Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

27 DECEMBER 2006. - Wet houdende diverse bepalingen (II)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-12-2006 en tekstbijwerking tot 22-08-2013)



Inhoudstafel:

TITEL I. - Algemene bepaling.
Art. 1
TITEL II. - Justitie.
HOOFDSTUK I. - Wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 26 maart 2003 houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties.
Afdeling 1. - Wijziging van het Wetboek van strafvordering.
Art. 2-3
Afdeling 2. - Wijziging van de wet van 26 maart 2003 houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties.
Art. 4-27
HOOFDSTUK II. - Wijziging van de wet van 19 maart 2003 tot wijziging van het Wetboek van strafvordering, van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen.
Afdeling 1. - Wijziging van de wet van 19 maart 2003 tot wijziging van het Wetboek van strafvordering.
Art. 28-31
Afdeling 2. - Wijziging van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen.
Art. 32-34
HOOFDSTUK III. - Wijziging van verschillende wettelijke bepalingen ter uniformisering van de uitvoeringsmodaliteiten van de opdrachten toevertrouwd aan de Justitiehuizen.
Afdeling 1. - Wijziging van het Strafwetboek.
Art. 35-36
Afdeling 2. - Wijziging van het Wetboek van strafvordering.
Art. 37
Afdeling 3. - Wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele feiten, vervangen door de wet van 1 juli 1964.
Art. 38-42
Afdeling 4. - Wijziging van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie.
Art. 43-47
Afdeling 5. - Wijziging van de wet 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis.
Art. 48-50
Afdeling 6. - Wijziging van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen.
Art. 51
Afdeling 7. - Wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten.
Art. 52
HOOFDSTUK IV. - Wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten.
Art. 53-78
HOOFDSTUK V. - Wijziging van de wet van 17 mei 2006 houdende oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken.
Art. 79-80
HOOFDSTUK VI. - Wijziging van het Gerechtelijk Wetboek.
Afdeling 1. - Wijziging van de procedure betreffende de aanwijzing van de kandidaat-magistraat (derde weg).
Art. 81
Afdeling 2. - Wijziging van het Gerechtelijk Wetboek.
Art. 82-84
Afdeling 3. - Advocaat bij het Hof van Cassatie.
Art. 85-86
HOOFDSTUK VII. - Wijziging van de wetten van 8 april 1965 en 1 maart 2002 inzake jeugddelinquentie, evenals van het Gerechtelijk Wetboek.
Afdeling 1. - Wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade.
Art. 87-102
Afdeling 2. - Wijzigingen van de wet van 1 maart 2002 betreffende de voorlopige plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd.
Art. 103-105
Afdeling 3. - Wijziging van het Gerechtelijk Wetboek.
Art. 106
Afdeling 4. - Slotbepaling.
Art. 107
HOOFDSTUK VII. - Wijziging van de wet van 7 juli 1969 tot vaststelling van de personeelsformatie van de arbeidshoven en -rechtbanken.
Art. 108-109
TITEL III. - Binnenlandse Zaken.
HOOFDSTUK I. - Regeling van de overgang van de leden van de Vaste Beroepscommissie voor vluchtelingen naar de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.
Art. 110-113
HOOFDSTUK II. - Wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Art. 114-144
HOOFDSTUK III. - Wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Art. 145-146
HOOFDSTUK IV. - Wijziging van de wet van 15 september 2006 tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.
Art. 147-156
HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding.
Art. 157
TITEL IV. - Infrastructuur.
Art. 158
TITEL V. - Volksgezondheid.
ENIG HOOFDSTUK. - Oprichting van kamers van eerste aanleg en kamers van beroep bij de dienst voor geneeskundige evaluatie en controle van het RIZIV
Art. 159-160
BIJLAGE.
Art. N





Uitvoeringsbesluit(en):

2007002163 



Artikels:

TITEL I. - Algemene bepaling.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

TITEL II. - Justitie.
HOOFDSTUK I. - Wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 26 maart 2003 houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties.
Afdeling 1. - Wijziging van het Wetboek van strafvordering.
Art.2. Artikel 28octies van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 26 maart 2003, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 28octies. - § 1. De procureur des Konings die van oordeel is dat het beslag op vermogensbestanddelen dient gehandhaafd te blijven, kan ambtshalve of op verzoek van het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring :
  1° hun vervreemding door het Centraal Orgaan toelaten, om er hun opbrengst voor in de plaats te stellen;
  2° hen teruggeven aan de beslagene tegen betaling van een geldsom waarvan hij het bedrag bepaalt, om er deze geldsom voor in de plaats te stellen.
  § 2. De toelating tot vervreemding betreft vervangbare vermogensbestanddelen, waarvan de waarde eenvoudig bepaalbaar is en waarvan de bewaring in natura kan leiden tot waardevermindering, schade of kosten die onevenredig zijn met hun waarde.
  § 3. Door middel van een aangetekende of per telefax verstuurde kennisgeving die de tekst van het huidige artikel bevat, licht de procureur des Konings van zijn in § 1 bedoelde beslissing in :
  1° de personen ten laste van wie en in wiens handen het beslag werd gelegd, voor zover hun adressen gekend zijn en hun advocaten;
  2° de personen die zich blijkens de gegevens van het dossier uitdrukkelijk hebben kenbaar gemaakt als zijnde geschaad door de opsporingshandeling en hun advocaten;
  3° in geval van onroerend beslag, de schuldeisers die overeenkomstig de hypothecaire staat bekend zijn en hun advocaten.
  Er dient geen kennisgeving gericht te worden aan de personen die hun instemming hebben gegeven met de betrokken beheersmaatregel of die hebben verzaakt aan hun rechten op de in beslag genomen goederen.
  § 4. De personen aan wie de kennisgeving werd gericht kunnen zich tot de kamer van inbeschuldigingstelling wenden binnen vijftien dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing.
  Deze termijn wordt verlengd met vijftien dagen indien een van deze personen buiten het Rijk verblijft.
  De procedure verloopt overeenkomstig de bepalingen van artikel 28sexies, § 4, tweede tot achtste lid.
  § 5. In geval van vervreemding, stelt de procureur des Konings de vermogensbestanddelen ter beschikking van het Centraal Orgaan of, op zijn vraag, van de aangewezen lasthebber.
  § 6. Wanneer de beslissing tot vervreemding een onroerend goed betreft, dan gaan door de toewijzing de rechten van de ingeschreven schuldeisers over op de prijs, onder voorbehoud van het strafrechtelijk beslag. ".

Art.3. Artikel 61sexies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 26 maart 2003, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 61sexies. - § 1. De onderzoeksrechter die van oordeel is dat het beslag op vermogensbestanddelen dient gehandhaafd te blijven, kan :
  1° hun vervreemding door het Centraal Orgaan toelaten, om er hun opbrengst voor in de plaats te stellen;
  2° hen teruggeven aan de beslagene tegen betaling van een geldsom waarvan hij het bedrag bepaalt, om er deze geldsom voor in de plaats te stellen.
  De onderzoeksrechter verklaart zijn beschikking uitvoerbaar bij voorraad, wanneer een vertraging kan leiden tot een onherstelbaar nadeel.
  § 2. De toelating tot vervreemding betreft vervangbare vermogensbestanddelen, waarvan de waarde eenvoudig bepaalbaar is en waarvan de bewaring in natura kan leiden tot waardevermindering, schade of kosten die onevenredig zijn met hun waarde.
  § 3. De onderzoeksrechter licht de procureur des Konings in van zijn in § 1 bedoelde beschikking en brengt ze aangetekend of per telefax ter kennis aan :
  1° de personen ten laste van wie en in wiens handen het beslag werd gelegd, voorzover hun adressen gekend zijn en hun advocaten;
  2° de personen die zich blijkens de gegevens van het dossier uitdrukkelijk hebben kenbaar gemaakt als zijnde geschaad door de onderzoekshandeling en hun advocaten;
  3° in geval van onroerend beslag, de schuldeisers die overeenkomstig de hypothecaire staat bekend zijn en hun advocaten.
  De kennisgeving bevat de tekst van dit artikel.
  Er dient geen kennisgeving gericht te worden aan de personen die hun instemming hebben gegeven met de betrokken beheersmaatregel of die hebben verzaakt aan hun rechten op de in beslag genomen goederen.
  § 4. De procureur des Konings en de personen aan wie de kennisgeving werd gericht, kunnen zich tot de kamer van inbeschuldigingstelling wenden binnen vijftien dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing.
  Deze termijn wordt verlengd met vijftien dagen indien een van deze personen buiten het Rijk verblijft.
  De procedure verloopt overeenkomstig de bepalingen van artikel 61quater, § 5, tweede tot achtste lid.
  § 5. In geval van vervreemding, stelt de onderzoeksrechter de vermogensbestanddelen ter beschikking van het Centraal Orgaan of, op zijn vraag, van de aangeduide lasthebber.
  § 6. Wanneer de beslissing tot vervreemding een onroerend goed betreft, dan gaan door de toewijzing de rechten van de ingeschreven schuldeisers over op de prijs, onder voorbehoud van het strafrechtelijk beslag. ".

