30 SEPTEMBER 2016. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het Pendelfonds(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-10-2016 en tekstbijwerking tot 05-10-2021)
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Het centrale aanspreekpunt
Art. 2-3
HOOFDSTUK 3. - De begeleidingscommissie
Art. 4-9
HOOFDSTUK 4. - Maatregelen die voor subsidie in aanmerking komen
Art. 10
HOOFDSTUK 5. - Procedure
Afdeling 1. - Indiening van een project
Art. 11-16
Afdeling 2. - De beoordelingsprocedure
Art. 17-19
Afdeling 3. - De voortgangsprocedure
Art. 20-26, 26/1
HOOFDSTUK 6. - Werking en beheer van het Pendelfonds
Art. 27
HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art. 28-30
2017031794 2018010160 2018010161 2018014430 2018031753 2022020696 2022020697 2023045032
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
1° begeleidingscommissie: de begeleidingscommissie, vermeld in artikel 53 van het decreet van 30 juni 2006 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2006;
2° centraal aanspreekpunt: een centraal aanspreekpunt als vermeld in artikel 52 van het decreet van 30 juni 2006 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2006;
3° departement: het Departement Mobiliteit en Openbare Werken van het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken, vermeld in artikel 28, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
4° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het mobiliteitsbeleid, de openbare werken en het vervoer;
5° Provinciaal Mobiliteitspunt: een centraal aanspreekpunt als vermeld in artikel 2.
HOOFDSTUK 2. - Het centrale aanspreekpunt
Art.2. In elke provincie wordt een centraal aanspreekpunt opgericht dat gevormd wordt uit een samenwerkingsverband tussen de provincies en het Vlaamse Gewest, hierna het Provinciaal Mobiliteitspunt te noemen.
Art.3.Het Provinciaal Mobiliteitspunt heeft de volgende taken met betrekking tot het Pendelfonds:
1° projecten voor een modale verschuiving naar duurzaam woon-werkverkeer bij potentiële projectindieners initiëren;
2° projecten die projectindieners wensen in te dienen inhoudelijk ondersteunen bij de opmaak en de indiening ervan ;
3° goedgekeurde projecten begeleiden bij de uitvoering, de opvolging en de evaluatie ervan.
[1 Voor de verwerking van persoonsgegevens die het Provinciaal Mobiliteitspunt uitvoert in het kader van zijn taken, vermeld in het eerste lid, is het gekwalificeerd als verwerker in opdracht van de projectindiener als vermeld in artikel 4, 8) verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), en voldoet het Provinciaal Mobiliteitspunt aan de verplichtingen die het in dat verband heeft.]1
----------
(1)<BVR 2018-09-28/05, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 05-11-2018>
HOOFDSTUK 3. - De begeleidingscommissie
Art.4.[1 De begeleidingscommissie heeft de volgende taken:
1° de minister adviseren bij de focus van de oproep;
2° de minister adviseren bij de evaluatie van een aflopende oproep.]1
----------
(1)<BVR 2021-09-10/04, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 15-10-2021>
Art.5. De begeleidingscommissie is als volgt samengesteld:
1° een voorzitter;
2° een plaatsvervangende voorzitter;
3° drie vertegenwoordigers en drie plaatsvervangers van de Vlaamse Regering;
4° een gelijk aantal vertegenwoordigers en plaatsvervangers uit de werkgevers- en de werknemersorganisaties die zetelen in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen;
5° een vertegenwoordiger en een plaatsvervanger van de afdeling Beleid van het departement.
De leden van de begeleidingscommissie worden op voorstel van de betrokken actoren benoemd door de minister.
Art.6. Het mandaat van de leden van de begeleidingscommissie duurt vier jaar. Het mandaat is hernieuwbaar.
Als een lid zijn mandaat voortijdig stopzet, wordt een vervanger aangeduid die het mandaat voltooit.
Art.7. De interne organisatie van de begeleidingscommissie wordt geregeld in een huishoudelijk reglement. Dat reglement, dat minstens regels bevat over de taakstelling van de voorzitter en de wijze van bijeenroeping en beraadslaging, wordt opgesteld door de begeleidingscommissie en goedgekeurd door de minister.
Art.8. Het secretariaat van de begeleidingscommissie wordt waargenomen door de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen. De werking van het secretariaat van de begeleidingscommissie wordt nader geregeld in het huishoudelijk reglement, vermeld in artikel 7.
