Details





Titel:

21 DECEMBER 2013. - Wet betreffende diverse bepalingen inzake de financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-12-2013 en tekstbijwerking tot 15-01-2024)



Inhoudstafel:


Art. 1
HOOFDSTUK 1. - Definities en toepassingsgebied
Art. 2-3, 3/1
HOOFDSTUK 2. - Zorgvuldigheidsplicht
Art. 4
HOOFDSTUK 3. - Informatieplicht
Art. 5-7
HOOFDSTUK 4. - Kredietweigering
Art. 8
HOOFDSTUK 4/1. [1 - Zekerheden en waarborgen]1
Art. 8/1
HOOFDSTUK 5. - Vervroegde terugbetaling
Art. 9
HOOFDSTUK 6. - Gedragscode
Art. 10
HOOFDSTUK 7. - Burgerlijke sancties en onrechtmatige bedingen
Art. 11-13
HOOFDSTUK 8. - Evaluatie
Art. 14
HOOFDSTUK 9. - Toezicht door de FSMA
Art. 15
HOOFDSTUK 10. - Overgangsbepaling en inwerkingtreding
Art. 16



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2014003075  2016011161  2018013404 



Artikels:

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 1. - Definities en toepassingsgebied
Art.2.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
  1° kredietbemiddelaar : een natuurlijke persoon of rechtspersoon die niet optreedt als kredietgever en die in het raam van zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten tegen een vergoeding in de vorm van geld of een ander overeengekomen economisch voordeel :
  a) aan ondernemingen kredietovereenkomsten voorstelt of aanbiedt;
  b) ondernemingen anderszins dan onder a) bedoeld, bijstaat bij de voorbereiding van het sluiten van kredietovereenkomsten;
  c) namens de kredietgever met ondernemingen kredietovereenkomsten sluit. Wordt hiermee gelijkgesteld de persoon die kredietovereenkomsten aanbiedt of toestaat wanneer deze overeenkomsten het voorwerp uitmaken van een onmiddellijke overdracht of indeplaatsstelling ten gunste van een andere erkende kredietgever aangewezen in de overeenkomst;
  2° kredietgever : elke natuurlijke persoon, elke rechtspersoon of elke groep van dergelijke personen, die een krediet toestaat binnen het kader van zijn gebruikelijke handels- of beroepsactiviteiten, met uitzondering van de persoon of van elke groep van personen die een kredietovereenkomst aanbiedt of sluit wanneer deze overeenkomst het voorwerp uitmaakt van een onmiddellijke overdracht of indeplaatsstelling ten gunste van een erkende kredietgever aangewezen in de overeenkomst;
  3° de kredietovereenkomst : elke overeenkomst waarbij een kredietgever een krediet verleent of toezegt aan een onderneming, in de vorm van een lening, of van elke andere gelijkaardige regeling, met uitsluiting van de kredietovereenkomsten die vallen onder [2 de hoofdstukken 1 en 2 van boek VII, titel 4, van het Wetboek economisch recht]2;
  4° [1 onderneming : de onderneming bedoeld in artikel I.1, 1°, van het Wetboek van economisch recht, die op het ogenblik van de kredietaanvraag beantwoordt aan de van toepassing zijnde criteria vastgesteld in [2 artikel 1:24, §§ 1 tot en met 6, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]2.]1
  ----------
  (1)<W 2017-12-21/07, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 08-01-2018>
  (2)<W 2021-06-27/09, art. 67, 003; Inwerkingtreding : 19-07-2021>

Art.3. Deze wet is van toepassing op de kredietovereenkomsten gesloten met een onderneming die in de Europese Economische Ruimte haar vestiging of maatschappelijke zetel heeft, op voorwaarde dat :
  1° de kredietgever zijn commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in België, of
  2° de kredietgever dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op België of op verscheidene landen, met inbegrip van België,
  en de kredietovereenkomst onder die activiteiten in België valt.

