8 MEI 2013. - Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen II
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
Art. 2-25
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (II)
Art. 26
HOOFDSTUK 4. - Inwerkingtredings- en overgangsbepalingen
Art. 27-28
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
Art.2. In artikel 39/2, § 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006 en gewijzigd bij de wet van 15 maart 2012, wordt het derde lid vervangen door wat volgt :
" In afwijking van het tweede lid, staat het in § 2 bedoelde annulatieberoep open tegen :
1° de in artikel 57/6, eerste lid, 2° bedoelde beslissing tot niet-inoverwegingneming;
2° de in artikel 57/6/1, eerste lid, bedoelde beslissing tot niet-inoverwegingneming;
3° de in artikel 57/6/2 bedoelde beslissing tot niet-inoverwegingneming;
4° de in artikel 57/6/3 bedoelde beslissing tot niet-inoverwegingneming;
5° de beslissing die toepassing maakt van artikel 52, § 2, 3° tot 5°, § 3, 3°, § 4, 3° of van artikel 57/10. "
Art.3. Artikel 39/3 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 39/3. Jaarlijks wordt op initiatief van de eerste voorzitter een activiteitenverslag opgemaakt en bekendgemaakt waarvan de nadere regels kunnen bepaald worden door de Koning. "
Art.4. In artikel 39/6, § 3, derde lid van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de woorden " of met het oog op de rechtsontwikkeling " ingevoegd tussen de woorden " om de eenheid van de rechtspraak in de kamer te verzekeren " en de woorden ", een zaak met drie rechters ".
Art.5. In artikel 39/8 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, wordt het derde lid opgeheven.
Art.6. In artikel 39/10, tweede lid van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het 2° wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 2° wanneer de kamervoorzitter het noodzakelijk acht om de eenheid van de rechtspraak of de rechtsontwikkeling te verzekeren. "
2° het 3° wordt opgeheven.
Art.7. In artikel 39/12, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de woorden " , om de eenheid van de rechtspraak te verzekeren, een zaak door de algemene vergadering behandeld dient te worden " vervangen door de woorden " het noodzakelijk is met het oog op de eenheid van de rechtspraak of de rechtsontwikkeling dat een zaak door de algemene vergadering behandeld wordt ".
Art.8. In artikel 39/18 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006 en gewijzigd bij de wet van 27 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het tweede lid worden de woorden " Zo nodig, en inzonderheid op verzoek van een der partijen, wordt beroep gedaan op een vertaler " vervangen door de woorden " Behoudens in het geval de in artikel 51/4, § 3 voorziene taalregeling van toepassing is en de verzoekende partij bij haar asielaanvraag heeft aangegeven geen hulp van een tolk nodig te hebben, kan zij om de bijstand van een tolk ter terechtzitting verzoeken ";
2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende :
" Behoudens in het geval de verzoekende partij, overeenkomstig het tweede lid, bijgestaan wordt door een tolk, dient zij, indien artikel 51/4 van toepassing is, de overeenkomstig voormelde bepaling vastgestelde proceduretaal te gebruiken voor haar mondelinge toelichtingen ter terechtzitting. "
Art.9. Artikel 39/27 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006 en gewijzigd bij de wet van 6 mei 2009, wordt opgeheven.
Art.10. In artikel 39/57, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006 en gewijzigd bij de wetten van 6 mei 2009 en 29 december 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1, tweede lid, worden de woorden " artikel 74/8 " vervangen door de woorden " de artikelen 74/8 en 74/9 ";
2° in § 2, eerste lid, 4°, worden de woorden " of bij elke andere bij deze wet toegelaten en niet in dit lid voorziene betekeningswijze " ingevoegd tussen de woorden " per fax " en de woorden " , vanaf de eerste dag ".
Art.11. In artikel 39/57-1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 december 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het tweede lid wordt aangevuld met de volgende zin :
" Indien een partij woonplaats heeft gekozen bij een advocaat, mogen deze verzendingen ook geschieden per elektronische post op het adres dat de advocaat heeft gebruikt voor het toezenden van het in artikel 39/69, § 1, derde lid, 7°, bedoelde afschrift, tenzij de advocaat uitdrukkelijk een ander elektronisch adres hiertoe heeft opgegeven. ";
2° in het vierde lid worden de woorden " of per fax. " vervangen door de woorden " per fax, of op het elektronisch adres van de minister of zijn gemachtigde. "
Art.12. Artikel 39/58 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 39/58. Onverminderd artikel 39/69, § 1, zevende lid, kiest elke partij in een procedure, met uitzondering van de Belgische administratieve overheden, in haar eerste proceshandeling woonplaats in België.