Afdeling 2. - Wijziging van de wet van 26 maart 2003 houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties.
Art.4. In de Franse tekst van het opschrift van de wet van 26 maart 2003 houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties, wordt het woord " constante " ingevoegd tussen het woord " valeur " en het woord " des ".

Art.5. In artikel 2 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in de Franse tekst van het eerste lid wordt het woord " Central " vervangen door het woord " central ";
  2° in het tweede lid worden de woorden " De zetel van het Centraal Orgaan " vervangen door de woorden " Zijn zetel ".

Art.6. Artikel 3 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
  " Art. 3. - § 1. Onder vermogensbestanddelen worden verstaan de goederen, zowel roerende als onroerende, lichamelijke als onlichamelijke, die vatbaar zijn voor inbeslagneming of verbeurdverklaring, die wettelijk kunnen verkocht worden en die begrepen zijn in de door de Koning bepaalde categorieën, of die een waarde hebben die een door Hem bepaalde drempel overstijgt.
  § 2. Overeenkomstig de bepalingen van deze wet, staat het Centraal Orgaan de gerechtelijke autoriteiten in strafzaken bij :
  1° in het kader van de inbeslagneming van vermogensbestanddelen;
  2° bij de uitoefening van de strafvordering met het oog op de verbeurdverklaring van vermogensbestanddelen;
  3° bij de tenuitvoerlegging van in kracht van gewijsde getreden vonnissen en arresten houdende verbeurdverklaring van vermogensbestanddelen.
  § 3. Ter uitvoering van zijn opdracht zal het Centraal Orgaan :
  1° ambtshalve of op hun verzoek, adviezen verstrekken aan de minister van Justitie en aan het College van procureurs-generaal, met betrekking tot de onderwerpen bedoeld in § 2;
  Hij zendt een afschrift van zijn adviezen aan de bevoegde minister, voor zover deze betrekking hebben op de regelgeving die hem aanbelangt of op de werkzaamheden van de agenten, de aangestelden en de mandatarissen van zijn administratie;
  2° overeenkomstig hoofdstuk III, afdeling 1, instaan voor het gecentraliseerde en geïnformatiseerde beheer van de gegevens met betrekking tot zijn opdrachten;
  3° overeenkomstig hoofdstuk III, afdeling 2, doen overgaan tot de vervreemding van in beslag genomen vermogensbestanddelen, na toelating van de procureur des Konings of van de onderzoeksrechter;
  4° overeenkomstig hoofdstuk III, afdelingen 2 en 3, instaan voor het beheer van in beslag genomen vermogensbestanddelen, in overleg met de procureur des Konings of met de onderzoeksrechter;
  5° overeenkomstig hoofdstuk III, afdeling 4, en artikel 197bis van het Wetboek van strafvordering, de tenuitvoerlegging van vonnissen en arresten houdende verbeurdverklaring van vermogensbestanddelen coördineren;
  6° overeenkomstig hoofdstuk III, afdeling 5, bijstand verlenen aan de procureur des Konings en aan de onderzoeksrechter;
  7° thematische voorlichting verstrekken aan de magistraten, aan de politiediensten en aan de belanghebbende openbare diensten;
  8° bijstand verlenen bij de internationale rechtshulp, dienstbetrekkingen aanknopen en onderhouden met equivalente instellingen in het buitenland en met hen samenwerken in het kader van de verdragsrechtelijke en wettelijke regels.
  § 4. Met inachtneming van hun bevoegdheden, geschieden de in § 3, 1°, en 2°, vermelde opdrachten vermeld in overleg met het College van procureurs-generaal, met de raad van procureurs des Konings en met de Dienst voor het strafrechtelijk beleid. ".

Art.7. Het opschrift van hoofdstuk III, afdeling 1, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
  " Afdeling 1. - Beheer van de gegevens met betrekking tot vermogensbestanddelen ".

Art.8. Artikel 4 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
  " Art. 4. - § 1. Het Centraal Orgaan verzamelt, beheert en verwerkt de gegevens die betrekking hebben op :
  1° de inbeslagneming en de bewaring;
  2° de verbeurdverklaring;
  3° de tenuitvoerlegging van vonnissen en arresten houdende verbeurdverklaring.
  § 2. Hij beheert en bewaart op gecentraliseerde en geïnformatiseerde wijze de in § 1 bedoelde gegevens gedurende tien jaar, te rekenen van de in artikel 5, § 1, bedoelde eerste kennisgeving vermeld in voorkomend geval verlengd tot aan de verjaring van de verbeurdverklaring.
  § 3. Onverminderd artikel 17, § 2, is de directeur van het Centraal Orgaan verantwoordelijk voor de verwerking van de hier bedoelde gegevens. Hij staat in voor de naleving van de vereisten en waarborgen van vertrouwelijkheid en beveiliging van de verwerking van deze gegevens, zoals bedoeld in artikel 16, §§ 2, 3 en 4, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
  De directeur houdt een register bij van de personen en categorieën van personen die deze gegevens kunnen raadplegen, en deelt dit register alsmede alle wijzigingen die aan het register worden aangebracht, onverwijld mee aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. ".

Art.9. Artikel 5 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
  " Art. 5. - § 1. De procureur des Konings of de onderzoeksrechter geeft kennis of laat kennisgeving doen aan het Centraal Orgaan, van de inbeslagnemingen en de wijze van bewaring van vermogensbestanddelen, alsmede van de gegevens ter identificatie van de personen ten laste van wie de inbeslagneming werd bevolen.
  De procureur des Konings of de onderzoeksrechter geeft het Centraal Orgaan eveneens kennis van elke nieuwe beslissing met betrekking tot de in beslag genomen vermogensbestanddelen.
  § 2. De procureur des Konings of de procureur-generaal geeft kennis of laat kennisgeving doen aan het Centraal Orgaan, van de in kracht van gewijsde getreden vonnissen en arresten houdende verbeurdverklaring van vermogensbestanddelen.
  De kennisgeving bevat de gegevens ter identificatie van de verbeurdverklaarde vermogensbestanddelen en van de personen ten laste van wie de verbeurdverklaring werd uitgesproken.
  § 3. De bevoegde administraties van de Algemene administratie van de Patrimoniumdocumentatie en de diensten belast met de tenuitvoerlegging van vonnissen en arresten houdende verbeurdverklaring van vermogensbestanddelen die zich bevinden in het buitenland, zijn ertoe gehouden om het Centraal Orgaan in te lichten over de gegevens met betrekking tot de tenuitvoerlegging.
  § 4. Het Centraal Orgaan vraagt aan de in dit artikel bedoelde instanties de inlichtingen die het vereist acht ter uitvoering van zijn opdrachten. ".

