10 APRIL 2014. - Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek, de wet van 25 april 2007 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie, tot wijziging van de wet van 10 april 2003 tot regeling van de afschaffing van de militaire rechtscolleges in vredestijd alsmede van het behoud ervan in oorlogstijd en tot wijziging van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 10-06-2014 en tekstbijwerking tot 13-05-2016)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 2-51
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van de wet van 17 juli 1984 houdende bepaalde maatregelen van aard tot vermindering van de gerechtelijke achterstand
Art. 52
HOOFDSTUK 4. - Wijziging van de wet van 10 april 2003 tot regeling van de afschaffing van de militaire rechtscolleges in vredestijd alsmede van het behoud ervan in oorlogstijd
Art. 53
HOOFDSTUK 5. - Wijziging van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding
Art. 54
HOOFDSTUK 6. - Wijziging van de wet van 25 april 2007 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie
Art. 55
HOOFDSTUK 7. - Inwerkingtreding
Art. 56
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art.2. In artikel 78, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, worden de woorden "in het kader van de in artikel 259bis-9, § 2, bedoelde vorming van magistraten" vervangen door de woorden "door het Instituut voor gerechtelijke opleiding".
Art.3. In artikel 80bis, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij wet van 17 mei 2006 en gewijzigd bij wet van 27 december 2006, worden de woorden "die een voortgezette gespecialiseerde opleiding heeft gevolgd in strafuitvoeringszaken georganiseerd in het kader van de opleiding van magistraten bedoeld in artikel 259bis-9, § 2," vervangen door de woorden "en die een opleiding gevolgd heeft waarin voorzien wordt in artikel 259sexies, § 1, 4°, vierde lid,".
Art.4. In artikel 143bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 4 maart 1997 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 2, eerste lid, 1°, worden de woorden "artikel 143ter" vervangen door de woorden "artikel 143quater";
2° in § 5, tweede lid, worden de woorden "artikel 143ter" vervangen door de woorden "artikel 143quater".
Art.5. In artikel 146bis, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij wet van 12 april 2004, worden de woorden "artikel 143ter" vervangen door de woorden "artikel 143quater".
Art.6. In artikel 160 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 15 juli 1970, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1 wordt het vierde lid opgeheven;
2° in § 1 wordt het vijfde lid vervangen als volgt :
"De Koning classificeert de functies van niveau A op basis van hun weging.";
3° paragraaf 2 wordt opgeheven;
4° in § 3, eerste lid, wordt het woord "type-functie" vervangen door het woord "functies";
5° in § 3, tweede lid, worden de woorden "en met de medewerking van een uitgebreid wegingscomité opgericht door en bij dezelfde minister" opgeheven;
6° in § 3, wordt het derde lid opgeheven;
7° paragraaf 5 wordt vervangen als volgt :
"Gedurende het gehele wegingsproces worden de representatieve vakorganisaties van elke taalrol ingelicht over het gehanteerde wegingssysteem en wordt de transparantie bij de classificatie van de functies gewaarborgd.";
8° paragraaf 6 wordt vervangen als volgt :
"Er wordt een raadgevende commissie voor de weging opgericht, paritair samengesteld uit een vertegenwoordiger per representatieve vakorganisatie in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, en een gelijk aantal leden van het wegingscomité aangewezen door de voorzitter.
Elk effectief lid mag vergezeld zijn van een plaatsvervanger. Deze heeft enkel in afwezigheid van het effectief lid raadgevende stem.
Het voorzitterschap van de raadgevende commissie voor de weging wordt uitgeoefend door de voorzitter van het wegingscomité.
Deskundigen kunnen op vraag van een lid uitgenodigd worden door de voorzitter.
De raadgevende commissie voor de weging wordt op de hoogte gehouden en brengt aan de minister van Justitie adviezen uit, hetzij eenparig, hetzij afwijkend, over elke vraag die betrekking heeft op de weging van de functies en de classificatie van alle functies alsook op de organisatie van de weging en de classificatie.";
9° in § 7 wordt het woord "vakklassematrix" telkens vervangen door het woord "classificatiematrix";
10° in § 8 wordt het woord "vakklasse" telkens vervangen door het woord "klasse".