Alle kennisgevingen, mededelingen en oproepingen door de griffie worden rechtsgeldig op de gekozen woonplaats gedaan.
Die woonplaatskeuze geldt voor alle daaropvolgende proceshandelingen.
Elke wijziging van de gekozen woonplaats moet uitdrukkelijk worden geformuleerd en voor elk beroep afzonderlijk en bij aangetekende zending ter kennis gebracht van de hoofdgriffier, met vermelding van het volledige rolnummer van het beroep waarop de wijziging betrekking heeft.
Bij overlijden van een partij, en behalve bij hervatting van het geding, worden alle mededelingen en kennisgevingen van de Raad rechtsgeldig gedaan op de gekozen woonplaats van de overledene ter attentie van de gezamenlijke rechtverkrijgenden, zonder vermelding van de namen en hoedanigheden. ".
Art.13. In Titel Ibis, Hoofdstuk 5, afdeling I, van dezelfde wet wordt een artikel 39/68-2 ingevoegd, luidende :
" Art. 39/68-2. Indien een verzoekende partij meerdere ontvankelijke verzoekschriften heeft ingediend tegen dezelfde bestreden beslissing dan worden deze beroepen van rechtswege gevoegd. In dit geval oordeelt de Raad op grond van het als laatste ingediende verzoekschrift, tenzij de verzoekende partij uitdrukkelijk aan de Raad en ten laatste ter terechtzitting, het verzoekschrift aanduidt op grond waarvan hij dient te oordelen. De verzoekende partij wordt geacht afstand te doen van de overige ingediende verzoekschriften.
Betreft het een collectief beroep, dan oordeelt de Raad op grond van het als laatste ingediende verzoekschrift, tenzij alle verzoekende partijen uitdrukkelijk en collectief aan de Raad en ten laatste ter terechtzitting, het verzoekschrift aanduiden op grond waarvan hij dient te oordelen. De verzoekende partijen worden geacht afstand te doen van de overige ingediende verzoekschriften. "
Art.14. In artikel 39/69 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006 en gewijzigd bij de wetten van 6 mei 2009 en 29 december 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1, tweede lid, 4° worden de woorden " en tevens, wanneer nieuwe gegevens als bepaald in artikel 39/76, § 1, vierde lid worden aangebracht, dat er, wat hem betreft, ernstige aanwijzingen bestaan van een gegronde vrees voor vervolging in de zin van het Internationaal Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, ondertekend te Genève op 28 juli 1951, of dat hij een reëel risico zou lopen op ernstige schade zoals bepaald in artikel 48/4, de redenen waarom deze niet op het gepaste ogenblik aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen konden meegedeeld worden " opgeheven;
2° in § 1, derde lid, 2°, wordt het woord " zes " vervangen door het woord " vier ";
3° paragraaf 1, derde lid, wordt aangevuld met een 7°, luidende :
" 7° verzoekschriften ingediend door een partij die wordt bijgestaan door een advocaat, waarvan geen afschrift per elektronische post en op de bij koninklijk besluit bepaalde wijze werd overgezonden. ";
4° in § 1, vierde lid, wordt het cijfer " , 7 " ingevoegd tussen de woorden " het derde lid, 1°, 2°, 4°, 5°, 6° " en de woorden " richt de hoofdgriffier ";
5° in § 1 wordt een zevende lid ingevoegd, luidende :
" Behoudens in het geval een ander adres in België uitdrukkelijk als gekozen woonplaats wordt aangeduid, wordt het in het verzoekschrift eerst vermelde adres in België geacht de gekozen woonplaats, in de zin van § 1, tweede lid, 2°, te zijn. ";
6° in § 2 worden de woorden " artikel 74/8 " vervangen door de woorden " de artikelen 74/8 en 74/9 ".
Art.15. In artikel 39/71 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006 en gewijzigd bij de wetten van 6 mei 2009 en 29 december 2010 worden de woorden " , aan de minister of zijn gemachtigde " en de woorden " en aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen " opgeheven.
Art.16. In artikel 39/72 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006 en gewijzigd bij de wet van 23 december 2009, wordt § 1 vervangen door wat volgt :
" § 1. De verwerende partij bezorgt de griffier binnen acht dagen na de kennisgeving van het beroep, het administratief dossier. Ten laatste bij dit administratief dossier kan zij een nota met opmerkingen voegen, tenzij ze voor het verstrijken van de voornoemde termijn van acht dagen, de griffie in kennis stelt van het feit dat ze deze nota zal mededelen binnen vijftien dagen na de kennisgeving van het beroep.
