Details





Titel:

13 SEPTEMBER 2018. - Decreet tot oprichting van de Algemene sturingsdienst voor de scholen en psycho-medisch-sociale centra en tot bepaling van het statuut van de zonedirecteurs en afgevaardigden voor de doelstellingenovereenkomst(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 09-10-2018 en tekstbijwerking tot 02-08-2024)



Inhoudstafel:

TITEL I. - Van de algemene sturingsdienst van de scholen en psycho-medisch-sociale centra
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 1-4
HOOFDSTUK II. - Zonedirecteurs
Art. 5-6
HOOFDSTUK III. - Afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst
Art. 7-9, 9/1
TITEL II. [1 Toegang tot de functies van zonedirecteur en afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst ]1
HOOFDSTUK I. [1 De toegangsvoorwaarden ]1
Art. 10-15
HOOFDSTUK II. [1 De toelatingsproef tot de stage ]1
Art. 16-18, 18/1
HOOFDSTUK III. - De toegangsvoorwaarden
Art. 19-20
TITEL III. - Statuut van de personeelsleden van de algemene sturingsdienst van de scholen en psycho-medisch-sociale centra
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 21-26
HOOFDSTUK II. - Plichten en onverenigbaarheden
Afdeling I. - Plichten
Art. 27-35
Afdeling II. - Onverenigbaarheden
Art. 36-40
HOOFDSTUK III. - Mandaat voor de uitoefening van het bevorderingsambt van coördinerende afgevaardigde
Afdeling I. - Procedure en voorwaarden voor het verkrijgen van het mandaat van coördinerende afgevaardigde
Art. 41-48
Afdeling II. - Duur en uitoefening van het mandaat
Art. 49-59
Afdeling III. - Einde van het mandaat
Art. 60-61
HOOFDSTUK IV. - Toegang tot het bevorderingsambt van zonedirecteur
Afdeling I. - Mutatie
Art. 62
Afdeling II. - Toelating tot de stage voor een bevorderingsambt van zonedirecteur
Art. 63
Onderafdeling 1. [1 De aanvang van de stage ]1
Art. 64
Onderafdeling 2. [1 Duur van de stage ]1
Art. 65
Onderafdeling 3. [1 Evaluatie ]1
Art. 66
Onderafdeling 4. [1 De beroepsopleiding en de proef die toegang geeft tot de benoeming ]1
Art. 67-69
Afdeling III. [1 - Benoeming in het bevorderingsambt van zonedirecteur ]1
Art. 70-72
Afdeling IV. - Voorlopige aanstelling in een bevorderingsambt van zonedirecteur
Art. 73-76
HOOFDSTUK V. - Toegang tot het bevorderingsambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst
Afdeling I. - Mutatie
Art. 77
Afdeling II. - Toelating tot de stage voor een bevorderingsambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst
Art. 78
Onderafdeling 1. [1 Aanvang van de stage ]1
Art. 79
Onderafdeling 2. [1 Duur van de stage ]1
Art. 80
Onderafdeling 3. [1 Evaluatie ]1
Art. 81
Onderafdeling 4. [1 De beroepsopleiding en de proef die toegang geeft tot de benoeming ]1
Art. 82-84
Afdeling III. - Benoeming in een bevorderingsambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst
Art. 85-87
Afdeling IV. - Voorlopige aanstelling in een bevorderingsambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst
Art. 88-91
HOOFDSTUK VI. - Evaluatie in de loop van de loopbaan van de zonedirecteurs en afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst
Art. 92-96
HOOFDSTUK VII. - Opleiding gedurende de loopbaan
Art. 97-98
HOOFDSTUK VIII. - Administratieve standen
Afdeling I. - Algemene bepaling
Art. 99
Afdeling II. - Dienstactiviteit
Art. 100-103
Afdeling III. - Non-activiteit
Art. 104-106
Afdeling IV. - Terbeschikkingstelling
Art. 107-109
HOOFDSTUK IX. - Tuchtregeling
Afdeling I. - Tuchtsancties
Art. 110-119
Afdeling II. - Doorhaling van de tuchtsancties
Art. 120
HOOFDSTUK X. - Raad van beroep
Art. 121-137
HOOFDSTUK XI. - Preventieve schorsing: administratieve maatregel
Art. 138-141
HOOFDSTUK XII. - Ambtsneerlegging
Art. 142
TITEL IV. - Overgangs-, wijzigings- en slotbepalingen
HOOFDSTUK I. - Overgangsbepalingen
Art. 143-146
HOOFDSTUK II. - Wijzigingsbepalingen
Art. 147-148
HOOFDSTUK III. - Slotbepaling
Art. 149



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1974062701  1997029337 





Artikels:

TITEL I. - Van de algemene sturingsdienst van de scholen en psycho-medisch-sociale centra
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.§ 1. Dit decreet is van toepassing op het basisonderwijs, het kleuteronderwijs, het lager onderwijs, het secundair onderwijs, het gewoon en gespecialiseerd onderwijs, met volledig leerplan of alternerend leren, die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd of gesubsidieerd.
  Het is eveneens van toepassing op de door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra.
  § 2. Voor de toepassing van dit decreet, dient te worden verstaan onder:
  1. "de Algemene dienst": de Algemene Sturingsdienst van de Scholen en Psycho-medisch-sociale centra die wordt opgericht in artikel 3;
  2. "de coördinerende afgevaardigde": de coördinerende afgevaardigde bedoeld in artikel 3;
  3. "de Directeur-generaal": de ambtenaar-generaal die belast is met de Algemene directie voor de sturing van het onderwijssysteem;
  4. [2 "het Wetboek": het Wetboek van het basis- en secundair onderwijs;]2
  5. [3 " Het Netoverschrijdend instituut voor voortgezette beroepsopleiding ": Het Netoverschrijdend instituut voor voortgezette beroepsopleiding, opgericht bij artikel 25 van het decreet van 11 juli 2002 betreffende het Instituut voor voortgezette beroepsopleiding (IFPC);]3
  6. "zones": de zones, zoals bepaald in artikel 1 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1993 tot vaststelling van de verplichtingen tot overleg tussen gelijkaardige inrichtingen in het secundair onderwijs met volledig leerplan;
  7. "scholen": de onderwijsinrichtingen [4 de onderwijsinrichtingen]4;
  8. "sturingsplan": het plan [2 als bedoeld in artikel 1.3.1-1, 45° /1 van het Wetboek]2;
  9. "doelstellingenovereenkomst": de overeenkomst [2 als bedoeld in artikel 1.3.1-1, 18° /1 van het Wetboek]2;
  10. "aanpassingsstelsel": het stelsel bedoeld in artikel [2 1.3.1-1, 22° /1 van het Wetboek]2;
  11. "samenwerkingsprotocol": het stelsel bedoeld in artikel [2 1.3.1-1, 49° /1 van het Wetboek]2;
  12. "werkdag": maandag, dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag indien geen feestdag;
  [1 13° "[4 de]4 cel voor coördinatiebemiddeling': de cel opgericht door artikel [2 1.6.1-2 van het Wetboek]2.]1
  ----------
  (1)<DFG 2019-01-10/06, art. 152, 002; Inwerkingtreding : 26-02-2019>
  (2)<DFG 2022-02-24/18, art. 106, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (3)<DFG 2021-06-17/28, art. 53, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
  (4)<DFG 2024-04-18/34, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.2. Voor een goede leesbaarheid van de tekst is het gebruik van mannelijke namen voor de verschillende titels en functies in dit decreet gemeenslachtig, niettegenstaande de bepalingen van het decreet van de Franse Gemeenschap van 21 juni 1993 betreffende de vervrouwelijking van de namen van beroep.

Art.3.§ 1. Bij de Regering wordt een Algemene Sturingsdienst van de Scholen en Psycho-medisch-sociale centra opgericht, hierna "de Algemene dienst" genoemd, die onder leiding van een coördinerende afgevaardigde staat.
  [1 De cel voor coördinatiebemiddeling voert de coördinatie tussen de algemene inspectiedienst en de Algemene Dienst Sturing van scholen en psychisch-medisch-sociale centra, alsook de coördinatie tussen beide hiervoor genoemde algemene diensten en de diensten en directies binnen de algemene directie voor begeleiding van het onderwijssysteem.]1
  § 2. De algemene dienst is inzonderheid belast met de contractualisering van de scholen bedoeld in artikel [2 1.5.2-1 tot 1.5.2-22 [3 ...]3 van het Wetboek]2.
  Deze Algemene dienst bestaat inzonderheid uit:
  2. maximaal 9 zonedirecteurs;
  3. 88 afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst.
  Onverminderd artikel 5, § 3 wordt voor elke zone een zonedirecteur aangesteld. De Regering bepaalt de onderverdeling van de afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst tussen de verschillende zones. Zij houdt daarbij inzonderheid rekening met het aantal door de Franse Gemeenschap op het grondgebied van elke zone georganiseerde of gesubsidieerde scholen.
  De coördinerende afgevaardigde legt de nadere regels vast voor de werking binnen de Algemene dienst, inzonderheid de organisatie van regelmatige vergaderingen of werkgroepen.
  De Regering legt de nadere regels vast voor de bepaling van de administratieve standplaats van de zonedirecteurs en afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst.
  [3 De Regering evalueert de werking van de Dienst om de zes jaar. Na de evaluatie kan zij.]3 het aantal afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst herzien, rekening houdend met het in eenheden uitgedrukte aantal basisscholen en secundaire scholen met volledig leerplan en met alternerend leren, gewoon en gespecialiseerd, die worden georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap. Deze herziening kan ten vroegste in werking treden vanaf 1 januari [3 2026]3.
  ----------
  (1)<DFG 2019-01-10/06, art. 153, 002; Inwerkingtreding : 26-02-2019>
  (2)<DFG 2022-02-24/18, art. 107, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (3)<DFG 2024-04-18/34, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.4. De coördinerende afgevaardigde overhandigt de Regering uiterlijk op 1 juli van elk jaar via hiërarchische weg een balans betreffende alle taken van de Algemene dienst.

HOOFDSTUK II. - Zonedirecteurs
Art.5.§ 1. De in artikel 3 bedoelde zonedirecteurs zijn belast met:
  1. de coördinatie van en het toezicht op de afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst van hun zone, inzonderheid wat betreft:
  a) de procedure voor de contractualisering van de sturingsplannen, de opvolging van hun uitvoering en de beoordeling van de doelstellingenovereenkomsten;
  b) de procedure voor de contractualisering van de aanpassingsstelsels, de opvolging van hun stand van zaken en de beoordeling van de samenwerkingsprotocollen;
  2. de ondertekening van de doelstellingenovereenkomst en de samenwerkingsprotocollen;
  3. het beheer van de gemotiveerde aanvraag van een inrichting, in samenspraak met de coördinerende afgevaardigde binnen het aldus gevormde college, indien er onenigheid blijft tussen een inrichting en de afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst, hetzij over een beoordeling door deze laatste van de overeenkomst van een sturingsplan met de verbeteringsdoelen en, desgevallend, met de specifieke doelen of over de conformiteit ervan, hetzij over de beoordeling van de uitvoering van een doelstellingenovereenkomst;
  4. de analyse van de aanvragen voor een audit door de Algemene Inspectiedienst die zijn ingediend door een afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst of een inrichtende macht en de overdracht van deze aanvragen aan de coördinerende afgevaardigde voor een beslissing;
  5. de netoverschrijdende coördinatie per zone volgens de nadere regels die door of op grond van de wetten, decreten en verordeningen werden gedefinieerd;
  6. het jaarlijks opstellen van het activiteitenverslag van hun zone volgens het door de coördinerende afgevaardigde vastgelegde model;
  7. de formulering van adviezen en voorstellen, op initiatief of verzoek van de Regering, voor alles wat onder hun bevoegdheid valt;
  8. het uitoefenen van alle andere taken die hun worden toevertrouwd door of krachtens de wetten, decreten en verordeningen, alsmede alle andere taken die de coördinerende afgevaardigde hun toewijst in het belang van de dienst.
  § 2. De Regering bepaalt het ambtsprofiel van de zonedirecteur.
  § 3. De zonedirecteurs voeren hun taken uit binnen de zone waarvoor ze zijn aangesteld.
  Naargelang de behoefte kunnen ze echter worden belast met meerdere zones en door de coördinerende afgevaardigde worden gemachtigd taken uit te voeren in een andere zone.
  § 4. De coördinerende afgevaardigde bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van hun taken die in dit artikel worden bedoeld overeenkomstig de bepalingen waartoe de Regering heeft beslist in uitvoering van het [1 Wetboek]1.
  ----------
  (1)<DFG 2022-02-24/18, art. 108, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art.6.De zonedirecteur is in het kader van zijn coördinatie- en toezichtstaken over de afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst van zijn zone verantwoordelijk voor de procedures die er betrekking op hebben in artikel [1 1.5.2-1, tot 1.5.2-22, van het Wetboek]1.
  ----------
  (1)<DFG 2022-02-24/18, art. 109, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

HOOFDSTUK III. - Afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst
Art.7.§ 1. De in artikel 3 bedoelde afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst zijn belast met:
  1. de procedure voor de contractualisering van de sturingsplannen, de opvolging van hun stand van zaken en de evaluatie van de doelstellingenovereenkomsten zoals gedefinieerd [1 in de artikelen 1.5.2-1 tot 1.5.2-12 van het Wetboek]1 en zijn uitvoeringsbesluiten;
  2. de procedure voor de contractualisering van de aanpassingsstelsels, de opvolging en de beoordeling van hun stand van zaken en de beoordeling van de toepassing van de samenwerkingsprotocollen zoals gedefinieerd [1 in de artikelen 1.5.2-13 tot 1.5.2-22 van het Wetboek]1 en zijn uitvoeringsbesluiten;
  3. de procedure voor de contractualisering van de sturingsplannen, de opvolging van hun stand van zaken en de evaluatie van de doelstellingenovereenkomsten die tussen een psycho-medisch-sociaal centrum en de Regering worden afgesloten;
  [3 3° /1 opleidingsplannen te gebruiken als basis voor het inzamelen van de behoeften inzake voortgezette beroepsopleiding overeenkomstig artikel 9/1;]3
  4. de organisatie van het afleggen, het verbeteren en de externe jury van de gemeenschappelijke externe proef die leidt tot de aflevering van het Getuigschrift Basisonderwijs aan het einde van het lager onderwijs, alsook [2 in samenwerking met de Algemene Inspectiedienst,]2 de organisatie van het afleggen, verbeteren of de jury van alle andere externe proeven die door de Regering met een getuigschrift worden bekrachtigd;
  5. de formulering van adviezen en voorstellen, op initiatief of verzoek van de Regering, voor alles wat onder hun bevoegdheid valt;
  6. de deelname aan werkgroepen, comités en adviesorganen, krachtens de wetten, decreten en verordeningen;
  7. de uitvoering van alle andere taken die hun worden toevertrouwd door of krachtens de wetten, decreten en verordeningen, alsmede alle andere taken die de coördinerende afgevaardigde of de zonedirecteur waaronder ze ressorteren hun toewijzen in het belang van de dienst.
  § 2. De Regering bepaalt het ambtsprofiel van de afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst.
  § 3. De afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst voeren hun taken uit binnen de zone waarvoor ze zijn aangesteld. Naargelang de behoefte kunnen ze echter door de coördinerende afgevaardigde en volgens de nadere regels die hij samen met de betrokken zonedirecteur bepaalt, worden [4 gemobiliseerd]4 om taken uit te voeren in een andere zone.
  § 4. De coördinerende afgevaardigde bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van hun taken die in dit artikel worden bedoeld overeenkomstig de bepalingen waartoe de Regering heeft beslist in uitvoering van [1 het Wetboek]1.
  ----------
  (1)<DFG 2022-02-24/18, art. 110,1°, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (2)<DFG 2022-02-24/18, art. 110,3°, 008; Inwerkingtreding : 01-06-2021>
  (3)<DFG 2021-06-17/28, art. 54, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
  (4)<DFG 2024-04-18/34, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.8.De afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst oefent zijn taken uit overeenkomstig [1 in de artikelen 1.5.2-1 tot en met 1.5.2-12 van het Wetboek]1.
  ----------
  (1)<DFG 2022-02-24/18, art. 111, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art.9.De afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst oefent zijn taken uit overeenkomstig [1 in de artikelen 1.5.2-13 tot en met 1.5.2-22 van het Wetboek]1.
  ----------
  (1)<DFG 2022-02-24/18, art. 112, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art.9/1. [1 Op basis van de in de doelstellingenovereenkomsten opgenomen opleidingsplannen verzamelen de afgevaardigden voor de doelstellingenovereenkomst om de zes jaar de behoeften aan voortgezette beroepsopleiding die beantwoorden aan collectieve behoeften. Zij analyseren deze informatie samen met de regeringsdiensten en dienen deze vóór 1 april via de hiërarchie bij de Raad voor voortgezette beroepsopleiding in.
   Op basis van de tijdens de tussentijdse evaluaties ingezamelde informatie verzamelen de afgevaardigden voor de doelstellingenovereenkomst eventuele nieuwe behoeften op het gebied van de voortgezette beroepsopleiding die beantwoorden aan collectieve behoeften. Zij analyseren deze met de regeringsdiensten en zenden ze vóór 1 april via de hiërarchie door aan de Raad voor de voortgezette beroepsopleiding.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2021-06-17/28, art. 55, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2022>


