Details





Titel:

10 JULI 2013. - Decreet betreffende de centra voor socioprofessionele inschakeling(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-08-2013 en tekstbijwerking tot 21-02-2025)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemeenheden
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Doel en algemene opdrachten van de centra
Art. 4
HOOFDSTUK III. - De stagiair
Art. 5-7
HOOFDSTUK IV. - Erkenning van de centra en de filières
Afdeling 1. - Erkenning en hernieuwing van erkenning
Art. 8-12, 12bis
Afdeling 2. - Overdracht van een filière
Art. 13, 13bis
HOOFDSTUK V. - Verplichtingen van het centrum
Art. 14
HOOFDSTUK VI. - Coördinatie van de actie van de centra
Art. 15
HOOFDSTUK VII. - Commissie van de centra voor socioprofessionele inschakeling
Art. 16
HOOFDSTUK VIII. - Financiering
Art. 17, 17bis
HOOFDSTUK IX. - Controle
Art. 18
HOOFDSTUK X. - Wijzigings-, overgangs- en opheffingsbepalingen
Afdeling 1. - Wijzigingsbepalingen
Art. 19
Afdeling 2. - Overgangsbepalingen
Art. 20-24, 24bis
Afdeling 3. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 25-26



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2004201566 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemeenheden
Artikel 1. Dit decreet regelt overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet een materie bedoeld in artikel 127, § 1, van de Grondwet.

Art.2.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder :
  1° het "centrum" : de door de Regering erkende instelling belast met de organisatie van één of meer filières met het oog op vlotte socioprofessionele inschakeling van de stagiairs zoals omschreven [1 in de artikelen 5 en 6]1;
  2° de "filière" : [1 het geheel van de eenheden van leerresultaten]1 binnen een centrum waar scholing gegeven wordt in de vorm van pedagogische of opleidingsacties, met als doel de verwerving van kennis, vaardigheden en socioprofessionele gedragslijnen en waar één van de volgende twee methodologische kaders ten uitvoer gelegd :
  a) een fase opleiding en inschakeling die bestaat in leergangen, praktische oefeningen en, eventueel, bedrijfsstages;
  b) [1 een fase "Bedrijf voor vorming door arbeid" die bestaat uit een reële werksituatie door de productie van goederen en diensten i.v.m. één of meerdere beroepen waarbij eventueel leergangen en bedrijfsstages worden opgenomen;]1
  3° het "pedagogische project" : het door het centrum opgemaakte document dat voorziet in de pedagogische beginselen en richtingen van toepassing op een centrum en op elk van de filières die het organiseert;
  4° [1 het "begeleidingspercentage" : de verhouding tussen het aantal uren gepresteerd door het begeleidingspersoneel, namelijk de pedagogische coördinatoren, de opleiders en het personeel belast met de pedagogische opvolging of de sociale begeleiding, en het aantal opleidingsuren gepresteerd door de stagiairs;]1
  5° de "Commissie" : de Adviescommissie van de centra voor socioprofessionele inschakeling ingesteld binnen de "Conseil économique et social de la Wallonie" (Sociaal-economische raad van Wallonië);
  6° de "Regering" : de Regering van het Waalse Gewest;
  7° de "Dienst" : de "Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi" (Waalse dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling) zoals bedoeld in het decreet van 6 mei 1999 betreffende de "Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi";
  [1 8° de "erkendede opleidingsuren" : het aantal uren bepaald in de beslissing tot erkenning ten opzichte van de duur van het programma van de filière vermenigvuldigd door het aantal plaatsen voorzien door de filière tijdens een kalenderjaar;]1
  [1 9° het "uurpercentage" : het enig tarief, identiek voor elke opleidingsfilière, dat overeenkomt met de subsidiëring van één erkend opleidingsuur en waarvan het bedrag door de Regering wordt bepaald;]1
  [1 10° de "KOVA-regio-instantie" : één van de regio-instanties kwalificerend onderwijs - vorming - arbeidsmarkt zoals ingesteld bij artikel 3, punten 2 tot 10 van het samenwerkingsakkoord gesloten op 20 maart 2014 tussen de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de uitvoering van regio's voor Kwalificerend onderwijs-Vorming-Arbeidsmarkt.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/18, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 19-06-2016>

Art.3.De Regering kan, onder de voorwaarden van dit decreet en binnen de perken van de begrotingskredieten, centra en de door hen georganiseerde filières erkennen en subsidiëren.
  [1 Onverminderd artikel 10 bepaalt de Regering, volgens de modaliteiten die zij bepaalt, voor elk kalenderjaar, het maximum aantal uren opleiding die zij erkent en subsidieert voor elk grondgebied van de KOVA-regio-instanties. ]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/18, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 19-06-2016>

HOOFDSTUK II. - Doel en algemene opdrachten van de centra
Art.4.Het centrum heeft als opdracht via een geïntegreerde aanpak de socioprofessionele inschakeling van de in de artikelen 5 en 6 bedoelde stagiair te bevorderen door het verwerven van kennis, vaardigheden en gedragslijnen die nodig zijn voor zijn rechtstreekse of onrechtstreekse inschakeling op de arbeidsmarkt, zijn sociale emancipatie en zijn persoonlijke ontwikkeling, met inachtneming van het principe van non-discriminatie, van bevordering van gelijke kansen inzake tewerkstelling en opleiding en van de bescherming van de privésfeer en de gegevens met een persoonlijk karakter. Om dat doel te bereiken organiseert het centrum één of meer erkende filières die een prioritaire doelstelling nastreven die opgenomen is in één van de volgende categorieën :
  1° de beroepsoriëntering : de gestructureerde pedagogische acties waarmee de stagiair verschillende alternatieven kan overwegen ter bevordering van zijn socioprofessionele inschakeling en zijn professioneel en persoonlijk project kan ontwerpen of bevestigen; [1 ...]1
  2° de basisopleiding : de algemene of technische opleiding tot verwerving van elementaire kennis, algemene vaardigheden en gedragslijnen die nuttig zijn voor de socioprofessionele inschakeling en die niet in rechtstreeks verband staan met een bepaald beroep; [1 ...]1
  3° de professionaliserende opleiding : de opleiding tot verwerving van kennis, vaardigheden en socioprofessionele gedragslijnen die nodig zijn voor de uitoefening van een bepaald beroep; [1 ...]1
  Het centrum ontwikkelt methodes die aan de volwassenen aangepast worden, naar gelang van de stagiairs verschillen, hun deelname aan en hun betrokkenheid bij het opleidingsproces bevorderen; het biedt hen een sociale begeleiding en een pedagogische opvolging tijdens de hele duur van dat proces.
  [1 De Regering bepaalt de organisatiemodaliteiten betreffende de filières, met inbegrip van de organisatiemodaliteiten van de stage, de pedagogische opvolging en de sociale begeleiding van de stagiair.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/18, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 19-06-2016>