Op straffe van niet-ontvankelijkheid van de nota met opmerkingen wordt, indien de originele nota is ingediend bij aangetekende brief of per bode met ontvangstbewijs, binnen dezelfde termijn een afschrift ervan per elektronische post en dit op de bij koninklijk besluit bepaalde wijze overgezonden. ".
Art.17. In artikel 39/73, § 3, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006 en vervangen bij de wet van 29 december 2010 worden de woorden " de afstand van het geding of de gegrondheid van het beroep vastgesteld " vervangen door de woorden " het beroep ingewilligd of verworpen ".
Art.18. In artikel 39/76 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006 en gewijzigd bij de wetten van 6 mei 2009 en 29 december 2010, wordt § 1 vervangen door wat volgt :
" § 1. De geadieerde kamervoorzitter of de aangewezen rechter in vreemdelingenzaken onderzoekt steeds of hij de bestreden beslissing kan bevestigen of hervormen. Hij kan zich hierbij inzonderheid steunen op de beoordelingsgronden bepaald in artikel 57/6/1, eerste tot derde lid.
De partijen kunnen hem tot de sluiting der debatten door middel van een aanvullende nota nieuwe elementen ter kennis brengen. Onverminderd het in artikel 39/60 bedoelde verbod, beperkt de aanvullende nota zich tot deze nieuwe elementen, op straffe van het uit de debatten weren van de aanvullende nota wat het overige betreft. Niet in de aanvullende nota vervatte nieuwe elementen worden ambtshalve uit de debatten geweerd.
Indien de geadieerde kamervoorzitter of de aangewezen rechter van oordeel is dat de door de verzoekende of tussenkomende partij aangebrachte nieuwe elementen de kans aanzienlijk groter maken dat de vreemdeling in aanmerking komt voor de erkenning als vluchteling in de zin van artikel 48/3 of voor de subsidiaire bescherming, in de zin van artikel 48/4 en indien hij bovendien cumulatief vaststelt dat hij overeenkomstig artikel 39/2, § 1, tweede lid, 2°, de bestreden beslissing moet vernietigen omdat hij niet kan komen tot bevestiging of hervorming van de bestreden beslissing zonder aanvullende onderzoeksmaatregelen van deze nieuwe elementen, dan beveelt hij, naargelang het geval, hetzij ter terechtzitting, hetzij na de terechtzitting middels een bondig gemotiveerde beschikking, de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen een onderzoek te doen van de door hem aangewezen nieuwe elementen en hem daarover schriftelijk verslag te doen binnen acht dagen na, naargelang het geval, de terechtzitting of de kennisgeving van de beschikking.
Verzaakt de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen uitdrukkelijk aan dit recht op onderzoek, of wordt het in het derde lid bedoelde schriftelijk verslag niet of laattijdig ingediend, dan wordt zonder verdere rechtspleging of terechtzitting, de bestreden beslissing vernietigd.
Indien de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen tijdig een schriftelijk verslag heeft neergelegd, dan wordt dit door de griffie ter kennis gebracht aan de verzoekende of tussenkomende partij. Deze dient een replieknota in binnen acht dagen na de kennisgeving van het verslag.
Indien de verzoekende of tussenkomende partij nalaat om binnen de in het vijfde lid bepaalde termijn van acht dagen een replieknota in te dienen, dan wordt zij geacht in te stemmen met het door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen in zijn verslag ingenomen standpunt.
Indien de geadieerde kamervoorzitter of de aangewezen rechter van oordeel is dat de door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen aangebrachte nieuwe elementen de kans aanzienlijk groter maken om zonder meer vast te stellen dat de vreemdeling niet in aanmerking komt voor de erkenning als vluchteling in de zin van artikel 48/3 of voor de subsidiaire bescherming in de zin van artikel 48/4, dan verzoekt hij, hetzij ter terechtzitting, hetzij na de terechtzitting middels een bondig gemotiveerde beschikking de verzoekende partij of de tussenkomende partij om binnen acht dagen haar bemerkingen mee te delen inzake de door hem aangewezen nieuwe elementen en het standpunt van de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen omtrent de weerslag die deze nieuwe elementen hebben op de mogelijkheid tot de toekenning of het behoud van de hoedanigheid van vluchteling of de subsidiaire beschermingsstatus.
Indien de verzoekende of tussenkomende partij nalaat om binnen de in het zevende lid bepaalde termijn van acht dagen een replieknota in te dienen, dan wordt zij geacht in te stemmen met het door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen in zijn nota of ter terechtzitting inzake de aangewezen nieuwe elementen ingenomen standpunt.
