2 JULI 2015. - Ordonnantie tot harmonisering en vereenvoudiging van de regels inzake beroepsprocedures in geval van weigering of intrekking van een beroepskaart voor buitenlandse zelfstandigen en in geval van sancties
Art. 1-9
Artikel 1. Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.
Art.2. In artikel 3, § 1, van de wet van 19 februari 1965 betreffende de uitoefening van de zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen worden de woorden " van Middenstand " vervangen door de woorden " van Werkgelegenheid ".
Art.3. Artikel 6 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 6. - De afgevaardigde ambtenaar die door de Minister van Werkgelegenheid aangewezen is, oordeelt of de aanvraag om verkrijging, verlenging of hernieuwing van een beroepskaart voldoet aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden.
De vreemdeling van wie de beroepskaart door de afgevaardigde ambtenaar geweigerd wordt, kan bij de Minister van Werkgelegenheid beroep indienen. De betekening van de weigering vermeldt de mogelijke rechtsmiddelen, de bevoegde instanties die er kennis van nemen, alsook de te eerbiedigen vormvereisten en termijnen. ".
Art.4. In artikel 7 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de inleidende zin van het eerste lid wordt vervangen als volgt :
" De afgevaardigde ambtenaar die door de Minister van Werkgelegenheid aangewezen is kan de beroepskaart intrekken jegens de houder : ".
2° het tweede lid wordt vervangen als volgt :
" De vreemdeling van wie de beroepskaart door de afgevaardigde ambtenaar ingetrokken wordt, kan bij de Minister van Werkgelegenheid beroep indienen. De betekening van de intrekking vermeldt de mogelijke rechtsmiddelen, de bevoegde instanties die er kennis van nemen, alsook de te eerbiedigen vormvereisten en termijnen. ".
Art.5. Artikel 8 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 8. - Indien de vreemdeling reeds in België verblijft, moet dit verblijf wettig zijn om het beroep als bedoeld in de artikelen 6 en 7 te kunnen indienen.
Het wordt in elk geval ingesteld bij ter post aangetekende en ondertekende brief binnen dertig dagen na kennisgeving van de aangetekende brief waarbij de beslissing tot weigering of intrekking wordt betekend. De poststempel geldt als bewijs.
De dag waarop de termijn als bedoeld in het tweede lid verstrijkt, wordt in de termijn meegerekend. Indien deze dag echter op een zaterdag, een zondag of een feestdag valt, wordt hij naar de eerstvolgende werkdag verschoven.
Het beroep moet met redenen omkleed zijn en opgesteld in één van de twee officiële talen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De voorschriften uit de voorgaande leden zijn voorzien op straffe van nietigheid.
Zolang het bij de Minister hangende is, wordt elke na instelling van het beroep ingediende aanvraag als bedoeld in artikel 3, § 3, voor dezelfde zelfstandige beroepsactiviteit, onontvankelijk verklaard.
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering kan nadere regels van de beroepsprocedure bepalen. ".
Art.6. De artikelen 9 tot en met 11 van dezelfde wet worden opgeheven.
Art.7. In dezelfde wet wordt een artikel 13/1 ingevoegd, luidende :
" Art. 13/1. - Wordt bestraft hetzij met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en een strafrechtelijke geldboete van 26 tot 1.000 euro of een van die straffen alleen, hetzij met een administratieve geldboete van 50 tot 500 euro :
1° de vreemdeling die onderworpen aan de verplichtingen vermeld in artikel 1 van onderhavige wet, een zelfstandige activiteit uitoefent zonder in het bezit te zijn van een beroepskaart;
2° de vreemdeling die een zelfstandige activiteit uitoefent niettegenstaande de staking van de bedrijvigheid werd gelast of de sluiting van de geëxploiteerde zaak werd bevolen;
3° de vreemdeling die door het aanwenden van listige kunstgrepen een beroepskaart bedrieglijk verkrijgt;
4° hij die wetens en willens onjuiste inlichtingen verstrekt of onjuiste documenten heeft bezorgd aan de ambtenaren en agenten belast met het toezicht.
Bij herhaling worden de strafrechtelijke sancties verdubbeld. ".
Art.8. In artikel 14 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden " of artikel 13/1, eerste lid, 2° tot 4° " ingevoegd tussen de woorden " in artikel 13, 2° tot 5° " en de woorden " , is veroordeeld ";
2° in het tweede lid worden de woorden " of artikel 13/1 " ingevoegd tussen de woorden " in artikel 13, " en de woorden " schuldig gemaakt ".
Art. 9. De artikelen 6 tot en met 11 van dezelfde wet, zoals zij bestonden voor hun wijziging of opheffing door de artikelen 3 tot en met 6, blijven van toepassing met betrekking tot de beroepen tegen de weigering of de intrekking van de beroepskaart die nog niet afgehandeld zijn op de dag voor de inwerkingtreding van deze ordonnantie.
In afwijking van het eerste lid is de Minister van Werkgelegenheid de bevoegde Minister voor de voortzetting en de afhandeling van de betrokken procedures.