Art.7. In artikel 162, § 3, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007, worden de woorden "in artikel 186, vierde lid" vervangen door de woorden "in artikel 186, § 1, tiende lid".
Art.8. In artikel 177, § 1, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, wordt het woord "vakklasse" vervangen door het woord "klasse".
Art.9. In artikel 188 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 18 juli 1991 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 februari 2010, worden de woorden "of een ambt van referendaris of parketjurist bij de hoven van beroep en bij de rechtbanken van eerste aanleg" vervangen door de woorden "of een ambt van referendaris of parketjurist bij de hoven en rechtbanken".
Art.10. In artikel 203, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 22 december 1998, worden de woorden "artikel 287, eerste lid" vervangen door de woorden "artikel 287sexies".
Art.11. In het artikel 259quater, §§ 5 en 6, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 juli 2012, worden de woorden "artikel 287" telkens vervangen door de woorden "artikel 287sexies".
Art.12. In artikel 259sexies, § 1, eerste lid, 4° en 5°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij wet van 17 mei 2006 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, worden de woorden "in het kader van de opleiding van magistraten bedoeld in artikel 259bis-9, § 2" vervangen door de woorden "door het Instituut voor gerechtelijke opleiding".
Art.13. In artikel 260, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007, wordt het woord "vakklasse" vervangen door het woord "klasse".
Art.14. In artikel 261, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007, wordt het woord "vakklasse" vervangen door het woord "klasse".
Art.15. In artikel 262 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, wordt het woord "vakklasse" telkens vervangen door het woord "klasse".
Art.16. In artikel 263 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, wordt het woord "vakklasse" telkens vervangen door het woord "klasse".
Art.17. In artikel 265 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 29 december 2010, wordt het woord "vakklasse" telkens vervangen door het woord "klasse".
Art.18. In artikel 266 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 29 december 2010, wordt het woord "vakklasse" telkens vervangen door het woord "klasse".
Art.19. In artikel 268 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, wordt het woord "vakklasse" telkens vervangen door het woord "klasse".
Art.20. In artikel 269 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007, worden de woorden "262 tot 268" vervangen door de woorden "261 tot 268".
Art.21. In artikel 270, § 1, derde lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, wordt het woord "Koning" vervangen door de woorden "minister tot wiens bevoegdheid Justitie behoort".
Art.22. In artikel 271, § 1, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid wordt 2° hernummerd tot 1° en wordt 3° hernummerd tot 2° ;
2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende :
"De benoeming van een assistent wordt slechts vast na verloop van een periode van voorlopige benoeming die de mogelijkheid moet bieden de geschiktheid van de kandidaat voor het ambt te beoordelen.";
3° in het huidige tweede lid, dat het derde lid wordt, wordt het woord "Koning" vervangen door de woorden "minister tot wiens bevoegdheid Justitie behoort".
Art.23. In artikel 272, derde lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, wordt het woord "Koning" vervangen door de woorden "minister tot wiens bevoegdheid Justitie behoort".
Art.24. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 272bis ingevoegd, luidende :
"Art. 272bis. Afwijking van de in de artikelen 262 tot 268, 270 en 271 bedoelde diplomavoorwaarden wordt toegestaan aan de kandidaten die houder zijn van een attest dat getuigt van generieke competenties die buiten diploma zijn verworven en toegang geeft tot het niveau waarin zich de graad of de klasse bevindt waartoe de functie waarvoor de selectie is georganiseerd, behoort. Dit getuigschrift wordt uitgereikt door het Selectiebureau van de Federale Overheid en de geldigheidsduur ervan wordt bepaald op vijf jaar te rekenen vanaf de datum van aflevering. De beslissing tot het organiseren van een selectie wordt genomen op voorstel van de directeur-generaal van de rechterlijke organisatie na goedkeuring door de onderhandelingsorganen bedoeld in de wet van 25 april 2007 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakorganisaties van de griffiers van de Rechterlijke Orde, de referendarissen bij het Hof van Cassatie en de referendarissen en parketjuristen bij de hoven en rechtbanken en de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel".