HOOFDSTUK III. - De stagiair
Art.5.Voor de toepassing van dit decreet wordt als stagiair beschouwd :
  1° elke niet-schoolplichtige persoon die als niet-werkende werkzoekende bij de Dienst ingeschreven is en die beschikt over hoogstens een getuigschrift van het secundair onderwijs van de tweede graad of een gelijkwaardig diploma;
  2° elke niet-schoolplichtige persoon die als niet-werkende werkzoekende bij de Dienst ingeschreven is gedurende minstens 18 maanden in de loop van de 24 maanden die voorafgaan aan de datum waarop hij zijn opleiding begint te volgen;
  3° elke niet-schoolplichtige persoon [1 ...]1, die medisch in staat geacht wordt een vormings- en een socioprofessioneel inschakelingsproces te volgen en één van de volgende vooorwaarden vervult :
  a) [1 geregistreerd zijn geweest bij het "Agence pour une vie de qualité" of bij de "Dienstselle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit Behinderung" of bij het Brussels fonds voor personen met een handicap of bij het Vlaams fund voor sociale integratie van personen met een handicap;]1
  b) [1 het slachtoffer van een arbeidsongeval zijn geweest en een attest overleggen dat aantoont dat zij een vergoeding geniet, berekend in het kader van een arbeidsongeschiktheid overeenkomstig artikel 24 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 en dat het bewijs levert van een ongeschiktheid van ten minste dertig percent;]1
  c) [1 het slachtoffer van een beroepsziekte zijn geweest en een attest overleggen dat aantoont dat hij een vergoeding geniet, berekend in het kader van een arbeidsongeschiktheid opgesteld overeenkomstig artikel 35 van de Wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970 en dat het bewijs levert van een ongeschiktheid van ten minste dertig percent;]1
  d) [1 erkend zijn met minstens drieëndertig percent permanente ongeschiktheid;]1
  e) [1 vergoedingen voor arbeidsongeschiktheid genieten;]1
  f) een inkomensvervangende tegemoetkoming of een integratietoelage genieten krachtens de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten.
  [1 3°bis elke niet-schoolplichtige persoon die als niet-werkende werkzoekende bij de Dienst ingeschreven is die geen beroepsactiviteit heeft uitgeoefend tijdens de drie jaar die voorafgaan aan het begin van zijn opleiding en die geen werkloosheidsuitkering of inschakelingsuitkering tijdens deze periode heeft gekregen;]1
  4° [1 elke veroordeelde persoon die aan één van de volgende voorwaarden voldoet :
   a) zijn vrijheidsstraf uitvoeren volgens één van de wijzen bedoeld in de artikelen 21, 22 en 24 van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten;
   b) opgesloten zijn in een strafinrichting en binnen drie jaar in vrijheid gesteld kunnen worden of zijn vrijheidsstraf uitvoeren volgens één van de wijzen bedoeld in de artikelen 21, 22 en 24 van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten;
   c) geïnterneerd zijn in een inrichting bedoeld in artikel 3, 4°, van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering van personen en een uitgaansvergunning of verlof krijgen overeenkomstig de artikelen 20 en 21 van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering van personen;]1
  5° [1 elke vreemdeling]1 die op wettige wijze op het Belgisch grondgebied verblijft, overeenkomstig de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, incluis in het kader van de beroepen waarin voorzien wordt in de bepalingen van titel III van voornoemde wet [1 die niet schoolplichtig is]1, en die beschikt over hoogstens een getuigschrift van het secundair onderwijs van de tweede graad of een gelijkwaardig diploma;
  6° elke [1 ...]1 persoon die in aanmerking komt voor artikel 60, paragraaf 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
  [1 7° elke bij de Dienst als niet-werkende werkzoekende ingeschreven persoon die in aanmerking komt voor een leefloon zoals bedoeld in artikel 10 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie of een financiële hulpverlening zoals bedoeld in artikel 60, § 3, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, voor zover deze sociale hulpverlening gelijkwaardig is met het leefloon.]1
  Na advies van de Commissie kan de Regering de categoriëen publiek dat onder het begrip stagiair valt aanpassen op grond van de wettelijke, decretale of reglementaire wijzigingen in rechtstreeks verband met het eerste lid en naar gelang van de evolutie van de arbeidsmarkt.
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/18, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 19-06-2016>

Art.6.§ 1. Het Centrum kan niet schoolplichtige en bij de Dienst als niet-werkende werkzoekenden ingeschreven personen opvangen die niet voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 5 en beschikken over hoogstens het getuigschrift van het hoger secundair onderwijs of over een gelijkwaardig diploma voor zover :
  1° het aantal van die stagiairs niet hoger is dan 20 % van het totaalaantal stagiairs die jaarlijks een opleiding beginnen te volgen binnen elke filière als de activiteitszetel van het centrum gevestigd is op het grondgebied [1 van een KOVA-regio-instantie waar]1 het percentage van de tewerkstellingsvraag minstens 15 % hoger is dan het gemiddelde percentage van de tewerkstellingsvraag in het Franse taalgebied van het Waalse Gewest;
  2° het aantal van die stagiairs niet hoger is dan 20 % van het totaal aantal stagiairs die jaarlijks een opleiding beginnen te volgen binnen elke filière als de activiteitszetel van het centrum gevestigd is op het grondgebied [1 van een KOVA-regio-instantie waar]1 het percentage van de tewerkstellingsvraag schommelt tussen minder dan en meer dan 15 % van het gemiddelde percentage van de tewerkstellingsvraag in het Franse taalgebied van het Waalse Gewest; de Regering kan, bij gemotiveerde beslissing en na eensluidend advies [1 van de KOVA-regio-instantie]1, in afwijkingspercentages van meer dan 20 % voorzien voor zover ze niet hoger zijn dan 50 %;
  3° het aantal van die stagiairs niet hoger is dan 40 % van het totaalaantal stagiairs die jaarlijks een opleiding beginnen te volgen binnen elke filière als de activiteitszetel van het centrum gevestigd is op het grondgebied [1 van een KOVA-regio-instantie waar]1 het percentage van de tewerkstellingsvraag minstens 15 % lager is dan het gemiddelde percentage van de tewerkstellingsvraag in het Franse taalgebied van het Waalse Gewest; de Regering kan, bij gemotiveerde beslissing en na eensluidend advies [1 van de KOVA-regio-instantie]1, in afwijkingspercentages van meer dan 40 % voorzien voor zover ze niet hoger zijn dan 50 % .
  § 2. De referentiepercentages vermeld in paragraaf 1 worden berekend op 30 juni van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop ze toepasselijk zijn en worden voor twee jaar vastgelegd.
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/18, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 19-06-2016>