TITEL II. [1 Toegang tot de functies van zonedirecteur en afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst ]1   ----------   (1)
HOOFDSTUK I. [1 De toegangsvoorwaarden ]1   ----------   (1)
Art.10.De regering organiseert op de voordracht van de coördinerende afgevaardigde en naargelang de behoeften van de Dienst [1 ...]1[1 een toelatingsproef tot de stage]1 die naargelang het geval toegang verschaft tot het ambt van zonedirecteur of het ambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst.
  De Regering beslist over de nadere regels van de openbaarheid [1 ...]1en [1 de proef]1 bedoeld in het 1e lid.
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 6, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.11.[1 Op voorstel van de coördinerende afgevaardigde stelt de Regering het aantal in te vullen functies vast en verdeelt deze per zone en zonegroep. ]1
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.12.[1 De functies van zonedirecteur worden in de eerste plaats vervuld door de toelating tot de stage van benoemde afgevaardigden voor de doelstellingenovereenkomst die voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 14, § 1 of § 2, op de datum van de indiening van hun aanvraag tot deelneming aan de toelatingsproef tot de stage en tot de dag van de benoeming, en die zich kandidaat hebben gesteld bij een interne oproep, na succesvolle afronding van een specifieke proef, een stage van één jaar en een specifieke benoemingsproef.
  Voor deze functies wordt alleen een openbare oproep gedaan als er via deze procedure of in de reserve geen kandidaat beschikbaar is.
   In voorkomend geval wordt een reserve per zonegroep gevormd voor een periode van vijf jaar. Deze reserve heeft voorrang op de reserve die na een openbare oproep wordt gevormd.
   Wanneer een betrekking vacant is en er geen laureaten (meer) zijn in een zonegroep, maar wel in de andere zones, wordt de betrekking aangeboden aan deze laureaten van die andere zones in de volgorde van de algemene rangschikking. ]1
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.13.[1 - De Regering lanceert een openbare oproep waarin zij de personeelsleden of elke andere persoon uitnodigt om zich kandidaat te stellen voor de toelatingsproef tot de stage in deze betrekkingen, waarbij zij een of meerdere zonegroepen aangeven waarvoor zij zich kandidaat stellen, om hen desgevallend in volgorde van voorkeur te rangschikken.
   Tijdens de zomervakantie mogen er geen oproepen voor kandidaten worden gelanceerd en mogen er geen kandidaturen worden ingediend.
   De vier zonegroepen zijn de volgende:
   a) Waals-Brabant en Brussel;
   b) Henegouwen-centrum en Picardisch Wallonië;
   c) Henegouwen-zuid, Luxemburg en Namen;
   d) Hoei-Borgworm, Verviers en Luik. ]1
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.14.[1 § 1. Alleen personen die op de datum van indiening van hun aanvraag tot deelneming aan de toelatingsproef tot de stage en tot de dag van de benoeming voldoen aan de volgende voorwaarden, mogen zich inschrijven voor de proeven voor de functie van zonedirecteur en/of afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst:
   1° Belg zijn of staatsburger van een staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte of Zwitserland of in het bezit zijn van een geldige verblijfs- en werkvergunning;
   2° van onberispelijk gedrag zijn;
   3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
   4° voldaan hebben aan de dienstplichtwetten;
   5° in regel zijn met de wets- en verordeningsbepalingen betreffende de taalregeling;
   6° minstens houder zijn van een academische graad van bachelorniveau in de betekenis van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;
   7° een functie bekleden in het onderwijs dat wordt gesubsidieerd of georganiseerd door de Franse Gemeenschap;
   8° een anciënniteit van ten minste zeven jaar hebben;
   9° geen sanctie of tuchtstraf gekregen hebben gedurende de laatste vijf jaar;
   10° niet van zijn ambt ontheven zijn bij toepassing van artikelen 65, § 1, 75, § 1, 90, § 1 of 96;
   11° de volgende beroepservaring aantonen:
   a) voor toegang tot de functie van zonedirecteur:
   - ten minste twee jaar ervaring in het management of de coördinatie van een team van volwassenen;
   - een significante ervaring in een van de domeinen waarop de taken van de zonedirecteur betrekking hebben, hetzij inzake audit, systemische analyse, analyse van variabelen/indicatoren, opleiding of begeleiding van volwassenen;
   b) voor toegang tot de functie van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst:
   - een significante ervaring in een van de domeinen waarop de taken van de afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst betrekking hebben, hetzij inzake audit, systemische analyse, analyse van variabelen/indicatoren, opleiding of begeleiding van volwassenen.
   Kan zich ook inschrijven een personeelslid met een functie van rang 1 of rang 2 in een hogeschool dat voldoet aan de voorwaarden bedoeld in paragraaf 1, lid 1, en dat de anciënniteit heeft verworven bedoeld in lid 1, 8. in het basisonderwijs, kleuteronderwijs, lager onderwijs, secundair onderwijs, onderwijs voor sociale promotie of kunstonderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
   § 2. Personen die niet voldoen aan alle of een van de voorwaarden bedoeld in paragraaf 1, 7. en 8., kunnen zich inschrijven mits zij vanaf de datum van indiening van hun aanvraag tot deelneming voldoen aan de voorwaarden bedoeld in paragraaf 1, 1., 2., 3., 4., 5., 6. en 10.
   Daarnaast moeten de kandidaten nuttige beroepservaring van ten minste zeven jaar aantonen, waaronder ten minste drie jaar in audit, systemische analyse, analyse van variabelen/indicatoren, opleiding of begeleiding van volwassenen en ten minste twee jaar in de coördinatie van een team van volwassenen als zij zich wil inschrijven voor de kwalificatieproef bedoeld in artikel 10 die toegang geeft tot de functie van zonedirecteur.
   In hun aanvraag tot deelneming lichten de kandidaten hun eerdere beroepservaring toe en leggen ze uit waarom deze nuttig is voor de uitoefening van een functie als zonedirecteur of afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst. De examencommissie bedoeld in artikel 20 beoordeelt het nut van de beroepservaring van de kandidaten.
   Indien een kandidaat personeelslid is in het onderwijs of lid is van ander personeel onder een statuut dat onderworpen is aan tuchtsancties, moet hij bovendien voldoen aan de voorwaarde voorzien in § 1, 9.
   § 3. De Regering bepaalt de vorm en termijn volgens dewelke de kandidatuur bedoeld in de paragraaf 1 en 2 moet worden ingediend.
   § 4. Wie niet meer aan alle voorwaarden voldoet die naargelang het geval bedoeld zijn in paragraaf 1 of paragraaf 2, mag niet verder deelnemen aan de proeven of de stage.
   § 5. De in artikel 20 bedoelde examencommissie(s) verifieert (verifiëren) of aan de voorwaarden is voldaan op het moment van indiening van de aanvraag tot deelneming. De examencommissies kunnen tijdens de procedure controles uitvoeren en elke kandidaat is verplicht hen onverwijld op de hoogte te stellen van elke wijziging. Wanneer een kandidaat niet langer aan een voorwaarde voldoet, wordt deze uitgesloten.
   De examencommissie bedoeld in artikel 66, § 3, en artikel 82, § 3 verifieert of aan de voorwaarden is voldaan op het ogenblik van de indiening van de aanvraag tot deelneming en op het ogenblik van de benoeming. ]1
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.15.[1 § 1. Voor de berekening van de anciënniteit bedoeld in artikel 14, § 1, lid 1, 8. worden enkel de diensten in aanmerking genomen die de kandidaat, in welke hoedanigheid ook, werkelijk heeft gepresteerd in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, als lid van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het paramedisch personeel en het personeel van de Algemene inspectiedienst.
   § 2. Voor de berekening van de duur van de diensten die in aanmerking komen voor de anciënniteit bedoeld in artikel 14, § 1, lid 1, 8.:
   1° worden de diensten die als tijdelijk personeelslid werkelijk werden gepresteerd in een ambt met volledige dienstprestaties meegerekend als anciënniteit die gelijk is aan het aantal dagen die worden geteld vanaf het begin tot het einde van de ononderbroken activiteitsperiode, met inbegrip van, als ze in die periode worden meegerekend, de ontspanningsverloven, de winter- en lentevakantie, alsook de moederschapsrust en het verlof voor opvang met het oog op adoptie en pleegvoogdij, toegekend vanaf 1 januari 1999, waarbij dat aantal dagen met 1,2 wordt vermenigvuldigd;
   2° worden de werkelijke diensten die in een andere hoedanigheid dan tijdelijk personeelslid in een ambt met volledige dienstprestaties werden gepresteerd, geteld per kalendermaand, waarbij deze die niet de hele maand dekken, niet worden meegerekend;
   3° worden de in aanmerking komende diensten die werden gepresteerd gedurende de maand tijdens welke het personeelslid voor de eerste keer in een andere hoedanigheid dan die van tijdelijk personeelslid aangesteld of aangeworven is, geacht als tijdelijk personeelslid te zijn gepresteerd;
   4° worden de werkelijke diensten die werden gepresteerd in een ambt met onvolledige prestaties dat ten minste de helft van het aantal uren telt dat vereist is voor het ambt met volledige dienstprestaties, in aanmerking genomen op dezelfde wijze als de diensten gepresteerd in een ambt met volledige prestaties;
   5° wordt het aantal dagen verworven in een ambt met onvolledige dienstprestaties dat niet de helft van het aantal uren telt dat vereist is voor het ambt met volledige prestaties, met de helft verminderd;
   6° mag de duur van de diensten die in twee of meer ambten werden gepresteerd, met volledige of onvolledige dienstprestaties, die gelijktijdig werden uitgeoefend, nooit de duur overschrijden van de diensten die werden gepresteerd in een ambt met volledige dienstprestaties tijdens dezelfde periode;
   7° maken dertig dagen één maand uit;
   8° mag de duur van de in aanmerking komende diensten die de kandidaat telt, nooit twaalf maanden overschrijden voor een kalenderjaar. ]1
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

HOOFDSTUK II. [1 De toelatingsproef tot de stage ]1   ----------   (1)
Art.16.[1 - De toelatingsproef tot de stage omvat een schriftelijk en een mondeling gedeelte.
   De Regering stelt de specifieke, technische en algemene vaardigheden en gedragsvaardigheden vast die worden verwacht vanaf de start van de stage van de zonedirecteur en de afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst, waaronder die welke zijn opgenomen in elke vaardigheidscategorie van de ambtsprofielen die door de Regering zijn vastgesteld op basis van artikelen 5 en 7. De evaluatiecriteria moeten één tot drie vaardigheden per hierboven genoemde vaardigheidscategorie omvatten. De toelatingsproef tot de stage voor de functie van zonedirecteur omvat noodzakelijkerwijs een vaardigheid met betrekking tot het management van medewerkers.
   De Regering legt ook de modaliteiten vast van elk van de onderdelen van de toelatingsproef tot de stage en de evaluatiecriteria voor elk van hen op basis van de in het vorige lid bedoelde vaardigheden.
   Het schriftelijke gedeelte van de proef heeft de vorm van een meerkeuzevragenlijst met theoretische vragen.
   Dit gedeelte van de proef betreft de specifieke en technische kennis en vaardigheden bedoeld in lid 2.
   Het mondelinge gedeelte van de proef bestaat uit een gesprek voor een van de examencommissies bedoeld in artikel 20.
   Dit gedeelte van de proef betreft het vermogen om vragen te beantwoorden over het inschatten van situaties die blijk geven van de technische vaardigheden op het vlak van mondelinge communicatie en de algemene vaardigheden en gedragsvaardigheden bedoeld in lid 2. ]1
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.17.[1 Na het schriftelijke gedeelte van de proef worden de kandidaten gerangschikt op basis van de verkregen resultaten.
   De best gerangschikte kandidaten worden toegelaten tot het mondelinge gedeelte van de proef voor de examencommissie tot een aantal dat overeenkomt met het aantal in te vullen vacatures vermenigvuldigd met drie voor de toelatingsproef tot de stage in de functie van afgevaardigde met doelstellingenovereenkomst en vermenigvuldigd met vier voor de toelatingsproef tot de stage in de functie van zonedirecteur.
   Na het mondelinge gedeelte van de proef worden de kandidaten gerangschikt op basis van de verkregen resultaten. Er worden twee rangschikkingen opgesteld: een algemene rangschikking van alle kandidaten en een rangschikking per gekozen zonegroep. ]1
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.18.[1 Het schriftelijke gedeelte van de proef wordt beoordeeld op 50 punten, net als het mondelinge gedeelte.
   Om in aanmerking te komen voor de algemene rangschikking, moet een kandidaat minstens 60 punten op het totaal van 100 punten van de proef halen.
   De algemene rangschikking wordt vervolgens onderverdeeld per zonegroep in functie van de door de kandidaat gekozen zonegroep(en).
   De aldus vastgestelde rangschikking komt overeen met een reserve per zonegroep met een geldigheidsduur van vijf jaar vanaf de datum waarop de rangschikking voor de betrokken zonegroep werd opgesteld. ]1
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.18/1. [1 De specifieke proef bedoeld in artikel 12 bestaat uit de mondelinge presentatie, voor de examencommissie bedoeld in artikel 20, van een schriftelijke productie over:
   a. hoe de kandidaat zich gaat integreren in alle onderdelen van de organisatie;
   b. de visie op de functie van zonedirecteur met betrekking tot zijn specifieke taken.
   De examencommissie baseert haar beoordeling op het evaluatiecriterium met betrekking tot de algemene en gedragsvaardigheid "relaties aangaan".
   De in artikel 12 bedoelde specifieke proef wordt geëvalueerd op 100 punten en om in aanmerking te worden genomen in de specifieke rangschikking, moet een kandidaat minstens 60 punten behalen.
   Na de proef van de specifieke proef zoals bedoeld in artikel 12 worden de kandidaten gerangschikt op basis van de verkregen resultaten. Er worden twee rangschikkingen opgesteld: een algemene rangschikking van alle kandidaten en een rangschikking per gekozen zonegroep.
   De algemene rangschikking wordt vervolgens onderverdeeld per zonegroep in functie van de zonegroep(en) waarvoor het personeelslid zich kandidaat stelt. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2024-04-18/34, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>


HOOFDSTUK III. - De toegangsvoorwaarden
Art.19.[1 Behoudens artikel 12 en artikelen 62 en 77, laat de Regering de hoogst gerangschikte kandidaten per zonegroep toe tot de stage.
   Wanneer er meerdere vacatures zijn in eenzelfde zonegroep, wordt de keuze van de aanstellingszone overgelaten aan de kandidaten in de volgorde van rangschikking voor de betreffende groep.
   Laureaten die geen nuttige positie hebben in de rangschikking, vormen een reserve voor een periode van vijf jaar.
   Wanneer een betrekking vacant is en er geen laureaten (meer) zijn in een zonegroep, maar wel in de andere zones, wordt de betrekking aangeboden aan deze laureaten van die andere zones in de volgorde van de algemene rangschikking. ]1
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.20.[1 Er worden als volgt een of meer examencommissie(s) voor toelating tot de stage samengesteld:
   1° de coördinerende afgevaardigde of een ambtenaar-generaal met ten minste rang 15 die door de Regering wordt aangesteld uit de ambtenaren-generaal, als voorzitter;
   2° twee vertegenwoordigers van het Algemeen Bestuur van Onderwijs, waarvan er minstens één lid is van het vaste personeel van de Algemene sturingsdienst voor de scholen;
   3° minstens één en maximaal twee externe experts met een specifieke vaardigheid in verband met een van de taken van de functie die door de aanwerving wordt beoogd, aangewezen door de Regering.
   Voor elk effectief lid van de examencommissie van de toelatingsproef stelt de Regering volgens dezelfde modaliteiten een plaatsvervanger aan.
   Het mandaat van de examencommissieleden is kosteloos. Aan de in lid 1, 3. bedoelde expert kan evenwel een financiële vergoeding worden toegekend volgens de door de Regering vastgestelde modaliteiten.
   Overeenkomstig artikel 14 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel kunnen de vertegenwoordigers van de vakbonden de vergaderingen van deze examencommissie(s) als waarnemers bijwonen.
   De Regering stelt de modaliteiten vast voor de werking van de examencommissie voor toelating tot de stage.
   De diensten van een externe dienstverlener voor de organisatie van de gehele of gedeeltelijke toelatingsproef tot de stage kunnen aan de examencommissie worden toegevoegd.
   Wanneer er meerdere examencommissies zijn samengesteld, komen de voorzitters van elke examencommissie als college samen om te overleggen en de coördinatie van de examencommissies te organiseren, teneinde een beoordeling op gemeenschappelijke basis te garanderen. ]1
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

TITEL III. - Statuut van de personeelsleden van de algemene sturingsdienst van de scholen en psycho-medisch-sociale centra
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art.21. Deze titel is van toepassing op de personeelsleden van de Algemene Sturingsdienst van de Scholen en Psycho-medisch-sociale centra, hierna "de personeelsleden" genoemd.

Art.22. Voor de toepassing van deze titel worden de termijnen berekend als volgt:
  1. de dag van de akte die er het beginpunt van uitmaakt, is niet inbegrepen;
  2. de vervaldag wordt in de termijn inbegrepen. Als die dag echter een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, met inbegrip van de feestdagen van of in de Franse Gemeenschap, wordt hij naar de eerstvolgende werkdag uitgesteld.

Art.23.Voor de toepassing van deze titel worden de dienstanciënniteit en de duur van de diensten die in aanmerking komen voor de dienstanciënniteit berekend volgens dezelfde nadere regels als bedoeld in artikel [1 15]1.
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 8, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.24. De ambten die de personeelsleden kunnen uitoefenen, zijn bevorderingsambten die gerangschikt worden als volgt:
  1. coördinerende afgevaardigde;
  2. zonedirecteur;
  3. afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst.

Art.25. Bij zijn indiensttreding legt het personeelslid dat vastbenoemd is, toegelaten is tot de stage of voorlopig aangesteld is in een bevorderingsambt bedoeld in artikel 24, 2° of 3° de eed af in handen van de ambtenaar-generaal die door de Regering of haar afgevaardigde aangesteld wordt.
  De eed wordt geformuleerd zoals bepaald in artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831. Daarvan wordt akte aan het personeelslid gegeven.

Art.26. De Regering bepaalt de kosten die aan de personeelsleden kunnen worden terugbetaald. Het betreft:
  1. reiskosten;
  2. verblijfskosten;
  3. andere kosten, waarvan inzonderheid kosten met betrekking tot communicaties.
  De Regering stelt de perken en nadere regels vast voor de terugbetaling bedoeld in het eerste lid.

HOOFDSTUK II. - Plichten en onverenigbaarheden
Afdeling I. - Plichten
Art.27. De personeelsleden moeten onder alle omstandigheden voortdurend de belangen behartigen van de Franse Gemeenschap, van de leerlingen die schoollopen bij de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichtingen en van de personeelsleden van die inrichtingen.
  Ze vervullen hun opdracht met dezelfde zorg voor alle schoolinrichtingen en in alle onafhankelijkheid ten opzichte van de inrichtende machten.

Art.28. Ze moeten de neutraliteitsbeginselen in acht nemen bij de uitoefening van hun ambt. Ze mogen de leerlingen niet gebruiken voor doeleinden van politieke, godsdienstige, filosofische propaganda of van commerciële reclame.

Art.29. Ze komen persoonlijk en nauwgezet de verplichtingen na, die hun zijn opgelegd door de wetten, decreten en verordeningen.
  Ze moeten, binnen de door de regeling vastgestelde perken, de prestaties verrichten die noodzakelijk zijn voor de goede werking van de dienst.
  Ze voeren de welbepaalde opdrachten die hun worden toevertrouwd uit en vervullen hun taak met vlijt en nauwgezetheid.
  Ze mogen zonder voorafgaande toelating van hun hiërarchische meerdere de uitoefening van hun ambt niet onderbreken,

Art.30. Ze moeten zich met de meest volstrekte correctheid gedragen, zowel in hun dienstbetrekkingen als in hun omgang met het publiek, en moeten elkaar bijstaan in de mate waarin het belang van de inrichting zulks vereist.
  Ze mogen, zowel in hun dienst als in hun persoonlijke levenssfeer, geen gedrag vertonen dat het vertrouwen van het publiek of de eer of de waardigheid van hun ambt zou kunnen aantasten. Ze onthouden zich van alle pesterijen.

Art.31. Ze mogen zich niet inlaten met enige werkzaamheid die in strijd is met de Grondwet en de wetten van het Belgisch volk, die de vernietiging van 's Lands onafhankelijkheid op het oog heeft of die de landsverdediging of de uitvoering van de verbintenissen van België strekkend tot het verzekeren van zijn veiligheid in gevaar brengt. Ze mogen niet toetreden tot, noch hun hulp verschaffen aan een beweging, groepering, organisatie of vereniging met een soortgelijke werkzaamheid.

Art.32. Het is hun verboden feiten bekend te maken die zij zouden kennen ter oorzake van hun ambt en die van nature geheim zijn.

Art.33. Het is hun verboden rechtstreeks of door een tussenpersoon, zelfs buiten hun ambt doch omwille ervan, giften, geschenken, beloningen of enig ander voordeel te vragen, te eisen of aan te nemen.