Art.10. Artikel 6 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
  " Art. 6. - § 1. De procureur des Konings staat in voor het waardevaste beheer van de in beslag genomen vermogensbestanddelen.
  Tijdens de duur van het gerechtelijk onderzoek staat de onderzoeksrechter in voor dit beheer.
  § 2. Onder waardevast beheer wordt verstaan :
  1° de vervreemding van in beslag genomen vermogensbestanddelen, om er hun opbrengst voor in de plaats te stellen;
  2° de teruggave van in beslag genomen vermogensbestanddelen tegen betaling van een geldsom, om er deze geldsom voor in de plaats te stellen;
  3° de bewaring in natura van in beslag genomen vermogensbestanddelen in overeenstemming met de hiertoe beschikbare middelen.
  § 3. In het kader van deze bedoelde bewaring in § 2, 3°, kan de procureur des Konings of de onderzoeksrechter het beheer toevertrouwen aan een derde of aan de beslagene, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van deze laatste, eventueel mits het stellen van een door het Centraal Orgaan te beheren zekerheid.
  Onder zekerheid wordt verstaan de storting van waarden door de beslagene of door een derde, of de verbintenis van een derde als borg, voor een bedrag en op de wijze aanvaard door de procureur des Konings of de onderzoeksrechter.
  De zekerheid wordt toegewezen aan de Staat of de verbintenis van de derde wordt eisbaar, van zodra de beslagene of de derde in gebreke is gebleven om het in beslag genomen of tot zekerheid gestelde goed te overleggen voor de tenuitvoerlegging van de verbeurdverklaring.
  Het in gebreke blijven van de beslagene of de derde om het in beslag genomen of tot zekerheid gestelde goed te overleggen voor de tenuitvoerlegging van de verbeurdverklaring wordt, op vordering van het openbaar ministerie, vastgesteld door de rechtbank die de verbeurdverklaring heeft uitgesproken. De derde borgsteller wordt in zake geroepen.
  Het vonnis verklaart eveneens dat de zekerheid aan de Staat vervalt of dat de verbintenis van de derde eisbaar wordt.
  De beslagene of de derde die zich ontdoet van de zaak waarvan hij het beheer heeft, wordt gestraft met de straffen bepaald in artikel 507bis van het Strafwetboek. ".

Art.11. Artikel 9 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
  " Art. 9. - De secretaris van het parket, de griffier van de onderzoeksrechter of de griffier van de betrokken rechtsmacht licht het Centraal Orgaan in van de beslissing, bedoeld in artikel 6, § 2, 1°, 2° en § 3 van zodra deze definitief wordt. ".

Art.12. Artikel 10 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
  " Art. 10. - § 1. Na ontvangst van de toelating tot vervreemding overeenkomstig de artikelen 28octies of 61sexies van het Wetboek van strafvordering, laat het Centraal Orgaan de vervreemding van de roerende goederen, andere dan waarden, uitvoeren door de Administratie van de Patrimoniumdiensten. Wanneer de aard of de hoeveelheid van de te verkopen roerende goederen het vereist, kan het Centraal Orgaan, met het akkoord van de Administratie van de Patrimoniumdiensten, beroep doen op een gespecialiseerde lasthebber.
  Voor wat de onroerende goederen en de waarden betreft, vertrouwt het Centraal Orgaan het mandaat tot verkoop toe aan de Administratie van de Patrimoniumdiensten of, met het akkoord van de Administratie van de Patrimoniumdiensten, aan een andere lasthebber die het aanduidt.
  De vermogensbestanddelen kunnen niet verkocht worden aan een lagere prijs dan de waarde die in onderling overleg werd bepaald tussen het Centraal Orgaan en zijn lasthebber.
  De verkoop is openbaar behalve indien bijzondere omstandigheden verantwoorden dat tot een onderhandse verkoop zou worden overgegaan.
  § 2. De kosten van de vervreemding, daarin begrepen de kosten veroorzaakt door de tussenkomst van de lasthebber, zijn ten laste van de koper. ".

Art.13. Artikel 11 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
  " Art. 11. - § 1. De sommen verkregen uit de vervreemding, deze die gestort werden met het oog op de teruggave van het in beslag genomen vermogensbestanddeel en deze die voortkomen uit de zekerheidsstellingen worden als een goede huisvader en volgens de principes van een voorzichtig en passief beheer, beheerd door het Centraal Orgaan.
  Met het oog op de uitvoering van dit beheer doet het Centraal Orgaan beroep op de diensten van de Deposito- en Consignatiekas of van in België erkende financiële instellingen, of gaat het over tot de aanstelling van een lasthebber of een beheerder. De kosten van zulk beheer zijn gerechtskosten.
  § 2. Bij de teruggave of de verbeurdverklaring van de door het Centraal Orgaan beheerde sommen, worden deze sommen verhoogd met de interesten die zij hebben opgebracht bij de Deposito- en Consignatiekas of bij de financiële instelling waaraan zij waren toevertrouwd.
  De Koning bepaalt de nadere regels en de drempels vanaf welke interesten moeten toegekend worden.
  Onder interest verstaat men de door de Deposito- en Consignatiekas of de financiële instelling voor het publiek gehanteerde interest.
  De interest loopt vanaf de dertigste dag volgend op de datum waarop de door het Centraal Orgaan aangeduide rekening werd gecrediteerd tot de dertigste dag voorafgaand aan de dag waarop de rekening werd gedebiteerd. ".

Art.14. De Franse tekst van het opschrift van hoofdstuk III, afdeling 3, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
  " Section 2. - Gestion particulière ".

Art.15. Artikel 12 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
  " Art. 12. - Van zodra de rekening van het Centraal Orgaan is gecrediteerd, staat deze in voor het beheer van de in beslag genomen deviezen die aanvaard worden door de Deposito- en Consignatiekas of door de door hem aangeduide financiële instelling. ".

Art.16. Artikel 13 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
  " Art. 13. - § 1. De procureur des Konings of de onderzoeksrechter kan, na overleg, het Centraal Orgaan verzoeken om in te staan voor het beheer van effecten op naam of aan toonder, van andere vermogensbestanddelen die een bijzonder beheer vereisen of van sommen die in beslag genomen zijn bij of toevertrouwd zijn aan een financiële instelling of een beheerder.
  Indien het Centraal Orgaan aanvaardt, staat het in voor dit beheer tot aan de beslissing van toewijzing van de waarden of van de vermogensbestanddelen door de bevoegde magistraat.
  § 2. Het beheer kan betrekking hebben op de bewaring of op alle andere daden van beheer met betrekking tot de vermogensbestanddelen door het Centraal Orgaan of door een door hem aangestelde beheerder of lasthebber. Dit beheer wordt waargenomen door het Centraal Orgaan of op grond van zijn dwingende richtlijnen, in overeenstemming met de schikkingen getroffen met de procureur des Konings of de onderzoeksrechter. ".

Art.17. Artikel 14 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
  " Art. 14. - Het Centraal Orgaan beheert de sommen die hem zijn toevertrouwd in overeenstemming met de bepalingen van artikel 11.
  Wanneer het beslag betrekking heeft op gelden die niet wettelijk gangbaar zijn in België, kan het Centraal Orgaan ze doen omzetten in euro's volgens de modaliteiten en de drempels bepaald door de Koning. ".

Art.18. De Franse tekst van het opschrift van hoofdstuk III, afdeling 4, van dezelfde wet wordt vervangen door het volgende opschrift :
  " Section 3. - Exécution ".

Art.19. Artikel 15 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
  " Art. 15. - Om de gegoedheid van de veroordeelde persoon te beoordelen, verzamelt het Centraal Orgaan alle informatie die nuttig is voor zijn opdracht.
  Zodoende kan hij, met uitzondering van de Cel voor financiële informatieverwerking, aan alle administratieve diensten van de federale Staat, van de gemeenschappen en de gewesten en van de lokale besturen en de overheidsbedrijven, vragen om hem, binnen de termijn die hij bepaalt, alle inlichtingen mee te delen die hij nuttig acht.
  Hij kan zich dezelfde inlichtingen laten meedelen door de ondernemingen en de personen, bedoeld in artikel 2 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme.
  Het Centraal Orgaan kan de procureur des Konings verzoeken om de gegoedheid van de veroordeelde te onderzoeken.
  Het Centraal Orgaan kan, na controle, zijn eigen inlichtingen overmaken aan de bevoegde administraties van de Algemene administratie van de Patrimoniumdocumentatie. ".