Art.7.De toestand van de stagiair wordt beoordeeld [1 op de dag waarop]1 hij zijn opleiding begint te volgen.
  De Regering bepaalt welke documenten en attesten nodig zijn om na te gaan of de voorwaarden bedoeld in de artikelen 5 en 6 vervuld zijn [1 alsook de termijnen voor het onderzoek van de toestand bedoeld in het eerste lid]1.
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/18, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 19-06-2016>

HOOFDSTUK IV. - Erkenning van de centra en de filières
Afdeling 1. - Erkenning en hernieuwing van erkenning
Art.8.De Regering erkent een centrum en hernieuwt zijn erkenning als het al de volgende voorwaarden vervult :
  1° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk, [2 overeenkomstig artikel 1:2 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]2, of een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of een vereniging van openbare centra voor maatschappelijk welzijn zijn in de zin van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
  2° een pedagogisch project uitwerken waarin o.a. de volgende elementen opgenomen zijn :
  a) de modaliteiten voor de opvang en, desnoods, de heroriëntering van de kandidaat-stagiair;
  b) de modaliteiten betreffende het opmaken van het pedagogische contract en het uitwerken van het individuele vormingsprogramma na opsporing van de behoeften van de stagiair;
  c) de pedagogische opvolging van de stagiair en de sociale begeleiding;
  d) de formatieve en participatieve evaluatie en de erkenning van de door de stagiair verworven kennis en vaardigheden;
  e) het partnerschap met andere operatoren inzake vorming, inschakeling of psycho-medisch-sociale steunverlening dat de stagiair in staat stelt zijn socioprofessionele doelstelling te halen;
  f) de modaliteiten betreffende de bekendmaking van de inhoud van het vormingsaanbod en, met name, de finaliteit, de doelstellingen, het publiek en de toegangsvoorwaarden ervan;
  g) de modaliteiten betreffende het opmaken van een project inzake de nascholing van de stagiair tot bepaling van de acties die nodig zijn om de doelstellingen te halen die in het individuele programma van de stagiair omschreven worden;
  3° één of meer filières organiseren die voldoen aan de voorwaarden opgesomd in artikel 9;
  4° een omschrijving overleggen van de materiële, menselijke en financiële middelen die voor de werking van het centrum voorzien worden en waarmee de uitvoering van het pedagogische project, de leefbaarheid van het centrum en de haalbaarheid van de filières gewaarborgd kunnen worden;
  5° als het gaat om de eerste erkenningsaanvraag, een vooruitlopend plan van de begrotingen betreffende de ontwikkeling van de activiteit van het centrum voor de twee eerste activiteitsjaren;
  6° [1 aansluiten bij de samenwerkingsregeling met de begeleidingspartners, zoals bedoeld in hoofdstuk 4, afdeling 2, van het decreet van 12 november 2021 betreffende de coaching en de oplossingsgerichte begeleiding van werkzoekenden en zich ertoe verbinden een samenwerkingsovereenkomst te sluiten en uit te voeren met de Dienst in de zin van hoofdstuk 4, afdeling 2, van het decreet van 12 november 2021 betreffende de coaching en de oplossingsgerichte begeleiding van werkzoekenden.]1
  De hernieuwing van de erkenning van het centrum wordt toegekend op grond van de uitvoering van het pedagogische project, de nakoming van de regels en plichten en de kwaliteit inzake het administratieve en financiële beheer alsook het beheer inzake de menselijke hulpkrachten over de periode waarvoor het centrum eerder erkend werd.
  De voorwaarden tot erkenning of tot hernieuwing van erkenning van het centrum, incluis de elementen die het pedagogische project vormen, kunnen nader bepaald worden door de Regering.
  ----------
  (1)<DWG 2021-11-12/13, art. 48, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
  (2)<DWG 2023-04-06/05, art. 27, 011; Inwerkingtreding : 21-10-2023>

Art.9.Tegelijkertijd met de erkenning of later in de loop van de periode waarin het centrum erkend wordt, kan de Regering één of meer filières erkennen of hun erkenning hernieuwen voor zover ze al de volgende voorwaarden vervullen :
  1° voldoen aan vormingsbehoeften waarop onvoldoende is ingespeeld, met inachtneming van [1 de bestaande analyse van het aanbod aan beroepsopleiding en de behoeften van de arbeidsmarkt opgemaakt door de KOVA-regio-instantie;]1
  2° aansluiten bij het pedagogische project van het project;
  3° aansluiten bij één van de drie categoriëen filières bedoeld in artikel 4 en er het methodologische kader van bepalen;
  4° de doelstellingen van de filière inzake kennis, vaardigheden en socioprofessionele gedragslijnen bepalen t.o.v. de referentiëlen bedoeld in artikel 15, 7° en 8°;
  5° het programma van de filière overleggen met de inhoud, organisatie en duur ervan alsook het eventuele beroep op bedrijfsstages;
  6° het bij de filière betrokken publiek specificeren en, desnoods, de toepassing van artikel 6.
  De hernieuwing van erkenning van de filières wordt toegekend op grond van de uitvoering van het pedagogische project, van de analyse van de pedagogische kwaliteit van de opleidingen en van de beoordeling van de resultaten ervan.
  De voorwaarden tot erkenning of tot hernieuwing van erkenning van de filières worden nader bepaald door de Regering.
  Als het centrum in de loop van de periode van erkenning of hernieuwing van erkenning van de filière verzoekt om wijzigingen van de beslissing tot erkenning, [1 met inbegrip op het aantal uren erkende opleiding, dient het overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 11 een aanvraag tot wijziging van de beslissing tot erkenning in.]1 De Regering kan voorzien in een vereenvoudigde procedure of in een vrijstelling van procedure voor de wijzigingen die zij bepaalt.
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/18, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 19-06-2016>

Art.10.De aanvankelijke erkenning van het centrum, incluis van de filières die het organiseert, wordt voor een periode van twee jaar toegekend. De erkenning kan voor een periode van zes jaar hernieuwd worden. In de gevallen bepaald door de Regering en op voorstel van de Commissie kan de erkenning voor hoogstens twee jaar hernieuwd worden.
  In geval van erkenning van nieuwe filières in de loop van de periode van de hernieuwing van de erkenning van het centrum, wordt de erkenning toegekend voor de duur van twee jaar en kan ze hernieuwd worden voor een duur die niet langer mag zijn dan die van de erkenning van het centrum.
  [1 De oorspronkelijk erkenning van een centrum bedraagt hoogstens 12.000 uren erkende opleiding.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/18, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 19-06-2016>