Art.3/1.[1 Deze wet is niet van toepassing op de kredietovereenkomsten afgesloten met meerdere medekredietnemers, als minstens één van de medekredietnemers een onderneming is die op het ogenblik van de kredietaanvraag niet beantwoordt aan de van toepassing zijnde criteria vastgesteld in [2 artikel 1:24, §§ 1 tot en met 6, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]2.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2017-12-21/07, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 08-01-2018>
  (2)<W 2021-06-27/09, art. 68, 003; Inwerkingtreding : 19-07-2021>

HOOFDSTUK 2. - Zorgvuldigheidsplicht
Art.4. De kredietgever, de kredietbemiddelaar en de onderneming gedragen zich in hun onderlinge rechtsverhoudingen te goeder trouw en billijk. De door hen verstrekte informatie moet correct, duidelijk en niet misleidend zijn.

HOOFDSTUK 3. - Informatieplicht
Art.5. De kredietgever, en in voorkomend geval de kredietbemiddelaar, vragen aan de onderneming die om een kredietovereenkomst verzoekt en, in voorkomend geval, de persoon die een persoonlijke zekerheid stelt, de pertinente informatie die zij noodzakelijk achten om de haalbaarheid van het beoogde project waarvoor het krediet wordt aangevraagd, hun financiële toestand en hun terugbetalingsmogelijkheden en hun lopende financiële verbintenissen te beoordelen. De onderneming en in voorkomend geval de steller van een persoonlijke zekerheid zijn ertoe gehouden daarop juist en volledig te antwoorden.

Art.6. De kredietgever en, in voorkomend geval de kredietbemiddelaar zoeken voor de kredietovereenkomsten die zij gewoonlijk aanbieden of waarvoor zij gewoonlijk bemiddelen, het krediet dat qua soort het best is aangepast, rekening houdend met de financiële toestand van de onderneming op het ogenblik van het sluiten van de kredietovereenkomst en met het doel van het krediet.

Art.7.[1 § 1. De kredietgevers en, in voorkomend geval, de kredietbemiddelaars verstrekken de onderneming, op het moment van de kredietaanvraag, een schriftelijke toelichting die de verschillende kredietvormen bevat die mogelijk aangepast zijn aan de onderneming. De toelichting omvat in elk geval de belangrijkste kenmerken van de kredietvormen die mogelijk aangepast zijn aan de onderneming en de specifieke gevolgen hieraan verbonden voor de onderneming. De schriftelijke toelichting vermeldt eveneens de naam en het adres van het bevoegd orgaan, aangeduid overeenkomstig artikel 8, tweede lid, 2°, van de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten.
   De kredietgevers en, in voorkomend geval, de kredietbemiddelaars verstrekken de onderneming, op het moment van de kredietaanvraag, de informatie en de nuttige instrumenten bedoeld om de toegang tot financiering voor ondernemingen te verbeteren, op de wijze bepaald in de gedragscode bedoeld in artikel 10.
   § 2. Aan de onderneming wordt, op het moment van het kredietaanbod en kosteloos, een exemplaar van de ontwerpkredietovereenkomst verstrekt.
   Ingeval de kredietgever de toekenning van het krediet onderwerpt aan de vestiging van een zekerheid of een waarborg door een derde, kan deze derde op eerste verzoek en kosteloos een kopie van de ontwerpkredietovereenkomst opvragen.
   Bij de ontwerpkredietovereenkomst wordt, op dezelfde drager, een summier informatiedocument gevoegd, waarvan de inhoud wordt bepaald door de gedragscode bedoeld in artikel 10.
   § 3. Dit artikel is niet van toepassing indien de kredietgever op het moment van de aanvraag niet voornemens is de kredietovereenkomst met de onderneming aan te gaan.
   Dit artikel is niet van toepassing op kredieten voor een bedrag van minder dan 25 000 euro, voor zover die geen clausule bevatten die een wederbeleggingsvergoeding vaststelt en niet het voorwerp uitmaken van zekerheden of waarborgen, onverminderd het recht van de onderneming om te allen tijde het verschuldigd kapitaalsaldo geheel of gedeeltelijk vervroegd terug te betalen.]1
  ----------
  (1)<W 2017-12-21/07, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2018>

HOOFDSTUK 4. - Kredietweigering
Art.8. Ingeval een krediet wordt geweigerd stellen de kredietgever, of in voorkomend geval de kredietbemiddelaar, de onderneming in kennis van de belangrijkste elementen waarop deze weigering is gebaseerd of die de risico-inschatting hebben beïnvloed, en dit op een transparante en in voor de onderneming verstaanbare bewoordingen, hetzij op schriftelijke of mondelinge wijze. De onderneming kan een schriftelijke verduidelijking van de mondelinge kennisgeving verkrijgen. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de contractuele vrijheid van de kredietgever en roept geen recht op krediet in het leven voor de onderneming.