Art.20. Het opschrift van hoofdstuk III, afdeling 5, van dezelfde wet wordt vervangen door het volgende opschrift :
  " Afdeling 4. - Opdracht tot bijstand ".

Art.21. Artikel 16 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
  " Art. 16. - Op hun verzoek verleent het Centraal Orgaan aan de procureur des Konings of aan de onderzoeksrechter bijstand op het gebied van de inbeslagneming of de verbeurdverklaring van vermogensbestanddelen. ".

Art.22. In artikel 17 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° § 1 wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " § 1. Een lid van het openbaar ministerie leidt het Centraal Orgaan. Hij draagt de titel van directeur. Hij organiseert het werk en heeft gezag over het personeel.
  Met inachtneming van de bepalingen betreffende de aanwerving van overheidspersoneel, stelt hij aan de bevoegde minister het bij het Centraal Orgaan aan te werven of ter beschikking te stellen personeel voor.
  Hij stelt voor de minister van Justitie en het College van procureurs-generaal een jaarlijks activiteitenverslag op, dat een beoordeling bevat van de uitvoering van zijn opdrachten en van de toepassing van de huidige wet door de instanties die ermee belast zijn. Hij formuleert alle nuttige voorstellen. ";
  2° § 2 wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " § 2. Een lid van het openbaar ministerie, dat behoort tot een andere taalrol dan de directeur, draagt de titel van adjunct-directeur.
  Hij staat hem bij in de uitvoering van zijn opdrachten en vervangt hem in geval van verhindering of afwezigheid. ";
  3° § 3 wordt opgeheven;
  4° § 4 wordt § 3, met dien verstande dat in de Franse tekst van deze paragraaf, het woord " Ministre " wordt vervangen door het woord " ministre " en dat in de Nederlandse versie van dezelfde paragraaf, het woord " do " en het woord " uil " worden vervangen door het woord " de " en het woord " uit ";
  5° § 5 wordt § 4.

Art.23. In artikel 20 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in de Franse tekst wordt het woord " afferents " vervangen door het woord " afférents ", worden de woorden " perçoit en outre " vervangen door de woorden " perçoit " en worden de woorden " d'un " vervangen door het woord " de ";
  2° de woorden " Daarboven ontvangt hij " worden vervangen door de woorden " Hij ontvangt " en de woorden " van een substituut " worden vervangen door de woorden " van substituut ".

Art.24. In artikel 22 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de eerste zin wordt vervangen als volgt :
  " De personeelsleden hebben recht op vergoeding voor de reis- en verblijfskosten overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op het personeel van de federale overheidsdiensten. ";
  2° in de tweede en de derde zin worden de woorden " rang 10 " vervangen door de woorden " klasse A1 " en worden de woorden " rang 15 " vervangen door de woorden " klasse A4 ".

Art.25. Artikel 23 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
  " Art. 23. - § 1. Iedere persoon die zijn medewerking verleent aan de vervulling van de opdrachten van het Centraal Orgaan is, buiten het uitoefenen van zijn ambt, verplicht tot geheimhouding aangaande alle zaken waarvan hij in de uitvoering van zijn opdracht of van zijn functie kennis heeft.
  Iedere schending van het geheim wordt gestraft overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.
  § 2. In het kader van de uitvoering van de opdrachten van het Centraal Orgaan oefent het personeel zijn functie uit, wanneer het mededelingen doet aan instellingen met gelijkaardige opdrachten en verplichtingen.
  De voorafgaande toestemming van de procureur des Konings of van de onderzoeksrechter is vereist wanneer zulke mededelingen van aard zijn om een invloed te hebben op lopende gerechtelijke dossiers. ".

Art.26. In de Franse tekst van artikel 25 van dezelfde wet worden de woorden " Sans préjudice des " vervangen door het woord " nonobstant ", wordt het woord " Central " vervangen door het woord " central " en wordt het woord " Ministre " vervangen door het woord " ministre ".

Art.27. In artikel 28 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in de Franse tekst, wordt het woord " Central " vervangen door het woord " central ";
  2° het woord " intrest " wordt vervangen door het woord " interest ".

HOOFDSTUK II. - Wijziging van de wet van 19 maart 2003 tot wijziging van het Wetboek van strafvordering, van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen.
Afdeling 1. - Wijziging van de wet van 19 maart 2003 tot wijziging van het Wetboek van strafvordering.
Art.28. Artikel 138, 6°ter, van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 11 juli 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " 6°ter. van de wanbedrijven omschreven in de artikelen 22, 23 en 26 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen en van het rechtsmiddel bedoeld in artikel 21 § 4 van dezelfde wet, in geval van inbeslagneming van deze voertuigen. ".

Art.29. Artikel 165, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 maart 2003, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Wanneer het veroordelend vonnis de bijzondere verbeurdverklaring inhoudt van zaken of sommen die zich bevinden of in te vorderen zijn buiten het Koninkrijk, maakt het openbaar ministerie een afschrift van de relevante stukken van het strafdossier over aan de Minister van Justitie. Hij licht het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring daarvan in door toezending van kopie. ".

Art.30. Artikel 197bis, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 maart 2003, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 197bis. - De vervolgingen tot invordering van verbeurdverklaarde goederen, worden in naam van de procureur des Konings gedaan door de Domeinen, volgens de aanwijzingen van het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring.
  De Domeinen verrichten de handelingen en stellen de vorderingen in, die vereist zijn ter inning of ter vrijwaring van de rechten die het vonnis aan de Schatkist toekent.
  Voor het instellen van een vordering in rechte wordt overleg gepleegd met het Centraal Orgaan.
  Wanneer het veroordelend vonnis de bijzondere verbeurdverklaring inhoudt van zaken of sommen die zich bevinden of in te vorderen zijn buiten het Koninkrijk, maakt het openbaar ministerie een afschrift van de relevante stukken van het strafdossier over aan de Minister van Justitie. Hij licht het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring daarvan in door toezending van een kopie. ".

Art.31. Artikel 376, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 maart 2003, wordt vervangen als volgt :
  " Wanneer het veroordelend vonnis de bijzondere verbeurdverklaring inhoudt van zaken of sommen die zich bevinden of in te vorderen zijn buiten het Koninkrijk, maakt het openbaar ministerie een afschrift van de relevante stukken van het strafdossier over aan de minister van Justitie. Hij licht het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring daarvan in door toezending van een kopie. ".