Art.9. De begeleidingscommissie maakt jaarlijks een evaluatie van haar werking en stelt daarover een verslag op dat vóór 1 mei aan de minister wordt overhandigd.
HOOFDSTUK 4. - Maatregelen die voor subsidie in aanmerking komen
Art.10.De minister bepaalt per projectoproep voor welke van de volgende maatregelen en onder welke eventueel aanvullende voorwaarden subsidies kunnen worden verleend:
1° infrastructurele ingrepen die functionele fietsverplaatsingen [1 , verplaatsingen met elektrisch aangedreven fietsen, verplaatsingen met een voortbewegingstoestel]1 of carpooling faciliteren
2° [2 de aankoop en leasing van bedrijfsfietsen, elektrisch aangedreven bedrijfsfietsen, bedrijfsvoortbewegingstoestellen en elektrisch aangedreven bedrijfsvoortbewegingstoestellen;]2
3° het gebruik van auto- of fietsdeelsystemen
4° vergoedingen voor het gebruik van het openbaar vervoer
5° kosten voor fietsonderhoud [1 en de kosten voor het onderhoud van elektrisch aangedreven fietsen en voortbewegingstoestellen]1
6° fietsvergoedingen
7° onkosten verbonden aan communicatie- en sensibiliseringsinitiatieven
8° [2 de aankoop van uitrusting voor fietsers, voor gebruikers van elektrisch aangedreven fietsen en voor gebruikers van elektrische en niet-elektrische voortbewegingstoestellen;]2
9° projectcoördinatiekosten
[1 10° vergoedingen om innovatieve vormen van woon-werkverkeer te organiseren en te gebruiken.]1
De minister bepaalt per maatregel het maximale subsidietarief . Subsidies worden verleend binnen de grenzen van de maximumtarieven en voor zover de uitgaven dateren van na de datum van de oproep, vermeld in artikel 11.
[2 De subsidie van het Pendelfonds bedraagt maximaal de helft van de aanvaarde kosten die aan het ingediende project verbonden zijn. Het maximale subsidiebedrag varieert op de volgende wijze naargelang een of meer bedrijven samen het project indienen:
1° één bedrijf: 200.000 euro;
2° twee bedrijven: 250.000 euro;
3° drie bedrijven: 300.000 euro;
4° vier bedrijven: 350.000 euro;
5° vijf of meer bedrijven: 400.000 euro.]2
[2 De minimale termijn van een projectvoorstel is twee jaar, de maximale termijn is vier jaar.]2
Elk ingediend projectvoorstel heeft op het ogenblik van de indiening betrekking op een tewerkstelling, al dan niet bedrijfsoverschrijdend, van minstens 10 personen [2 per bedrijf]2.
Als voor een van de maatregelen, vermeld in het eerste lid, een wettelijke verplichting of een verplichting uit een collectieve arbeidsovereenkomst bestaat, geldt de subsidie alleen voor de kosten die niet volgen uit die verplichting.
----------
(1)<BVR 2018-09-28/05, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 05-11-2018>
(2)<BVR 2021-09-10/04, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 15-10-2021>
HOOFDSTUK 5. - Procedure
Afdeling 1. - Indiening van een project
Art.11. De minister doet een oproep waardoor projecten kunnen worden ingediend. De oproep vermeldt de eventuele strategische focus, de subsidieerbare maatregelen, het totale bedrag waarvoor subsidies kunnen worden toegekend en de uiterste datum voor de aanvraag van een dossiernummer.
De oproep wordt bekendgemaakt op de website van het Pendelfonds en via de communicatiekanalen van de Provinciale Mobiliteitspunten.
Art.12.Binnen een maand na de publicatie van de oproep vraagt de projectindiener een dossiernummer aan via de website van het Pendelfonds. De projectindiener ontvangt per kerende een bevestiging van de aanvraag [1 , een dossiernummer en alle nodige informatie over de wijze waarop een dossier moet worden samengesteld en ingediend]1.
----------
(1)<BVR 2021-09-10/04, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 15-10-2021>
Art.13.[1 Nadat de projectindiener een dossiernummer heeft aangevraagd en binnen zes weken na de bekendmaking van de oproep, bezorgt de projectindiener de gegevens voor de potentieelbepaling voor de modale verschuiving aan het Provinciaal Mobiliteitspunt. Het Provinciaal Mobiliteitspunt bezorgt de projectindiener uiterlijk binnen negen weken na de bekendmaking van de oproep het resultaat van de potentieelbepaling voor de modale verschuiving.