Art.34. De Regering kan de door deze afdeling voorziene plichten preciseren.

Art.35.Onverminderd de toepassing van de strafwetten en, in voorkomend geval, van artikel [1 1.7.3-5 van het Wetboek]1, zullen de overtredingen van de bepalingen van deze afdeling, naargelang van het geval, met een van de bij artikel 116 bepaalde tuchtsancties worden bestraft.
  ----------
  (1)<DFG 2022-02-24/18, art. 113, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Afdeling II. - Onverenigbaarheden
Art.36. Met de hoedanigheid van personeelslid is onverenigbaar, de uitoefening van het politiek mandaat van:
  1. burgemeester, schepen, gemeenteraadslid, voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn van een gemeente die zich geheel of gedeeltelijk bevindt op het grondgebied waarop het personeelslid het ambt van zonedirecteur of afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst uitoefent;
  2. lid van de permanente deputatie of provincieraadslid in een provincie die zich geheel of gedeeltelijk bevindt op het grondgebied waarop het personeelslid het ambt van zonedirecteur of afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst uitoefent.

Art.37.[1 Met de hoedanigheid van personeelslid is onverenigbaar, de uitoefening van elk mandaat, met inbegrip van een syndicaal mandaat, bij een inrichtende macht of een federatie van inrichtende machten waarvan één of meer onderwijsinrichtingen zich bevinden op het grondgebied waarop het personeelslid het ambt van zonedirecteur of zijn afgevaardigde bij de doelstellingenovereenkomst uitoefent.]1
  ----------
  (1)<DFG 2019-01-10/06, art. 154, 002; Inwerkingtreding : 26-02-2019>

Art.38. Onverenigbaar met de hoedanigheid van personeelslid is elke activiteit die het vervullen van de ambtsplichten zou kunnen belemmeren of die in strijd is met de waardigheid van dat ambt.

Art.39. De Regering stelt de onverenigbaarheden vast bedoeld in artikelen 36 tot 38. Ze brengt het betrokken personeelslid daarvan op de hoogte binnen een termijn van twintig dagen vanaf de dag waarop ze de onverenigbaarheid vaststelt, bij een ter post aangetekend schrijven, dat uitwerking heeft met ingang van de derde werkdag volgend op de datum van de verzending ervan.

Art.40. Als de vaststelling van een onverenigbaarheid vermeld in artikel 42 betwist wordt, kan het betrokken personeelslid, langs de hiërarchische weg, binnen een termijn van twintig werkdagen vanaf de datum waarop de onverenigbaarheid werd vastgesteld, een bezwaar indienen voor de in artikel 121 bedoelde raad van beroep. Deze brengt de Regering zijn advies uit binnen een termijn van twee maanden vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift.
  De Regering neemt haar beslissing binnen een termijn van één maand na de ontvangst van het advies van de raad van beroep.

HOOFDSTUK III. - Mandaat voor de uitoefening van het bevorderingsambt van coördinerende afgevaardigde
Afdeling I. - Procedure en voorwaarden voor het verkrijgen van het mandaat van coördinerende afgevaardigde
Art.41. De betrekking van coördinerende afgevaardigde wordt toegekend bij mandaat.
  Een mandaat kan slechts toegekend worden als een betrekking vacant is binnen het betrokken ambt.
  De Regering bepaalt het ambtsprofiel van de coördinerende afgevaardigde.

Art.42. De vacante betrekking van het te begeven ambt van coördinerende afgevaardigde wordt ter kennis gebracht van de mogelijke kandidaten per openbare oproep.

Art.43. Slechts de kandidaten die de vorm en de termijn hebben nageleefd waarin de kandidaturen moeten worden ingediend, kunnen worden gemandateerd.

Art.44.Niemand kan een mandaat verkrijgen als hij niet aan de volgende voorwaarden voldoet:
  1. vastbenoemd zijn in een bevorderingsambt bedoeld in artikel 24, 2° en 3° ;
  2. een dienstanciënniteit van minstens zes jaar tellen in een bevorderingsambt van zonedirecteur of minstens negen jaar in een bevorderingsambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst;
  3. de vermelding "gunstig" gekregen hebben voor de laatste evaluatie. Als er geen evaluatieverslag is, wordt het personeelslid geacht de vermelding "gunstig" gekregen te hebben;
  4. geen sanctie of tuchtstraf gekregen hebben gedurende de laatste vijf jaar;
  5. een opleiding in human resources management van [1 maximaal]1 60 uur gevolgd hebben en ervoor geslaagd zijn, georganiseerd door de School voor Overheidsbestuur. Het attest voor het slagen voor de opleiding wordt uitgereikt door een examencommissie waarvan de samenstelling en de nadere regels voor de werking bepaald worden door de Regering.
  Als er geen kandidaat is die aan de in het 1e lid, 5° bedoelde voorwaarde voldoet, kan de Regering een mandaat toekennen aan een kandidaat die niet aan die voorwaarde voldoet, voor zover deze laatste zich ertoe verbindt de volgende opleiding in human resources management te volgen. Er wordt van rechtswege een einde gemaakt aan zijn mandaat bij niet-naleving van die verbintenis of bij faling.
  Een persoon die op de datum van indiening van zijn aanvraag tot deelneming niet voldoet aan de voorwaarden vermeld in het 1e lid, 1° tot 4° wordt niet tot de opleiding toegelaten
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 9, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.45. Voor de berekening van de ambtsanciënniteit bedoeld in artikel 44, § 1, 2° worden de werkelijke diensten in aanmerking genomen die het personeelslid, in ongeacht welke hoedanigheid, heeft gepresteerd in het bevorderingsambt van zonedirecteur.
  Voor de berekening van de duur van de diensten die in aanmerking komen voor een ambtsanciënniteit bedoeld in artikel 44, 1e lid, 2° worden de werkelijke diensten per kalendermaand geteld, waarbij de onvolledige maanden niet worden meegeteld.

Art.46.§ 1. Er wordt bij de Regering een Commissie voor selectie en evaluatie, hierna "de Commissie" genoemd, opgericht.
  § 2. De Commissie is bevoegd om [2 het voorstel en de voordracht]2 bedoeld bij toepassing van de artikelen 48 en 55 te geven, op eigen initiatief of op aanvraag van de Regering.
  § 3. De Commissie bestaat uit:
  1. de Directeur-generaal van de Algemene directie voor de sturing van het onderwijssysteem;
  2. vier leden aangesteld door de Regering onder de ambtenaren-generaal van de Diensten van de Regering, minstens titularis van een graad van rang 16;
  3. vijf leden aangesteld door de Regering onder de titularissen van het ambt van gewoon hoogleraar, hoogleraar of docent, voltijds in vast verband benoemd of aangeworven binnen een universiteit georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap of onder de titularissen van een verkiezingsambt binnen een Hogeschool georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
  De leden van de Commissie worden aangesteld voor een hernieuwbare duur van vijf jaar.
  [1 Aan de deskundige leden van de Commissie bedoeld in paragraaf 1, 3°, kan een financiële vergoeding worden toegekend volgens de modaliteiten die de regering vaststelt.]1
  § 4. De Directeur-generaal van de Algemene directie voor de sturing van het onderwijssysteem zit de Commissie voor. De Regering stelt een voorzitter en een ondervoorzitter van de Commissie aan onder de vier ambtenaren-generaal bedoeld in § 3, 2°.
  De Regering stelt een secretaris en plaatsvervangend secretaris van de Commissie aan onder de ambtenaren van minstens niveau 2+ van de Diensten van de Regering.
  § 5. Voor elk werkend lid stelt de Regering een plaatsvervangend lid aan, gekozen volgens dezelfde nadere regels als het werkend lid dat het vervangt. De Regering stelt een plaatsvervangende Directeur-generaal aan onder de ambtenaren-generaal van de Diensten van de Regering, minstens titularis van een graad van rang 16;
  § 6. De Commissie geeft advies bij meerderheid van de aanwezige leden. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.
  De Regering stelt andere nadere regels vast voor de werking van de Commissie, alsmede haar huishoudelijk reglement, op de voordracht van deze laatste.
  § 7. Elk lid van de Commissie dat zijn hoedanigheid waarvoor het aangesteld werd binnen de Commissie verliest, wordt onverwijld vervangen door de Regering volgens dezelfde nadere regels. De plaatsvervanger voleindigt het mandaat van zijn voorganger.
  ----------
  (1)<DFG 2022-02-24/18, art. 114, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (2)<DFG 2024-04-18/34, art. 10, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.47. Bij de verklaring van vacature van de betrekking te begeven bij mandaat stelt de Regering op de voordracht van de Directeur-generaal een opdrachtenblad op.
  Het opdrachtenblad bevat ten minste de beschrijving van de volgende elementen:
  1. de nauwkeurige definitie van de opdrachten die aan de mandataris worden toegewezen;
  2. de te bereiken doelstellingen.

Art.48. De kandidaturen voor een mandaat worden onderzocht door de Commissie, die kan beslissen om de verschillende kandidaten te horen.
  De Commissie stelt aan de Regering een lijst van hoogstens vijf kandidaten voor, in volgorde van hun verdiensten en relationele bekwaamheden. Om de kandidaten te rangschikken volgens de volgorde van hun verdiensten, neemt de Commissie inzonderheid het volgende in aanmerking: opleidingen tijdens de loopbaan en aanvullende opleidingen, publicaties, behaalde diploma's, getuigschriften en brevetten, projecten uitgevoerd tijdens de uitoefening van hun ambt van zonedirecteur, afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst of een vroeger mandaat.

Afdeling II. - Duur en uitoefening van het mandaat
Art.49.[1 ...]1 Het mandaat van [1 coördinerende afgevaardigde]1, met een duur van vijf jaar, wordt door de Regering toegekend aan de kandidaat die zij kiest uit een lijst voorgesteld door de Commissie voor selectie en evaluatie bedoeld in artikel 46.
  Dat mandaat is hernieuwbaar op basis van de evaluatie toegekend door de Regering op de voordracht van de Commissie voor selectie en evaluatie.
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 11, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.50. Het mandaat is tijdelijk. Het geeft geen recht op een vaste benoeming in het ambt dat het begeeft.
  Het bij mandaat begeven ambt is ondeelbaar. Het wordt voltijds uitgeoefend.
  Tijdens de uitoefening van zijn mandaat is het personeelslid in dienstactiviteit, behoudens formele bepaling die hem in een andere administratieve stand zet.
  Zijn administratieve standplaats wordt in Brussel gevestigd.

Art.51. Tijdens de duur van zijn mandaat kan de mandataris:
  1. geen verlof verkrijgen voor de onderbreking van de beroepsloopbaan, met uitzondering van de loopbaanonderbreking om palliatieve zorgen te verstrekken, voor de bijstand of de verlening van zorgen aan een lid van het gezin of van de familie tot de tweede graad die aan een ernstige ziekte lijdt of bij de geboorte of de adoptie van een kind in het kader van een ouderschapsverlof;
  2. geen verlof verkrijgen voor opdracht of een terbeschikkingstelling voor bijzondere opdracht;
  3. geen verlof verkrijgen om een stage uit te oefenen binnen een andere betrekking van de Staat, de provincies, gemeenten, van een ermee gelijkgestelde openbare instelling, een officiële school of een gesubsidieerde vrije school;
  4. geen verlof verkrijgen om zich kandidaat te stellen voor de parlementsverkiezingen of provincieraadsverkiezingen;
  5. geen verlof verkrijgen om cursussen te volgen, zich voor te bereiden voor examens en examens af te leggen;
  6. geen verlof verkrijgen om voorlopig een ander ambt uit te oefenen in het onderwijs;
  7. geen verlof verkrijgen voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden of geen verlof voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden, toegekend aan het personeelslid dat minstens twee kinderen ten laste heeft die niet ouder zijn dan 14 jaar, of geen verlof voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden, toegekend aan het lid van het personeel vanaf 50 jaar;
  8. geen politiek verlof verkrijgen;
  9. geen terbeschikkingstelling verkrijgen wegens persoonlijke aangelegenheden;
  10. geen terbeschikkingstelling verkrijgen wegens persoonlijke aangelegenheden vóór het rustpensioen op basis van de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra.

Art.52. Tijdens de uitoefening van zijn mandaat geniet de coördinerende afgevaardigde de weddeschaal die toegekend is aan een ambtenaar van de Diensten van de Regering van rang 16.

Art.53. De mandataris in dienstactiviteit van minstens 57 jaar oud die het maximum van zijn weddeschaal geniet, ziet de waarde van dit maximum verhoogd met de waarde van de laatste tussentijdse verhoging van zijn weddeschaal.
  De mandataris in dienstactiviteit van minstens 58 jaar oud die het maximum van zijn weddeschaal geniet, ziet de waarde van dit maximum verhoogd met het dubbele van de waarde van de laatste tussentijdse verhoging van zijn weddeschaal.

Art.54. De mandataris in dienstactiviteit van minstens 61 jaar oud die het maximum van zijn weddeschaal geniet, ziet de waarde van dit maximum verhoogd met de waarde van de laatste tussentijdse verhoging van zijn weddeschaal op voorwaarde dat hij de tussentijdse verhoging bedoeld in artikel 53, 1e lid niet heeft genoten.
  De mandataris in dienstactiviteit van minstens 62 jaar oud die het maximum van zijn weddeschaal geniet, ziet de waarde van dit maximum verhoogd met de waarde van de laatste tussentijdse verhoging van zijn weddeschaal op voorwaarde dat hij de tussentijdse verhoging bedoeld in artikel 53, 2e lid niet heeft genoten.

Art.55. De evaluatie van de mandatarissen vindt plaats om de dertig maanden. Deze wordt toegekend door de Regering op de voordracht van de Commissie voor selectie en evaluatie bedoeld in artikel 90.
  De evaluatie baseert zich op de uitvoering van het opdrachtenblad bedoeld in artikel 47.
  Deze bevat een van de volgende meldingen:
  1. "gunstig";
  2. "met voorbehoud";
  3. "ongunstig".

Art.56. De mandataris aan wie een gunstige evaluatie gegeven wordt tijdens zijn mandaat zet de uitoefening van zijn mandaat voort.
  Bij toekenning van een evaluatie "met voorbehoud" tijdens zijn mandaat wordt een nieuwe evaluatie gevoerd binnen de zes à twaalf maanden die volgen en deze leidt tot de toekenning van een melding "gunstig" of "ongunstig". De toekenning van een melding "met voorbehoud" kan de Regering brengen tot het aanpassen van het opdrachtenblad en het aan de mandataris opleggen om gepaste opleidingen te volgen.
  Bij een evaluatievermelding "ongunstig" tijdens het mandaat wordt er vervroegd een einde gemaakt aan het mandaat.

Art.57. Als er geen coördinerende afgevaardigde is, kan de Regering de Directeur-generaal belasten met de taken van de coördinerende afgevaardigde.

Art.58.De coördinerende afgevaardigde kan vrijwillig een einde maken aan zijn mandaat, mits een opzeggingstermijn van één maand.
  Er wordt van rechtswege op vervroegde wijze een einde gemaakt aan het mandaat wanneer de mandataris één van de tuchtsancties bedoeld in artikel [1 110]1, 4 tot 7° krijgt.
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 12, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.59. Wanneer er, om welke reden dan ook, een einde wordt gemaakt aan een mandaat voor het einde ervan, wordt de coördinerende afgevaardigde vervangen. De vervanger, die door de Regering volgens de in de artikelen 41 tot 48 vastgestelde nadere regels wordt aangesteld, voleindigt het lopende mandaat.

Afdeling III. - Einde van het mandaat
Art.60. Het mandaat van de coördinerende afgevaardigde waarvan de laatste evaluatie de vermelding "gunstig" bevat, wordt van ambtswege door de Regering verlengd, zonder dat de vacantverklaring bedoeld in artikel 42 wordt verricht.
  Op het einde van zijn mandaat wordt het mandaat van de coördinerende afgevaardigde wiens laatste evaluatie de vermelding "met voorbehoud" bevat, opnieuw open voor concurrentie verklaard, en kan hij zich gedurende vijf jaar niet meer kandidaat stellen voor een aanstelling in het mandaat van coördinerende afgevaardigde.
  Op het einde van zijn mandaat kan de coördinerende afgevaardigde wiens laatste evaluatie de vermelding "ongunstig" bevat, zich niet meer kandidaat stellen voor een aanstelling in het mandaat van coördinerende afgevaardigde.

Art.61. Wanneer het personeelslid beoogd in artikel 44 zijn hoedanigheid van mandataris verliest, wordt het in zijn bevorderingsambt van zonedirecteur of afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst hersteld.

HOOFDSTUK IV. - Toegang tot het bevorderingsambt van zonedirecteur
Afdeling I. - Mutatie
Art.62. Voorafgaand aan de uitvoering van de toelatingsprocedure voor de stage bedoeld in afdeling 2, kan de Regering, als er een betrekking voor het bevorderingsambt van zonedirecteur vacant is, volgens de nadere regels die zij bepaalt, de vastbenoemde zonedirecteurs uitnodigen om een mutatieaanvraag in te dienen naar de te begeven betrekking.
  De mutatie wordt goedgekeurd door de Regering op advies van de coördinerende afgevaardigde.