Afdeling 2. - Wijziging van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen.
Art.32. Artikel 21 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, gewijzigd bij de wet van 19 maart 2003, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 21. - § 1. Wanneer bewezen is dat de burgerrechtelijke aansprakelijkheid waartoe het motorrijtuig aanleiding kon geven ten tijde van het beslag, gedekt was door een verzekering die aan de bepalingen van deze wet voldoet of dat het voertuig daarvan wettelijk vrijgesteld was, en wanneer de eigenaar van het motorrijtuig geen overtreding van de artikelen 22, 23 of 26 ten laste wordt gelegd, wordt het beslag door het openbaar ministerie, de onderzoeksrechter, het onderzoeksgerecht of het vonnisgerecht waarbij de zaak aanhangig is, opgeheven, tenzij de handhaving daarvan om een andere reden vereist is.
  § 2. In de andere gevallen kan het beslag slechts opgeheven worden nadat er een verzekeringsovereenkomst is afgesloten overeenkomstig deze wet en na de betaling van de beslag- en bewaringskosten voor het motorrijtuig.
  De opheffing van het beslag kan afhankelijk gemaakt worden van de betaling van een geldsom aan het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring, met het oog op het vrijwaren van het herstel van de schade veroorzaakt door het voertuig. Het bedrag wordt vastgesteld door het openbaar ministerie, de onderzoeksrechter, het onderzoeksgerecht of het vonnisgerecht waarbij de zaak aanhangig is.
  § 3. Wanneer het beslag langer duurt dan dertig dagen, kan de procureur des Konings, de onderzoeksrechter, het onderzoeksgerecht of het vonnisgerecht waarbij de zaak aanhangig is, de procedure toepassen die voorzien is in de artikelen 28octies en 61sexies van het Wetboek van strafvordering, behoudens voor wat betreft het rechtsmiddel vermeld in § 4 van het huidige artikel.
  § 4. Wanneer de inbeslagneming gebeurde door de procureur des Konings in toepassing van deze wet, kunnen de personen aan wie van deze beslissing werd kennis gegeven krachtens artikel 28octies van het Wetboek van strafvordering, zich tot de politierechtbank wenden binnen de vijftien dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing.
  Deze termijn wordt verlengd met vijftien dagen indien een van deze personen in het buitenland verblijft.
  De zaak wordt aangebracht bij de politierechter door een verklaring gedaan op de griffie van de politierechtbank en ingeschreven in een daartoe bestemd register.
  De procureur des Konings legt de stukken ter staving van zijn beslissing neer ter griffie.
  De politierechter doet in eerste en laatste aanleg uitspraak binnen de vijftien dagen na de neerlegging van de verklaring. De partijen en het openbaar ministerie worden gehoord.
  De griffier stelt de partijen en hun advocaten per faxpost of bij een ter post aangetekende brief, uiterlijk achtenveertig uur vooraf, in kennis van plaats, dag en uur van de zitting.
  De griffier maakt een kopie van het vonnis over aan het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring.
  § 5. Na afhouding door de Staat van de beslag- en bewaringskosten voor het motorrijtuig, vervangt de opbrengst van de vervreemding het in beslag genomen motorrijtuig. ".

Art.33. Artikel 24 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
  " Art. 24. - Bovendien kunnen de rechtbanken, in de gevallen bedoeld in artikel 22 :
  1° voorgoed of voor een duur van ten minste acht dagen en van ten hoogste vijf jaar de vervallenverklaring uitspreken van het recht om een motorrijtuig te besturen.
  De bepalingen betreffende de vervallenverklaring van het recht tot sturen, vervat in de wetgeving op de politie van het wegverkeer, zijn van toepassing op de in het eerste lid bedoelde vervallenverklaring van het recht tot sturen;
  2° onverminderd de rechten van de slachtoffers en van de rechtmatige eigenaar, de verbeurdverklaring van het voertuig bevelen. Er kan worden overgegaan tot de verbeurdverklaring indien de eigenaar onbekend blijft. ".

Art.34. Artikel 25 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
  " Art. 25. - Bij veroordeling van de eigenaar van het motorrijtuig wegens overtreding van artikel 22 kunnen de rechtbanken bevelen dat de geldsom bedoeld in artikel 21, § 2, tweede lid, of de opbrengst van de vervreemding bedoeld in artikel 21, § 3, na aftrek van de beslag- en bewaringskosten voor het motorrijtuig, bestemd wordt voor de vergoeding van de door dat rijtuig veroorzaakte schade, met voorrang boven iedere andere schuldvordering. ".

HOOFDSTUK III. - Wijziging van verschillende wettelijke bepalingen ter uniformisering van de uitvoeringsmodaliteiten van de opdrachten toevertrouwd aan de Justitiehuizen.
Afdeling 1. - Wijziging van het Strafwetboek.
Art.35. In artikel 37quater van het Strafwetboek, ingevoegd door de wet van 17 april 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 2 worden de woorden " Ministerie van Justitie " vervangen door de woorden " FOD Justitie ";
  2° § 2 wordt als volgt aangevuld :
  " De Koning bepaalt de nadere regels inzake het beknopt voorlichtingsrapport en de maatschappelijke enquête.
  Deze rapporten en deze onderzoeken mogen alleen de pertinente elementen bevatten die van aard zijn de overheid die het verzoek tot de dienst van de justitiehuizen richtte in te lichten over de opportuniteit van de overwogen maatregel of straf. ";
  3° de eerste zin van § 3, wordt als volgt vervangen :
  " Elke arrondissementele afdeling van de Dienst Justitiehuizen van de FOD Justitie stelt tweemaal per jaar een verslag op van bestaande activiteiten waaruit de werkstraf kan bestaan. ";
  4° een § 4 wordt ingevoegd, luidende :
  " § 4. Op federaal en lokaal niveau worden overlegstructuren inzake de toepassing van de werkstraf opgericht. Deze overlegstructuren hebben tot taak de instanties die betrokken zijn bij de uitvoering van de werkstraf, op regelmatige basis samen te brengen teneinde hun samenwerking te evalueren. De Koning bepaalt de nadere regels inzake de samenstelling en de werking van deze overlegstructuren. ".

Art.36. In artikel 37quinquies, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door de wet van 17 april 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1, eerste lid, worden de woorden " Ministerie van Justitie " vervangen door de woorden " FOD Justitie ";
  2° in § 2 worden de woorden " afdeling van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie van het gerechtelijk arrondissement " vervangen door de woorden " bevoegde arrondissementele afdeling van de Dienst Justitiehuizen van de FOD Justitie ";
  3° in § 2 worden de woorden " bij aangetekende brief en in voorkomend geval zijn raadsman bij gewone brief " vervangen door de woorden " bij gewone brief ";
  4° in § 2 worden een tweede en derde lid ingevoegd, luidend als volgt :
  " De territoriale bevoegdheid van de probatiecommissie wordt bepaald door de verblijfplaats van de veroordeelde op het ogenblik van het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis of arrest. Indien de betrokkene zijn verblijfplaats heeft buiten het grondgebied van het Rijk, is de territoriaal bevoegde probatiecommissie die van de plaats waar de veroordeling in eerste aanleg uitgesproken werd.
  Indien de commissie het in uitzonderlijke gevallen voor een tot een werkstraf veroordeelde persoon, die daartoe een gemotiveerde aanvraag indient, aangewezen acht om de bevoegdheid over te dragen aan de probatiecommissie van zijn nieuwe verblijfplaats, neemt zij een gemotiveerde beslissing nadat die andere commissie binnen de twee maanden een eensluidend advies heeft uitgebracht. Voor een persoon zonder verblijfplaats in het Rijk kan volgens dezelfde procedure de bevoegdheid naar een andere probatiecommissie worden overgedragen, zonder dat het in dat geval de commissie van zijn nieuwe verblijfplaats moet zijn. ";
  5° § 3, tweede lid, wordt als volgt vervangen :
  " De concrete invulling van de werkstraf wordt vastgelegd in een door de veroordeelde te ondertekenen overeenkomst waarvan de justitieassistent hem een kopie overhandigt. De justitieassistent deelt eveneens een kopie van de ondertekende overeenkomst mee aan de probatiecommissie binnen de drie werkdagen. ";
  6° § 4, derde lid, wordt als volgt vervangen :
  " Het verslag wordt bij gewone brief ter kennis gebracht van de veroordeelde, het openbaar ministerie en de justitieassistent. ".