De minister bepaalt de wijze waarop de potentieelbepaling voor de modale verschuiving wordt vastgesteld.]1
----------
(1)<BVR 2021-09-10/04, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 15-10-2021>
Art.14.
<Opgeheven bij BVR 2021-09-10/04, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 15-10-2021>
Art.15.
<Opgeheven bij BVR 2021-09-10/04, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 15-10-2021>
Art.16.[1 Binnen vier maanden na de bekendmaking van de oproep dient de indiener het definitief ingevulde aanvraagformulier in op de website van het Pendelfonds. De projectindiener ontvangt per kerende een bevestiging van de indiening van het dossier.
De minister stelt het model van het online aanvraagformulier vast.]1
----------
(1)<BVR 2021-09-10/04, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 15-10-2021>
Afdeling 2. - De beoordelingsprocedure
Art.17.Het Provinciaal Mobiliteitspunt formuleert een advies aan [1 het departement]1 over de ontvankelijkheid en de inhoudelijke waarde van het dossier.
Het dossier is ontvankelijk als het aan de volgende voorwaarden voldoet:
1° het aanvraagformulier werd volledig en transparant ingevuld;
2° het dossier bevat een document waaruit het overleg en het akkoord over het project blijkt tussen de werkgevers en de werknemers.
Het Provinciaal Mobiliteitspunt laadt zijn advies over de ontvankelijkheid en de inhoudelijke waarde van het dossier op de website van het Pendelfonds op binnen [1 vijf maanden na de bekendmaking van de oproep]1.
----------
(1)<BVR 2021-09-10/04, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 15-10-2021>
Art.18.[1 Het departement beslist op basis van het advies van het Provinciaal Mobiliteitspunt over de ontvankelijkheid van een ingediend project.
Het departement formuleert een advies over de ontvankelijk verklaarde projecten.
Als voor een oproep het totale bedrag van de aangevraagde subsidies van de gunstig geadviseerde projecten hoger is dan het totale subsidiebedrag dat in de oproep is opgenomen, brengt het departement een advies uit over de rangorde van de projecten. Die rangorde wordt op de volgende wijze bepaald:
1° de rangorde wordt voor 20% bepaald op basis van de aanvaarde projectkosten per werknemer die in het potentieel zijn opgenomen in het kader van een modale verschuiving;
2° de rangorde wordt voor 30% bepaald op basis van de verwachte procentuele modale verschuiving. De procentuele modale verschuiving wordt bekomen door de huidige modale verdeling zoals opgegeven door de projectindiener te vergelijken met de resultaten van de potentieelbepaling vermeld in artikel 13;
3° de rangorde wordt voor 50% bepaald op basis van de inhoudelijke onderbouwing, meer bepaald:
a) de inhoudelijke volledigheid en kwaliteit van het dossier;
b) de mate waarin het dossier bijdraagt aan het mobiliteitsbeleid op Vlaams niveau in het algemeen en op het niveau van de vervoerregio in kwestie;
c) de mate waarin het beantwoordt aan de strategische focus van de projectoproep in het bijzonder.
De minister stelt de methodiek vast om de rangorde te bepalen.
Het departement bezorgt zijn advies over de ontvankelijk verklaarde projecten en, in voorkomend geval, over de rangorde van de projecten aan de minister.
De minister beslist op basis van het advies van het departement over de goedkeuring en, in voorkomend geval, de rangorde van de projecten. De minister kan op een gemotiveerde wijze afwijken van het voorgestelde advies.]1
----------
(1)<BVR 2021-09-10/04, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 15-10-2021>
Art.19.[1 Als voor een oproep het totale bedrag van de aangevraagde subsidies van de gunstig geadviseerde projecten hoger is dan het totale subsidiebedrag dat in de oproep is bepaald, dan wordt het totale beschikbare bedrag verdeeld volgens de rangorde, vermeld in artikel 18, tot het totale bedrag is opgenomen.]1
----------
(1)<BVR 2018-09-28/05, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 05-11-2018>
Afdeling 3. - De voortgangsprocedure
Art.20.Zodra het project van start is gegaan, meldt de projectindiener dat [2 aan het departement]2. Uit het betalingsbewijs van een facturatie die betrekking heeft op een van de maatregelen die in het project zijn opgenomen, moet blijken dat het project effectief van start is gegaan.
Nadat de projectindiener de start van het project heeft aangetoond, wordt een eerste schijf van 30% van het subsidiebedrag uitbetaald.