Art.25. In artikel 274 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet 25 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 2, eerste en tweede lid, worden de woorden "of door verandering van vakklasse" telkens opgeheven;
2° in § 4, tweede lid, 2°, worden de woorden "twee leden", vervangen door de woorden "minstens twee leden".
Art.26. In artikel 277, § 2, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007, wordt het woord "vakklasse" vervangen door het woord "klasse".
Art.27. In artikel 278 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1 wordt het tweede lid opgeheven;
2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt :
" § 2. Bevordering en verandering van graad zijn alleen mogelijk wanneer een vaste betrekking vacant is.
De benoemingen door verandering van graad worden door de Koning gedaan, of door de minister wat de deskundigen betreft.".
Art.28. Artikel 287ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 februari 1997 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, wordt vervangen als volgt :
"Art. 287ter. § 1. Alle vastbenoemde personeelsleden en alle contractuele personeelsleden van niveau A, B, C en D zijn onderworpen aan een evaluatiecyclus.
Wat de hoofdgriffiers en de hoofdsecretarissen betreft, is de korpschef bedoeld in artikel 58bis, 2°, de evaluator. Wat de andere personeelsleden betreft, is de evaluator de hiërarchische meerdere van het personeelslid of de functionele chef aan wie de hiërarchische meerdere de evaluatietaak heeft gedelegeerd.
De hiërarchische meerdere is het vastbenoemd personeelslid dat de verantwoordelijkheid over een dienst of over een team heeft en dat dientengevolge rechtstreeks gezag uitoefent over de personeelsleden van die dienst of van dat team. De functionele chef is het vastbenoemd of contractueel personeelslid dat, onder de verantwoordelijkheid van de hiërarchische meerdere van een personeelslid, een rechtstreekse gezagsrelatie heeft ten aanzien van laatstgenoemde bij het dagelijks uitoefenen van zijn ambt.
§ 2. De evaluatieperiode duurt een jaar behoudens uitzonderingen bepaald door de Koning, en vangt aan met een functiegesprek wanneer het personeelslid vastbenoemd wordt, in dienst genomen wordt of van functie verandert. Er wordt ook een functiegesprek gehouden wanneer de functie belangrijke veranderingen ondergaat.
Bij het begin van de nieuwe evaluatieperiode, in voorkomend geval onmiddellijk na het functiegesprek, vindt een planningsgesprek plaats. Tijdens dit planningsgesprek worden de evaluator en het personeelslid het eens over de prestatiedoelstellingen en eventueel over de persoonlijke ontwikkelingsdoelstellingen.
Tijdens de evaluatieperiode wordt, telkens dat nodig is, een functioneringsgesprek gehouden tussen de evaluator en het personeelslid.
Op het einde van de evaluatieperiode nodigt de evaluator het personeelslid uit voor een evaluatiegesprek.
§ 3. De evaluatie is hoofdzakelijk gebaseerd op de volgende elementen :
1° het bereiken van de prestatiedoelstellingen vastgelegd tijdens het planningsgesprek en eventueel aangepast tijdens de functioneringsgesprekken;
2° de ontwikkeling van de competenties van het personeelslid die nuttig zijn voor zijn functie;
3° in voorkomend geval, de kwaliteit van de evaluaties die het personeelslid heeft uitgevoerd, als hij daarmee belast is.
De evaluatie berust eveneens op de volgende elementen :
- de bijdrage van het personeelslid aan de prestaties van het team waarin hij werkt;
- de beschikbaarheid van het personeelslid voor de gebruikers van de dienst, zowel interne als externe gebruikers.
Het evaluatieverslag wordt afgesloten met één van de volgende vermeldingen : uitzonderlijk, voldoet aan de verwachtingen, te verbeteren en onvoldoende.
