27 APRIL 2018. - Wet inzake bepaalde versnelde procedures voor beroep bij de Raad van State
Art. 1-3
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art.2. In artikel 36/22 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 september 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) in de bepaling onder 3° worden de woorden "234, § 2, 1° tot 10° " telkens vervangen door de woorden "234, § 2, 1° tot 12° ";
b) de bepaling onder 19° wordt vervangen als volgt :
"19° door de aanvrager van een vergunning, tegen de beslissingen inzake vergunning die de Bank heeft genomen krachtens artikel 12 van de wet van 11 maart 2018 op het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen. Eenzelfde beroep kan door de aanvrager worden ingesteld indien de Bank geen uitspraak heeft gedaan binnen de bij in het voormelde artikel 12, eerste lid, vastgestelde termijnen. In dit laatste geval wordt het beroep behandeld als was de aanvraag verworpen;";
c) er wordt een bepaling onder 19° bis ingevoegd, luidende :
"19° bis door de aanvrager van een registratie als bedoeld in artikel 82, § 2, of 91 van de wet van 11 maart 2018 op het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen, tegen de beslissingen die de Bank op dit gebied heeft genomen. Eenzelfde beroep kan door de aanvrager van een registratie worden ingesteld indien de Bank geen uitspraak heeft gedaan binnen de termijnen die respectievelijk zijn vastgesteld bij het eerste lid van het voormelde artikel 82, § 2, en bij het voormelde artikel 91, eerste lid. In dit laatste geval wordt het beroep behandeld als was de aanvraag verworpen;";
d) de bepaling onder 20° wordt vervangen als volgt :
"20° door een vergunninghoudende of geregistreerde betalingsinstelling als respectievelijk bedoeld in de artikelen 12 en 91 van de wet van 11 maart 2018 op het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen, tegen de beslissingen die de Bank heeft genomen krachtens artikel 61 van de voormelde wet;";
e) de bepaling onder 21° wordt vervangen als volgt :
"21° door de betalingsinstelling, tegen de beslissingen die de Bank heeft genomen krachtens de artikelen 116, § 2, en 117, §§ 1 en 2, en tegen gelijkaardige beslissingen genomen krachtens artikel 142, § 1, van de wet van 11 maart 2018 op het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen. Het beroep schorst de beslissing en de bekendmaking ervan, tenzij de Bank, bij ernstig gevaar voor de betalingsdienstgebruikers, haar beslissing uitvoerbaar heeft verklaard niettegenstaande elk beroep;";
f) in de bepaling onder 22° wordt de komma tussen de woorden "verzekerings- of herverzekeringsondernemingen" en de woorden "artikel 585 van de wet van 25 april 2014" vervangen door het woord "en";
g) de bepaling onder 32° wordt vervangen als volgt :
"32° door de aanvrager van een vergunning, tegen de beslissingen inzake vergunning die de Bank heeft genomen krachtens artikel 169 van de wet van 11 maart 2018 op het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen. Eenzelfde beroep kan door de aanvrager worden ingesteld indien de Bank geen uitspraak heeft gedaan binnen de bij het eerste lid van het voormelde artikel 169 vastgestelde termijnen. In dit laatste geval wordt het beroep behandeld als was de aanvraag verworpen;";
h) er wordt een bepaling onder 32° bis ingevoegd, luidende :
"32° bis door de aanvrager van een registratie als bedoeld in artikel 200, § 2, van de wet van 11 maart 2018 op het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen, tegen de beslissingen die de Bank op dit gebied heeft genomen. Eenzelfde beroep kan door de aanvrager van de registratie worden ingesteld indien de Bank geen uitspraak heeft gedaan binnen de bij het eerste lid van het voormelde artikel 200, § 2, vastgestelde termijnen. In dit laatste geval wordt het beroep behandeld als was de aanvraag verworpen;";
i) de bepaling onder 33° wordt vervangen als volgt :
"33° door de instelling voor elektronisch geld, tegen de beslissingen die de Bank heeft genomen krachtens artikel 186 van de wet van 11 maart 2018 op het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen, voor zover artikel 61 van dezelfde wet bij dit artikel van toepassing wordt verklaard;";
j) de bepaling onder 34° wordt vervangen als volgt :
"34° door de instelling voor elektronisch geld, tegen de beslissingen die de Bank heeft genomen krachtens artikel 214, voor zover artikel 116, § 2, bij dit artikel van toepassing wordt verklaard, en krachtens artikel 215, § 1, en tegen gelijkaardige beslissingen genomen krachtens artikel 227 van de wet van 11 maart 2018 op het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen, voor zover artikel 142, § 1, bij dit artikel van toepassing wordt verklaard. Het beroep schorst de beslissing en de bekendmaking ervan, tenzij de Bank, bij ernstig gevaar voor de houders van elektronisch geld, haar beslissing uitvoerbaar heeft verklaard niettegenstaande elk beroep;";
k) een bepaling onder 34° ter wordt ingevoegd, luidende :
"34° ter door de uitbater van het betalingsschema, tegen het verbod opgelegd door de Bank krachtens artikel 19, § 1, van de wet van 24 maart 2017 houdende het toezicht op verwerkers van betalingstransacties;";
l) in de bepaling onder 35° worden de woorden "de artikelen 50, § 2, derde lid, en 106, § 2, derde lid, van de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen" vervangen door de woorden "de artikelen 147, § 2, derde lid, 161, § 1, 2° en 229, § 2, derde lid, van de wet van 11 maart 2018 op het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen, artikel 16, § 2, van de wet van 24 maart 2017 houdende het toezicht op verwerkers van betalingstransacties".
Art. 3. Artikel 7, § 3, van de wet van 28 februari 2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans, van de externe vermogenspositie en van de statistieken inzake de internationale handel in diensten en de buitenlandse directe investeringen van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen, gewijzigd door de wet van 31 juli 2017, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende :
"De gegevensverstrekkers kunnen, volgens de versnelde procedure zoals vastgesteld door de Koning op grond van artikel 36/22 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, een beroep instellen bij de Raad van State tegen de beslissing waarbij de Nationale Bank van België dwangsommen oplegt aan deze gegevensverstrekkers.".