot instelling van een vrij aanvullend pensioen voor de werknemers en houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen.".

Art.28. In artikel 121, § 1, 4°, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 februari 2018, worden de woorden ", van artikel 18, §§ 2 en 3, van de wet van 6 december 2018 tot instelling van een vrij aanvullend pensioen voor de werknemers en houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen" ingevoegd tussen de woorden "voor de meewerkende echtgenoten en voor de zelfstandige helpers" en het woord "alsook".

Art.29. Artikel 122 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 februari 2018, wordt aangevuld met een punt 57°, luidende :
  "57° door de pensioeninstelling, de werkgever en de personen bedoeld in artikel 17, derde lid, van de wet van 6 december 2018 tot instelling van een vrij aanvullend pensioen voor de werknemers en houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen tegen de maatregelen die de FSMA heeft genomen krachtens artikel 18 van voormelde wet.".

Art.30. Artikel 33 van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, gewijzigd bij de wet van 27 oktober 2006, is enkel van toepassing op de werknemers die een overeenkomst hebben afgesloten krachtens dit artikel vóór de inwerkingtreding van deze titel.

Art.31. In artikel 33/1, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 mei 2014, worden de woorden ", 32 en 33" vervangen door de woorden "en 32".

Art.32. In artikel 48/3 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 30 maart 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het tweede lid, worden de woorden ", 32 en 33" vervangen door de woorden "en 32";
  2° in het derde lid, worden de woorden ", 32 en 33" vervangen door de woorden "en 32";

Art.33. Artikel 74, § 1, 2°, van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, gewijzigd bij de wet van 18 februari 2018, wordt aangevuld met een punt d), luidende :
  "d) inzake pensioen en overlijden in het kader van het vrij aanvullend pensioen voor werknemers, zoals bedoeld in titel 2 van de wet van 6 december 2018 tot instelling van een vrij aanvullend pensioen voor de werknemers en houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen.".

Art.34. In artikel 305 van de programmawet (I) van 27 december 2006, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 februari 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° tussen de punten 4° /1 en 5 wordt een punt 4° /2 ingevoegd, luidende :
  "4° /2 VWAP werknemers : titel 2 van de wet van6 december 2018 tot instelling van een vrij aanvullend pensioen voor de werknemers en houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen;";
  2° in punt 5° worden de woorden "of in artikel 2, 1°, van de WAP zelfstandige natuurlijke persoon" vervangen door de woorden ", in artikel 2, 1°, van de WAP zelfstandige natuurlijke persoon, in artikel 2, 1°, van de VWAP werknemers" en worden de woorden "of de WAP zelfstandige natuurlijke persoon" vervangen door de woorden "de WAP zelfstandige natuurlijke persoon of de VWAP werknemers".
  3° in punt 7°, worden de woorden ", de werknemer die een pensioenovereenkomst afsluit met toepassing van de VWAP werknemers" ingevoegd tussen de woorden "van de WAPZ of de WAP zelfstandige natuurlijke persoon" en het woord "evenals", en worden de woorden "of de WAP zelfstandige natuurlijke persoon" vervangen door de woorden ", de WAP zelfstandige natuurlijke persoon of de VWAP werknemers";
  4° in punt 8° worden de woorden "of in artikel 2, 10°, van de WAP zelfstandige natuurlijke persoon" vervangen door de woorden ", in artikel 2, 10°, van de WAP zelfstandige natuurlijke persoon en in artikel 2, 9°, van de VWAP werknemers" en worden de woorden : "of de WAP zelfstandige natuurlijke persoon" vervangen door de woorden ", de WAP zelfstandige natuurlijke persoon of de VWAP werknemers";
  5° in punt 10° worden de woorden ", de verworven reserves bedoeld in artikel 2, 5°, van de VWAP werknemers" ingevoegd tussen de woorden "de verworven reserves bedoeld in artikel 2, 8°, van de WAP zelfstandige natuurlijke persoon" en het woord "evenals";
  6° in punt 11 worden de woorden "of in artikel 2, 9°, van de WAP zelfstandige natuurlijke persoon" vervangen door de woorden ", in artikel 2, 9°, van de WAP zelfstandige natuurlijke persoon en in artikel 2, 6°, van de VWAP werknemers".