Het heeft uitwerking op het einde van de evaluatieperiode.
§ 4. Ingeval gedurende de drie jaar na de toekenning van de eerste vermelding "onvoldoende" een tweede vermelding "onvoldoende" wordt gegeven, zelfs indien deze niet volgt op de eerste vermelding "onvoldoende", leidt dit tot ontslag wegens beroepsongeschiktheid van het personeelslid.
Aan het wegens beroepsongeschiktheid ontslagen vastbenoemd personeelslid wordt een ontslagvergoeding toegekend. Deze vergoeding is gelijk aan twaalfmaal de laatste maandbezoldiging indien het personeelslid ten minste twintig jaar dienst heeft, aan achtmaal of zesmaal deze bezoldiging naargelang hij tien jaar dienst of minder dan tien jaar dienst heeft.
§ 5. De Koning stelt de nadere regels vast voor de toepassing van deze bepalingen met betrekking tot de evaluatieprocedure, de duurtijd ervan en de bedoelde personen.".
Art.29. Artikel 287quater van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007, wordt vervangen als volgt :
"Art. 287quater. § 1. Er wordt een beroepscommissie opgericht die bevoegd is voor de beroepen tegen het evaluatieverslag en de toegekende eindvermelding bij de evaluatie.
De zetel van de beroepscommissie is gevestigd te Brussel.
De beroepscommissie omvat een voorzitter, een ondervoorzitter en tien leden. De voorzitter en de ondervoorzitter evenals vier leden worden aangewezen door de minister van Justitie. Zes leden worden aangewezen door de representatieve vakorganisaties naar rato van twee per organisatie.
Naast tien effectieve leden worden ook tien plaatsvervangende leden aangewezen.
De voorzitter en de ondervoorzitter zijn magistraten. De vier effectieve leden en de vier plaatsvervangende leden van de beroepscommissie worden aangewezen uit het gerechtspersoneel van niveau A en B.
De helft wordt aangewezen op voorstel van het College van procureurs-generaal, de helft op voorstel van de eerste voorzitters van de hoven van beroep en de arbeidshoven.
De voorzitter en de ondervoorzitter behoren niet tot dezelfde taalrol. De leden zijn in gelijke mate verdeeld over de taalrollen.
Het beroep is opschortend.
§ 2. Het advies van de beroepscommissie bestaat hetzij uit een voorstel van een andere vermelding, hetzij uit een voorstel van behoud van de toegekende vermelding.
Indien de beroepscommissie heeft voorgesteld de vermelding te behouden, wordt deze definitief.
Indien de beroepscommissie heeft voorgesteld de vermelding te wijzigen, neemt de minister van Justitie of zijn afgevaardigde de beslissing om hetzij de vermelding te wijzigen overeenkomstig het advies van de beroepscommissie, hetzij de oorspronkelijke vermelding te bevestigen, hetzij een andere vermelding toe te kennen. Zij deelt haar beslissing mee binnen twintig werkdagen te rekenen vanaf de ontvangst van het advies.
§ 3. De Koning stelt de nadere regels vast voor de organisatie en de werking van de beroepscommissie inzake evaluatie.".
Art.30. In artikel 291, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, worden de woorden "de referendarissen en de parketjuristen bij de hoven van beroep en bij de rechtbanken van eerste aanleg" vervangen door de woorden "de referendarissen en de parketjuristen bij de hoven en rechtbanken".
Art.31. In het tweede deel, boek II, titel I, van hetzelfde Wetboek wordt een hoofdstuk VIII ingevoegd, luidende "Gerechtspersoneel gemachtigd om een internationale opdracht uit te oefenen.".
Art.32. In hoofdstuk VIII, ingevoegd bij artikel 31, wordt een artikel 309septies ingevoegd, luidende :
"Art. 309septies. § 1. De leden van het gerechtspersoneel kunnen door de Koning, op advies van de bevoegde korpschef, hoofdgriffier of hoofdsecretaris gemachtigd worden om een internationale opdracht uit te oefenen die wordt toevertrouwd door een beslissing van de Ministerraad binnen het raam van de ontwikkelingssamenwerking, vredesopdrachten, de wetenschappelijke vorsing of de humanitaire hulp.