Indien de geadieerde kamervoorzitter of de aangewezen rechter van oordeel is dat de door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen aangebrachte nieuwe elementen de kans aanzienlijk groter maken dat de vreemdeling in aanmerking komt voor de erkenning als vluchteling in de zin van artikel 48/3 of voor de subsidiaire bescherming in de zin van artikel 48/4 en indien hij bovendien cumulatief vaststelt dat hij overeenkomstig artikel 39/2, § 1, tweede lid, 2° de bestreden beslissing moet vernietigen omdat hij niet kan komen tot bevestiging of hervorming van de bestreden beslissing zonder aanvullende onderzoeksmaatregelen van deze nieuwe elementen, dan leidt deze vaststelling tot de vernietiging van rechtswege van de bestreden beslissing. "
Art.19. In artikel 39/77, § 1, eerste en derde lid en in § 3 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006 en gewijzigd bij de wetten van 27 december 2006 en 6 mei 2009, worden de woorden " artikel 74/8 " telkens vervangen door de woorden " de artikelen 74/8 en 74/9 ".
Art.20. In artikel 39/78, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden " , behoudens in de in artikel 51/4, § 3 voorziene gevallen, " worden ingevoegd tussen de woorden " met dien verstande dat " en de woorden " het bepaalde in ";
2° de woorden " 4° wat het aanvoeren van nieuwe gegevens betreft en " worden opgeheven.
Art.21. In artikel 39/81 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden " en 57/6/1 " worden vervangen door de woorden " , 57/6/1, 57/6/2 en 57/6/3 ";
2° het tweede lid wordt aangevuld met de volgende zin :
" Op straffe van niet-ontvankelijkheid van de nota met opmerkingen wordt, indien de originele nota is ingediend bij aangetekende brief of per bode met ontvangstbewijs, binnen dezelfde termijn een afschrift ervan per elektronische post en op de bij koninklijk besluit bepaalde wijze overgezonden. ";
3° er wordt tussen het zevende en het achtste lid een lid ingevoegd, luidende :
Op straffe van niet-ontvankelijkheid van de synthesememorie en indien de verzoekende partij wordt bijgestaan door een advocaat, wordt binnen de in het vijfde lid bepaalde termijn om een synthesememorie in te dienen, een afschrift ervan per elektronische post en op de bij koninklijk besluit bepaalde wijze overgezonden. De griffie maakt uitdrukkelijk melding van dit voorschrift op de in het derde lid bedoelde kennisgeving.
Art.22. In artikel 39/82, § 4, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006 worden de woorden " vijf dagen, zonder dat dit minder dan drie werkdagen mag bedragen " vervangen door de woorden " drie werkdagen zijnde iedere dag behalve een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag ".
Art.23. In artikel 39/83, van dezelfde wet, hersteld bij de wet van 6 mei 2009, worden de woorden " vijf dagen, zonder dat dit minder dan drie werkdagen mag bedragen " vervangen door de woorden " drie werkdagen zijnde iedere dag behalve een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag ".
Art.24. In artikel 39/85, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de woorden " tegen deze maatregel en op voorwaarde dat deze vordering werd ingeschreven op de rol " ingevoegd tussen de woorden " die reeds een vordering tot schorsing heeft ingediend " en de woorden " en voor zover de Raad ".
Art.25. Artikel 51/8, derde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 6 mei 1993 en gewijzigd bij de wet van 15 september 2006, wordt opgeheven.
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (II)
Art.26. In artikel 112, eerste lid, van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (II) worden de woorden " waarvan de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen op grond van artikel 39/2, § 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen kennis kan nemen. " vervangen door de woorden " , die zijn gericht tegen de beslissingen die werden genomen met toepassing van de bepalingen van titel II, hoofdstuk II, afdelingen 1 en 2 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en waarvoor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen krachtens artikel 39/1 van dezelfde wet bevoegd is. "
HOOFDSTUK 4. - Inwerkingtredings- en overgangsbepalingen
Art.27. De artikelen 14, 3° en 4°, 16, 2° en 21, 2° en 3°, treden in werking op de eerste dag van de zesde maand die volgt na de maand van bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad.
Art. 28. De artikelen 8, 18 en 22 zijn van toepassing op de beroepen waarin op de datum van de inwerkingtreding ervan, de beschikking waarbij de rechtsdag wordt bepaald, nog niet is betekend.
De artikelen 16 en 21, 2° zijn van toepassing op de beroepen waarin de griffie nog geen afschrift van het beroep aan de verwerende partij heeft verzonden.
De artikelen 14, 6°, 19, 22 en 23 zijn van toepassing op de bestreden beslissingen die na hun inwerkingtreding worden betekend.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 8 mei 2013.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
Mevr. A.TURTELBOOM
De Staatssecretaris van Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding,
Mevr. M. DE BLOCK
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
Mevr. A. TURTELBOOM