Art.35. In paragraaf 2 van artikel 306 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 18 februari 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid wordt tussen de punten 1° en 2° een punt 1° /1 ingevoegd, luidende :
  "1° /1 de toepassing door de FSMA of andere daartoe gemachtigde instellingen, van de bepalingen met betrekking tot het vrij aanvullend pensioen voor de werknemers, vervat in de VWAP werknemers en haar uitvoeringsbesluiten;";
  2° in het eerste lid, 4°, worden de woorden "artikelen 59, 60 en 1453/1" vervangen door de woorden "artikelen 59, 60, 1453 en 1453/1";
  3° in het eerste lid, 6°, worden de woorden "en artikel 6, § 5 van de WAP zelfstandige natuurlijke persoon" vervangen door ", artikel 6, § 5, van de WAP zelfstandige natuurlijke persoon en artikel 10, § 5, van de VWAP werknemers";
  4° in het tweede lid, tussen het woord "1° " en het woord ", 2° ", worden de woorden ", 1° /1" toegevoegd.

Art.36. In artikel 306/6, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 mei 2014 en gewijzigd bij de wet van 18 februari 2018, worden in punt 3 de woorden "en in artikel 6, § 1, 1°, punt 3 van de WAP zelfstandige natuurlijke persoon" vervangen door de woorden "in artikel 6, § 1, 1°, punt 3 van de WAP zelfstandige natuurlijke persoon en in artikel 10, § 1, 1°, punt 3 van de VWAP werknemers".

HOOFDSTUK 10. - Inwerkingtreding
Art.37. Deze titel treedt in werking 3 maanden na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

TITEL 3. - Diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen
Art.38. In artikel 10, in artikel 11 en in artikel 43, § 1, van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid worden de woorden "in artikel 1762, 4° bis, van het Wetboek van met zegel gelijkgestelde taksen" telkens vervangen door de woorden "in artikel 1762, 4° bis van het Wetboek diverse rechten en taksen" .

Art.39. In artikel 30, tweede lid van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 mei 2014, worden de woorden "de pensionering" vervangen door de woorden "de pensionering, wanneer de prestaties verschuldigd zijn".

Art.40. In artikel 33/1, § 1, eerste lid van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 mei 2014, worden de woorden "of pensionering" vervangen door de woorden ", de pensionering of wanneer de prestaties verschuldigd zijn".

Art.41. Artikel 50 van dezelfde wet wordt aangevuld met een tweede lid, luidende :
  "De FSMA stelt een beknopt tweejaarlijks verslag op over de bedrijfspensioenstelsels, op basis van de gegevens die beschikbaar zijn in de gegevensbank betreffende de aanvullende pensioenen opgericht bij artikel 306 van de programmawet (I) van 27 december 2006.".

Art.42. In artikel 121, § 1, 4°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 februari 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de woorden "artikel 46, § 2, van de wet van 15 mei 2014" worden vervangen door de woorden "artikel 46, §§ 2 en 3, van de wet van 15 mei 2014";
  2° de woorden "artikel 14, § 2, van de wet van 18 februari 2018" worden vervangen door de woorden "artikel 14, §§ 2 en 3, van de wet van 18 februari 2018".

Art.43. In artikel 122 van de dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 februari 2018, worden de punten 53° en 54°, ingevoegd bij de wet van 18 februari 2018 houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen en tot instelling van een aanvullend pensioen voor de zelfstandigen actief als natuurlijk persoon, voor de meewerkende echtgenoten en voor de zelfstandige helpers, hernummerd en worden ze respectievelijk de punten 55° en 56°.