Art.11.De aanvragen tot erkenning en hernieuwing van erkenning van de centra, incluis de filières die ze organiseren, worden ingediend bij de dienst die de Regering aanwijst en volgens de modaliteiten die zij bepaalt.
  Het advies [1 van de territoriaal bevoegde KOVA-regio-instantie]1 wordt vereist voor de erkenning van elke filière en heeft betrekking op de opportuniteit om ze te erkennen of om haar erkenning te hernieuwen op grond van [1 de bestaande analyse van het aanbod aan beroepsopleiding en de behoeften van de arbeidsmarkt bedoeld]1 in artikel 9, eerste lid, 1°.
  De Regering verleent of weigert de erkenning of de hernieuwing van erkenning van de centra en de filières die ze organiseren.
  De beslissing tot hernieuwing van erkenning van het centrum brengt niet noodzakelijk de hernieuwing van elk van zijn filières met zich mee en kan voorzien in andere erkenningsvoorwaarden dan die betreffende de vroeger verleende erkenning.
  De documenten, termijnen, modaliteiten en procedures betreffende de erkenning en de hernieuwing van erkenning van de centra en filières worden nader bepaald door de Regering. [1 Zij bepaalt de regel voor de toekenning van het aantal erkende uren opleiding per centrum in geval van hernieuwing van de erkenning. ]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/18, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 19-06-2016>

Art.12. Na advies van de Commissie kan de Regering de erkenning van het centrum opschorten of intrekken als het niet voldoet aan de voorschriften bepaald bij of krachtens dit decreet. De intrekking of de opschorting van erkenning van het centrum heeft als gevolg de intrekking of de opschorting van erkenning van de filières die het organiseert, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 13.
  Na advies van de Commissie kan de Regering de erkenning van een filière opschorten of intrekken als ze niet voldoet aan de voorschriften bepaald bij of krachtens dit decreet.
  Als de erkenning van een centrum of van een filière opgeschort wordt, vermeldt de beslissing de datum waarop het centrum moet voldoen aan de voorwaarden en verplichtingen die het niet heeft nageleefd, alsook de modaliteiten van de eventuele opschorting van de subsidiëring zoals bepaald bij artikel 18, paragraaf 2, eerste lid 1, 1°.
  Als de erkenning van een centrum of van een filière ingetrokken wordt, kan de Regering beslissen de in artikel 18, paragraaf 2, bedoelde sancties toe te passen.
  De Regering bepaalt de modaliteiten en de procedures tot opschorting of intrekking van de erkenning van het centrum of van de filière.

Art. 12bis.[1 § 1. Overeenkomstig artikel 13 van het decreet van 10 juli 2013 betreffende de centra voor socioprofessionele inschakeling bevat de aanvraag tot toelating van de overdracht van filières documenten, inlichtingen en verplichtingen bedoeld in artikel 3, eerste lid, 6°, 7°, 9°, 11° en 12°, van het besluit van de Waalse Regering van 21 december 2006, alsook de beslissingen van het overdragende centrum en het overnemende centrum betreffende de overdracht van de betrokken filière(s) of van de beslissing tot intrekking van de erkenning van de overdragende instelling, overeenkomstig artikel 12 van het voornoemd decreet van 10 juli 2013.
   § 2. De aanvraag tot toelating van de overdracht van filières, waarvan het model door de Administratie wordt bepaald, wordt door het overnemende centrum bij deze Administratie ingediend bij aangetekend schrijven of door elk middel waarbij de verzenddatum wordt bewezen.
   Binnen vijf werkdagen na ontvangst van de aanvraag tot toelating van de overdracht van filières richt de Administratie het overnemende centrum ofwel een bericht van ontvangst waarin wordt vermeld dat het dossier volledig is, ofwel een bericht waarbij het centrum erom verzocht wordt het te vervolledigen. In het laatste geval stuurt de Administratie een bericht van ontvangst naar het overnemende centrum zodra het de ontbrekende stukken ontvangen heeft.
   Zodra het dossier volledig is, verzoekt de Administratie de Commissie, zoals ingesteld bij artikel 16 van bovenvermeld decreet, zo spoedig mogelijk om advies. Laatstgenoemde brengt een advies uit binnen twintig werkdagen nadat ze aanhangig is gemaakt door de Administratie. Die termijn wordt evenwel opgeschort tussen de maanden juli en augustus.
   Indien de Commissie binnen die termijn geen advies uitbrengt, wordt dit advies geacht gunstig te zijn.
   De Administratie maakt de Minister een onderzoeksverslag eventueel vergezeld van het advies van de Commissie over binnen een termijn van vijfenveertig dagen te rekenen van de datum van de definitieve ontvangst van de aanvraag. De Minister beslist uiterlijk binnen een termijn van tien werkdagen na ontvangst van het onderzoeksverslag. Na ontvangst van de beslissing geeft de Administratie er kennis van aan het overdragende centrum en aan het overnemende centrum.
   Bij gebrek aan kennisgeving medegedeeld binnen een termijn van negentig werkdagen te rekenen van de datum van de definitieve ontvangst van de aanvraag, wordt ze geacht gunstig te zijn.
   De aanvraag tot toelating van de overdracht van filières kan geen verhoging van de toelage veroorzaken zoals ze aan het overdragende centrum was toegekend en kan niet worden beschouwd als een aanvraag tot erkenning van een nieuwe opleidingsfilière zoals bedoeld in artikel 9 van voornoemd decreet van 10 juli 2013.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2013-12-11/12, art. 162, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  <DWG 2014-12-11/17, art. 166, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Afdeling 2. - Overdracht van een filière
Art.13.Na advies van de Commissie kan de Regering toestemming geven voor de overdracht van één of meer opleidingsfilières van een centrum, met name het overdragende centrum, aan een ander centrum, met name het overnemende centrum, dat bereid is om de betrokken filière(s) over te nemen. De overdracht van de filières kan toegelaten worden in de volgende gevallen :
  1° in geval van ontbinding of opheffing van het overdragende centrum;
  2° in geval van bewuste beslissing van het overdragende centrum om niet langer één of meer opleidingsfilières te organiseren;
  3° in geval van beslissing tot intrekking of niet-hernieuwing van de erkenning van het overdragende centrum of van één of meer van de filières die het organiseert.
  Het overnemende centrum wordt aangewezen, enerzijds, naar gelang van de wijze waarop het inspeelt op de opleidingsbehoeften waaraan onvoldoende wordt tegemoetgekomen t.o.v. [2 de bestaande analyse van het aanbod aan beroepsopleiding en de behoeften van de arbeidsmarkt bedoeld]2 in artikel 9, eerste lid, 1° en, anderzijds, naar gelang van zijn vermogen inzake administratief, financieel en pedagogisch beheer en, desgevallend, in het vooruitzicht van personeelsoverplaatsing.
  De overdracht geldt voor twee jaar, behalve als de erkenningsduur van het overnemende centrum korter is. In dat geval is de duur van de overdracht gelijk aan die van de erkenning van het overnemende centrum.
  De beslissing tot overdracht vermeldt de elementen van de beslissing tot erkenning van de filière die erop toepasselijk zijn.
  De toestemming voor de overdracht van een filière mag niet leiden tot de verhoging van de bij artikel 17 bepaalde subsidiëring zoals die aan het overdragende centrum verleend werd.
  De Regering bepaalt de voorwaarden, modaliteiten en procedures betreffende de aanvragen tot overdracht van de betrokken filière(s).
  [1 De administratie legt de indieningsmodaliteiten vast en bepaalt de criteria betreffende de aanvragen tot overdracht van de betrokken filière(s).]1
  ----------
  (1)<DWG 2013-12-11/12, art. 162, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  <DWG 2014-12-11/17, art. 166, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2016-05-26/18, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 19-06-2016>