Afdeling II. - Toelating tot de stage voor een bevorderingsambt van zonedirecteur
Art.63.
  <Opgeheven bij DFG 2024-04-18/34, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Onderafdeling 1. [1 De aanvang van de stage ]1   ----------   (1)
Art.64.[1 Wanneer er een betrekking van het bevorderingsambt van zonedirecteur vacant is en onverminderd de toepassing van artikel 62, past de Regering of haar afgevaardigde eerst de rangschikking toe van de wervingsreserve bedoeld in artikel 12, lid 3 en vervolgens de rangschikking van de wervingsreserve bedoeld in artikel 18, lid 4.
   De bevoegde minister nodigt de best gerangschikte kandidaat uit om de stage aan te vatten. Als de betrokken kandidaat binnen de acht werkdagen niet gunstig reageert op deze uitnodiging, nodigt de bevoegde minister de volgende gerangschikte kandidaat uit om de stage aan te vatten, enzovoort.
   De kandidaat die de uitnodiging om de stage in de zonegroep waarvoor hij zich heeft gepresenteerd aan te vatten, een eerste keer afwijst, verliest het voordeel van zijn rangschikking niet wanneer een andere betrekking van het bevorderingsambt van zonedirecteur vacant is.
   Na een tweede weigering wordt hij verwijderd van de reservelijst voor de betrokken zonegroep, maar behoudt hij zijn plaats in de algemene rangschikking. ]1
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 15, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Onderafdeling 2. [1 Duur van de stage ]1   ----------   (1)
Art.65.§ 1. De stage van zonedirecteur duurt 2 jaar [2 een jaar in het in artikel 12 bedoelde geval]2, berekend overeenkomstig paragraaf 3.
  § 2. Tijdens de duur van de stage blijft het personeelslid titularis van de betrekking waarin het vastbenoemd of aangeworven is, in voorkomend geval [2 ...]2.
  Tenzij anders uitdrukkelijk wordt bepaald, wordt het personeelslid dat wordt toegelaten tot de stage gelijkgesteld met een personeelslid dat vastbenoemd of aangeworven is in het ambt van zonedirecteur.
  Het personeelslid kan tijdens de duur van de stage toelating krijgen om deel te nemen aan een opleiding wanneer deze specifiek gericht is op zijn hoedanigheid van zonedirecteur en wordt georganiseerd krachtens:
  1. [1 hetzij van Boek 6, Titel I, van het Wetboek van basis- en secundair onderwijs;]1
  2. [1 ...]1
  [2 2.]2 het decreet van 30 juni 1998 betreffende de vorming tijdens de loopbaan van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel in het onderwijs voor sociale promotie;
  [2 3.]2het decreet van 15 maart 1999 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van het kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
  § 3. Voor de berekening van de duur van de voltooide stage komen alleen de werkelijk gepresteerde diensten tijdens de duur van de stage in aanmerking.
  Gelijkgesteld met werkelijk gepresteerde diensten zijn de jaarlijkse verloven, de verloven voorzien in artikelen 5, 5bis en 7 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974, alsmede het verlof [2 voor opvang met het oog op adoptie, pleegvoogdij en plaatsing in een pleeggezin]2 en de moederschapsrust respectievelijk voorzien in hoofdstuk IIbis en hoofdstuk XIII van hetzelfde koninklijk besluit van 15 januari 1974.
  ----------
  (1)<DFG 2021-06-17/28, art. 57, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
  (2)<DFG 2024-04-18/34, art. 17, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Onderafdeling 3. [1 Evaluatie ]1   ----------   (1)
Art.66.§ 1. Het stagedoend personeelslid wordt ten vroegste zes maanden na zijn indiensttreding en uiterlijk [1 in de achtste stagemaand]1 geëvalueerd door de coördinerende afgevaardigde [1 volgens de door de Regering vastgelegde modaliteiten ]1.
  De evaluatie is gebaseerd op de uitvoering van de taken die aan elke zonedirecteur zijn toegewezen en de toepassing van de vaardigheden die werden verworven in het kader van de [1 beroepsopleiding]1 bedoeld in artikel [1 66]1. Ze houdt rekening met het ambtsprofiel bedoeld in artikel 5, § 2, alsmede met de globale context waarin de stagiair moet evolueren en de middelen die hem ter beschikking zijn gesteld.
  [1 De evaluatie bestaat uit een onderhoud met het personeelslid en een evaluatieverslag]1 waarvan de Regering het model vastlegt.
  De evaluatie leidt tot de toekenning van de vermelding "gunstig" of [1 met voorbehoud]1.
  [1 "Bij de vermelding "gunstig" kan het personeelslid op elk moment in de loop van het tweede stagejaar opnieuw worden geëvalueerd. Die evaluatie resulteert in de toekenning van de vermelding "gunstig", "met voorbehoud" of "ongunstig". De evaluatie aan het einde van de stage kan enkel resulteren in de toekenning van de vermelding "gunstig" of "ongunstig".
   Bij een vermelding "met voorbehoud" wordt ten vroegste na twaalf maanden en ten laatste in de veertiende stagemaand een tweede evaluatie gedaan. Die evaluatie resulteert in de toekenning van de vermelding "gunstig", "met voorbehoud" of "ongunstig". Een derde evaluatie aan het einde van de stage kan enkel resulteren in de toekenning van de vermelding "gunstig" of "ongunstig]1.
  [1 In ieder geval]1 wordt van rechtswege een einde gemaakt aan de stage van het personeelslid dat de vermelding "ongunstig" krijgt aan het einde van de [1 tweede of derde]1 evaluatie. In dat geval [1 eindigt de stage na het verstrijken van een termijn van 15 dagen en indien van toepassing]1 neemt het personeelslid zijn ambt en benoeming weer op waarin hij vastbenoemd of aangeworven is. [1 Anders wordt deze termijn verlengd tot zes weken.]1
  [1 De door de stagiair verkregen vermelding wordt hem ter kennis gebracht hetzij per aangetekend schrijven, hetzij door overhandiging van een brief, hetzij per e-mail naar het opgegeven adres, in alle gevallen met ontvangstbewijs.]1
  § 2.[1 ...]1
  [1 §2. ]1 De stagiair die een vermelding "ongunstig" krijgt, kan binnen de tien dagen na de kennisgeving via hiërarchische weg per aangetekend schrijven een schriftelijke klacht indienen tegen deze vermelding bij de raad van beroep bedoeld in artikel 121.
  De raad van beroep brengt de Regering zijn advies uit binnen een termijn van twee maanden vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift. De Regering neemt haar beslissing en kent de evaluatievermelding van het stagedoend personeelslid toe binnen een termijn van een [1 twee maanden]1 vanaf de datum van ontvangst van het advies.
  [1 §3.]In het in artikel 12 bedoelde geval vindt één enkele evaluatie plaats, uiterlijk zes maanden na de indiensttreding, volgens de door de Regering vastgestelde modaliteiten. De evaluatie resulteert in de toekenning van de vermelding "gunstig" of "met voorbehoud".
   Een tweede evaluatie, aan het einde van de stage, kan alleen resulteren in de toekenning van de vermelding "gunstig" of "ongunstig".
   De stagiair die een vermelding "ongunstig" krijgt, kan binnen de tien dagen na de kennisgeving via hiërarchische weg per aangetekend schrijven een schriftelijke klacht indienen tegen deze vermelding bij de Raad van beroep bedoeld in artikel 121.
   De Raad van beroep brengt de Regering zijn advies uit binnen een termijn van twee maanden vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift. De Regering neemt haar beslissing en kent de evaluatievermelding van het stagedoend personeelslid toe binnen een termijn van een maand vanaf de datum van ontvangst van het advies.]1
  [1 § 4. Wanneer de regering de vermelding "ongunstig" toekent na het beroep van de stagiair, wordt de stage van het personeelslid van rechtswege beëindigd onder dezelfde voorwaarden als bedoeld in paragraaf 1, lid 8.]1
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 19, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Onderafdeling 4. [1 De beroepsopleiding en de proef die toegang geeft tot de benoeming ]1   ----------   (1)
Art.67.§ 1. [4 De beroepsopleiding van zonedirecteur tijdens de stage duurt minimaal 234 uur en bestaat uit vijf luiken.
   De eerste vier luiken van de initiële opleiding zijn gemeenschappelijk voor de functies van zonedirecteur en afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst.
   De beroepsopleiding van de benoemde afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst die zijn toegelaten tot de stage met het oog op een benoeming in de functie van zonedirecteur, duurt minimaal 30 uur en bestaat uit één luik, zoals bedoeld in punt 5.
   1° Het eerste luik van de beroepsopleiding, dat minimaal 48 uur duurt, is bedoeld om bij de stagiairs de volgende vermogens te ontwikkelen:
   a) zaken in vraag stellen, afstand nemen en nadenkend analyseren op basis van onderwijsvraagstukken en -beleidslijnen;
   b) zich aanpassen aan de diversiteit van de institutionele en schoolcontexten;
   c) zijn eigen actie evalueren ter bevordering van het vermogen na te denken en zich professioneel te ontwikkelen in het kader van de toekomstige functie en taken en om behoeften op het gebied van opleiding of regelgeving te kunnen identificeren;
   d) een portfolio opstellen dat getuigt van de ontwikkeling van vaardigheden die specifiek zijn voor de uitoefening van de toekomstige functie en taken.
   2° Het tweede luik van de beroepsopleiding, dat minimaal 33 uur duurt, is bedoeld om bij de stagiairs de volgende vermogens te ontwikkelen:
   a) de evolutie van het onderwijssysteem kennen om de huidige organisatie van het onderwijs in de Federatie Wallonië-Brussel te begrijpen;
   b) verschillende modellen voor de sturing van een onderwijssysteem en het bestuur van scholen en onderwijsinstellingen begrijpen en de kansen en effecten van elk van hen identificeren;
   c) de waarden, de uitdagingen, de systemische benadering van de sturing van het onderwijssysteem en het bestuursmodel identificeren van de onderwijsinstellingen die met name worden bevorderd door het Pacte pour un Enseignement d'Excellence;
   d) de plaats, de rol en de complementariteit van de verschillende diensten van het Algemeen Bestuur van Onderwijs identificeren.
   3° Het derde luik van de beroepsopleiding, dat minimaal 75 uur duurt, is bedoeld om bij de stagiairs de volgende vermogens te ontwikkelen:
   a) met open boek de wetgevings- en verordeningsmateries verbonden aan het ambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst en zonedirecteur beheersen;
   b) kwantitatieve en kwalitatieve gegevens en indicatoren lezen, begrijpen en interpreteren;
   c) procedures invoeren voor het sluiten en evalueren van doelstellingenovereenkomsten;
   d) verslagen en adviezen opstellen die getuigen van een goede organisatie van de informatie, duidelijke, effectieve en passende communicatie, argumentatie op basis van de analyse van de beschikbare gegevens en het gebruik van wettelijke en reglementaire vereisten;
   e) procedures invoeren voor het sluiten en evalueren van samenwerkingsprotocollen;
   f) zich de deontologie eigen maken die eigen is aan zijn functie (met inbegrip van het aannemen van een passende houding en het respecteren van de vertrouwelijkheid);
   g) zijn persoonlijke werking beheren en reguleren.
   4° Het vierde luik van de beroepsopleiding, dat minimaal 48 uur duurt, is bedoeld om bij de stagiairs de volgende vermogens te ontwikkelen:
   a) spreken in het openbaar en groepen leiden;
   b) in teamverband werken;
   c) conflicten beheren;
   d) de verschillende belanghebbenden ondervragen om relevante informatie te verzamelen en hun standpunten, houdingen en keuzes te begrijpen;
   e) adequaat reageren op weerstand tegen verandering, argumenteren en aanzetten tot nadenken.
   5° Het vijfde luik van de beroepsopleiding is specifiek voor kandidaten voor de functie van zonedirecteur en duurt minimaal 30 uur. Het heeft tot doel bij deze laatsten omkaderings- en leadershipscompetenties te ontwikkelen en in het bijzonder de volgende vermogens:
   a) de specifieke taken van zonedirecteur begrijpen;
   b) procedures invoeren om de specifieke taken van zonedirecteurs te vervullen;
   c) een team beheren en tot een hecht geheel smeden, met name door de medewerkers te ondersteunen en motiveren, hun persoonlijke en professionele ontwikkeling en de ontwikkeling van het team te stimuleren vanuit het oogpunt van een lerende organisatie;
   d) een managementstijl ontwikkelen die team- en conflictmanagement, taakcoördinatie en projectmanagement bevordert;
   e) een ambtenaar evalueren;
   f) tuchtvorderingen instellen.]4
  § 2. De Regering werkt op grond van een voorstel van [3 het Netoverschrijdend instituut voor de voortgezette beroepsopleiding]3 een [4 beroepsopleidingsplan]4 uit waarin de volgende elementen worden bepaald:
  1. de methodes, met een voorkeur voor die welke gericht zijn op de professionele ontwikkeling, inzonderheid de analyse van casussen, rollenspellen, intervisie en het opstellen van een portfolio;
  2. de nadere regels volgens dewelke de opleiding is georganiseerd.
  [4 Ingeval de stagiair reeds een opleiding heeft gevolgd waarvan de inhoud gelijk is aan die bedoeld in paragraaf 1, kan hij vrijstelling vragen van het volledige of een deel van het in het opleidingsplan voorziene programma, overeenkomstig de door de Regering vastgestelde voorwaarden en modaliteiten.]4
  Op basis van het in het eerste lid bedoelde opleidingsplan organiseert [3 het Netoverschrijdend instituut voor de voortgezette beroepsopleiding]3 de [4 beroepsopleiding]4
  De docenten van deze [4 beroepsopleidingsplan]4 zijn in de eerste plaats afkomstig van de universiteiten, hogescholen, instellingen voor onderwijs voor sociale promotie, [3 het Netoverschrijdend instituut voor de voortgezette beroepsopleiding]3 of [4 de regeringsdiensten, met name het Algemeen Bestuur van Onderwijs of de Algemene sturingsdienst voor de scholen]4.
  [4 De Regering neemt de nodige maatregelen om een vergoeding toe te kennen aan opleiders die niet vallen onder het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 25 januari 2017 tot vaststelling van de nadere regels voor de selectie en de vergoeding van de interne opleiders bij de "Ecole d'administration publique" en de vormingsdiensten.]4
  [3 het Netoverschrijdend instituut voor de voortgezette beroepsopleiding]3 kan [4 een deel of alle delen]4 van de opleiding gezamenlijk of afzonderlijk organiseren voor de stagedoende zonedirecteurs en voor de stagedoende afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst.
  § 3. Aan het einde van de opleiding presenteert en verdedigt de stagiair zijn portfolio voor een examencommissie. De portfolio bestaat uit een persoonlijk dossier waarin hij aantoont wat hij heeft bijgeleerd tijdens de opleiding en welke ervaring hij heeft opgedaan tijdens zijn stage waardoor hij aan de vereisten van het ambtsprofiel bedoeld in artikel 5, § 3 zal voldoen [4 , door het nadenkend analyseren van twee casestudy's die verband houden met de taken van zonedirecteur, waarvan er één betrekking heeft op het management van medewerkers]4.
  Deze examencommissie bestaat uit:
  1. [4 de coördinerende afgevaardigde die voorzitter is of]4 een door de Regering uit de algemene ambtenaren van minstens rang 15 aangestelde voorzitter;
  2. [4 twee door de Regering aangestelde leden die het Algemeen Bestuur van Onderwijs vertegenwoordigen, waarvan ten minste één lid is van het vaste personeel van de Algemene sturingsdienst voor de scholen en psycho-medisch-sociale centra]4;
  3. [4 minstens één en maximaal twee externe experts]4 met specifieke competentie in verband met de verschillende luiken van de [4 beroepsopleiding]4.
  Voor elk werkend lid bedoeld in paragraaf 1 stelt de Regering een vervangend lid aan volgens dezelfde nadere regels.
  [2 Het mandaat van de leden van de examencommissie is onbezoldigd. Een financiële vergoeding kan evenwel toegekend worden aan de deskundige leden bedoeld in het tweede lid, 3°, volgens de nadere regels bepaald door de Regering.]2
  De nadere regels voor de werking van de examencommissie worden vastgelegd door de Regering.
  [4 Overeenkomstig artikel 14 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel kunnen de vertegenwoordigers van de vakbonden de vergaderingen van deze examencommissie(s) als waarnemers bijwonen.]4
  De examencommissie baseert haar beoordeling van de [4 proef die toegang geeft tot de benoemin]4 op de volgende evaluatiecriteria:
  1. de graad van beheersing van de veronderstelde kennis en vaardigheden die werden ontwikkeld in het kader [4 van de eerste drie en het vijfde" en worden de woorden "initiële opleiding" vervangen door de woorden "beroepsopleiding bedoeld in paragraaf 1]4 luik van de initiële opleiding;
  2. het vermogen om schriftelijk te communiceren;
  3. het vermogen om mondeling te communiceren.
  De Regering legt [4 ...]4 vast [4 ...]4 de nadere regels voor de organisatie en evaluatie van de proef.
  [4 Op basis van zijn prestaties en rekening houdend met de stage-evaluaties wordt de stagiair geschikt of ongeschikt verklaard voor de functie. Hij kan met name ongeschikt worden verklaard indien zijn prestaties een belangrijk element aan het licht brengen dat onverenigbaar is met de uitoefening van de functie. Wordt beschouwd als een belangrijk element dat onverenigbaar is met de uitoefening van de functie de houding van een stagiair die alleen een controlerende taak uitvoert, de pedagogische vrijheid van de scholen schendt of in de praktijk posities inneemt die niet in overeenstemming zijn met de door de wetgever vastgestelde doelstellingen van verbetering van het onderwijssysteem of de prioritaire taken zoals gedefinieerd in de artikelen 1.4.1-1 en 1.4.1-2 van het Wetboek.]4
  § 4. Er wordt van rechtswege een einde gemaakt aan de stage als het personeelslid niet slaagt in de [4 beroepsopleiding]4 bedoeld in artikel[4 66 ]4. In dat geval [4 eindigt de stage na het verstrijken van een termijn van 15 dagen en indien van toepassing]4 neemt het personeelslid opnieuw zijn oorspronkelijke ambt en aanstelling in vast verband op. [4 Anders wordt deze termijn verlengd tot zes weken.";]4
  Om de continuïteit van het ambt van zonedirecteur te waarborgen of de stabiliteit van de pedagogische teams niet te verstoren kan de Regering de wederopneming van het personeelslid in zijn oorspronkelijke ambt maximaal zes maanden uitstellen vanaf het niet-slagen in de beroepsopleiding.
  [1 Het personeelslid bedoeld in lid 1, kan binnen de tien dagen na kennisgeving langs hiërarchische weg per aangetekend schrijven een schriftelijke klacht indienen tegen de beslissing van niet-voltooiing bij de Raad van beroep bedoeld in artikel 121. Dit beroep is opschortend.
   De Raad van beroep brengt zijn advies uit aan de Regering binnen een termijn van maximaal [4 twee maanden]4 vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift. De Regering neemt haar beslissing [4 ...]4 binnen een termijn van maximaal een maand vanaf de datum van ontvangst van het advies.]1 [4 De stage wordt beëindigd wanneer de Regering het niet-slagen bevestigt.]4
  ----------
  (1)<DFG 2019-01-10/06, art. 155, 002; Inwerkingtreding : 26-02-2019>
  (2)<DFG 2020-12-09/15, art. 71, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (3)<DFG 2021-06-17/28, art. 56, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
  (4)<DFG 2024-04-18/34, art. 21, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.68.Er kan in de loop van de stage een einde worden gesteld aan deze laatste op verzoek van het personeelslid mits een opzegtermijn van [1 zes weken]1. In dat geval [1 neemt het vastbenoemde of aangeworven personeelslid zijn oorspronkelijke ambt en aanstelling weer op]1 en kan het, uitgezonderd in uitzonderlijke en behoorlijk gemotiveerde omstandigheden, slechts opnieuw worden toegelaten tot de stage of voorlopig worden aangesteld in een ambt van zonedirecteur of afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst na te hebben gereageerd op een nieuwe oproep om kandidaten. [1 De opzegtermijn kan met wederzijdse instemming worden ingekort.]1
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 22, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.69.§ 1. Aan het einde van de stage wordt het personeelslid dat is geslaagd in de proef bedoeld in artikel [1 66 ]1, § 3 [1 ...]1, geëvalueerd volgens dezelfde nadere regels als in artikel [1 65]1
  Het personeelslid dat een vermelding "ongunstig" krijgt, kan per aangetekend schrijven een schriftelijke klacht indienen tegen deze vermelding volgens dezelfde nadere regels als in artikel [1 65 ]1, § 3. Dit beroep is opschortend. [1 De stage wordt beëindigd wanneer de Regering het niet-slagen bevestigt. De stage eindigt na het verstrijken van een termijn van 15 dagen en indien van toepassing neemt het personeelslid zijn oorspronkelijke ambt en aanstelling weer op, waarin hij vastbenoemd of aangeworven is. Anders wordt deze termijn verlengd tot zes weken.]1
  § 2. Het personeelslid dat aan het einde van de stage een gunstige evaluatie heeft gekregen, krijgt een voorstel tot vaste benoeming in het ambt van zonedirecteur [1 ...]1.
  Dit voorstel wordt hem door de[1 directeur-generaal]1 ter kennis gebracht bij ter post aangetekend schrijven [1 , of bij e-mail naar het opgegeven adres]1 met ontvangstbewijs met uitwerking drie werkdagen na verzending ofwel bij overhandiging van een brief met ontvangstbewijs met uitwerking op de datum vermeld op dat ontvangstbewijs.
  Het personeelslid heeft een termijn van tien dagen om het ingevulde en ondertekende voorstel te overhandigen aan de coördinerende afgevaardigde en erop te vermelden of hij een vaste benoeming in het ambt van zonedirecteur aanvaardt of weigert.
  [1 Als het personeelslid niet binnen 10 dagen antwoordt per e-mail met ontvangstbewijs, behoudens overmacht, wordt verondersteld dat het weigert en eindigt de stage van rechtswege.]1
  In geval van een weigering binnen de 10 dagen van een vaste benoeming, neemt het [1 vastbenoemde of aangeworven]1 personeelslid zijn oorspronkelijke ambt en aanstelling weer op.
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 23, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.69.[1 In het geval bedoeld in artikel 12 volgt de stagiair uitsluitend het luik van de beroepsopleiding bedoeld in artikel 66, § 1, 5.
   De stagiair wordt aan het einde van de stage uitsluitend op dit luik geëvalueerd door de examencommissie bedoeld in artikel 66, § 3.
   De stagiair presenteert en verdedigt een portfolio, dat bestaat uit de presentatie van twee casestudy's die verband houden met de managementvaardigheden van een zonedirecteur, waarvan er één betrekking heeft op het management van medewerkers.
   De examencommissie baseert haar beoordeling op de volgende evaluatiecriteria:
   1° de mate van beheersing van de kennis en vaardigheden die worden verondersteld te zijn ontwikkeld in het kader van het luik gewijd aan zonedirecteurs van de beroepsopleiding bedoeld in artikel 66, § 1, 5.;
   2° het vermogen om schriftelijk te communiceren;
   3° het vermogen om mondeling te communiceren.
   Op basis van zijn prestaties en rekening houdend met de dienstevaluaties tijdens de stage wordt de stagiair geschikt of ongeschikt verklaard voor de functie. Hij kan met name ongeschikt worden verklaard indien zijn prestaties een belangrijk element aan het licht brengen dat onverenigbaar is met de uitoefening van de functie. Wordt beschouwd als een belangrijk element dat onverenigbaar is met de uitoefening van de functie de houding van een stagiair die alleen een controlerende taak uitvoert, de pedagogische vrijheid van de scholen schendt of in de praktijk posities inneemt die niet in overeenstemming zijn met de door de wetgever vastgestelde doelstellingen van verbetering van het onderwijssysteem of de prioritaire taken zoals gedefinieerd in de artikelen 1.4.1-1 en 1.4.1-2 van het Wetboek. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2024-04-18/34, art. 24, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>