Afdeling 2. - Wijziging van het Wetboek van strafvordering.
Art.37. In artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1, derde lid, wordt het woord " vorming " vervangen door het woord " opleiding ";
  2° § 1, vierde lid, wordt opgeheven;
  3° § 1bis wordt als volgt vervangen :
  " § 1bis. Wanneer de dader van het misdrijf in het kader van een bemiddeling in strafzaken instemt met het voorstel van de procureur des Koning om een dienstverlening uit te voeren, deelt laatstgenoemde zijn beslissing ter uitvoering mee aan de afdeling van de Dienst Justitiehuizen van de FOD Justitie van het gerechtelijk arrondissement van de verblijfplaats van de dader van het misdrijf, die onverwijld een justitieassistent aanwijst die wordt belast met de uitwerking en met de opvolging van de uitvoering van de dienstverlening.
  De justitieassistent bepaalt, na de dader van het misdrijf te hebben gehoord en rekening houdend met diens opmerkingen en lichamelijke en intellectuele capaciteiten alsmede met de eventuele aanwijzingen van de procureur des Konings, de concrete invulling van de werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd, zulks onder toezicht van de procureur des Konings, die hierin te allen tijde preciseringen of wijzigingen kan aanbrengen, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de dader van het misdrijf.
  De concrete invulling van de dienstverlening wordt vastgelegd in een door de dader van het misdrijf te ondertekenen overeenkomst waarvan de justitieassistent hem een kopie overhandigt. De justitieassistent deelt eveneens een kopie van de ondertekende overeenkomst mee aan de procureur des Konings.
  Ingeval de dienstverlening niet of slechts gedeeltelijk wordt uitgevoerd, meldt de justitieassistent dit onverwijld aan de procureur des Konings. In dit geval kan de procureur des Konings de betrokkene oproepen, diens opmerkingen horen en het dossier naar de justitieassistent terugzenden, dan wel besluiten zijn optreden te beëindigen. ";
  4° in § 7, eerste lid, worden de woorden " Ministerie van Justitie " vervangen door de woorden " FOD Justitie " en de woorden " op de uitvoering van hun opdracht " vervangen door de woorden " over de evolutie van het dossier ";
  5° een § 8 wordt ingevoegd, luidende :
  " § 8. Op federaal en lokaal niveau, worden overlegstructuren inzake de toepassing van dit artikel opgericht. Deze overlegstructuren hebben tot taak de instanties die betrokken zijn bij de uitvoering van dit artikel, op regelmatige basis samen te brengen teneinde hun samenwerking te evalueren. De Koning bepaalt de nadere regels inzake de samenstelling en de werking van deze overlegstructuren. ".

Afdeling 3. - Wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele feiten, vervangen door de wet van 1 juli 1964.
Art.38. Het opschrift van Hoofdstuk III van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten, vervangen door de wet van 1 juli 1964, wordt aangevuld als volgt :
  " en de oprichting van overlegstructuren ".

Art.39. In Hoofdstuk III van dezelfde wet wordt een artikel 13bis ingevoegd, luidende :
  " Art. 13bis. - Op federaal en lokaal niveau worden overlegstructuren inzake de toepassing van deze wet opgericht. Deze overlegstructuren hebben tot taak de instanties die betrokken zijn bij de uitvoering van deze wet, op regelmatige basis samen te brengen teneinde hun samenwerking te evalueren. De Koning bepaalt de nadere regels inzake de samenstelling en de werking van deze overlegstructuren. ".

Art.40. In artikel 18 van dezelfde wet, wordt tussen het eerste en het tweede lid, het volgende lid gevoegd :
  " Hiertoe kan de commissie, ambtshalve of op het verzoek van de geïnterneerde of zijn advocaat, aan de arrondissementele afdeling van de Dienst Justitiehuizen van de FOD Justitie van de verblijfplaats van de geïnterneerde opdracht geven tot het opstellen van een beknopt voorlichtingsrapport of het uitvoeren van een maatschappelijke enquête. De Koning bepaalt de nadere regels inzake het beknopt voorlichtingsrapport en de maatschappelijke enquête.
  Deze rapporten en deze onderzoeken mogen alleen de pertinente elementen bevatten die van aard zijn de overheid die het verzoek tot de dienst van de justitiehuizen richtte in te lichten over de opportuniteit van de overwogen maatregel of straf. ".

Art.41. _ In artikel 19 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het eerste lid wordt vervangen als volgt :
  " De beslissing tot invrijheidstelling wordt uitvoerbaar na een termijn van vier dagen te rekenen van de uitspraak van de beslissing tot invrijheidstelling. ";
  2° in het tweede lid worden de woorden " Deze " vervangen door de woorden " De procureur des Konings ".

Art.42. In artikel 20 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 7 mei 1999 en 28 november 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het vierde lid worden de woorden " alsook aan de justitieassistent die is aangeduid om de sociale voogdij te verzekeren " ingevoegd tussen de woorden " commissie " en ", binnen de maand ";
  2° het laatste lid wordt als volgt vervangen :
  " In het kader van deze voogdij, wordt de invrijheidgestelde tevens onderworpen aan een sociale voogdij, die wordt uitgeoefend door de justitieassistent die hiertoe door de directeur van het Justitiehuis van het gerechtelijk arrondissement van de verblijfplaats van de invrijheidgestelde wordt aangeduid. Deze voogdij maakt het mogelijk een sociale begeleiding te waarborgen die tot doel heeft recidive te voorkomen door de opvolging en het toezicht op de naleving van de voorwaarden. Deze justitieassistent brengt binnen een maand na de invrijheidstelling verslag uit aan de commissie, en verder telkens als hij het nuttig acht of telkens als de commissie hem erom verzoekt, en ten minste om de zes maanden. Hij stelt, in voorkomend geval, de maatregelen voor die hij nodig acht. ".

Afdeling 4. - Wijziging van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie.
Art.43. In artikel 2 van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, vervangen bij de wet van 22 maart 1999 en gewijzigd bij de wetten van 7 mei 1999 en 28 maart 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1, eerste lid, worden de woorden " een probatieassistent " vervangen door de woorden " de afdeling van de Dienst Justitiehuizen van de FOD Justitie van het gerechtelijk arrondissement van de verblijfplaats van de verdachte ";
  2° in § 1, tweede lid, worden de woorden " een probatieassistent " vervangen door de woorden " de afdeling van de Dienst Justitiehuizen van de FOD Justitie van het gerechtelijk arrondissement van de verblijfplaats van de beklaagde ";
  3° in § 2 worden de woorden " een probatieassistent " vervangen door de woorden " de afdeling van de Dienst Justitiehuizen van de FOD Justitie van het gerechtelijk arrondissement van de verblijfplaats van de delinquent ".

Art.44. Artikel 9 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 7 mei 1999, wordt als volgt vervangen :
  " Art. 9. - De verdachten en de veroordeelden aan wie een probatiemaatregel is opgelegd krachtens de artikelen 3 en 8, worden eveneens onderworpen aan een sociale begeleiding die wordt uitgeoefend door justitieassistenten van de Dienst Justitiehuizen van de FOD Justitie. Deze sociale begeleiding heeft tot doel recidive te voorkomen door de opvolging en het toezicht op de naleving van de voorwaarden.
  Op de tenuitvoerlegging van de probatiemaatregelen wordt toegezien door de probatiecommissie. ".

Art.45. In artikel 9bis, derde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 28 november 2000, worden de woorden " alsook aan de justitieassistent " ingevoegd tussen de woorden tussen de woorden " probatiecommissie " en ", binnen de maand ".

Art.46. In dezelfde wet wordt een artikel 10bis ingevoegd, luidende :
  " Art. 10bis. - Op federaal en lokaal niveau worden overlegstructuren inzake de toepassing van deze wet opgericht. Deze overlegstructuren hebben tot taak de instanties die betrokken zijn bij de uitvoering van deze wet, op regelmatige basis samen te brengen teneinde hun samenwerking te evalueren. De Koning bepaalt de nadere regels inzake de samenstelling en de werking van deze overlegstructuren. ".

Art.47. In artikel 11 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet 7 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het tweede lid, eerste zin, worden de woorden " van het Ministerie van Justitie, die de ambtenaar aanwijst " vervangen door de woorden " van de FOD Justitie, die de justitieassistent aanwijst ";
  2° in het tweede lid, tweede zin, wordt het woord " ambtenaar " vervangen door het woord " justitieassistent ";
  3° in het tweede lid, tweede zin, worden de woorden " een per post aangetekende brief, " vervangen door de woorden " bij gewone brief ";
  4° het derde lid wordt vervangen als volgt :
  " Binnen de maand na de aanwijzing van de justitieassistent, en verder telkens als deze het nuttig acht of telkens als de commissie hem erom verzoekt, en tenminste om de zes maanden, brengt hij verslag uit aan de probatiecommissie over de naleving van de voorwaarden. Hij stelt, in voorkomend geval, de maatregelen voor die hij nodig acht. ".