Art.44. Deze titel treedt in werking 3 maanden na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van artikel 38, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2007, en artikel 43, dat uitwerking heeft met ingang van 30 juni 2018.

TITEL 4. - Fiscale bepalingen
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
Art.45. In artikel 34, § 1, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, vervangen bij de wet van 28 april 2003 en gewijzigd bij de wetten van 27 december 2004 en 8 mei 2014, wordt een bepaling ingevoegd onder c/1), luidende :
  "c/1) bijdragen en premies voor een vrij aanvullend pensioen voor werknemers als bedoeld in titel 2 van de wet van 6 december 2018 tot instelling van een vrij aanvullend pensioen voor de werknemers en houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen;".

Art.46. In artikel 1451, 1°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 april 2003, worden de woorden "artikel 34, § 1, 2°, eerste lid, a tot c," vervangen door de woorden "artikel 34, § 1, 2°, eerste lid, a tot c/1,".

Art.47. In artikel 1453, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij de wetten van 28 april 2003, 27 december 2006 en 13 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° tussen het derde en het vierde lid, dat het vijfde lid wordt, wordt een lid ingevoegd, luidende :
  "Wanneer de in artikel 1451, 1°, vermelde persoonlijke bijdragen en premies betrekking hebben op een vrij aanvullend pensioen voor werknemers als bedoeld in titel 2 van de wet van 6 december 2018 tot instelling van een vrij aanvullend pensioen voor de werknemers en houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen, mogen de jaarlijkse bijdragen niet meer bedragen dan het positieve verschil tussen het overeenkomstig artikel 3, § 2, tweede lid, a, en § 3, van de voormelde wet bepaalde bedrag, met een minimum van 980 euro, en het overeenkomstig artikel 3, § 2, tweede lid, b, van diezelfde wet bepaalde bedrag.";
  2° in het zesde lid, dat door 1° het zevende lid is geworden, worden de woorden "vijfde lid" vervangen door de woorden "zesde lid" en wordt de zinsnede ", de aanvullende pensioenovereenkomsten voor werknemers bedoeld in titel II van de wet van 6 december 2018 tot instelling van een vrij aanvullend pensioen voor de werknemers en houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen" ingevoegd tussen de woorden "voordelen inzake sociale zekerheid" en de woorden "en de aanvullende pensioenovereenkomsten voor zelfstandigen".

Art.48. In artikel 169, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 februari 2018, worden de woorden "artikel 34, § 1, 2°, eerste lid, a tot c," vervangen door de woorden "artikel 34, § 1, 2°, eerste lid, a tot c/1,".

Art.49. "Art. 48/1. In artikel 171, 2°, c, van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 28 april 2003 en hersteld bij de wet van 18 februari 2018, worden de woorden "in artikel 34, § 1, 2° ter, "vervangen door de woorden "in artikel 34, § 1, 2°, eerste lid, c/1 en 2° ter,".

Art.50. In artikel 230, eerste lid, 4° bis, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 25 december 2016, worden de woorden "artikel 34, § 1, 2°, eerste lid, a tot c," vervangen door de woorden "artikel 34, § 1, 2°, eerste lid, a tot c/1,".

HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het Wetboek van diverse rechten en taksen
Art.51. In artikel 1751, § 2, van het Wetboek van diverse rechten en taksen, vervangen bij de wet van 28 april 2003 en gewijzigd bij de wetten van 27 december 2005, 27 december 2006 en 18 februari 2018, wordt de bepaling onder 6° aangevuld met de woorden "en de pensioenovereenkomsten als bedoeld in titel 2 van de wet van 6 december 2018 tot instelling van een vrij aanvullend pensioen voor de werknemers en houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen".

HOOFDSTUK 3. - Inwerkingtreding
Art. 52. Hoofdstuk 1 is van toepassing vanaf aanslagjaar 2020.
  Hoofdstuk 2 treedt in werking 3 maanden na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.