Als de projectindiener geen betalingsbewijs heeft ingediend binnen zes maanden na de datum waarop de minister het subsidiebesluit heeft ondertekend, vervalt het recht op subsidie.
[1 Als er gegronde redenen zijn voor een eventuele vertraging, kan de minister een verlenging toestaan van de termijn, vermeld in het derde lid, waarin het betalingsbewijs van de facturatie ingediend moet worden.]1
----------
(1)<BVR 2018-09-28/05, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 05-11-2018>
(2)<BVR 2021-09-10/04, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 15-10-2021>
Art.21. Eén jaar na de opstart van het project stelt de projectindiener een opvolgingsrapport op dat hij op de website van het Pendelfonds oplaadt. Hij wordt daarbij ondersteund door het Provinciaal Mobiliteitspunt.
De minister stelt het model van online opvolgingsrapport vast.
Art.22.Het Provinciaal Mobiliteitspunt formuleert op basis van het opvolgingsrapport een advies aan [1 het departement]1. Het advies heeft betrekking op de inhoudelijke en financiële voortgang van het project en geeft uitdrukkelijk aan of de tweede schijf van 30% van het subsidiebedrag kan worden gestort.
Het Provinciaal Mobiliteitspunt laadt zijn advies op de website van het Pendelfonds op binnen een maand nadat het opvolgingsrapport werd opgeladen.
----------
(1)<BVR 2021-09-10/04, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 15-10-2021>
Art.23.[1 Het departement beslist op basis van het advies van het Provinciaal Mobiliteitspunt over de uitbetaling van de tweede schijf, vermeld in artikel 22.
Het departement kan afwijken van het advies, vermeld in het eerste lid.]1
----------
(1)<BVR 2021-09-10/04, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 15-10-2021>
Art.24. In voorkomend geval wordt voor de opvolgingsrapportage van het tweede, derde en vierde jaar dezelfde procedure gevolgd, vermeld in artikel 21 tot en met 23. Rekening houdend met de effectief aanvaarde uitgaven wordt na het laatste opvolgingsrapport het saldo uitbetaald of wordt tot terugvordering overgegaan.
Art.25.De projectindiener laadt binnen drie maanden na de verplichte datum het opvolgingsrapport op op de website van het Pendelfonds. Mits gegronde redenen voor de eventuele vertraging, kan [1 ...]1 het departement een verlenging toestaan van de termijn waarop het opvolgingsrapport wordt ingediend. Als de projectindiener niet binnen een maand gegronde redenen voor de vertraging heeft aangegeven, wordt een financiële afrekening van het dossier opgemaakt op basis van de tot op dat ogenblik bezorgde onkostenstaten en wordt het project afgesloten.
----------
(1)<BVR 2021-09-10/04, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 15-10-2021>
Art.26.Tijdens de looptijd van het project kan de projectindiener inhoudelijke aanpassingen voorstellen.
De projectindiener bezorgt zijn voorstellen tot inhoudelijke aanpassingen van het project aan het Provinciaal Mobiliteitspunt. Het Provinciaal Mobiliteitspunt formuleert daarover een advies en bezorgt het [1 aan het departement]1. Het departement maakt zijn beslissing bekend binnen een maand nadat het Provinciaal Mobiliteitspunt zijn advies heeft geformuleerd.
Het globale subsidiebedrag kan door deze inhoudelijke aanpassingen nooit overschreden worden.
----------
(1)<BVR 2021-09-10/04, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 15-10-2021>
Art.26/1. [1 De projectindiener kan de subsidie cumuleren met andere subsidies, conform de verordening (EG) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun.
De subsidie kan geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd wanneer de de-minimisdrempels in de verordening nr.1407/2013 van de Commissie zijn overschreden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2018-09-28/05, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 05-11-2018>
HOOFDSTUK 6. - Werking en beheer van het Pendelfonds
Art.27. Alle financiële verrichtingen worden gecentraliseerd in het departement, waar ze ter goedkeuring worden voorgelegd aan de secretaris-generaal.
HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art.28. Het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2006 betreffende het Pendelfonds wordt opgeheven.
Art.29. Op de projecten die goedgekeurd werden naar aanleiding van een oproep die dateert van vóór de inwerkingtreding van dit besluit, blijven de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2006 van toepassing.
Art. 30. De Vlaamse minister, bevoegd voor het mobiliteitsbeleid, de openbare werken en het vervoer, is belast met de uitvoering van dit besluit.