Afdeling III. [1 - Benoeming in het bevorderingsambt van zonedirecteur ]1   ----------   (1)
Art.70.Niemand kan in een bevorderingsambt van zonedirecteur bedoeld in artikel 24, 2° benoemd worden, indien hij niet voldoet aan de volgende voorwaarden:
  1. voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel [1 14]1, §§ 1 [1 of]1 2;
  2. hebben ingestemd met het voorstel voor een vaste benoeming volgens de nadere regels bedoeld in artikel [1 68]1, § 2;
  3. niet uit zijn ambt ontheven zijn in toepassing van artikel 76 of artikel [1 95]1.
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 26, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.71. De benoeming tot een bevorderingsambt van zonedirecteur kan slechts plaatsvinden als een betrekking vacant is binnen het te begeven ambt.

Art.72. De personeelsleden worden vastbenoemd in het bevorderingsambt van zonedirecteur door de Regering.
  De benoeming in een bevorderingsambt van zonedirecteur treedt voor de betrokkene in werking op de dag van de toelating tot de stage.
  De betrekking waarvan het stagedoend personeelslid titularis was binnen zijn oorspronkelijke inrichtende macht, de Algemene Sturingsdienst van de Scholen en Psycho-medisch-sociale centra of de Algemene inspectiedienst kan slechts vacant worden verklaard op de datum van de beslissing van de benoeming in de graad van zonedirecteur.
  Het benoemingsbesluit wordt gepubliceerd als uittreksel van het Belgisch Staatsblad.

Afdeling IV. - Voorlopige aanstelling in een bevorderingsambt van zonedirecteur
Art.73.§ 1. Als een zonedirecteur tijdelijk afwezig is of er een vacante betrekking van zonedirecteur is waarvoor geen stagiair kan worden aangesteld, kan de Regering overgaan tot de voorlopige aanstelling in een betrekking van een ambt van zonedirecteur.
  § 2. De Regering kan overgaan tot de voorlopige aanstelling in een bevorderingsambt van een zonedirecteur bedoeld in artikel 24, 2° van een personeelslid dat aan de volgende voorwaarden voldoet:
  1. voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel [1 14]1, § 1 of § 2;
  2. zijn kandidatuur hebben ingediend in de vorm en binnen de termijnen overeenkomstig artikel 74;
  3. de volgende beroepservaring aantonen:
  o minstens drie jaar ervaring in het beheer of de coördinatie van een team van volwassenen waarvan minstens twee jaar in het onderwijs;
  o minstens vijf jaar professionele praktijk als lid van een pedagogisch team of als beambte in een psycho-medisch-sociaal centrum;
  o een significante beroepservaring - van minstens één jaar - op meerdere niveaus of in verschillende types onderwijs of bij onderwijspartners is een troef;
  o een beroepservaring in een van de materies waarop de taken van de zonedirecteur betrekking hebben, hetzij inzake audit, systemische analyse of analyse van variabelen / indicatoren is een troef.
  Als eerste wordt aangesteld een kandidaat die houder is van een attest voor het slagen voor de [1 proef die toegang geeft tot de benoeming]1 met betrekking tot het te begeven ambt van zonedirecteur bedoeld in Titel II.
  In de hypothese die in het vorige lid wordt bedoeld, past de Regering de rangschikking toe van de wervingsreserve bedoeld in artikel [118, lid 4; ]1 volgens dezelfde nadere regels als deze bedoeld in artikel [1 63]1.
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 27, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.74.De Regering nodigt de personeelsleden uit om zich kandidaat te stellen voor een voorlopige aanstelling volgens de nadere regels die zij bepaalt.
  Het personeelslid dat voor meerdere zones solliciteert, duidt de zones aan waarvoor hij zich kandidaat stelt.
  Slechts de kandidaten die de vorm en de termijn hebben nageleefd waarin de kandidaturen moeten worden ingediend, kunnen voorlopig worden aangesteld in een bevorderingsambt van zonedirecteur.
  De periode gedurende dewelke een personeelslid voorlopig is aangesteld in toepassing van de bepalingen van deze afdeling, kan niet worden gelijkgesteld met de stage bedoeld in artikel [1 63 ]1.
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 28, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.75.§ 1. De regering kan een einde stellen aan de aanstelling van een voorlopig aangesteld personeelslid in een bevorderingsambt van zonedirecteur in het belang van de dienst en mits een opzegtermijn van vijftien dagen.
  § 2. Het personeelslid kan afzien van zijn voorlopige aanstelling mits een opzegtermijn van [1 zes weken]1. In dat geval neemt het personeelslid zijn oorspronkelijke ambt en aanstelling weer op in vast verband en kan het, uitgezonderd in uitzonderlijke en behoorlijk gemotiveerde omstandigheden, slechts opnieuw worden toegelaten tot de stage of voorlopig worden aangesteld in een ambt van zonedirecteur of afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst na te hebben gereageerd op een nieuwe oproep om kandidaten.
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 29, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.76. Er wordt van rechtswege een einde gemaakt aan de voorlopige aanstelling van het personeelslid wanneer dit personeelslid één van de tuchtsancties bedoeld in artikel 110, 4° tot 7° krijgt.
  De tuchtsancties bedoeld in artikel 110, 6° en 7° stellen overigens een einde aan elke statutaire band, zelfs in zijn oorspronkelijke ambt en benoeming.

HOOFDSTUK V. - Toegang tot het bevorderingsambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst
Afdeling I. - Mutatie
Art.77. Voorafgaand aan de uitvoering van de toelatingsprocedure voor de stage bedoeld in afdeling 2, kan de Regering, als er een betrekking voor het bevorderingsambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst vacant is, volgens de nadere regels die zij bepaalt, de vastbenoemde afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst uitnodigen om een mutatieaanvraag in te dienen naar de te begeven betrekking.
  De mutatie wordt goedgekeurd door de Regering op advies van de coördinerende afgevaardigde en de betrokken zonedirecteurs.

Afdeling II. - Toelating tot de stage voor een bevorderingsambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst
Art.78.
  <Opgeheven bij DFG 2024-04-18/34, art. 30, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Onderafdeling 1. [1 Aanvang van de stage ]1   ----------   (1)
Art.79.Als er een betrekking van het bevorderingsambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst vacant is en onverminderd de toepassing van artikel 77, past de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 de rangschikking toe van de wervingsreserve bedoeld in artikel [1 18, lid 4]1.
  [1 De bevoegde minister]1 nodigt [1 de best gerangschikte kandidaat]1 uit om de stage aan te vatten. Als [1 de betrokken kandidaat]1 binnen de [1 acht werkdagen]1 niet gunstig reageert op deze uitnodiging, nodigt de [1 bevoegde minister ]1[1 de volgende gerangschikte kandidaat]1 uit om de stage aan te vatten, enzovoort.
  Het personeelslid dat de uitnodiging om de stage [1 in de zonegroep waarvoor hij zich heeft gepresenteerd]1 aan te vatten [1 een eerste keer]1 afwijst, verliest het voordeel van zijn rangschikking niet wanneer een andere betrekking van het bevorderingsambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst vacant is.
  [1 Bij een tweede weigering wordt de kandidaat uit de reserve geschrapt.]1
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 32, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Onderafdeling 2. [1 Duur van de stage ]1   ----------   (1)
Art.80.§ 1. De stage van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst duurt 2 jaar, berekend overeenkomstig paragraaf 3.
  § 2. Tijdens de duur van de stage blijft het personeelslid titularis van de betrekking waarin het vastbenoemd of aangeworven is, in voorkomend geval [2 ...]2.
  Tenzij anders uitdrukkelijk wordt bepaald, wordt het personeelslid dat wordt toegelaten tot de stage gelijkgesteld met een personeelslid dat vastbenoemd of aangeworven is in het ambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst.
  Het personeelslid kan tijdens de duur van de stage toelating krijgen om deel te nemen aan een opleiding wanneer deze specifiek gericht is op zijn hoedanigheid van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst en wordt georganiseerd krachtens:
  1. [1 hetzij van Boek 6, Titel I, van het Wetboek van basis- en secundair onderwijs;]1
  2. [1 ...]1
  [2 2]2. het decreet van 30 juni 1998 betreffende de vorming tijdens de loopbaan van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel in het onderwijs voor sociale promotie;
  [2 3 ]2. het decreet van 15 maart 1999 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van het kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;
  § 3. Voor de berekening van de duur van de voltooide stage, komen alleen de werkelijk gepresteerde diensten tijdens de duur van de stage in aanmerking. Gelijkgesteld met werkelijk gepresteerde diensten zijn de jaarlijkse verloven, de verloven voorzien in artikelen 5, 5bis en 7 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974, alsmede het verlof [2 voor opvang]2 met het oog op adoptie [2 door]2 pleegvoogdij [2 en plaatsing in een pleeggezin]2 en de moederschapsrust respectievelijk voorzien in hoofdstuk IIbis en hoofdstuk XIII van hetzelfde koninklijk besluit van 15 januari 1974.
  ----------
  (1)<DFG 2021-06-17/28, art. 58, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
  (2)<DFG 2024-04-18/34, art. 34, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Onderafdeling 3. [1 Evaluatie ]1   ----------   (1)
Art.81.§ 1. Het stagedoend personeelslid wordt ten vroegste zes maanden na zijn indiensttreding en uiterlijk [1 in de achtste stagemaand]1geëvalueerd door de zonedirecteur [1 volgens de door de Regering vastgelegde modaliteiten]1.
  De evaluatie is gebaseerd op de uitvoering van de taken die aan elke afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst zijn toegewezen en de toepassing van de vaardigheden die werden verworven in het kader van de [1 beroepsopleiding]1 bedoeld in artikel 82. Ze houdt rekening met het ambtsprofiel bedoeld in artikel 7, § 2, alsmede met de globale context waarin de stagiair moet evolueren en de middelen die hem ter beschikking zijn gesteld.
  [1 De evaluatie bestaat uit een onderhoud met het personeelslid en een evaluatieverslag]1 waarvan de Regering het model vastlegt.
  [1 Bij de vermelding "gunstig" kan het personeelslid op elk moment in de loop van het tweede stagejaar opnieuw worden geëvalueerd. Die evaluatie resulteert in de toekenning van de vermelding "gunstig", "met voorbehoud" of "ongunstig". De evaluatie aan het einde van de stage kan enkel resulteren in de toekenning van de vermelding "gunstig" of "ongunstig".
   Bij een vermelding "met voorbehoud" wordt ten vroegste na twaalf maanden en ten laatste in de veertiende stagemaand een tweede evaluatie gedaan. Die evaluatie resulteert in de toekenning van de vermelding "gunstig", "met voorbehoud" of "ongunstig". Een derde evaluatie aan het einde van de stage kan enkel resulteren in de toekenning van de vermelding "gunstig" of "ongunstig]1
  De verkregen vermelding wordt ter kennis gebracht van de stagiair per aangetekend schrijven of door de persoonlijke overhandiging van een schrijven met ontvangstbewijs.
  [1 In ieder geval]1 wordt van rechtswege een einde gemaakt aan de stage van het personeelslid dat de vermelding "ongunstig" krijgt aan het einde van de [1 tweede of derde ]1 evaluatie. In dat geval [1 eindigt de stage na het verstrijken van een termijn van 15 dagen en indien van toepassing]1 neemt het personeelslid zijn ambt en benoeming weer op waarin hij vastbenoemd of aangeworven is.[1 Anders wordt deze termijn verlengd tot zes weken.]1
  [1 De door de stagiair verkregen vermelding wordt hem ter kennis gebracht hetzij per aangetekend schrijven, hetzij door overhandiging van een brief, hetzij per e-mail naar het opgegeven adres, in alle gevallen met ontvangstbewijs.]1
  [1 ...]1
  [1 §2.]1 De stagiair die een vermelding "ongunstig" krijgt, kan binnen de tien dagen na de kennisgeving via hiërarchische weg per aangetekend schrijven een schriftelijke klacht indienen tegen deze vermelding, bij de raad van beroep bedoeld in artikel 121. Dit beroep is opschortend.
  De raad van beroep brengt de Regering zijn advies uit binnen een termijn van twee maanden vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift. De Regering neemt haar beslissing en kent de evaluatievermelding van het stagedoend personeelslid toe binnen een termijn van [1 twee maanden]1 vanaf de datum van ontvangst van het advies.
  [1 § 3. Wanneer de regering de vermelding "ongunstig" toekent, wordt de stage van het personeelslid van rechtswege beëindigd onder dezelfde voorwaarden als bedoeld in paragraaf 1, lid 7]1
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 36, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Onderafdeling 4. [1 De beroepsopleiding en de proef die toegang geeft tot de benoeming ]1   ----------   (1)
Art.82.§ 1.[4 § 1. De beroepsopleiding van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst tijdens de stage duurt minimaal 204 uur en bestaat uit vier luiken.
   De vier luiken van de opleiding zijn gemeenschappelijk voor de functies van zonedirecteur en afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst.
   1° Het eerste luik van de beroepsopleiding, dat minimaal 48 uur duurt, is bedoeld om bij de stagiairs de volgende vermogens te ontwikkelen:
   a) zaken in vraag stellen, afstand nemen en nadenkend analyseren op basis van onderwijsvraagstukken en -beleidslijnen;
   b) zich aanpassen aan de diversiteit van de institutionele en schoolcontexten;
   c) zijn eigen actie evalueren ter bevordering van het vermogen na te denken en zich professioneel te ontwikkelen in het kader van de toekomstige functie en taken en om behoeften op het gebied van opleiding of regelgeving te kunnen identificeren;
   d) een portfolio opstellen dat getuigt van de ontwikkeling van vaardigheden die specifiek zijn voor de uitoefening van de toekomstige functie en taken.
   2° Het tweede luik van de beroepsopleiding, dat minimaal 33 uur duurt, is bedoeld om bij de stagiairs de volgende vermogens te ontwikkelen:
   a) de evolutie van het onderwijssysteem kennen om de huidige organisatie van het onderwijs in de Franse Gemeenschap te begrijpen;
   b) verschillende modellen voor de sturing van een onderwijssysteem en het bestuur van scholen en onderwijsinstellingen begrijpen en de kansen en effecten van elk van hen identificeren;
   c) de waarden, de uitdagingen, de systemische benadering van de sturing van het onderwijssysteem en het bestuursmodel identificeren van de onderwijsinstellingen die met name worden bevorderd door het Pacte pour un Enseignement d'Excellence;
   d) de plaats, de rol en de complementariteit van de verschillende diensten van het Algemeen Bestuur van Onderwijs identificeren.
   3° Het derde luik van de beroepsopleiding, dat minimaal 75 uur duurt, is bedoeld om bij de stagiairs de volgende vermogens te ontwikkelen:
   a) met open boek de wetgevings- en verordeningsmateries verbonden aan het ambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst en zonedirecteur beheersen;
   b) kwantitatieve en kwalitatieve gegevens en indicatoren lezen, begrijpen en interpreteren;
   c) procedures invoeren voor het sluiten en evalueren van doelstellingenovereenkomsten;
   d) verslagen en adviezen opstellen die getuigen van een goede organisatie van de informatie, duidelijke, effectieve en passende communicatie, argumentatie op basis van de analyse van de beschikbare gegevens en het gebruik van wettelijke en reglementaire vereisten;
   e) procedures invoeren voor het sluiten en evalueren van samenwerkingsprotocollen;
   f) zich de deontologie eigen maken die eigen is aan zijn functie (met inbegrip van het aannemen van een passende houding en het respecteren van de vertrouwelijkheid);
   g) zijn persoonlijke werking beheren en reguleren.
   4° Het vierde luik van de beroepsopleiding, dat minimaal 48 uur duurt, is bedoeld om bij de stagiairs de volgende vermogens te ontwikkelen:
   a) spreken in het openbaar en groepen leiden;
   b) in teamverband werken;
   c) conflicten beheren;
   d) de verschillende belanghebbenden ondervragen om relevante informatie te verzamelen en hun standpunten, houdingen en keuzes te begrijpen;
   e) adequaat reageren op weerstand tegen verandering, argumenteren en aanzetten tot nadenken.]4
  § 2. De Regering werkt op grond van een voorstel van [3 het Netoverschrijdend instituut voor de voortgezette beroepsopleiding]3 een [4 beroepsopleiding]4 uit waarin de volgende elementen worden bepaald:
  1. de methodes, met een voorkeur voor die welke gericht zijn op de professionele ontwikkeling, inzonderheid de analyse van casussen, rollenspellen, intervisie en het opstellen van een portfolio;
  2. de nadere regels volgens dewelke de opleiding is georganiseerd.
  [4 Ingeval de stagiair reeds een opleiding heeft gevolgd waarvan de inhoud gelijk is aan die bedoeld in paragraaf 1, kan hij vrijstelling vragen van het volledige of een deel van het in het opleidingsplan voorziene programma, overeenkomstig de door de Regering vastgestelde voorwaarden en modaliteiten]4
  Op basis van het in het eerste lid bedoelde opleidingsplan organiseert [3 het Netoverschrijdend instituut voor de voortgezette beroepsopleiding]3 de [4 beroepsopleiding]4.
  De docenten van deze [4 beroepsopleiding]4 zijn in de eerste plaats afkomstig van de universiteiten, hogescholen, instellingen voor onderwijs voor sociale promotie, [3 het Netoverschrijdend instituut voor de voortgezette beroepsopleiding]3 [4 de regeringsdiensten, met name het Algemeen Bestuur van Onderwijs of de Algemene sturingsdienst voor de scholen]4.
  [4 De Regering neemt de nodige maatregelen om een vergoeding toe te kennen aan opleiders die niet vallen onder het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 25 januari 2017 tot vaststelling van de nadere regels voor de selectie en de vergoeding van de interne opleiders bij de "Ecole d'administration publique" en de vormingsdiensten.]4
  [3 Het Netoverschrijdend instituut voor de voortgezette beroepsopleiding]3 kan [4 een deel of alle delen]4 van de opleiding gezamenlijk of afzonderlijk organiseren voor de stagedoende zonedirecteurs en voor de stagedoende afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst.
  § 3. Aan het einde van de opleiding presenteert en verdedigt de stagiair zijn portfolio voor een examencommissie. De portfolio bestaat uit een persoonlijk dossier waarin hij aantoont wat hij heeft bijgeleerd tijdens de opleiding en welke ervaring hij heeft opgedaan tijdens zijn stage waardoor hij aan de vereisten van het ambtsprofiel bedoeld in artikel 7, § 3 zal voldoen. [4 aardigde met doelstellingenovereenkomst, waarvan er minstens één betrekking heeft op een dimensie die aan bod is gekomen in het derde luik van de beroepsopleiding zoals bedoeld in paragraaf 1, 3.]4
  Deze examencommissie bestaat uit:
  1. [4 de coördinerende afgevaardigde die voorzitter is of]4 een door de Regering uit de algemene ambtenaren van minstens rang 15 aangestelde voorzitter;
  2. [4 twee door de Regering aangestelde leden die het Algemeen Bestuur van Onderwijs vertegenwoordigen, waarvan ten minste één lid is van het vaste personeel van de Algemene sturingsdienst voor de scholen en psycho-medisch-sociale centra]4;
  3. [4 minstens één en maximaal twee externe expert]4 met specifieke competentie in verband met de verschillende luiken van de [4 beroepsopleiding]4
  Voor elk werkend lid bedoeld in paragraaf 1 stelt de Regering een vervangend lid aan volgens dezelfde nadere regels.
  [2 Het mandaat van de leden van de examencommissie is onbezoldigd. Een financiële vergoeding kan evenwel toegekend worden aan de deskundige leden bedoeld in het tweede lid, 3°, volgens de nadere regels bepaald door de Regering.]2
  [4 Overeenkomstig artikel 14 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel kunnen de vertegenwoordigers van de vakbonden de vergaderingen van deze examencommissie(s) als waarnemers bijwonen.]4
  De nadere regels voor de werking van de examencommissie worden vastgelegd door de Regering.
  De examencommissie baseert haar beoordeling van de [4 proef die toegang geeft tot de benoeming]4 op de volgende evaluatiecriteria:
  1. de graad van beheersing van de veronderstelde kennis en vaardigheden die werden ontwikkeld [4 in het kader van de eerste drie luiken" en worden de woorden "initiële opleiding" vervangen door de woorden "beroepsopleiding bedoeld in artikel 82, § 1, 1. tot 3 ]4 van de initiële opleiding;
  2. het vermogen om schriftelijk te communiceren;
  3. het vermogen om mondeling te communiceren.
  De Regering legt [4 ...]4 vast [4 ...]4 de nadere regels voor de organisatie en evaluatie van de proef.
  [4 Op basis van zijn prestaties en rekening houdend met de stage-evaluaties wordt de stagiair geschikt of ongeschikt verklaard voor de functie. Hij kan met name ongeschikt worden verklaard indien zijn prestaties een belangrijk element aan het licht brengen dat onverenigbaar is met de uitoefening van de functie. Wordt beschouwd als een belangrijk element dat onverenigbaar is met de uitoefening van de functie de houding van een stagiair die alleen een controlerende taak uitvoert, de pedagogische vrijheid van de scholen schendt of in de praktijk posities inneemt die niet in overeenstemming zijn met de door de wetgever vastgestelde doelstellingen van verbetering van het onderwijssysteem of de prioritaire taken zoals gedefinieerd in de artikelen 1.4.1-1 en 1.4.1-2 van het Wetboek.]4
  § 4. Er wordt van rechtswege een einde gemaakt aan de stage als het personeelslid niet slaagt in de [4 beroepsopleiding]4 bedoeld [4 in paragraaf 1]4. In dat geval[4 eindigt de stage na het verstrijken van een termijn van 15 dagen en indien van toepassing]4 neemt het personeelslid opnieuw zijn oorspronkelijke ambt en aanstelling in vast verband op. [4 Anders wordt deze termijn verlengd tot zes weken.]4
  Om de continuïteit van het ambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst te waarborgen of de stabiliteit van de pedagogische teams niet te verstoren kan de Regering de wederopneming van het personeelslid in zijn oorspronkelijke ambt maximaal zes maanden uitstellen vanaf het niet-slagen in de beroepsopleiding.
  [1 Het personeelslid bedoeld in lid 1, kan binnen de tien dagen na kennisgeving langs hiërarchische weg per aangetekend schrijven een schriftelijke klacht indienen tegen de beslissing van niet-voltooiing bij de Raad van beroep bedoeld in artikel 121. Dit beroep is opschortend.
   De Raad van beroep brengt zijn advies uit aan de Regering binnen een termijn van maximaal [4 twee maanden]4 vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift. De Regering neemt haar beslissing [4 ...]4 binnen een termijn van maximaal één maand vanaf de datum van ontvangst van het advies.]1 [4 De stage wordt beëindigd wanneer de Regering het niet-slagen bevestigt.]4
  ----------
  (1)<DFG 2019-01-10/06, art. 155, 002; Inwerkingtreding : 26-02-2019>
  (2)<DFG 2020-12-09/15, art. 71, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (3)<DFG 2021-06-17/28, art. 56, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
  (4)<DFG 2024-04-18/34, art. 38, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.83.Er kan in de loop van de stage een einde worden gesteld aan deze laatste op verzoek van het personeelslid mits een opzegtermijn van [1 zes weken]1. In dat geval neemt het [1 zes weken]1 personeelslid zijn oorspronkelijke ambt en aanstelling weer op [1 ...]1 en kan het, uitgezonderd in uitzonderlijke en behoorlijk gemotiveerde omstandigheden, slechts opnieuw worden toegelaten tot de stage of voorlopig worden aangesteld in een ambt van zonedirecteur of afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst na te hebben gereageerd op een nieuwe oproep om kandidaten. [1 De opzegtermijn kan met wederzijdse instemming worden ingekort.]1
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 39, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.84.§ 1. Aan het einde van de stage wordt het personeelslid dat is geslaagd in de [1 beroepsopleiding]1 bedoeld in artikel 82, geëvalueerd volgens dezelfde nadere regels als in artikel 81.
  Het personeelslid dat een vermelding "ongunstig" krijgt, kan per aangetekend schrijven een schriftelijke klacht indienen tegen deze vermelding volgens dezelfde nadere regels als in artikel 81, § [1 2]1. [1 Dit beroep is opschortend. De stage wordt beëindigd wanneer de Regering het niet-slagen bevestigt. De stage eindigt na het verstrijken van een termijn van 15 dagen en het personeelslid neemt zijn oorspronkelijke ambt en aanstelling weer op, waarin hij vastbenoemd of aangeworven is. Anders wordt deze termijn verlengd tot zes weken]1
  § 2. Het personeelslid dat aan het einde van de stage een gunstige evaluatie heeft gekregen, krijgt een voorstel tot vaste benoeming in het ambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst [1 ...]1.
  Dit voorstel wordt hem door de coördinerende afgevaardigde ter kennis gebracht bij ter post aangetekend schrijven [1 of per e-mail naar het opgegeven adres]1 met ontvangstbewijs met uitwerking drie werkdagen na de datum van verzending, ofwel bij overhandiging van een brief met ontvangstbewijs met uitwerking op de datum vermeld op dat ontvangstbewijs.
  Het personeelslid heeft een termijn van tien dagen om het ingevulde en ondertekende voorstel te overhandigen aan de coördinerende afgevaardigde en erop te vermelden of hij een vaste benoeming in het ambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst aanvaardt of weigert.
  [1 Als het personeelslid niet binnen 10 dagen antwoordt per e-mail met ontvangstbewijs, behoudens overmacht, wordt verondersteld dat het weigert en eindigt de stage van rechtswege.]1
  In geval van een weigering binnen de 10 dagen van een vaste benoeming, neemt het [1 vastbenoemde of aangeworve]1 personeelslid zijn oorspronkelijke ambt en aanstelling weer op.
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 40, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Afdeling III. - Benoeming in een bevorderingsambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst
Art.85.Niemand kan in een bevorderingsambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst bedoeld in artikel 24, 3° benoemd worden, indien hij niet voldoet aan de volgende voorwaarden:
  1. voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel [1 14]1, § 1 of § 2;
  2. hebben ingestemd met het voorstel voor een vaste benoeming volgens de nadere regels bedoeld in artikel 84, § 2[1 ;]1
  [1 3. niet van zijn ambt ontheven zijn bij toepassing van artikel 76 of artikel 95.]1
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 41, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.86. De benoeming tot een bevorderingsambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst kan slechts plaatsvinden als een betrekking vacant is binnen het te begeven ambt.