Art. 13bis.[1 In de gevallen van fusie of splitsing van ondernemingen, inbreng van een algemeenheid of bedrijfstak, afstand van algemeenheid of bedrijfstak, [2 bedoeld in artikel 13:10 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen alsook in de gevallen waarin de procedure tot gerechtelijke reorganisatie bedoeld in Boek XX, Titel V, van het Wetboek van economisch recht van toepassing is]2, indien de bedrijvigheid die bestaat uit de organisatie van één of meerdere filières om de socioprofessionele inschakeling van de stagiairs te vergemakkelijken, zoals bedoeld in artikel 4 van dit decreet, in het Waalse Gewest voortgezet wordt door de juridische entiteit begunstigde van de overdracht van het geheel of een deel van het patrimonium van het erkende overdragende centrum, wordt de erkenning van het erkende centrum toegekend krachtens dit decreet overgedragen aan de juridische entiteit begunstigde van de overdracht van het geheel of en deel van het patrimonium van het erkende overdragende centrum.
   De juridische entiteit begunstigde van de overgedragen erkenning dient voor het behoud van de erkenning, het geheel van de voorwaarden en verplichtingen van de erkenning na te leven die bepaald worden bij of krachtens dit decreet.
   De juridische entiteit begunstigde van de overgedragen erkenning dient na de overdracht de Diensten die de Regering aanwijst, zo spoedig mogelijk in te lichten over de overdracht. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-05-26/18, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2023-04-06/05, art. 28, 011; Inwerkingtreding : 21-10-2023>

HOOFDSTUK V. - Verplichtingen van het centrum
Art.14.Het centrum moet :
  1° voldoen aan de voorwaarden bepaald bij of krachtens dit decreet en het pedagogische project uitvoeren;
  2° [1 minstens tien stagiairs opvangen en vanaf het derde erkenningsjaar minimum 12 000 uren opleiding per kalenderjaar geven;]1
  3° het door de Regering bepaalde begeleidingspercentage in acht nemen, naar gelang van, o.a., de categorie van de filière en van het methodologische kader ervan;
  4° zich houden aan het beginsel van de kosteloosheid van de opleiding voor de stagiairs bedoeld in de artikelen 5 en 6, overeenkomstig het decreet van 6 mei 1999 betreffende de "Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi";
  5° voldoen aan de verplichtingen bepaald bij of krachtens het besluit van de Waalse Regering van 8 februari 2002 betreffende het toekennen van bepaalde voordelen aan de stagiairs die een beroepsopleiding krijgen;
  6° een jaarlijks activiteitenverslag van het centrum opmaken waarvan de minimale inhoud en de modaliteiten door de Regering vastgelegd worden;
  7° de functies inzake directie, administratie en sociale begeleiding van het centrum waarnemen;
  8° wat de boekhouding betreft en, desgevallend, t.o.v. de verschillende subsidiêringsbronnen, een onderscheid maken tussen de uitgaven en de ontvangsten naar gelang van het methodologische kader van de filières; in het geval van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of van een vereniging van openbare centra voor maatschappelijk welzijn, maakt het centrum ook een onderscheid tussen de uitgaven en de ontvangsten i.v.m. zijn activiteiten die bij dit decreet erkend worden;
  9° wat betreft de fasen "Bedrijf voor vorming door arbeid", een plan opmaken voor de bestemming van de exploitatieresultaten met het oog op de uitvoering van de bij dit decreet bepaalde opdrachten, met inachtneming van de modaliteiten die de Regering bepaalt;
  10° zich houden aan de wetten, decreten en reglementen die rechtstreeks op hen toepasselijk zijn, met name de [1 wet van 15 juni 2006]1 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten.
  [1 11° opleidingen voorstellen waarvan de duur van het programma hoogstens 2.100 uren bedraagt, voor elke filière.]1
  De verplichtingen die in het eerste lid vastliggen, kunnen nader bepaald worden door de Regering.
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/18, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 19-06-2016>

HOOFDSTUK VI. - Coördinatie van de actie van de centra
Art.15. De Regering kan, na een door haar georganiseerde selectieprocedure, een vereniging zonder winstoogmerk aanwijzen die de volgende opdrachten vervult :
  1° de pedagogische ontwikkeling en het administratieve beheer van de centra coördineren en steunen;
  2° de sector vertegenwoordigen op het niveau van de gewestelijke en gemeenschappelijke instanties bevoegd inzake vorming en hun representatieve gesprekspartner zijn bij de Regering;
  3° de samenwerking van de centra op subregionaal niveau versterken met het oog op de cohesie van de plaatselijke actie ten gunste van de stagiairs;
  4° personeel aanstellen in het kader van de Regeling "Kruispunt Tewerkstelling Vorming Oriëntatie" zoals bedoeld in artikel 1bis, eerste lid, 9°, van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de "Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi";
  5° het aanbod en de behoeften coördineren inzake de vorming van het personeel van de centra en van het personeel aangesteld in het kader van de Regeling "Kruispunt Tewerkstelling Vorming Oriëntatie";
  6° de evolutie van het opleidingsaanbod van de centra en van het betrokken publiek analyseren en de Regering daarover inlichten;
  7° deelnemen aan het uitwerken van de vormingsreferentiëlen in het kader van de werken gevoerd door de "Service francophone des Métiers et des Qualifications" (Franstalige Dienst Beroepen en Kwalificaties), overeenkomstig het samenwerkingsakkoord gesloten op 27 maart 2009 tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapcommissie betreffende de oprichting van de "Service francophone des Métiers et des Qualifications", afgekort : "S.F.M.Q." en ervoor zorgen dat ze door de centra geïnstalleerd worden;
  8° het uitwerken van de vormingsreferentiëlen die niet in het bevoegdhedenveld van de "S.F.M.Q." passen en het ontwerpen van de methodologische of pedagogische middelen voor de opleidingen coördineren en steunen.
  De statuten van de vereniging bedoeld in het eerste lid moeten stroken met voornoemde opdrachten.
  Wat de samenstelling van haar algemene vergadering betreft, moet de vereniging ervoor zorgen dat de centra voldoende vertegenwoordigd zijn op het vlak van hun geografische verdeling, van hun methodologische kaders en van de categoriëen filières die ze organiseren.
  De Regering vertrouwt de opdrachten bedoeld in het eerste lid aan de vereniging toe en kan ze nader bepalen op grond van de evolutie van de decretale en reglementaire bepalingen die op het centrum toepasselijk zijn en van de operationele context waarin de centra verkeren.
  De vereniging bedoeld in het eerste lid ontvangt jaarlijks en binnen de perken van de beschikbare kredieten subsidies om haar opdracht te kunnen vervullen. De Regering bepaalt de modaliteiten tot toekenning van die subsidies.
  De vereniging legt jaarlijks een activiteitenverslag aan de Regering over.

