5 SEPTEMBER 2018. - Wet tot wijziging van de bepalingen van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België en van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten betreffende het beroep dat kan worden ingesteld tegen bepaalde beslissingen van de FSMA en van de NBB inzake financiële instrumenten en centrale effectenbewaarinstellingen
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België
Art. 2
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten
Art. 3
HOOFDSTUK 4. - Inwerkingtreding
Art. 4
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België
Art.2. In artikel 36/22 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 april 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de bepalingen onder 24°, 25° en 26° worden opgeheven;
2° de bepalingen onder 26° /1, 26° /2, 26° /3, 26° /4 en 26° /5 worden ingevoegd, luidende :
"26° /1 door de aanvrager van een vergunning, tegen de beslissingen die de Bank heeft genomen krachtens de artikelen 17 en 55 van Verordening 909/2014. Eenzelfde beroep kan worden ingesteld indien de Bank geen uitspraak heeft gedaan binnen de bij het achtste lid van het voormelde artikel 17 vastgestelde termijnen. In dit laatste geval wordt het beroep behandeld als was de aanvraag verworpen;
26° /2 door de aanvrager van een vergunning, tegen de beslissingen die de Bank heeft genomen krachtens artikel 36/26/1, § 5 of § 6. Eenzelfde beroep kan worden ingesteld indien de Bank geen uitspraak heeft gedaan binnen de bij het voormelde artikel vastgestelde termijnen. In dit laatste geval wordt het beroep behandeld als was de aanvraag verworpen;
26° /3 door de centrale effectenbewaarinstelling, tegen de beslissingen die de Bank heeft genomen krachtens artikel 23, lid 4 van Verordening 909/2014 en door de instelling die ondersteuning verleent aan een centrale effectenbewaarinstelling of door de depositobank, tegen de gelijkaardige beslissingen die de Bank heeft genomen krachtens artikel 36/26/1, § 5 of § 6;
26° /4 door de centrale effectenbewaarinstelling, tegen de beslissingen die de Bank heeft genomen krachtens de artikelen 20 en 57 van Verordening 909/2014 en door de instelling die ondersteuning verleent aan een centrale effectenbewaarinstelling of door de depositobank, tegen de gelijkaardige beslissingen die de Bank heeft genomen krachtens artikel 36/26/1, § 5 of § 6. Het beroep schorst de beslissing en haar bekendmaking, tenzij de Bank, bij ernstig gevaar voor de cliënten of de financiële markten, haar beslissing uitvoerbaar heeft verklaard niettegenstaande elk beroep;
26° /5 door de centrale effectenbewaarinstelling, tegen de beslissingen die de Bank heeft genomen krachtens artikel 36/30/1, § 2, 3° tot 6°, en door de instelling die ondersteuning verleent aan een centrale effectenbewaarinstelling of door de depositobank, tegen de gelijkaardige beslissingen die de Bank heeft genomen krachtens artikel 36/26/1, § 5 of § 6. Het beroep schorst de beslissing en haar bekendmaking, tenzij de Bank, bij ernstig gevaar voor de cliënten of de financiële markten, haar beslissing uitvoerbaar heeft verklaard niettegenstaande elk beroep.";
3° in de bepaling onder 35° worden de woorden "de artikelen 36/3, § 5, 36/19, vijfde lid en 36/30, § 1, tweede lid, 2° van deze wet" vervangen door de woorden "de artikelen 36/3, § 5, 36/19, vijfde lid, 36/30, § 1, tweede lid, 2°, en 36/30/1, § 2, 2°, van deze wet".
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten
Art.3. In artikel 122, 44°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de woorden ", centrale effectenbewaarinstelling, instelling die ondersteuning verleent aan een centrale effectenbewaarinstelling, depositobank, centrale tegenpartij" ingevoegd tussen de woorden "door de gereglementeerde onderneming" en de woorden "of verzekeringsonderneming".
HOOFDSTUK 4. - Inwerkingtreding
Art. 4. Deze wet treedt in werking op de tiende dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van artikel 2, 1°, waarvan de datum van inwerkingtreding bepaald wordt door de Koning, en uiterlijk op 1 januari 2020.