§ 2. De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad een postvergoeding en de voorwaarden waarbinnen deze internationale opdrachten kunnen uitgeoefend worden, vaststellen.".
Art.33. In artikel 326bis, tweede en derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 27 december 2006, worden de woorden "die een voortgezette gespecialiseerde opleiding heeft gevolgd in strafuitvoeringszaken georganiseerd in het kader van de opleiding van magistraten bedoeld in artikel 259bis-9, § 2" telkens vervangen door de woorden "de opleiding waarin voorzien wordt in artikel 259sexies, § 1, 5°, vierde lid, heeft gevolgd" .
Art.34. In artikel 330, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 24 april 2007, worden de woorden ", beleidsorganen en secretariaten, in ministeriële kabinetten of bij het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring" ingevoegd tussen de woorden "federale overheidsdiensten" en de woorden "in regeringscommissies".
Art.35. In artikel 330bis, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, worden de woorden ", beleidsorganen en secretariaten, in ministeriële kabinetten of bij het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring" ingevoegd tussen de woorden "federale overheidsdiensten" en de woorden "in regeringscommissies".
Art.36. In artikel 330quater van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 juni 2006, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1, eerste lid, wordt het woord "vakklasse" vervangen door het woord "klasse";
2° in § 1, tweede lid, wordt het cijfer "287septies" vervangt door het cijfer "287sexies";
3° in § 2, eerste lid, worden de woorden "in een gelijke graad" vervangen door de woorden "in een gelijke graad of klasse".
Art.37. In artikel 331 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 21 april 2007 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) in het 5° worden de woorden "en de arbeidshoven" opgeheven;
b) in het 6° worden de woorden "de referendarissen bij de arbeidshoven," ingevoegd tussen de woorden de "leden van de arbeidshoven," en de woorden "de raadsheren in sociale zaken";
c) in het 7° worden de woorden "en de parketjuristen bij het hof van beroep en het arbeidshof," ingevoegd tussen het woord "arbeidsauditeurs," en de woorden "zonder vergunning van de procureur-generaal bij het hof van beroep";
d) in het 8° worden de woorden "de referendarissen bij de rechtbanken van eerste aanleg" vervangen door de woorden "de referendarissen bij de rechtbanken van eerste aanleg en de rechtbanken van koophandel";
e) in het 10° worden de woorden ",de referendarissen" ingevoegd tussen de woorden "toegevoegde rechters in de arbeidsrechtbanken" en de woorden "en de rechters in sociale zaken";
f) in het 12° worden de woorden "en de parketjuristen" ingevoegd tussen de woorden "de federale magistraten" en de woorden ",zonder vergunning";
g) in het 13° worden de woorden "en de parketjuristen" ingevoegd tussen de woorden "de substituten-arbeidsauditeur" en de woorden ", zonder vergunning";
h) er wordt een 14° bis ingevoegd, luidende :
"14° bis. de referendarissen bij de politierechtbanken, zonder vergunning van hetzij de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank, hetzij van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in de gerechtelijke arrondissementen Brussel en Eupen.".
Art.38. In artikel 332bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij wet van 3 mei 2003, worden de woorden "de Administratieve gezondheidsdienst die deel uitmaakt van" opgeheven.
Art.39. Artikel 353bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij wet van 6 mei 1997, hernummerd bij de wet van 12 april 1999 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2007, wordt aangevuld met een lid, luidende :
"De Koning regelt de rechtshulp aan de referendarissen en de parketjuristen bij de hoven en rechtbanken en de schadeloosstelling van de door hen opgelopen zaakschade, overeenkomstig de bepalingen die op het rijkspersoneel van toepassing zijn.".