HOOFDSTUK VII. - Commissie van de centra voor socioprofessionele inschakeling
Art.16.§ 1. Binnen de "Conseil économique et social de la Wallonie" wordt een Adviescommissie ingesteld die belast wordt met de volgende taken :
  1° advies uitbrengen over de wijziging van de categoriëen publiek overeenkomstig artikel 5, tweede lid;
  2° een gemotiveerd advies uitbrengen over de aanvragen tot erkenning of hernieuwing van erkenning van een centum of een filière wanneer ze om adviesverlening verzocht wordt, o.a. krachtens artikel 10, eerste lid;
  3° een gemotiveerd advies uitbrengen over de opschorting of intrekking van de erkenning van een centum of een filière overeenkomstig artikel 12;
  4° een gemotiveerd advies uitbrengen over de aanvraag tot overdracht van een filière krachtens artikel 13;
  5° vergaderen op verzoek van één van haar leden die feiten vernomen zou hebben die ressorteren onder de overtredingen van of de inbreuken op de bepalingen van het decreet, om de stand van zaken te onderzoeken en de Regering kennis te geven van de feiten van de oorzaak.
  De Commissie geeft de adviezen bedoeld in het eerste lid, 2° tot 5°, op basis van het advies [1 van de KOVA-regio-instantie]1 als het vereist wordt, van het verslag van de door de Regering aangewezen dienst die belast is met het onderzoek van de dossiers en naar gelang van de behoeften opgespoord t.o.v. [1 de bestaande analyse van het aanbod aan beroepsopleiding en de behoeften van de arbeidsmarkt bedoeld]1 in artikel 9, eerste lid, 1°.
  § 2. De door de Regering aangewezen dienst wordt belast met :
  1° het vervullen van de opdrachten i.v.m. de analyse van de dossiers die aan de Commissie voorgelegd worden en met de kennisgeving ervan;
  2° het jaarlijks overleggen aan de Regering, aan de "Conseil économique et social de Wallonie", incluis aan de Commissie bedoeld in paragraaf 1, van een synthese betreffende de jaarlijkse activiteitenverslagen van de centra bedoeld in artikel 14, 7°, met inachtneming van de modaliteiten die door de Regering bepaald worden.
  § 3. De "Conseil économique et social de la Wallonie" wordt belast met de volgende taken :
  1° het secretariaat van de Commissie waarnemen;
  2° om de drie jaar een verslag over de uitvoering van dit decreet aan de Regering overleggen op basis van de synthese bedoeld in paragraaf 2, 2°;
  3° op eigen initiatie of op verzoek van de Regering gemotiveerde adviezen of aanbevelingen uitbrengen over de uitvoering van het decreet.
  § 4. Binnen de Commissie worden de volgende stemgerechtigde vertegenwoordigers aangewezen :
  1° twee gewone en twee plaatsvervangende vertegenwoordigers van de representatieve werkgeversorganisaties;
  2° twee gewone en twee plaatsvervangende vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties;
  3° twee gewone en twee plaatsvervangende vertegenwoordigers van de Dienst onder wie :
  een gewone en een plaatsvervangende vertegenwoordiger van het Directoraat-generaal bevoegd voor tewerkstelling;
  b) een gewone en een plaatsvervangende vertegenwoordiger van het Directoraat-generaal bevoegd voor het beroep bij tussenkomst van derden, voor informatieverstrekking over en kennis van de arbeidsmarkt;
  4° een gewone en een plaatsvervangende vertegenwoordiger van het "Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées" (Waals Agentschap voor de integratie van gehandicapte personen);
  5° een gewone en een plaatsvervangende vertegenwoordiger van de "Union des villes, communes et provinces de la Région wallonne, Fédération des Centres publics d'action sociale" (Unie van de steden, gemeenten en provincies van het Waalse Gewest, Federatie van de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn);
  6° een gewone en een plaatsvervangende vertegenwoordiger van de vereniging bedoeld in artikel 15.
  Anderzijds worden de volgende vertegenwoordigers aangewezen om de Commissie met raadgevende stem bij te wonen :
  1° [2 ...]2
  2° [2 ...]2
  3° [2 ...]2
  4° een gewone en een plaatsvervangende vertegenwoordiger van de dienst bedoeld in artikel 16, paragraaf 2;
  5° twee gewone en twee plaatsvervangende leden ter vertegenwoordiging van de centra, in het bijzonder wat betreft de methodologische kaders en de categoriëen filières, aangewezen op de voordracht van de vereniging bedoeld in artikel 15.
  [2 Daarnaast kunnen de Regeringsleden, of hun gemachtigden, verzocht worden de Commissie bij te wonen, om laatstgenoemde verduidelijkingen te verschaffen over haar voorgelegde vragen.]2
  De Commissie vergadert minstens vier keer per jaar.
  De plaatsvervangende leden mogen slechts bij afwezigheid van de gewone leden zitting hebben.
  De Regering kan de samenstelling aanpassen en de opdrachten van de Commissie nader bepalen op grond van de evolutie van de decretale en reglementaire bepalingen die op de centra toepasselijk zijn en naar gelang van de operationele context waarin de centra verkeren.
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/18, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 19-06-2016>
  (2)<DWG 2018-07-17/03, art. 23, 005; Inwerkingtreding : 15-10-2018>