HOOFDSTUK 4/1. [1 - Zekerheden en waarborgen]1   ----------   (1)
Art.8/1. [1 § 1. Ingeval de kredietgever de toekenning van het krediet onderwerpt aan de vestiging van een zekerheid of een waarborg, informeren de kredietgever en, in voorkomend geval, de kredietbemiddelaar de onderneming over de belangrijkste kenmerken van deze zekerheid of waarborg en de impact ervan op de kredietaanvraag, en dat op transparante wijze en in voor de onderneming verstaanbare bewoordingen, hetzij schriftelijk, hetzij mondeling. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de contractuele vrijheid van de kredietgever.
   § 2. Onverminderd de artikelen 2043bis tot 2043octies van het Burgerlijk Wetboek, kan de onderneming of elke derde die een zekerheid of een waarborg ter garantie van het krediet gevestigd heeft, de volledige of gedeeltelijke vrijgave van de zekerheid of de waarborg vragen. Het krediet moet volledig of gedeeltelijk terugbetaald zijn vooraleer een vrijgave van de zekerheid of waarborg gevraagd kan worden. Ingeval van weigering informeren de kredietgever en, in voorkomend geval, de kredietbemiddelaar de onderneming of de belanghebbende derde schriftelijk over de belangrijkste elementen waarop die weigering gebaseerd is of die de risico-inschatting beïnvloed hebben, en dat op transparante wijze en in voor de onderneming verstaanbare bewoordingen.
   § 3. De kredietgever en, in voorkomend geval, de kredietbemiddelaar informeren de onderneming schriftelijk, op het moment van de kredietaanvraag, over de mogelijkheden tot het bekomen van overheidsgaranties op de wijze bepaald in de gedragscode bedoeld in artikel 10.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2017-12-21/07, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2018>


HOOFDSTUK 5. - Vervroegde terugbetaling
Art.9.§ 1. De onderneming heeft te allen tijde het recht om geheel of gedeeltelijk het verschuldigd kapitaalsaldo vervroegd terug te betalen, zonder dat dit recht, met uitzondering van de wederbeleggingsvergoeding als bepaald in § 2, afhankelijk kan worden gemaakt van het vervullen van bijkomende voorwaarden.
  Hij brengt de kredietgever ten minste tien werkdagen voor de terugbetaling bij ter post aangetekende brief van zijn voornemen op de hoogte.
  § 2. In het geval het krediet niet gekwalificeerd kan worden als een lening op interest als bedoeld in artikel 1907bis van het Burgerlijk Wetboek, bedraagt de wederbeleggingsvergoeding, indien deze is bedongen, maximaal zes maanden interest, berekend over de terugbetaalde som en naar de in de overeenkomst bepaalde rentevoet, voor ondernemingskredieten waarvan het oorspronkelijke kredietbedrag hoogstens [1 twee miljoen]1 euro bedraagt.
  Voor ondernemingskredieten waarvan het kredietbedrag meer dan [1 twee miljoen]1 euro bedraagt wordt, onverminderd artikel 1907bis van het Burgerlijk Wetboek, de hoogte van de wederbeleggingsvergoeding contractueel vastgesteld tussen kredietgever en onderneming, met dien verstande dat deze [1 niet hoger mag zijn dan het bedrag berekend volgens]1 de berekeningsmodaliteiten hieromtrent vastgesteld in de gedragscode als bedoeld in artikel 10.
  § 3. Geen enkele vergoeding is verschuldigd in geval van : vervroegde terugbetaling in uitvoering van een verzekeringsovereenkomst die contractueel de terugbetaling van het krediet waarborgt, de hergroepering van bestaande kredieten bij dezelfde kredietgever [1 , een wijziging van de kredietgerelateerde waarborgen en zekerheden]1 of de niet-substantiële wijziging van de kredietovereenkomst.
  ----------
  (1)<W 2017-12-21/07, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 08-01-2018>