Afdeling 5. - Wijziging van de wet 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis.
Art.48. In artikel 35 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, gewijzigd bij de wet van 28 november 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° § 1 wordt aangevuld met het volgende lid :
  " Met het oog op de bepaling van de voorwaarden, kan de onderzoeksrechter de afdeling van de Dienst Justitiehuizen van de FOD Justitie van het gerechtelijk arrondissement van de verblijfplaats van de betrokkene de opdracht geven een beknopt voorlichtingsrapport op te stellen of een maatschappelijke enquête uit te voeren. De Koning bepaalt de nadere regels inzake het beknopt voorlichtingsrapport en de maatschappelijke enquête.
  Deze rapporten en deze onderzoeken mogen alleen de pertinente elementen bevatten die van aard zijn de overheid die het verzoek tot de dienst van de justitiehuizen richtte in te lichten over de opportuniteit van de overwogen maatregel of straf. ";
  2° in § 6, tweede lid, worden de woorden " en aan de justitieassistent van de Dienst Justitiehuizen van de FOD Justitie die met de ondersteuning en de controle is belast " ingevoegd tussen de woorden " aan het gerecht " en ", binnen de maand ".

Art.49. Artikel 38, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 7 mei 1999 en 28 november 2000, wordt als volgt vervangen :
  " Art. 38. - § 1. Voor hulp en voor nazicht betreffende het respecteren van de voorwaarden kan er een beroep gedaan worden op de Dienst Justitiehuizen van de FOD Justitie. Het naleven van de verbodsvoorwaarden wordt door de politiediensten gecontroleerd. In het kader van het toezicht op de naleving van de voorwaarden stelt de justitieassistent van de Dienst Justitiehuizen van de FOD Justitie, die in dit kader is aangewezen, een verslag op ten laatste vijftien dagen voor het verstrijken van de termijn van de maatregel tot invrijheidstelling onder voorwaarden. Op elk moment kan een tussentijds verslag worden opgesteld indien de voorwaarden niet worden nageleefd of indien zich een moeilijkheid met betrekking tot de naleving van de voorwaarden voordoet. ".

Art.50. In Titel I, Hoofdstuk X, van dezelfde wet, word een artikel 38bis ingevoegd, luidende :
  " Art. 38bis. - Op federaal en lokaal niveau, worden overlegstructuren inzake de toepassing van deze wet opgericht. Deze overlegstructuren hebben tot taak de instanties die betrokken zijn bij de uitvoering deze wet, op regelmatige basis samen te brengen teneinde hun samenwerking te evalueren. De Koning bepaalt de nadere regels inzake de samenstelling en de werking van deze overlegstructuren. ".

Afdeling 6. - Wijziging van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen.
Art.51. In artikel 69, 3°, eerste streepje, van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, worden de woorden " werkstraf, " ingevoegd tussen de woorden " dienstverlening, " en " opleiding ".

Afdeling 7. - Wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten.
Art.52. In de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, word een Titel XIIbis ingevoegd, dat artikel 98bis omvat, luidende :
  " TITEL XIIbis. - Overlegstructuren
  Art. 98bis. Op federaal en lokaal niveau, worden overlegstructuren inzake de toepassing van deze wet opgericht. Deze overlegstructuren hebben tot taak de instanties die betrokken zijn bij de uitvoering van deze wet, op regelmatige basis samen te brengen teneinde hun samenwerking te evalueren. De Koning bepaalt de nadere regels inzake de samenstelling en de werking van deze overlegstructuren. ".

HOOFDSTUK IV. - Wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten.
Art.53. Artikel 3, § 4, tweede lid, van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, wordt aangevuld met de woorden " en aan het openbaar ministerie. ".

Art.54. In artikel 10 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 2, eerste en tweede lid, wordt het woord " dagen " telkens vervangen door het woord " werkdagen ";
  2° in § 2 wordt tussen het tweede en het derde lid een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt :
  " De beslissing tot toekenning van een uitgaansvergunning of een penitentiair verlof wordt binnen vierentwintig uur meegedeeld aan de procureur des Konings van het arrondissement waar de uitgaansvergunning of het penitentiair verlof zal plaatsvinden. ".
  Het vroegere derde lid van § 2, dat het vierde lid wordt, wordt aangevuld als volgt : " en, in voorkomend geval, van de voorwaarden die in zijn belang zijn opgelegd. ";
  3° § 3, eerste lid, wordt aangevuld volgt :
  " Deze termijn om een nieuwe aanvraag in te dienen kan worden verkort op gemotiveerd advies van de directeur. ";
  4° in § 4, eerste zin, worden de woorden ", en voor zover het advies van de directeur inzake de toekenning gunstig was, " ingevoegd tussen de woorden " termijn " en " wordt ".

Art.55. Artikel 14, eerste lid, van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt :
  " In de gevallen bedoeld in artikel 59, deelt de procureur des Konings zijn beslissing mee aan het openbaar ministerie en aan de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank. ".

Art.56. Artikel 17, § 2, van dezelfde wet, wordt aangevuld met het volgende lid :
  " De beslissing tot toekenning van een onderbreking van de strafuitvoering wordt binnen vierentwintig uur meegedeeld aan de procureur des Konings van het arrondissement waar de onderbreking van de strafuitvoering zal plaatsvinden. ".

Art.57. In artikel 30, § 2, tweede lid, van dezelfde wet, worden de woorden " of arrest " ingevoegd tussen de woorden " vonnis " en " van veroordeling ".

Art.58. In artikel 31 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1 wordt het zevende streepje als volgt vervangen :
  " - in voorkomend geval, het met redenen omkleed advies van een dienst of persoon die gespecialiseerd is in de diagnostische expertise van seksuele delinquenten;
  2° in de Nederlandse tekst van § 4 worden de woorden " aan de strafuitvoeringsrechtbank " vervangen door de woorden " aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank ".

Art.59. In artikel 32, eerste lid, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de komma na de woorden " hetzelfde Wetboek " wordt geschrapt;
  2° de woorden " dienst die in de begeleiding of de behandeling van seksuele delinquenten is gespecialiseerd " worden vervangen door de woorden " dienst of persoon die gespecialiseerd is in de diagnostische expertise van seksuele delinquenten ".

Art.60. In artikel 33, § 1, van dezelfde wet worden de woorden ", in voorkomend geval, " ingevoegd tussen de woorden " aan de veroordeelde en " en " de directeur ".

Art.61. In artikel 38 van dezelfde wet wordt het woord " zeven " vervangen door het woord " veertien ".

Art.62. In artikel 41 van dezelfde wet vervalt de komma na de woorden " hetzelfde Wetboek ".

Art.63. In artikel 54 van dezelfde wet wordt het woord " zeven " vervangen door het woord " veertien ".

Art.64. In artikel 60, eerste lid, van dezelfde wet, worden de woorden " bij de artikelen 25 of 26 " vervangen door de woorden " door deze wet ".

Art.65. Artikel 61, § 2, eerste lid, van dezelfde wet wordt als volgt vervangen :
  " De veroordeelde wordt bij gerechtsbrief opgeroepen om binnen zeven dagen na de vaststelling van de onverenigbaarheid te verschijnen voor de strafuitvoeringsrechter of, in voorkomend geval, voor de strafuitvoeringsrechtbank. De oproeping bij gerechtsbrief schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing tot toekenning van de desbetreffende strafuitvoeringsmodaliteit. ".

Art.66. Artikel 62, § 3, derde lid, van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art.67. In artikel 63, § 2, van dezelfde wet worden de woorden ", de directeur en, in voorkomend geval, " vervangen door de woorden " en, in voorkomend geval, de directeur en ".

Art.68. In artikel 68 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° § 1, eerste lid, wordt als volgt aangevuld :
  " De behandeling van de zaak vindt plaats op de eerste nuttige zitting van de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank. Deze zitting moet plaatsvinden uiterlijk vijftien dagen na de aanhangigmaking van de zaak door het openbaar ministerie bij de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank. ";
  2° in § 4 wordt het woord " vijftien " vervangen door het woord " zeven ".