HOOFDSTUK VIII. - Financiering
Art.17.§ 1. [1 De Regering verleent jaarlijks aan het erkende centrum dat voldoet aan de voorwaarden en verplichtingen bepaald bij of krachtens dit decreet een subsidiëring berekend op grond van het aantal erkende opleidingsuren, vermenigvuldigd met het uurpercentage.]1
  § 2. [1 De subsidies bedoeld in paragraaf 1]1 kan uitbetaald worden in de vorm van :
  1° [2 ...]2
  2° een subsidie ter dekking [1 van de werkingskosten, de investeringskosten]1 en van de loonlasten die niet gedekt zijn door een andere subsidie of door de tegemoetkoming bedoeld onder punt 1°.
  [1 De Regering bepaalt de verdelingswijze van de subsidies bedoeld in het eerste lid.]1
  § 3.[1 De subsidie bedoeld in paragraaf 2, eerste lid, 2°, wordt uitbetaald als volgt :
   1° een eerste schijf die overeenkomst met een voorschot, met name vijfenzestig percent van het jaarbedrag dat tijdens het voorafgaande boekjaar is verleend, wordt in de loop van het eerste kwartaal gestort [4[5 ...]5]4;
   2° een tweede schijf, met name tachtig percent van het totale jaarbedrag van de subsidie dat voor het lopende boekjaar wordt verleend, na aftrek van het bedrag van de eerste schijf, wordt in de loop van het tweede kwartaal gestort [4[5 ...]5]4;
   3° het saldo van twintig percent van het totale jaarbedrag van de subsidie die voor het lopende boekjaar wordt verleend, wordt gestort in de loop van het eerste semester van het jaar na dat waarvoor het verschuldigd is, op grond van een vorderingsverklaring, een activiteitenverslag, een recapitulatieve afrekening van de kosten ten laste van de subsidie en de bewijsstukken. [6 ...]6. De Regering kan de modaliteiten voor de storting van het saldo bepalen]1
  § 4. De procedure tot toekenning en uitbetaling van de subsidies, met inbegrip van de voorwaarden waaronder de uitgaven in aanmerking genomen worden, wordt nader bepaald door de Regering. [1 De subsidiëring bedoeld in paragraaf 1]1, wordt binnen de perken van de beslissing tot erkenning uitbetaald op basis van de uren die daadwerkelijk gepresteerd worden door de stagiairs en van de daarmee gelijkgestelde uren. De uren gelijkgesteld met de daadwerkelijk gepresteerde uren worden nader bepaald door de Regering.
  § 5. De subsidiëring is verworven zodra het centrum 90 % van de erkende opleidingsuren heeft gegeven, berekend voor het geheel van de filières over een periode van twee jaar [1 volgens de modaliteiten bepaald door de Regering.]1. [1 Als deze voorwaarde niet is vervuld, wordt de subsidie naar beneden herzien volgens de modaliteiten bepaald door de Regering.]1
  § [6 ...]6
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/18, art. 15, 004; Inwerkingtreding : 19-06-2016>
  (2)<DWG 2021-06-10/15, art. 63, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (3)<DWG 2022-12-21/67, art. 169, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (4)<DWG 2023-12-13/13, art. 154, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (5)<DWG 2024-12-18/09, art. 114, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
  (6)<DWG 2024-12-18/09, art. 160, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 17bis.[1 De subsidie, zoals bedoeld in artikel 17, § 1, eerste lid, 3°, en waarvan de vorm in het tweede lid, 2°, van voornoemd decreet wordt bepaald, wordt voor 2015 uitbetaald volgens de volgende modaliteiten :
   1° een voorschot dat overeenstemt met 65 % van het in 2014 toegekende jaarlijkse totaalbedrag, wordt gestort in de loop van het eerste kwartaal 2015 op grond van een schuldvordering;
   2° een tweede schijf die overeenstemt met 80 % van het in 2015 toegekende jaarlijkse totaalbedrag van de subsidie verminderd met het eerste voorschot, wordt gestort in de loop van het tweede kwartaal 2015 op grond van een schuldvordering;
   3° het saldo van 20 % van het in 2015 toegekende jaarlijkse totaalbedrag van de subsidie, wordt gestort in de loop van het eerste halfjaar 2016 naar gelang van een schuldvordering, van het activiteitenverslag en van de bewijsstukken en voor zover ze door de Administratie zijn goedgekeurd. In afwijking van artikel 24bis, § 1, eerste en derde lid, wordt de berekening van 90 % van de gepresteerde opleidingsuren waarvoor de instelling een erkenning heeft gekregen, over de periode tussen 2014 tot 2015 verricht.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2013-12-11/12, art. 162, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  <DWG 2014-12-11/17, art. 166, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

HOOFDSTUK IX. - Controle
Art.18.§ 1. [1 De controle op de toepassing van dit decreet en van de desbetreffende uitvoeringsmaatregelen wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle op de wetgevingen en reglementeringen m.b.t. de omscholing en de bijscholing alsook de invoering van administratieve geldboetes die van toepassing zijn in geval van inbreuk op bedoelde wetgevingen en reglementeringen.]1
  § 2. In geval van niet-nakoming van de bij of krachtens dit decreet bepaalde verplichtingen, van ontbinding van een centrum en van opschorting en intrekking van de erkenning van een centrum kan de Regering, volgens de modaliteiten die zij bepaalt, :
  1° de subsidiëring geheel of gedeeltelijk opschorten gedurende een bepaalde termijn zodat het centrum kan voldoen aan de niet nagekomen verplichtingen;
  2° de terugbetaling van het geheel of van een gedeelte van de verleende subsidies alsook van de desbetreffende kosten eisen naar verhouding van de vastgestelde overtredingen;
  3° de beslissing tot toekenning van de subsidies intrekken of er een eind aan maken.
  De Regering kan ook geheel of gedeeltelijk afzien van de terugbetaling van de verleende subsidies indien de kostprijs verbonden aan die terugvordering hoger dreigt te zijn dan de terug te betalen bedragen of in geval van overmacht of van onverwachte omstandigheden.
  [1 § 3. De erkende opleidingenverstrekkers die het voorwerp uitmaken van de in § 1 bedoelde controle, kunnen volgens een bijzondere methode bepaald door de Regering gecontroleerd worden.]1
  ----------
  (1)<DWG 2019-02-28/20, art. 96, 006; Inwerkingtreding : 01-07-2019>

HOOFDSTUK X. - Wijzigings-, overgangs- en opheffingsbepalingen
Afdeling 1. - Wijzigingsbepalingen
Art.19.Indien zulks nodig blijkt voor de uitvoering, de toepassing of de cohesie van dit decreet, is de Regering ertoe gemachtigd volgende vervangingen door te voeren in de geldende decreet- of regelgevende bepalingen :
  1° de afkortingen "fFT" of "OISP" door de woorden "centra voor socioprofessionele inschakeling";
  2° de woorden "Interfederatie van de EFT-OISP" door de woorden "de vereniging bedoeld in artikel 15 van het decreet van 10 juli 2013 betreffende de centra voor socioprofessionele inschakeling";
  3° de woorden "Commissie EFT-OISP" door de woorden "de Commissie bedoeld in artikel 16 van het decreet van 10 juli 2013 betreffende de centra voor socioprofessionele inschakeling".
  Indien zulks nodig blijkt voor de uitvoering, de toepassing of de cohesie van dit decreet, is de Regering ertoe gemachtigd de bepalingen van het decreet van 1 april 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de instellingen voor maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces en van de bedrijven voor vorming door arbeid te vervangen door de bepalingen van dit decreet.
  [1 ...]1
  Artikel 2, § 1, 1°, 1ste streepje, van het decreet van 6 november 2008 houdende rationalisatie van de adviesverlenende functie voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet wordt vervangen als volgt :
  " - de Commissie van de centra voor socioprofessionele inschakeling in het kader van het decreet van 10 juli 2013 betreffende de centra voor socioprofessionele inschakeling; ".
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/18, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 19-06-2016>

Afdeling 2. - Overgangsbepalingen
Art.20. De vereniging zonder winstoogmerk aangewezen krachtens artikel 18 van het decreet van 1 april 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de instellingen voor maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces en van de bedrijven voor vorming door arbeid vervult tijdelijk de opdrachten bedoeld in artikel 15, eerste lid, totdat de vereniging zonder winstoogmerk bedoeld in artikel 15 aangewezen wordt. Zodoende zal deze bepaling niet langer van toepassing zijn.