Art.40. In artikel 354 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet 25 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "alsmede van de hoofdsecretarissen en de secretarissen" vervangen door de woorden "alsmede van de hoofdgriffiers, de griffiers-hoofden van dienst, de griffiers, de hoofdsecretarissen, de secretarissen-hoofden van dienst en de secretarissen";
2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende :
"De Koning regelt de rechtshulp aan de griffiers, de secretarissen, het personeel van de griffies, van de parketsecretariaten en van de steundiensten, alsmede aan de attachés in de dienst voor documentatie en overeenstemming der teksten bij het Hof van Cassatie en de schadeloosstelling van de door hen opgelopen zaakschade, overeenkomstig de bepalingen die op het rijkspersoneel van toepassing zijn.".
Art.41. In artikel 360bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 20 juli 1991, vervangen bij de wet van 27 december 2002 en gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, worden in de onderverderdeling "Vierentwintig jaren :" de woorden "Advocaat-generaal bij het Hof van Cassatie" vervangen door de woorden "Afdelingsvoorzitter en advocaat-generaal bij het Hof van Cassatie".
Art.42. Artikel 363 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij wet van 10 februari 1998 en gewijzigd bij de wetten van 21 juni 2001 en 1 december 2013, wordt aangevuld met een lid, luidende :
"De Koning regelt de rechtshulp aan de magistraten van de rechterlijke orde, de rechters in sociale zaken, de rechters in handelszaken en de raadsheren in sociale zaken alsook de schadeloosstelling van de door hen opgelopen zaakschade.".
Art.43. In artikel 357, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 29 april 1999 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 mei 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) het 3° wordt aangevuld met de woorden "zonder dat het totale loon lager mag zijn dan datgene dat de titularis van het ambt genoot in zijn vorige anciënniteitstrap";
b) het 6° wordt aangevuld met de woorden "zonder dat het totale loon lager mag zijn dan datgene dat de titularis van het ambt genoot in zijn vorige anciënniteitstrap";
c) het 7° wordt aangevuld met de woorden "zonder dat het totale loon lager mag zijn dan datgene dat de titularis van het ambt genoot in zijn vorige anciënniteitstrap".
Art.44. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 363bis ingevoegd, luidende :
"Art.363bis. De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad een postvergoeding en de nadere regels van de opdrachten bedoeld in de artikelen 308, 309bis, 323bis en 327 vaststellen.".
Art.45. In artikel 366, § 2, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het 1° worden de woorden "vanaf de leeftijd van 21 jaar" opgeheven;
2° in het 6° worden de woorden "personeel der ministeries" vervangen door de woorden "personeel van de federale overheidsdiensten en het personeel van het ministerie van defensie".
Art.46. In artikel 373 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 27 december 1994 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) het eerste lid, 3°, wordt aangevuld met de woorden "of zij tewerkgesteld zijn bij een federale overheidsdienst, commissie, instelling of dienst waarvan het ambtsgebied het ganse land bestrijkt";
b) het eerste lid, 4° wordt aangevuld met de woorden "of zij tewerkgesteld zijn bij een federale overheidsdienst, commissie, instelling of dienst waarvan het ambtsgebied het ganse land bestrijkt";
c) het eerste lid wordt aangevuld met een 5°, luidende :
"5° een jaarlijkse directiepremie van 1 000 euro aan de leden van de griffie en het parketsecretariaat, overeenkomstig de voorwaarden bepaald voor de toekenning ervan aan de personeelsleden van niveau B, bedoeld in artikel 177, § 2,";
d) het tweede lid wordt aangevuld als volgt :
"In geval van onderbreking van de ambtsuitoefening is de toelage alleen verschuldigd als die onderbreking niet langer duurt dan dertig dagen.