HOOFDSTUK 6. - Gedragscode
Art.10.§ 1. De [1 representatieve interprofessionele organisaties, bedoeld in artikel 4 van de wet van 24 april 2014 betreffende de organisatie van de vertegenwoordiging van de zelfstandigen en de kmo's, die de belangen van de K.M.O.'s behartigen en de representatieve organisatie van de kredietsector worden ermee belast binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze wet of van haar opeenvolgende wijzigingen]1 in onderling overleg een gedragscode uit te werken, die minstens het volgende bepaalt :
  1° de inhoud en de vorm van de toelichting en het summier informatiedocument als bedoeld in artikel 7, §§ 1 en 2, tweede lid;
  2° de nadere regels inzake de informatie die noodzakelijk wordt geacht om de financiële toestand en de terugbetalingsmogelijkheden van de onderneming te beoordelen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, in het bijzonder de documenten die de onderneming moet verstrekken aan de kredietgever om dit aan te tonen;
  3° de berekeningsmodaliteiten van de wederbeleggingsvergoeding voor de ondernemingskredieten als bedoeld in artikel 9, § 2, tweede lid;
  4° de inhoud van de informatie die moet worden geleverd aan de onderneming in geval van een weigering van een krediet door de kredietgever als bedoeld in artikel 8;
  [1 5° de bepalingen en verplichtingen betreffende de informatie en de nuttige instrumenten bedoeld om de toegang tot financiering van de onderneming te verbeteren zoals bedoeld in artikel 7, § 1, tweede lid, alsook de mogelijkheden tot het bekomen van overheidsgaranties zoals voorzien in artikel 8/1, § 3.]1
  De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van de gedragscode en verleent hieraan bindende kracht bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
  § 2. [1 Bij gebrek aan de in § 1, eerste lid, bedoelde gedragscode binnen de drie maanden na de inwerkingtreding van deze wet of van haar opeenvolgende wijzigingen, of bij gebrek aan een bekrachtiging door de Koning zoals bedoeld in § 1, tweede lid, wordt de Koning gemachtigd om de nadere regels vast te stellen met betrekking tot de bepalingen bedoeld in § 1, 1° tot 5°, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.]1
  ----------
  (1)<W 2017-12-21/07, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 08-01-2018>

HOOFDSTUK 7. - Burgerlijke sancties en onrechtmatige bedingen
Art.11. In het geval de kredietgever, of in voorkomend geval de kredietbemiddelaar, de bepalingen bedoeld in artikel 6 niet heeft nageleefd of heeft miskend, kan de rechter, onverminderd de gemeenrechtelijke gevolgen, de kosteloze omzetting van het krediet bevelen naar een kredietvorm die qua soort beter is aangepast, rekening houdend met de financiële toestand van de onderneming op het ogenblik van het sluiten van de kredietovereenkomst en met het doel van het krediet.
  De omzetting als bedoeld in het eerste lid wordt niet beschouwd als een schuldhernieuwing. De bestaande waarborgen en zekerheden blijven behouden.
  De omzetting als bedoeld in het eerste lid heeft slechts uitwerking vanaf de datum van de beslissing van de geadieerde rechter.