Art.87. De personeelsleden worden vast benoemd in het bevorderingsambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst door de Regering.
  De benoeming in een bevorderingsambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst treedt voor de betrokkene in werking op de dag van de toelating tot de stage.
  De betrekking waarvan het stagedoend personeelslid titularis was binnen zijn oorspronkelijke inrichtende macht, de Algemene Sturingsdienst van de Scholen en Psycho-medisch-sociale centra of de Algemene inspectiedienst kan slechts vacant worden verklaard op de datum van de beslissing van de benoeming in de graad van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst.
  Het benoemingsbesluit wordt gepubliceerd als uittreksel van het Belgisch Staatsblad.

Afdeling IV. - Voorlopige aanstelling in een bevorderingsambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst
Art.88.§ 1. Als een afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst tijdelijk afwezig is of er een vacante betrekking van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst is waarvoor geen stagiair kan worden aangesteld, kan de Regering overgaan tot de voorlopige aanstelling in een betrekking van een ambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst.
  § 2. De Regering kan overgaan tot de voorlopige aanstelling in een bevorderingsambt van een afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst bedoeld in artikel 24, 3° van een personeelslid dat aan de volgende voorwaarden voldoet:
  1. voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel [1 14]1, § 1 of § 2;
  2. zijn kandidatuur hebben ingediend in de vorm en binnen de termijnen overeenkomstig artikel 89;
  3. de volgende beroepservaring aantonen:
  a. minstens vijf jaar professionele praktijk als lid van een pedagogisch team of als beambte in een psycho-medisch-sociaal centrum;
  b. drie significante beroepservaringen - van minstens een jaar - op verschillende onderwijsniveaus, in verschillende ambten, al dan niet in dezelfde school, of bij onderwijspartners;
  c. minstens drie jaar ervaring in het beheer of de coördinatie van een team van volwassenen waarvan minstens twee jaar in het onderwijs is een troef;
  d. een ervaring in een van de domeinen waarop de taken van de afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst betrekking hebben, hetzij inzake audit, systemische analyse, analyse van variabelen / indicatoren, opleiding of begeleiding van volwassenen is een troef.
  Als eerste wordt aangesteld een kandidaat die houder is van een attest voor het slagen voor de [1 proef die toegang geeft tot de benoeming]1 met betrekking tot het te begeven ambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst bedoeld in Titel II.
  In de hypothese die in het vorige lid wordt bedoeld, past de Regering de rangschikking toe van de wervingsreserve bedoeld in artikel [1 18, lid 4]1volgens dezelfde nadere regels als deze bedoeld in artikel 79, [1 ...]1.
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 42, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.89.De Regering nodigt de personeelsleden uit om zich kandidaat te stellen voor een voorlopige aanstelling volgens de nadere regels die zij bepaalt.
  Het personeelslid dat voor meerdere zones solliciteert, duidt de zones aan waarvoor hij zich kandidaat stelt.
  Slechts de kandidaten die de vorm en de termijn hebben nageleefd waarin de kandidaturen moeten worden ingediend, kunnen voorlopig worden aangesteld in een bevorderingsambt van [1 afgevaardigde met doelstellingenovereenkomst]1.
  De periode gedurende dewelke een personeelslid voorlopig is aangesteld in toepassing van de bepalingen van deze afdeling, kan niet worden gelijkgesteld met de stage bedoeld in artikel 80.
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.90.§ 1. De regering kan een einde stellen aan de aanstelling van een voorlopig aangesteld personeelslid in een bevorderingsambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst in het belang van de dienst en mits een opzegtermijn van vijftien dagen. In dat geval neemt het personeelslid zijn oorspronkelijke ambt en aanstelling weer op in vast verband en kan het, uitgezonderd in uitzonderlijke en behoorlijk gemotiveerde omstandigheden, slechts opnieuw worden toegelaten tot de stage of voorlopig worden aangesteld in een ambt van zonedirecteur of afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst na te hebben gereageerd op een nieuwe oproep om kandidaten.
  § 2. Het personeelslid kan afzien van zijn voorlopige aanstelling mits een opzegtermijn van [1 zes weken]1. In dat geval neemt het personeelslid zijn oorspronkelijke ambt en aanstelling weer op in vast verband en kan het, uitgezonderd in uitzonderlijke en behoorlijk gemotiveerde omstandigheden, slechts opnieuw worden toegelaten tot de stage of voorlopig worden aangesteld in een ambt van zonedirecteur of afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst na te hebben gereageerd op een nieuwe oproep om kandidaten.
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 44, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.91. Er wordt van rechtswege een einde gemaakt aan de voorlopige aanstelling van het personeelslid wanneer dit personeelslid één van de tuchtsancties bedoeld in artikel 110, 4° tot 7° krijgt.
  De tuchtsancties bedoeld in artikel 110, 6° en 7° stellen overigens een einde aan elke statutaire band, zelfs in zijn oorspronkelijke ambt en benoeming.

HOOFDSTUK VI. - Evaluatie in de loop van de loopbaan van de zonedirecteurs en afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst
Art.92.Onverminderd artikelen [1 65]1, [1 68]1, 81 en 84 wordt elke zonedirecteur of afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst minstens om de twee jaar en uiterlijk zes maanden na zijn eerste indiensttreding geëvalueerd. De evaluatie is gebaseerd op de vervulling van de opdrachten die hun toegewezen zijn overeenkomstig de bepalingen van Titel I.
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 45, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.93. De zonedirecteurs worden geëvalueerd door de coördinerende afgevaardigde. De afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst worden geëvalueerd door de zonedirecteur waaronder ze ressorteren.
  Bij de evaluatie wordt één van de volgende vermeldingen toegekend:
  1. "gunstig";
  2. "met voorbehoud";
  3. "ongunstig".
  Wanneer de evaluatie leidt tot de toekenning van de vermelding "met voorbehoud", is de melding die bij de volgende evaluatie wordt toegekend "gunstig" of "ongunstig.
  Bij een evaluatie "met voorbehoud" krijgt het personeelslid bijkomende aanbevelingen voor de verplichte individuele opleiding bedoeld in artikel 98, § 2.

Art.94. Met het oog op de toekenning van de evaluatie wordt een onderhoud met het personeelslid georganiseerd en wordt een evaluatieverslag opgesteld waarvan de Regering het model vastlegt.
  De Regering legt de nadere regels vast volgens dewelke het gesprek verloopt.

Art.95.Het personeelslid dat een vermelding "ongunstig" krijgt, kan binnen de tien dagen na de kennisgeving via hiërarchische weg per aangetekend schrijven een schriftelijke klacht indienen tegen deze vermelding, bij de raad van beroep bedoeld in artikel 121.
  De raad van beroep brengt de Regering zijn advies uit binnen een termijn van twee maanden vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift. De Regering neemt haar beslissing en kent de evaluatievermelding van het stagedoend personeelslid toe binnen een termijn van [1 ]1 vanaf de datum van ontvangst van het advies.
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 46, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.96.Er wordt een einde gesteld aan de ambten van het personeelslid dat twee opeenvolgende ongunstige evaluaties heeft gekregen [1 na het verstrijken van een termijn van zes weken]1.
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 47, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