Art.21.[1 De instelling voor maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces en het bedrijf voor vorming door arbeid erkend op grond van het decreet van 1 april 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de instellingen voor maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces en van de bedrijven voor vorming door arbeid en van artikel 23 van dit decreet dienen, uiterlijk 31 maart 2016 een aanvraag tot erkenning in voor hun centrum en voor de filières die ze organiseren.]1
  In afwijking van artikel 10, kan de Regering aan de krachtens voornoemd decreet van 1 april 2004 erkende centra die een erkenningsaanvraag krachtens dit decreet indienen een erkenning voor zes jaar verlenen [1 tegen de financiële voorwaarden en volgens de]1 volgens de modaliteiten die zij bepaalt.
  Elke beslissing tot opschorting of tot intrekking van een erkenning of tot overdracht van een filière die genomen wordt op basis van het decreet van 1 april 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de instellingen voor maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces en van de bedrijven voor vorming door arbeid blijft onderworpen aan de bepalingen van dat decreet.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/18, art. 17, 004; Inwerkingtreding : 31-03-2016>

Art.22.Als de beschikbare begrotingskredieten niet volstaan om het aantal opleidingsuren te halen zoals bepaald bij artikel 14, eerste lid, 2°, kan de Regering dat aantal in de beslissingen tot erkenning verminderen bij de erkenningsaanvragen die uiterlijk 31 [1 maart 2016]1 ingediend worden.
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/18, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 31-03-2016>

Art.23.De beslissingen tot erkenning van de instellingen voor socioprofessionele inschakeling en de bedrijven voor vorming door arbeid, genomen krachtens het decreet van 1 april 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de instellingen voor maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces en van de bedrijven voor vorming door arbeid, worden onder dezelfde voorwaarden verlengd tot 31 december [1 2016]1.
  [1 De instellingen voor maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces en de bedrijven voor vorming door arbeid die in aanmerking komen voor de verlenging bedoeld in het eerste lid blijven onderworpen aan de bepalingen van het voornoemde decreet van 1 april 2004 tijdens de duur van die verlenging met uitzondering van de artikelen 5 tot 7, 13 en 13bis van dit decreet die op hen van toepassing zijn.
   In afwijking van artikel 17, eerste lid, 3°, van het voornoemde decreet van 1 april 2004, wordt de berekening van de negentig percent gepresteerde opleidingsuren en waarvoor de instellingen voor maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces en de bedrijven voor vorming door arbeid in aanmerking komen voor de verlenging bedoeld in het eerste lid, verricht over de periode die van 1 januari 2014 tot 31 december 2016 gespreid is.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/18, art. 19, 004; Inwerkingtreding : 19-06-2016>

Art.24. De persoon die deel uitmaakt van het begunstigde publiek overeenkomstig de artikelen 4 tot 6 van voornoemd decreet van 1 april 2004 en die voor de inwerkingtreding van dit decreet een opleiding bij een "O.I.S.P." of een "E.F.T." heeft aangevat, mag die opleiding voltooien.

Art. 24bis.[1 § 1. Het erkend centrum komt in aanmerking voor de volgende subsidies :
   1° bij de initiële erkenning of de erkenning van een nieuwe opleidingsfilière een forfaitaire subsidie van 12.500 euro om de kosten inzake werking, personeel en uitrusting te dekken;
   2° tijdens de eerste twee jaren van de erkenning, een jaarlijkse subsidie bereken, per vormingsuur en per stagiair, naar rato van het aantal gepresteerde vormingsuren en waarbij, minstens, de loonkosten van een voltijds (plus een half) equivalent worden gedekt voor de volgende functies :
   a. pedagogische coördinator of projectcoördinator;
   b. opleider;
   c. administratief of financieel assistent;
   3° vanaf het derde jaar van de erkenning, een jaarlijkse subsidie berekend voor een aantal vormingsuren, gewaarborgd gedurende drie jaar, op voorwaarde dat het aantal gepresteerde vormingsuren per jaar minstens gelijk is aan 90 % van het aantal uren waarvoor de instelling een erkenning heeft gekregen.
   De subsidies bedoeld in de punten 2° en 3° van het eerste lid kunnen worden toegekend in de vorm van :
   1° [2 ...]2
   2° een subsidie ter dekking van de loonlasten en de werkingskosten die niet gedekt zijn door een andere subsidie of door de tegemoetkoming bedoeld onder punt 1°, binnen de perken van de begeleidings- en financieringsnormen bepaald bij het besluit van de Waalse Regering van 21 december 2006 tot uitvoering van het decreet van 1 april 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de instellingen voor maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces en van de bedrijven voor vorming door arbeid.
   Als de voorwaarde betreffende de subsidie bedoeld in punt 3° van het eerste lid niet is vervuld, en voor zover dat de verlaging van het aantal vormingsuren niet te wijten is aan de vervroegde doorstroming van stagiairs naar de kwalificerende opleiding of de tewerkstelling, wordt de subsidie, volgens de modaliteiten bepaald door het bovengenoemde besluit van de Waalse Regering van 21 december 2006, voor de overblijvende duur van de erkenning verminderd.
   § 2. Het bij de inwerkingtreding van dit decreet reeds erkend centrum kan, na advies van de Commissie, in aanmerking komen voor de subsidies zoals bedoeld in § 1, eerste lid, 3°.
   § 3. Het bovengenoemde besluit van de Waalse Regering van 21 december 2006 bepaalt het bedrag van de subsidies bedoeld in § 1, eerste lid, 2° en 3°, rekening houdend met de financieringsnormen verbonden aan de typologie van de acties, de beroepssectoren en de betrokken stagiairs.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2013-12-11/12, art. 162, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  <DWG 2014-12-11/17, art. 166, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2021-06-10/15, art. 64, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Afdeling 3. - Opheffings- en slotbepalingen
Art.25. Het decreet van 1 april 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de instellingen voor maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces en van de bedrijven voor vorming door arbeid, gewijzigd bij de decreten van 22 november 2007 en 6 november 2008, wordt opgeheven.

Art. 26. Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2014, met uitzondering van de artikelen 20, 21, 23 en 24, die in werking treden op 1 september 2013, en van artikel 17, dat in werking treedt op 1 januari 2015. De Regering kan voorzien in een datum van inwerkingtreding die voorafgaat aan 1 januari 2014 en 1 januari 2015.