In volgende gevallen is het eerste lid niet van toepassing :
1° afwezigheid wegens ziekte;
2° afwezigheid wegens een ongeval voorgekomen op het werk of op weg naar en van het werk of wegens een beroepsziekte;
3° afwezigheid gewettigd door het bekomen van verlof of werkonderbreking bedoeld in de artikelen 39, 42 en 43 van de arbeidswet van 16 maart 1971, in artikel 18 van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector en in de artikelen 21 tot 25bis, 28, 30 tot 34 en 65, § 1, van het koninklijk besluit van 16 maart 2011 betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan.".
Art.47. In artikel 375, § 4, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007, worden de woorden "bedoeld in artikel 179" vervangen door de woorden "bedoeld in artikel 177".
Art.48. In artikel 398 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 4 maart 1997 en 19 juli 2012, wordt het cijfer "143ter" vervangen door het cijfer "143quater".
Art.49. In artikel 399, eerste en tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 4 maart 1997 en 19 juli 2012, wordt het cijfer "143ter" telkens vervangen door het cijfer "143quater".
Art.50. In artikel 400 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 4 maart 1997, wordt het cijfer "143ter" vervangen door het cijfer "143quater".
Art.51. In artikel 428bis, eerste lid, 1°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij koninklijk besluit van 2 mei 1996, worden de woorden "bedoeld in artikel 1, a), van de Europese Richtlijn van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma's waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten" vervangen door de woorden "bedoeld in de Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties".
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van de wet van 17 juli 1984 houdende bepaalde maatregelen van aard tot vermindering van de gerechtelijke achterstand
Art.52. Artikel 14 van de wet van 17 juli 1984 houdende bepaalde maatregelen van aard tot vermindering van de gerechtelijke achterstand wordt aangevuld met twee leden, luidende :
"Het in activiteit blijven boven de leeftijd van 65 jaar kan worden toegelaten door de minister, op aanvraag van het personeelslid. De periode van in activiteit blijven wordt bepaald voor de maximumduur van één jaar, die kan worden verlengd.
De Koning bepaalt de procedure.".
HOOFDSTUK 4. - Wijziging van de wet van 10 april 2003 tot regeling van de afschaffing van de militaire rechtscolleges in vredestijd alsmede van het behoud ervan in oorlogstijd
Art.53. In artikel 121 van de wet van 10 april 2003 tot regeling van de afschaffing van de militaire rechtscolleges in vredestijd alsmede van het behoud ervan in oorlogstijd, worden de woorden "artikelen 262, 273, 287 en 287bis van het Gerechtelijk Wetboek" vervangen door de woorden "en artikel 287sexies van het Gerechtelijk Wetboek".
HOOFDSTUK 5. - Wijziging van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding
Art.54. In artikel 2, 10°, van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding worden de woorden "personeelsleden die een bijzondere graad bekleden ingesteld door de Koning overeenkomstig artikel 180, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek" vervangen door de woorden "personeelsleden van niveau A die de titel dragen van attaché, adviseur of adviseur-generaal".
HOOFDSTUK 6. - Wijziging van de wet van 25 april 2007 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie
Art.55. In kolom 4 die voorkomt in artikel 170, § 1, van de wet van 25 april 2007 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie worden voor de hoofgriffier en de hoofdsecretaris de cijfers "32 226,25" en "44 859,42" vermeld inzake de Rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken en rechtbanken van koophandel/Parket van de procureur des Konings en parket van de arbeidsauditeur, waarvan het rechtsgebied minder dan 250 000 inwoners telt, vervangen door respectievelijk de cijfers "32 380,00" en "44 860,00".
HOOFDSTUK 7. - Inwerkingtreding
Art. 56.Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, [1 behalve artikel 41 dat uitwerking heeft met ingang van 10 januari 2005]1, de artikelen 2, 3, 12 en 33 die uitwerking hebben met ingang van 2 februari 2008, en de artikelen 28 en 29 die in werking treden op een door de Koning te bepalen datum.
(NOTA : inwerkingtreding van art. 28 en 29 vastgesteld op 01-07-2014 door KB 2014-05-27/03, art. 32, 1°)
----------
(1)<W 2016-05-04/03, art. 140, 002; Inwerkingtreding : 10-06-2014>