Details





Titel:

4 MEI 2018. - Koninklijk besluit tot vastlegging van de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes brandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-05-2018 en tekstbijwerking tot 31-12-2021)



Inhoudstafel:


Art. 1-7



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2016011322 



Uitvoeringsbesluit(en):

2020020858 



Artikels:

Artikel 1.[1 Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europese Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen.
   De bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die verwijzen naar Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtljin 2003/30/EG, ingetrokken door Richtlijn 2018/2001, worden geïnterpreteerd als verwijzend naar deze Richtlijn.]1
  ----------
  (1)<KB 2021-12-27/09, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° "wet van 17 juli 2013" : de wet van 17 juli 2013 houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten;
  2° "koninklijk besluit van 16 juli 2014" : het koninklijk besluit van 16 juli 2014 betreffende de informatie- en administratieve verplichtingen met betrekking tot de biobrandstoffen van categorie B en C in overeenstemming met de wet van 17 juli 2013 houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten;
  3° "fossiele brandstoffen" : benzine E5, benzine E10 en diesel.

Art.3.[2 ...]2
  [1 [2 ...]2
   Het bijmengingvolume bedoeld in artikel 7, § 1, van de wet van 17 juli 2013, wordt vanaf 1 januari 2021 [2 tot en met 31 december 2021]2 verhoogd tot 9,55 % duurzame biobrandstoffen, uitgedrukt in energetische waarde op de hoeveelheid duurzame biobrandstoffen gemengd in fossiele brandstoffen die jaarlijks tot verbruik uitgeslagen worden.]1
  [2 Het bijmengingvolume bedoeld in artikel 7, § 1, van de wet van 17 juli 2013, wordt vanaf 1 januari 2022 verhoogd tot 10,2 % duurzame biobrandstoffen, uitgedrukt in energetische waarde op de hoeveelheid duurzame biobrandstoffen gemengd in fossiele brandstoffen die jaarlijks tot verbruik uitgeslagen worden.]2
  ----------
  (1)<KB 2020-03-19/13, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2020>
  (2)<KB 2021-12-27/09, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.4.Om het percentage [1 dat vastgelegd wordt in artikel 3]1, uitgedrukt in energetische waarde, duurzame biobrandstoffen gemengd in fossiele brandstoffen te bereiken, moet elke geregistreerde aardoliemaatschappij :
  1° minstens 6,5 % duurzame biobrandstoffen tot verbruik uitslaan, uitgedrukt in energetische waarde op de hoeveelheid duurzame biobrandstoffen gemengd in de diesel die jaarlijks tot verbruik uitgeslagen wordt;
  2° minstens 6,5 % duurzame biobrandstoffen uitslaan tot verbruik, uitgedrukt in energetische waarde op de hoeveelheid duurzame biobrandstoffen gemengd in de benzine E5 en E10 die jaarlijks tot verbruik uitgeslagen wordt;
  3° de bijdrage van duurzame biobrandstoffen, geproduceerd uit granen en andere zetmeelrijke gewassen, suikers en oliegewassen en uit gewassen die als hoofdgewas primair voor energiedoeleinden op landbouwgrond worden geteeld, beperken tot maximum 7 % uitgedrukt in energetische waarde op het geheel van duurzame biobrandstoffen gemengd in de fossiele brandstoffen die jaarlijks tot verbruik uitgeslagen worden;
  4° minstens [2 0,11]2 % duurzame biobrandstoffen die geproduceerd worden uit grondstoffen opgenomen in bijlage IV, deel A, van het koninklijk besluit van 16 juli 2014 uitslaan tot verbruik op alle duurzame biobrandstoffen gemengd in de fossiele brandstoffen die jaarlijks tot verbruik uitgeslagen worden.
  Om het percentage [1 dat vastgelegd wordt in artikel 3]1, uitgedrukt in energetische waarde, duurzame biobrandstoffen gemengd in de fossiele brandstoffen te bereiken, mag elke geregistreerde aardoliemaatschappij de bijdrage van duurzame biobrandstoffen geproduceerd uit grondstoffen opgenomen in bijlage IV van het koninklijk besluit van 16 juli 2014 dubbel tellen voor een maximale werkelijke waarde van [2 0,95]2 %, uitgedrukt in energetische waarde, op het geheel van duurzame biobrandstoffen gemengd in de fossiele brandstoffen die jaarlijks tot verbruik uitgeslagen worden. De duurzame biobrandstoffen die geproduceerd worden uit granen en andere zetmeelrijke gewassen, suikers en oliegewassen en uit gewassen die als hoofdgewas primair voor energiedoeleinden op landbouwgrond geteeld worden, zijn uitgesloten van deze bepaling.
  [2 De maximale toegestane dubbeltelling in het tweede lid is ook van toepassing op de in het eerste lid gestelde subdoelen voor het bijmengen van duurzame biobrandstoffen bij fossiele brandstoffen.]2
  ----------
  (1)<KB 2020-03-19/13, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2020>
  (2)<KB 2021-12-27/09, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.5. Het koninklijk besluit van 21 juli 2016 tot vaststelling van de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes benzine, die jaarlijks tot verbruik worden uitslagen, moeten bevatten wordt opgeheven.

Art.6. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2020.

Art. 7. De minister bevoegd voor Energie is belast met de uitvoering van dit besluit.