HOOFDSTUK VII. - Opleiding gedurende de loopbaan
Art.97.§ 1. De zonedirecteurs en afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst volgen een opleiding gedurende de loopbaan met het oog op:
  1. het delen en analyseren van de praktijken en de middelen die de individuele en gezamenlijke ontwikkeling ten goede komen;
  2. de perfectionering, aanpassing en actualisatie van de ontwikkeling van de vaardigheden van de [2 beroepsopleiding, in voorkomend geval gevolgd door het benoemd personeel in 2021 of 2022]2;
  3. de verwerving en integratie van de bijkomende kennis en vaardigheden die moeten worden ontwikkeld met het oog op de prioritaire richtingen van het onderwijssysteem, de wetenschappelijke vooruitgang van het onderzoek hiernaar, de evolutie van de opdrachten van de afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst en de opleidingsbehoeften die worden vastgesteld ten opzichte van de analyse van de maandverslagen van de zonedirecteurs;
  4. de verwerving van bijkomende vaardigheden naargelang het individuele opleidingsproject en hun individuele evaluatie;
  5. het afstand nemen van en een denkanalyse over de eigen werking, inzonderheid door de eigen beroepspraktijk te toetsen aan die van zijn collega's, de georganiseerde opleidingen en de persoonlijke opleidingsmodaliteiten (lezingen, congressen, Mooc enz.), en het schrijven van een professionele portfolio.
  § 2. Op grond van een voorstel van de Algemene Sturingsdienst van de Scholen bepaalt [1 het Netoverschrijdend instituut voor de voortgezette beroepsopleiding]1 een verplicht jaarlijks opleidingsplan dat twee luiken omvat: een gemeenschappelijk en een zonaal luik:
  1. daarbij genieten methodes die de professionele ontwikkeling ten goede komen de voorkeur, inzonderheid het delen van de praktijk, de analyse van casussen, rollenspellen, intervisie alsmede de productie van samenvattingen, werkinstrumenten en een professionele portfolio door de personeelsleden;
  2. die de nadere regels omvatten volgens dewelke de opleiding is georganiseerd.
  De docenten van deze opleiding tijdens de loopbaan zijn [2 ...]2 afkomstig van de universiteiten, hogescholen, instellingen voor hoger onderwijs voor sociale promotie, [1 het Netoverschrijdend instituut voor de voortgezette beroepsopleiding]1 [2 , de Algemene sturingsdienst voor de scholen en psycho-medisch-sociale centra]2 of het Algemeen Bestuur van Onderwijs, of elke opleidingsoperator [2 ...]2
  [2 De Regering neemt de nodige maatregelen om een vergoeding toe te kennen aan opleiders die niet vallen onder het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 25 januari 2017 tot vaststelling van de nadere regels voor de selectie en de vergoeding van de interne opleiders bij de "Ecole d'administration publique" en de vormingsdiensten.]2
  ----------
  (1)<DFG 2021-06-17/28, art. 56, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
  (2)<DFG 2024-04-18/34, art. 48, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.98.§ 1. De opleiding tijdens de loopbaan van de zonedirecteurs en de afgevaardigden met doelstellingenovereenkomst wordt georganiseerd op verplichte basis en op vrijwillige basis.
  [2 De opleiding tijdens de loopbaan wordt gevolgd door de benoemde personeelsleden en de voorlopig aangestelde personeelsleden.]2
  § 2. De opleiding tijdens de loopbaan op verplichte basis omvat 12 tot 20 halve dagen bijkomende jaarlijkse verplichte opleiding verdeeld volgens de volgende nadere regels voor de organisatie:
  1. 6 halve dagen gemeenschappelijke opleiding georganiseerd voor alle personeelsleden van de Algemene dienst;
  2. 4 halve dagen opleiding georganiseerd per zone;
  3. 2 tot 6 halve dagen verplichte individuele opleiding naargelang de professionele expertise als zonedirecteur of afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst;
  4. voor zonedirecteurs of afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst met minder dan zes jaar ervaring in het ambt, worden 4 halve dagen voorbehouden voor de productie van een persoonlijke samenvatting van wat de gevolgde opleidingen hebben bijgebracht en een denkanalyse over de eigen werking in de vorm van een professionele portfolio. De productie van een professionele portfolio wordt voorgelegd aan de personeelsleden met meer dan tien jaar ervaring in het ambt.
  Het aantal halve dagen verplichte individuele opleiding kan worden gespreid over de prestatiedagen van drie opeenvolgende jaren.
  De inhoud en de nadere regels van de verplichte individuele opleiding worden vastgelegd tijdens het evaluatiegesprek dat om de twee jaar plaatsvindt op basis van een persoonlijk opleidingsproject.
  Deze opleiding omvat nadere regels zoals deelname aan colloquia, aan studiedagen, aan opleidingen georganiseerd door [1 het Netoverschrijdend instituut voor de voortgezette beroepsopleiding]1, de administratie of externe operatoren in de vorm van face-to-face of hybride opleidingen, of afstandsonderwijs.
  De coördinerende afgevaardigde valideert het verplichte individuele opleidingsproject van de zonedirecteurs tijdens hun evaluatiegesprek. De zonedirecteur valideert het verplichte individuele opleidingsproject van de afgevaardigden met doelstellingenovereenkomst die onder hem ressorteren tijdens hun evaluatiegesprek.
  De deelname aan de opleidingen die [1 het Netoverschrijdend instituut voor de voortgezette beroepsopleiding]1 organiseert, wordt bepaald in overleg tussen het Instituut en de sturingsdienst.
  § 3. De op vrijwillige basis georganiseerde opleidingen buiten de werkuren van het personeel zijn niet beperkt qua aantal halve opleidingsdagen.
  Wanneer ze plaatsvinden tijdens de werkuren van de personeelsleden, mogen ze de 6 halve dagen per jaar niet overschrijven, tenzij de Regering een afwijking toestaat op verzoek van de coördinerende afgevaardigde van de [2 Algemene sturingsdienst voor de scholen]2.
  Vrijwillige opleidingen zijn ten laste van de sturingsdienst.
  § 4. [2 In overleg met de coördinerende afgevaardigde, verstrekt het Netoverschrijdend instituut voor voortgezette beroepsopleiding]2 op eigen initiatief of op verzoek van de Regering advies over de toepassing van deze titel.
  ----------
  (1)<DFG 2021-06-17/28, art. 59, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
  (2)<DFG 2024-04-18/34, art. 49, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

HOOFDSTUK VIII. - Administratieve standen
Afdeling I. - Algemene bepaling
Art.99. De personeelsleden bevinden zich in een van de volgende administratieve standen:
  1. dienstactiviteit;
  2. non-activiteit;
  3. terbeschikkingstelling.

Afdeling II. - Dienstactiviteit
Art.100. Het personeelslid wordt altijd geacht zich in dienstactiviteit te bevinden behoudens uitdrukkelijke bepaling waarbij hij in een andere administratieve stand wordt ingedeeld.

Art.101. Het personeelslid heeft recht op wedde en op bevordering tot een hogere wedde onder dezelfde voorwaarden als de hoofden van de onderwijsinrichtingen van de Franse Gemeenschap.
  Onverminderd de bepalingen van artikel 103 kan hij verlof genieten onder dezelfde voorwaarden als de hoofden van de onderwijsinrichtingen van de Franse Gemeenschap.

Art.102.De zonedirecteur geniet gedurende de periode van zijn vaste benoeming of tijdelijke benoeming een jaarlijkse vergoeding van € 9.500. Dit bedrag is gekoppeld aan de spilindex 138,01.
  [1 Deze jaarlijkse vergoeding, vastgelegd per kalenderjaar, moet maandelijks worden betaald (in twaalfden per volledig gepresteerde maand).
   Voor de automatische berekening ervan wordt het jaarlijkse bedrag van 9.500 euro gekoppeld aan de spilindex 138,01 zoals bepaald in lid 1, geacht overeen te komen met een jaarlijks brutobedrag aan 100%, niet-geïndexeerd, van 5677,07 euro.
   In overeenstemming met artikel 65, § 2, lid 2, krijgen de zonedirecteurs eveneens deze vergoeding.]1
  ----------
  (1)<DFG 2021-07-19/12, art. 115, 007; Inwerkingtreding : 23-04-2019>

Art.103.§ 1. Het personeelslid geniet jaarlijks verlof, zaterdagen niet inbegrepen, waarvan de duur als volgt is vastgelegd:
  o voor personeelsleden van minstens vijfenveertig jaar oud: 32 werkdagen;
  o voor personeelsleden van vijfenveertig tot negenenveertig jaar oud: 33 werkdagen;
  o vanaf vijftig jaar: 34 werkdagen.
  Om de duur van het verlof te bepalen wordt de leeftijd in aanmerking genomen die het personeelslid heeft bereikt op 31 december van het jaar.
  Naast het jaarlijks verlof genieten alle personeelsleden ongeacht hun leeftijd compensatiedagen toegekend aan het personeel van de Diensten van de Regering.
  § 2. De personeelsleden genieten bijkomend jaarlijks verlof waarvan de duur is vastgesteld volgens hun leeftijd:
  1. op vijfenvijftig jaar: één werkdag;
  2. op zesenvijftig jaar: twee werkdagen;
  3. op zevenenvijftig jaar: drie werkdagen;
  4. op achtenvijftig jaar: vier werkdagen;
  5. op negenenvijftig jaar: vijf werkdagen;
  6. op zestig jaar: zes werkdagen;
  7. op eenenzestig jaar: zeven werkdagen;
  8. op tweeënzestig jaar: acht werkdagen;
  9. op drieënzestig jaar: negen werkdagen;
  10. op vierenzestig jaar: tien werkdagen.
  § 3. Het jaarlijks verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
  [1 Het wordt genomen tussen 1 juli en 31 augustus. Het bedraagt een minimumduur van tien werkdagen en kan al dan niet aaneengesloten worden opgenomen wanneer het de betrokkene uitkomt, met inachtneming van de eisen voor de goede werking van de algemene dienst.]1
  De personeelsleden nemen de overige verlofdagen op naar believen voor zover ze niet strijdig zijn met het belang van de dienst.
  § 4. Wanneer een personeelslid slechts een deel van het jaar in dienstactiviteit is, geen volledige wekelijkse prestaties levert, zijn wekelijkse prestaties niet volledig levert, of genoten heeft van verloven voor verminderde prestaties gerechtvaardigd door sociale of familiale redenen of een verlof voor verminderde prestaties gerechtvaardigd door redenen naar eigen believen, wordt de duur van het jaarlijks verlof dienovereenkomstig verminderd. Aftrekbare dagfracties worden niet in aanmerking genomen.
  ----------
  (1)<DFG 2022-02-24/18, art. 115, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2021>

Afdeling III. - Non-activiteit
Art.104. Het personeelslid bevindt zich in de stand non-activiteit:
  1. wanneer hij onder de door de Regering bepaalde voorwaarden sommige militaire prestaties in vredestijd vervult, bij de civiele bescherming is ingedeeld, of is bedeeld met taken van openbaar nut op grond van de wet houdende het statuut van de gewetensbezwaarden;
  2. wanneer schorsing of non-activiteit bij tuchtmaatregel op hem is toegepast;
  3. wanneer hij om gezinsredenen toelating gekregen heeft om tijdens een langdurige periode afwezig te blijven.

Art.105. Tenzij anders uitdrukkelijk wordt bepaald, heeft het personeelslid in de stand non-activiteit geen recht op wedde.
  Indien hij zich in de stand non-activiteit bevindt ingevolge de bepalingen van artikel 104, 2° heeft hij geen recht op bevordering tot een hogere wedde.

Art.106. Niemand kan op non-activiteit gesteld of gehouden worden wanneer hij zich in de vereiste omstandigheden bevindt om een rustpensioen te genieten.

Afdeling IV. - Terbeschikkingstelling
Art.107. Het personeelslid kan in een van de volgende terbeschikkingstellingsstanden worden gezet onder dezelfde voorwaarden als de hoofden van de onderwijsinrichtingen van de Franse Gemeenschap:
  1. wegens bijzondere opdracht;
  2. wegens ziekte of gebrekkigheid waaruit geen definitieve dienstongeschiktheid ontstaat, maar die aanleiding geeft tot langere afwezigheid dan voor verlof wegens ziekte of gebrekkigheid;
  3. wegens persoonlijke aangelegenheden;
  4. wegens persoonlijke aangelegenheden vóór het rustpensioen;
  5. wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst en van het onderwijs.
  Bij terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden blijft de betrekking van het personeelslid evenwel niet-vacant gedurende de periode van deze terbeschikkingstelling.

Art.108. Niemand kan ter beschikking worden gesteld of gehouden wanneer hij zich in de vereiste omstandigheden bevindt om een rustpensioen te genieten.
  De bepaling van het 1e lid is niet van toepassing op personeelsleden die ter beschikking zijn gesteld wegens bijzondere opdracht.

Art.109. Er kan aan ter beschikking gestelde personeelsleden wachtgeld worden verleend onder dezelfde voorwaarden als de hoofden van de onderwijsinrichtingen van de Franse Gemeenschap.
  Het wachtgeld, de toelagen en vergoedingen die eventueel worden toegekend aan die personeelsleden, worden onderworpen aan de mobiliteitsregeling die geldt voor de bezoldiging van de personeelsleden in dienstactiviteit.

HOOFDSTUK IX. - Tuchtregeling
Afdeling I. - Tuchtsancties
Art.110. De tuchtsancties die opgelegd kunnen worden aan de personeelsleden zijn de volgende:
  1. de terechtwijzing;
  2. de berisping;
  3. de afhouding op de wedde;
  4. de schorsing bij tuchtmaatregel;
  5. de op non-activiteitstelling bij tuchtmaatregel;
  6. het ontslag bij tuchtmaatregel;
  7. de afzetting.

Art.111. Voor de afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst worden de tuchtsancties voorgesteld door de zonedirecteur en de coördinerende afgevaardigde.
  Voor de zonedirecteurs worden de tuchtsancties voorgesteld door de coördinerende afgevaardigde.
  Voor de coördinerende afgevaardigde worden de tuchtsancties voorgesteld door de Directeur-generaal.
  De tuchtsancties worden door de Regering uitgesproken.

Art.112. De afhouding op de wedde mag niet worden uitgesproken voor meer dan drie maanden. Zij mag niet meer bedragen dan één vijfde van de wedde.

Art.113. De schorsing bij tuchtmaatregel mag niet worden uitgesproken voor meer dan één jaar. Zij heeft de halvering van de wedde tot gevolg.

Art.114. De duur van de op non-activiteitsstelling bij tuchtmaatregel wordt bepaald door de Regering: zij mag niet minder dan één jaar en niet meer dan vijf jaar bedragen.
  Gedurende de eerste twee jaar geniet het personeelslid wachtgeld waarvan het bedrag gelijk is aan de helft van de activiteitswedde. Zonder dat het laatst vermelde bedrag mag worden overschreden, wordt het bedrag van het wachtgeld vervolgens vastgesteld op het bedrag van het pensioen dat de betrokkene zou bekomen indien hij voortijdig in ruste was gesteld.
  Het personeelslid mag zijn wederopneming binnen de Algemene dienst aanvragen na het verstrijken van de helft van de duur van zijn sanctie.

Art.115. Geen enkele sanctie mag worden voorgesteld zonder dat het personeelslid voordien gehoord of behoorlijk opgeroepen werd.
  Tijdens de hoorzitting kan het personeelslid worden bijgestaan door een advocaat, een verdediger gekozen onder de personeelsleden van de Algemene dienst, in activiteit of in ruste, of door een vertegenwoordiger van een erkende vakvereniging. De procedure wordt geldig voortgezet wanneer het behoorlijk uitgenodigde personeelslid zich niet bij de hoorzitting aanmeldt of er niet wordt vertegenwoordigd.
  Elk personeelslid dat uitgenodigd wordt om een voorstel tot tuchtsanctie te viseren, heeft het recht langs de hiërarchische weg een schriftelijke klacht in te dienen bij de Raad van beroep, binnen de twintig werkdagen vanaf de datum van voorlegging van het voorstel voor visum.
  Als de betrokkene geen beroep heeft ingediend binnen de vastgestelde termijn, wordt het voorstel tot tuchtsanctie onmiddellijk naar de Regering overgezonden.

Art.116. Het voorstel voor een tuchtsanctie en het beroep ingediend door het betrokken personeelslid worden naar de Raad van beroep overgezonden binnen een termijn van één maand vanaf de datum van ontvangst van het beroep.

Art.117. Behoudens gegronde verhindering verschijnt de eiser persoonlijk. Hij kan worden bijgestaan door een advocaat, een verdediger gekozen onder de personeelsleden van de Algemene inspectiedienst, in activiteit of in ruste, of door een vertegenwoordiger van een erkende vakvereniging.
  Behoudens in geval van strafrechtelijke vervolging, geeft de raad van beroep advies aan de Regering binnen een termijn van maximaal drie maanden vanaf de datum van ontvangst van het volledige dossier van de zaak. De Regering kan evenwel dringend advies aanvragen. In dat geval kan de termijn echter niet minder dan één maand bedragen.
  De Regering neemt haar beslissing binnen een termijn van een maand vanaf ontvangst van het advies van de raad van beroep.

Art.118. Geen enkele sanctie kan uitwerking hebben voor de periode die aan de uitspraak voorafgaat.

Art.119. De strafvordering betreffende feiten waarvoor een tuchtvordering is ingesteld, schorst de tuchtvordering en de tuchtuitspraak. De tuchtoverheid alleen oordeelt over de toepassing van de tuchtsancties, ongeacht de uitslag van de strafvordering.

Afdeling II. - Doorhaling van de tuchtsancties
Art.120. De tuchtsanctie wordt ambtshalve doorgehaald na een termijn van:
  1. een jaar voor de terechtwijzing en de berisping;
  2. drie jaar voor de afhouding op de wedde;
  3. vijf jaar voor de schorsing bij tuchtmaatregel;
  4. zeven jaar voor de terbeschikkingstelling bij tuchtmaatregel.
  De in het eerste lid bedoelde termijn gaat in op de dag dat een beslissing werd genomen inzake de tuchtsanctie.
  Onverminderd de uitvoering van de tuchtsanctie heeft de doorhaling tot gevolg dat de sanctie geen gevolgen meer kan hebben, met name op de rechten op toegang tot een bevorderingsambt.

HOOFDSTUK X. - Raad van beroep
Art.121. Er wordt bij de Regering een Raad van beroep ingesteld voor de personeelsleden van de Algemene Sturingsdienst van de Scholen en Psycho-medisch-sociale centra, hierna "de Raad van beroep" genoemd.
  De Raad van beroep stelt zijn huishoudelijk reglement op dat hij ter goedkeuring aan de Regering voorlegt.

Art.122. De Raad van beroep behandelt beroepen ingediend inzake onverenigbaarheid, evaluatie en tuchtsancties.

Art.123.[1 De Raad van beroep bestaat uit:
   1° één voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aangesteld door de Regering onder de ambtenaren-generaal van minstens rang 16;
   2° drie leden aangesteld door de Regering onder de ambtenaren-generaal van het algemeen bestuur onderwijs van minstens rang 15;
   3° drie leden aangesteld door vertegenwoordigers van erkende vakverenigingen onder de leden van [2 de afgevaardigden voor de doelstellingenovereenkomst als het een afgevaardigde voor de doelstellingenovereenkomst is die het beroep instelt, of onder de zonedirecteurs als het een zonedirecteur is die het beroep instelt]2, waarbij elke vakvereniging minstens één vertegenwoordiger heeft;
   4° een secretaris aangesteld door de Regering onder de ambtenaren van minstens niveau 2+ van de diensten van de Regering.]1
  ----------
  (1)<DFG 2019-01-10/06, art. 156, 002; Inwerkingtreding : 26-02-2019>
  (2)<DFG 2022-02-24/18, art. 116, 008; Inwerkingtreding : 15-03-2022>

Art.124. Voor elk werkend lid stelt de Regering een plaatsvervangend lid aan volgens dezelfde bepalingen als die bedoeld in artikel 129, 2°.
  Hij stelt eveneens een plaatsvervangend secretaris aan volgens dezelfde bepalingen als die bedoeld in artikel 129, 3°.

Art.125. Bij vervanging van een lid voleindigt de plaatsvervanger het mandaat van de persoon die hij vervangt.

Art.126. De voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, werkende leden en plaatsvervangende leden worden voor vier jaar aangesteld. Hun mandaat is hernieuwbaar.

Art.127. De Raad van beroep wordt voorgezeten door de voorzitter en, bij ontstentenis daarvan, door de plaatsvervangend voorzitter.
  De voorzitter is stemgerechtigd.
  De secretaris en de plaatsvervangend secretaris van de Raad van beroep nemen het secretariaat waar. Zij zijn niet stemgerechtigd.

Art.128. Geen enkel beroep kan voor deliberaties van de Raad van beroep vatbaar zijn als de eiser de mogelijkheid niet gekregen heeft om zijn verweermiddelen te laten gelden en als het dossier de elementen die de Raad toelaten een advies te geven niet bevat, inzonderheid het verslag van de onderzoekers, de processen-verbaal van de audities van getuigen en van de onontbeerlijke confrontaties.
  De eiser kan worden bijgestaan door een vertegenwoordiger van een erkende vakvereniging, een advocaat, een verdediger gekozen onder de personeelsleden van de Algemene inspectiedienst, in activiteit of in ruste.
  Wanneer het personeelslid zich niet bij de hoorzitting aanmeldt of er niet wordt vertegenwoordigd, neemt de Raad van beroep toch een beslissing.