Art.12.In geval van een schending van artikel 9, § 2, eerste lid, en § 3, wordt de vergoeding beperkt tot de vergoeding die is voorzien in deze bepalingen.
  In geval van een schending van artikel 9, § 2, tweede lid, bepaalt de rechter, als artikel 1907bis van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is, ex aequo et bono de vergoeding die verschuldigd is, [1 zonder dat deze vergoeding hoger mag zijn dan het resultaat van de berekening]1 die hiertoe voorzien is in de gedragscode bedoeld in artikel 10.
  Is van rechtswege nietig, ieder [2 schadebeding]2, ongeacht de wijze van formulering, dat rechtstreeks of onrechtstreeks een bijkomende vergoeding voor de kredietgever vaststelt ingeval van vervroegde terugbetaling bovenop de vergoeding als voorzien in artikel 9, §§ 2 en 3.
  ----------
  (1)<W 2017-12-21/07, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 08-01-2018>
  (2)<W 2022-04-28/25, art. 50, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.13.In de kredietovereenkomsten gesloten tussen een kredietgever en een onderneming zijn in elk geval onrechtmatig, de bedingen en voorwaarden of de combinaties van bedingen en voorwaarden die ertoe strekken :
  1° te voorzien in een onherroepelijke verbintenis van de onderneming terwijl de uitvoering van de prestaties van de kredietgever onderworpen is aan een voorwaarde waarvan de verwezenlijking uitsluitend afhankelijk is van haar wil;
  2° behoudens in geval van wanprestatie vanwege de onderneming, de kredietgever toe te staan de overeenkomst voor bepaalde duur eenzijdig te beëindigen zonder redelijke schadeloosstelling voor de onderneming, behoudens overmacht;
  3° behoudens in geval van wanprestatie vanwege de onderneming, de kredietgever toe te staan een overeenkomst van onbepaalde duur op te zeggen zonder redelijke opzegtermijn voor de onderneming, behoudens overmacht;
  [1 4° het recht voor te behouden aan de kredietgever om eenzijdig ten nadele van de onderneming de daadwerkelijk toegepaste interesten, kosten, provisies of andere vergoedingen te wijzigen, anders dan op basis van specifieke en objectieve criteria die uitdrukkelijk in de kredietovereenkomst opgenomen zijn en mits een redelijke opzegtermijn.]1
  Elk onrechtmatig beding is verboden en nietig. De overeenkomst blijft bindend voor de partijen indien ze zonder de onrechtmatige bedingen kan voortbestaan.
  ----------
  (1)<W 2017-12-21/07, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 08-01-2018>

HOOFDSTUK 8. - Evaluatie
Art.14.Deze wet en de gedragscode, bedoeld in artikel 10 worden aan een [1 vijfjaarlijkse]1 evaluatie onderworpen.
  De Koning kan, op voordracht van de minister van Financiën en de minister bevoegd voor de KMO's, wijzigingen aanbrengen aan deze gedragscode, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
  De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de modaliteiten van de evaluatie als bedoeld in het eerste lid.
  De evaluatie als bedoeld in het eerste lid gebeurt na voorafgaand advies van de FSMA, de Nationale Bank van België en de ombudsman in financiële geschillen OMBUDSFIN.
  ----------
  (1)<W 2023-12-20/08, art. 33, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2024>

HOOFDSTUK 9. - Toezicht door de FSMA
Art.15.De FSMA zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, 21°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten ziet toe op de toepassing van :
  1° de artikelen [1 4 tot 9]1 en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten;
  2° de bepalingen van de gedragscode en de besluiten bedoeld in artikel 10, die uitvoering geven aan het § 1, eerste lid, 1°, 2° en 4° van dat artikel; en
  3° de bepalingen van het derde en vierde lid.
  Voor de uitoefening van haar toezichtsopdracht beschikt zij
  1° ten aanzien van de kredietgevers en de kredietbemiddelaars, over de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 34, § 1, 1°, 36 en 36bis van de wet van 2 augustus 2002;
  2° ten aanzien van elke natuurlijke persoon en elke rechtspersoon, over de bevoegdheden bedoeld in artikel 35, §§ 1 en 2 van dezelfde wet.
  De kredietgevers en de kredietbemiddelaars leggen passende beleidslijnen en procedures vast en treffen de nodige organisatorische en administratieve regelingen om de naleving van de in de artikelen 4 tot 8 voorziene bepalingen te verzekeren.
  Ze zorgen ervoor dat de gegevens in verband met het kredietverleningsproces worden bijgehouden die voldoende zijn om de FSMA in staat te stellen na te gaan of de in de artikelen [1 4 tot 9]1 voorziene bepalingen worden nageleefd.
  ----------
  (1)<W 2017-12-21/07, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 08-01-2018>

HOOFDSTUK 10. - Overgangsbepaling en inwerkingtreding
Art. 16.Deze wet is van toepassing op de kredietovereenkomsten die worden gesloten vanaf de datum van haar inwerkingtreding.
  Deze wet treedt in werking tien dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
  In afwijking van het vorige lid treden de artikelen 5, 6, 7, 8, en 11 in werking op de datum door de Koning bepaald en uiterlijk de eerste dag van de derde maand volgend op de datum van bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

(NOTA : Inwerkingtreding van artikelen 5, 6, 7, 8, en 11 vastgesteld op 01-03-2014 door KB 2014-02-27/02, art. 2)