Art.129. Zodra een beroep wordt ingediend, deelt de Voorzitter aan de verzoeker de lijst van de werkende en plaatsvervangende leden van de Raad van beroep mee.
  Binnen de tien werkdagen na ontvangst van deze lijst kan de verzoeker de wraking van een of meerdere leden aanvragen, maar van maximaal twee leden aangesteld op de voordracht van de vakverenigingen en van twee leden rechtstreeks door de Regering aangesteld. Hij kan evenwel geen werkend lid en zijn plaatsvervanger wraken.
  Ieder lid dat weet dat het de oorzaak van een wraking kan zijn, is ertoe gehouden zich te onthouden.
  Een lid mag eveneens vragen ontlast te worden als hij meent dat hij in de zaak een zedelijk belang zou kunnen hebben of als hij denkt dat men over zijn onpartijdigheid zou kunnen twijfelen. De voorzitter beslist over het gevolg dat aan dit verzoek moet gegeven worden. Om dezelfde redenen kan hij ook een lid ontslaan.

Art.130. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter mogen geen zitting hebben in een zaak die een personeelslid betreft dat onder hun bestuur ressorteert.
  De voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, werkende leden en plaatsvervangende leden mogen geen zitting houden in een zaak betreffende hun echtgeno(o)t(e), de persoon waarmee ze samenleven, een bloed- of aanverwant tot en met de vierde graad.

Art.131. De Raad van beroep beraadslaagt en beslist geldig als de voorzitter en minstens vier leden aanwezig zijn.
  Als het quorum bedoeld in het 1e lid niet bereikt is, roept de voorzitter een nieuwe vergadering bijeen binnen de veertien dagen. Tijdens die vergadering zal een beslissing genomen kunnen worden ongeacht het aantal aanwezige leden.

Art.132. Voor iedere zaak stelt de Regering een verslaggever aan onder de Ambtenaren van niveau 1 van de Diensten van de Regering die niet hebben deelgenomen aan het onderzoek.
  De verslaggever zet aan de Raad van beroep objectief de voorgeschiedenis van de zaak en de uitslagen van het onderzoek uiteen. Hij heeft recht van repliek. Hij is niet stemgerechtigd.

Art.133. De Raad van beroep kan een bijkomend onderzoek bevelen, alsmede bezwarende en ontlastende getuigen horen. Na te hebben beraadslaagd, brengt hij zijn gemotiveerd advies aan de Regering over. Dat advies vermeldt het aantal stemmen voor en tegen.

Art.134. Het advies wordt gegeven bij gewone meerderheid van stemmen. De stemming over het advies is geheim. De leden aangesteld door de Regering en de leden aangesteld op voordracht van de vakverenigingen moeten in gelijk aantal zijn om aan de stemming deel te nemen. In voorkomend geval wordt de pariteit hersteld door uitschakeling van een of meerdere leden na loting.
  Bij staking van stemmen beslist de voorzitter.

Art.135. De beslissing genomen door de Regering vermeldt het gemotiveerd advies van de Raad van beroep. Elke beslissing die niet overeenstemt met het advies van de Raad van beroep is gemotiveerd.
  De Regering brengt haar beslissing ter kennis van de Raad van beroep en van de verzoeker.

Art.136. Het mandaat van de leden van de Raad van beroep is kosteloos. Reis- en verblijfkosten kunnen hun evenwel worden toegekend volgens de reglementsbepalingen ter zake. Geen enkele vergoeding is evenwel verschuldigd aan de voorzitter of aan de plaatsvervangend voorzitter.

Art.137. De werking van de Raad van beroep wordt door de Regering bepaald, met inachtneming van de rechten van de verdediging en van het contradictoire karakter van de debatten.

HOOFDSTUK XI. - Preventieve schorsing: administratieve maatregel
Art.138. § 1. De preventieve schorsing bepaald in dit hoofdstuk is een zuiver administratieve maatregel die geen strafbaar karakter heeft.
  Ze wordt uitgesproken door de Regering en is gemotiveerd. Ze heeft tot doel het personeelslid uit zijn ambt te ontheffen.
  Tijdens de duur van de preventieve schorsing blijft het personeelslid in de administratieve stand dienstactiviteit.
  § 2. Voor elke maatregel van preventieve schorsing moet het personeelslid uitgenodigd zijn om te worden gehoord door de ambtenaar-generaal of de coördinerende afgevaardigde of, wanneer de maatregel betrekking heeft op een afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst, door de zonedirecteur die hij daartoe aanstelt.
  De oproeping voor de hoorzitting alsmede de motieven die de preventieve schorsing wettigen, worden minstens drie werkdagen voor de hoorzitting ofwel bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs met uitwerking drie werkdagen na de datum van verzending, ofwel bij overhandiging van een brief met ontvangstbewijs met uitwerking op de datum vermeld op dat ontvangstbewijs, meegedeeld aan het personeelslid.
  Tijdens de hoorzitting kan het personeelslid worden bijgestaan of vertegenwoordigd door een vertegenwoordiger van een erkende vakvereniging, een advocaat, een verdediger gekozen onder de personeelsleden van de Algemene dienst, in activiteit of in ruste.
  Binnen de tien werkdagen volgend op de dag van de hoorzitting wordt de beslissing naar het personeelslid bij een ter post aangetekend schrijven opgestuurd en dit zelfs als het personeelslid of zijn vertegenwoordiger niet vertegenwoordigd worden op de hoorzitting zonder omstandigheden van overmacht om hun afwezigheid op de hoorzitting te kunnen laten gelden.
  Als het personeelslid of zijn vertegenwoordiger omstandigheden van overmacht voor hun afwezigheid op de hoorzitting kunnen laten gelden, wordt het personeelslid opgeroepen op een nieuwe hoorzitting die wordt bekendgemaakt overeenkomstig het 2e lid.
  In dat geval, en zelfs als het personeelslid of zijn vertegenwoordiger niet aanwezig zijn op de hoorzitting, wordt de beslissing bij een ter post aangetekend schrijven aan het personeelslid meegedeeld binnen de tien werkdagen volgend op de dag van de oorspronkelijke hoorzitting.
  Als de beslissing uitloopt op de preventieve schorsing van het personeelslid, heeft ze uitwerking de derde werkdag volgend op de datum van verzending ervan.
  § 3. In afwijking van paragraaf 2, 1e lid, kan het personeelslid meteen van zijn ambt ontheven worden om dringende reden waarvoor er heterdaad is of wanneer de bezwaren die hem worden verweten zodanig erg zijn dat het in het belang van de dienst is dat het personeelslid niet meer op de Algemene dienst aanwezig zou zijn.
  Binnen de tien werkdagen volgend op de dag waarop de maatregel tot onmiddellijke schorsing getroffen werd, moet de maatregel voor preventieve schorsing ingesteld worden overeenkomstig de bepalingen van dit artikel. Bij ontstentenis daarvan, zal de maatregel voor onmiddellijke schorsing ten einde komen op het einde van voornoemde termijn en zal het personeelslid van de dienst kunnen worden afgebracht voor dezelfde dringende reden of dezelfde bezwaren slechts mits de naleving van de procedure voor preventieve schorsing zoals bedoeld in § 2.
  De maatregel voor het onmiddellijk verwijderen wordt uitgesproken door de Regering.
  Het personeelslid dat onmiddellijk wordt verwijderd, blijft in de administratieve stand dienstactiviteit.

Art.139. § 1. Wanneer het in het belang van de dienst of van het onderwijs is, kan een procedure voor preventieve schorsing ingeleid worden voor een personeelslid van de Algemene dienst:
  1. als hij strafrechtelijk vervolgd wordt;
  2. voor het instellen van een tuchtvordering of als hij aan een tuchtsanctie onderworpen wordt;
  3. zodra de Regering hem bij een ter post aangetekend schrijven de vaststelling van een onverenigbaarheid meedeelt.
  § 2. In het kader van de vaststelling van een onverenigbaarheid of in het kader van een tuchtvordering of voor de eventuele uitoefening van een tuchtvordering, kan de duur van de preventieve schorsing niet een jaar overschrijden en vervalt die in ieder geval in het kader van een tuchtvordering:
  1. na zes maanden als geen enkel voorstel tot tuchtstraf geformuleerd en meegedeeld werd aan het personeelslid binnen die termijn;
  2. de derde werkdag volgend op de mededeling van het voorstel tot tuchtsanctie als dat voorstel de terechtwijzing, de berisping of de afhouding op de wedde is;
  3. voor een ander voorstel tot tuchtsanctie dan dat bedoeld in punt 2°, tachtig kalenderdagen na de mededeling van het voorstel tot tuchtsanctie aan het personeelslid als dit laatste geen beroep heeft ingediend tegen het bedoelde voorstel;
  4. voor een ander voorstel tot tuchtsanctie dan dat bedoeld in punt 2°, tachtig kalenderdagen na de mededeling aan de Minister van het advies van de Raad van beroep over het voorstel tot tuchtsanctie geformuleerd tegen het personeelslid;
  5. de dag waarop de tuchtstraf uitwerking krijgt.
  In het kader van een strafrechtelijke vervolging is de duur van de preventieve schorsing niet beperkt tot een jaar.
  Wanneer een tuchtvordering ingesteld of vervolgd wordt na een rechterlijke beslissing van strafrechtelijke veroordeling gegaan in kracht van gewijsde, begint de termijn van een jaar bedoeld in het 1e lid slechts te lopen vanaf de uitspraak van de definitieve veroordeling.
  § 3. In het kader van een tuchtvordering of vóór de eventuele instelling van een tuchtvordering, moet de preventieve schorsing om de drie maanden schriftelijk bevestigd worden vanaf de datum van uitwerking.
  Die bevestiging wordt bij een ter post aangetekend schrijven aan de betrokkene meegedeeld.
  Als de bevestiging van de preventieve schorsing niet gebeurt binnen de vereiste termijn, kan het betrokken personeelslid zijn ambt hervatten na de Regering bij een ter post aangetekend schrijven minstens tien werkdagen voor de werkelijke hervatting van het werk ervan op de hoogte te hebben gebracht.
  Na ontvangst van die kennisgeving, kan de Regering het behoud in preventieve schorsing bevestigen volgens de procedure bedoeld in het 2e lid.

Art.140. Elk preventief geschorste personeelslid behoudt zijn recht op de wedde.
  In afwijking van het 1e lid wordt de wedde vastgesteld op de helft van zijn activiteitswedde van elk preventief geschorst personeelslid, dat:
  1. aangeklaagd of in voorlopige hechtenis is in het kader van een strafrechtelijke vervolging;
  2. niet-definitief strafrechtelijk veroordeeld is waartegen het personeelslid zijn recht op gewoon recht op beroep heeft gebruikt;
  3. een tuchtvordering ondergaat die wordt ingesteld of voortgezet na een definitieve strafrechtelijke veroordeling;
  4. tuchtsancties gekregen heeft wegens dringende reden waarvoor er ofwel heterdaad ofwel bewijzen bestaan en waarvan de beoordeling tot de Regering behoort;
  5. een voorstel tot tuchtstraf gekregen heeft bedoeld in artikel 116, 4°, 5°, 6° en 7°.
  Die weddevermindering mag niet tot gevolg hebben dat de wedde wordt herleid tot het bedrag van de werkloosheidsuitkering waarop het personeelslid recht zou hebben als hij het stelsel voor sociale veiligheid van de loontrekkers zou genieten.
  Voor de toepassing van het 2e lid, 1° en 2°, heeft die weddevermindering uitwerking de eerste dag volgend op de aanklacht of de preventie of de uitspraak van de niet-definitieve veroordeling.
  Voor de toepassing van het 2e lid, 3°, wordt die weddevermindering die reeds gevoerd is krachtens het 2e lid, 1° of 2°, behouden na de definitieve veroordeling als de Minister aan het personeelslid zijn voornemen meedeelt de tuchtvordering voort te zetten of in te stellen.
  Voor de toepassing van het 2e lid, 4°, heeft de weddevermindering uitwerking de eerste dag van de maand volgend op de kennisgeving aan de Minister/het personeelslid van de toepassing van dat 2e lid, 4°.
  Voor de toepassing van het 2e lid, 5°, heeft die vermindering uitwerking de dag waarop het voorstel tot tuchtsanctie aan het personeelslid wordt voorgelegd of meegedeeld.

Art.141.Op het einde van de tuchtvordering of de strafrechtelijke procedure wordt de maatregel voor weddevermindering ingetrokken, behalve:
  1. als de Regering het personeelslid een straf oplegt bedoeld in artikel 110, 4°, 5°, 6° en 7° ;
  2. [1 als het personeelslid niet meer voldoet aan de voorwaarde van artikel 142, 2., b) of artikel 142, 5. wordt toegepast]1
  3. als het personeelslid getroffen wordt door een definitieve strafrechtelijke veroordeling, al dan niet gevolgd door een tuchtvordering.
  Wanneer de maatregel om weddevermindering wordt ingetrokken bij toepassing van het 1e lid, krijgt het personeelslid het aanvullend deel van zijn wedde dat oorspronkelijk ingehouden was, vermeerderd met de verwijlintresten berekend op het wettelijk tarief en verschuldigd sinds de dag waarop de vermindering verricht is.
  De bedragen ontvangen door het personeelslid tijdens de preventieve schorsing blijven verworven.
  Als de wedde van het personeelslid verminderd is bij toepassing van artikel 146, 2e lid, 4° of 5°, en er op het einde van de tuchtvordering een sanctie van schorsing bij tuchtmaatregel uitgesproken wordt voor een minder lange duur dan de maatregel tot weddevermindering, wordt die laatste ingetrokken voor de periode na de duur van de schorsing bij tuchtmaatregel en krijgt het personeelslid in dat geval het aanvullend deel van zijn wedde dat onterecht ingehouden was tijdens die periode, vermeerderd met de verwijlintresten berekend op het wettelijk tarief en verschuldigd sinds de dag waarop de vermindering verricht is.
  Het 4e lid wordt niet toegepast in het kader van een tuchtvordering ingesteld of voortgezet na een definitieve strafrechtelijke veroordeling.
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 50, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

HOOFDSTUK XII. - Ambtsneerlegging
Art.142.§ 1. De personeelsleden van de Algemene Sturingsdienst van de Scholen en Psycho-medisch-sociale centra die vastbenoemd zijn, als stagiair of tijdelijk personeelslid zijn aangesteld, worden ambtshalve en zonder opzeggingstermijn ontheven van hun ambt:
  1. als zij niet regelmatig vastbenoemd, toegelaten tot de stage of tijdelijk aangesteld zijn;
  2. als zij niet langer voldoen aan de volgende voorwaarden:
  a) [1 a) Belg zijn of staatsburger van een staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte of Zwitserland of in het bezit zijn van een geldige verblijfs- en werkvergunning]1;
  b) de burgerlijke en politieke rechten genieten;
  c) voldaan hebben aan de dienstplichtwetten;
  d) van onberispelijk gedrag zijn;
  3. als, na een toegelaten afwezigheid, zij nalaten, zonder enige geldige reden, hun werk te hervatten en afwezig blijven gedurende een ononderbroken periode van meer dan tien dagen;
  4. als zij, zonder enige geldige reden, hun werk verlaten en gedurende meer dan tien dagen ononderbroken afwezig blijven;
  5. als zij zich in een geval bevinden waar de toepassing van de burgerlijke en strafwetten tot de ambtsneerlegging leidt;
  6. als zij lijden aan een vroegtijdige invaliditeit die onder de door de wet bepaalde voorwaarden behoorlijk is vastgesteld en waardoor zij niet meer in staat zijn hun ambt volledig, geregeld en onafgebroken uit te oefenen;
  7. wanneer een onverenigbaarheid wordt vastgesteld en geen enkel beroep bedoeld in artikel 40 werd ingediend of het personeelslid weigert, na de uitputting van de procedure, een eind te maken aan een onverenigbare bezigheid;
  8. als zij in ruste worden gesteld wegens leeftijdslimiet.
  § 2. Voor de vastbenoemde personeelsleden of stagiairs van de Algemene Sturingsdienst van de Scholen en Psycho-medisch-sociale centra leiden volgende elementen ook tot de definitieve ambtsneerlegging:
  1. vrijwillig ontslag: het personeelslid mag zijn dienst slechts verlaten wanneer hij hiervoor behoorlijk toestemming heeft gekregen en na een opzegtermijn van minstens vijftien dagen;
  2. de tuchtsanctie van ontslag bij tuchtmaatregel of afzetting.
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-18/34, art. 51, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

TITEL IV. - Overgangs-, wijzigings- en slotbepalingen
HOOFDSTUK I. - Overgangsbepalingen
Art.143.
  <Opgeheven bij DFG 2024-04-18/34, art. 52, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.144.
  <Opgeheven bij DFG 2024-04-18/34, art. 53, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2024>

Art.145.
  <Opgeheven bij DFG 2019-03-14/07, art. 48, 004; Inwerkingtreding : 13-03-2019>

Art.146.[1 Het mandaat van coördinerende afgevaardigde is voor de eerste keer voorzien wanneer de algemene dienst is voorzien overeenkomstig artikel 143 en de personeelsleden die toegang hebben tot de stage krachtens artikel 144 deze hebben voltooid.
   Voor de eerste aanstelling in de betrekking van coördinerende afgevaardigde, wordt afgeweken van de voorwaarde bedoeld in artikel 44, lid 1, 2°.
   In afwachting hiervan voert de directeur-generaal de taken van de coördinerende afgevaardigde uit.]1
  ----------
  (1)<DFG 2019-01-10/06, art. 157, 002; Inwerkingtreding : 26-02-2019>

HOOFDSTUK II. - Wijzigingsbepalingen
Art.147. In het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat zoals het laatst gewijzigd door het arrest van de Franse gemeenschapsregering van 24 augustus 2016, werden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1. in de titel van het koninklijk besluit worden de termen "van de leden van de Algemene Sturingsdienst van de Scholen en Psycho-medisch-sociale centra" ingevoegd tussen de termen "van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen," en "van de leden van de inspectiedienst";
  2. in artikel 2 worden de termen "van de leden van de Algemene Sturingsdienst van de Scholen en Psycho-medisch-sociale centra" ingevoegd tussen de termen "van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen," en "van de leden van de inspectiedienst";
  3. er wordt een hoofdstuk Hquater ingevoegd dat als volgt luidt:
  "Hoofdstuk Hquater - Personeel van de Algemene Sturingsdienst van de Scholen en Psycho-medisch-sociale centra:
  zonedirecteur:
  a. houder van een masterdiploma: 475
  b. houder van een andere titel: 275
  afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst:
  a. houder van een masterdiploma: 475
  b. houder van een andere titel: 275".

Art.148. In artikel 75, § 1, 1e lid van het decreet van 24 juli dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, wordt een 3° /1 ingevoegd die als volgt luidt:
  "3° /1 de zonedirecteurs en de afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst".

HOOFDSTUK III. - Slotbepaling
Art. 149.Dit decreet treedt in werking op de dag van zijn goedkeuring [1 ...]1.
  ----------
  (1)<DFG 2019-03-14/07, art. 49, 004; Inwerkingtreding : 13-03-2019>