Art.69. In artikel 70, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden " vijf dagen " vervangen door de woorden " zeven werkdagen ".

Art.70. In artikel 71, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden " De proeftijd is " vervangen door de woorden " Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 44, § 5 is de proeftijd ".

Art.71. In artikel 73 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in 1° worden de woorden " onderbreking van de strafuitvoering " vervangen door de woorden " voorlopige invrijheidstelling om medische redenen ";
  2° in 2° worden de woorden ", of zijn vertegenwoordiger, " ingevoegd tussen de woorden " de veroordeelde " en " instemt ".

Art.72. In artikel 74, § 1, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden " of zijn vertegenwoordiger, " ingevoegd tussen de woorden " van de veroordeelde, " en " door de strafuitvoeringsrechter ".

Art.73. In artikel 76 van dezelfde wet wordt het woord " 77 " vervangen door het woord " 79 ".

Art.74. Artikel 80 van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid :
  " De verjaring van de straf loopt niet tijdens de voorlopige invrijheidstelling om medische redenen. ".

Art.75. In artikel 87, § 2, eerste streepje, van dezelfde wet wordt het woord " 374bis " vervangen door het woord " 347bis ".

Art.76. Artikel 105 van dezelfde wet wordt als volgt vervangen :
  " Art. 105. - In artikel 20 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, gewijzigd bij de wetten van 5 maart 1998 en 7 december 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het eerste lid wordt als volgt vervangen :
  " De politiediensten houden toezicht op de veroordeelden die een strafuitvoeringsmodaliteit van de vrijheidsstraf genieten, op de veroordeelden die genieten van enige andere maatregel die de strafuitvoering schorst, op de veroordeelden in penitentiair verlof, op de veroordeelden tot een probatieopschorting of een probatie-uitstel alsook op de verdachten die in vrijheid gesteld of gelaten zijn overeenkomstig de wet betreffende de voorlopige hechtenis. ";
  2° het tweede lid wordt als volgt vervangen :
  " Zij houden eveneens toezicht op de naleving van de hen daartoe meegedeelde voorwaarden die zijn opgelegd aan de veroordeelden die een strafuitvoeringsmodaliteit van de vrijheidsstraf genieten, aan de veroordeelden die genieten van enige andere maatregel die de strafuitvoering schorst, aan de veroordeelden in penitentiair verlof, aan de veroordeelden tot een probatieopschorting of een probatie-uitstel alsook aan de verdachten die in vrijheid gesteld of gelaten zijn overeenkomstig de wet betreffende de voorlopige hechtenis. ". ".

Art.77. Artikel 107 van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid :
  " De afwijzingsbeslissingen genomen door de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidsstelling, in overeenstemming met artikel 4, § 6, van de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964, evenals de uitstelbeslissingen genomen door de personeelscolleges in overeenstemming met artikel 3, § 2, van dezelfde wet, blijven hun uitwerking behouden na de inwerkingtreding van deze wet. ".

Art.78. De bepalingen van dit hoofdstuk treden in werking op dezelfde datum als de bepalingen die ze wijzigen.

HOOFDSTUK V. - Wijziging van de wet van 17 mei 2006 houdende oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken.
Art.79. In artikel 7 van de wet van 17 mei 2006 houdende oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken, wordt artikel 80bis, eerste lid van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen als volgt :
  " Bij verhindering van een rechter bij de strafuitvoeringsrechtbank, wijst de eerste voorzitter van het hof van beroep een werkend rechter bij de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied van het hof van beroep aan, die ermee instemt, aan om hem te vervangen. ".

Art.80. Artikel 79 treedt in werking de dag waarop artikel 7 van de wet van 17 mei 2006 houdende oprichting van de strafuitvoeringsrechtbanken, in werking treedt.

HOOFDSTUK VI. - Wijziging van het Gerechtelijk Wetboek.
Afdeling 1. - Wijziging van de procedure betreffende de aanwijzing van de kandidaat-magistraat (derde weg).
Art.81. In artikel 191bis, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 7 april 2005 in de plaats van het vroegere artikel 191bis van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 15 juni 2001, dat vernietigd is bij arrest nr. 14/2003 van het Arbitragehof van 28 januari 2003, wordt tussen het tiende en het elfde lid het volgende lid ingevoegd :
  " De termijnen van de procedure worden geschorst van 15 juli tot 15 augustus. ".

Afdeling 2. - Wijziging van het Gerechtelijk Wetboek.
Art.82. In artikel 259sexies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998 en gewijzigd bij de wetten van 3 mei 2003, 17 mei 2006, 13 juni 2006 en 5 augustus 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1, 4°, eerste lid, worden de woorden " uit de rechters in de rechtbank van eerste aanleg " vervangen door de woorden " uit de rechters of de toegevoegde rechters in de rechtbanken van eerste aanleg ";
  2° in § 1, 4°, vierde lid, worden de woorden " uit de rechters in de rechtbanken van eerste aanleg " vervangen door de woorden " uit de rechters of de toegevoegde rechters in de rechtbanken van eerste aanleg " en worden de woorden " tien jaar " vervangen door de woorden " vijf jaar ";
  3° in § 1, 5°, eerste lid, worden de woorden " en de toegevoegde substituten-procureurs des Konings " ingevoegd na de woorden " uit de substituten-procureurs des Konings ";
  4° in § 1, 5°, vierde lid, worden de woorden " en de toegevoegde substituten-procureurs des Konings " ingevoegd na de woorden " uit de substituten-procureurs des Konings " en worden de woorden " tien jaar " vervangen door de woorden " vijf jaar ".

Art.83. _ In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 326bis ingevoegd, luidende :
  " Art. 326bis. - In geval een substituut-procureur des Konings gespecialiseerd in strafuitvoeringszaken verhinderd is, wijst de procureur-generaal bij het hof van beroep een magistraat van een parket van de procureur des Konings van zijn rechtsgebied aan om hem te vervangen.
  In uitzonderlijke gevallen wijst de procureur-generaal bij het hof van beroep, na het advies van de betrokken korpschefs te hebben ingewonnen, een magistraat van een parket van de procureur des Konings van zijn rechtsgebied aan die een voortgezette gespecialiseerde opleiding heeft gevolgd in strafuitvoeringszaken georganiseerd in het kader van de opleiding van magistraten bedoeld in artikel 259bis -9, § 2, om het ambt van substituut-procureur des Konings gespecialiseerd in strafuitvoeringszaken uit te oefenen voor een termijn van ten hoogste twee jaar.
  Indien nodig geeft de Minister van Justitie, met inachtneming van de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken en na advies van de betrokken korpschefs en procureurs-generaal, opdracht aan een magistraat van het openbaar ministerie van een ander rechtsgebied die een voortgezette gespecialiseerde opleiding heeft gevolgd in strafuitvoeringszaken georganiseerd in het kader van de opleiding van magistraten bedoeld in artikel 259bis -9, § 2, om het ambt van substituut-procureur des Konings gespecialiseerd in strafuitvoeringszaken uit te oefenen.
  De aanwijzingen bedoeld in het eerste en tweede lid en de opdracht bedoeld in het derde lid kunnen slechts met toestemming van de magistraat worden gegeven. In geval de ontstentenis van deze toestemming kennelijk de continuïteit van de dienst in gevaar brengt, kunnen, na eensluidend bijkomend advies van de betrokken korpschefs hieromtrent, de procureur-generaal, voor de in het eerste en tweede lid bedoelde aanwijzingen en de Minister van Justitie, voor de in het derde lid bedoelde opdracht, zonder de toestemming van de betrokken magistraat, tot de aanwijzing of de opdracht besluiten. ".

Art.84. Artikel 83 treedt in werking op 1 februari 2007.

Afdeling 3. - Advocaat bij het Hof van Cassatie.
Art.85. In artikel 478, tweede lid, van het hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 6 december 2005, worden de woorden " ingeschreven staan " vervangen door de woorden " ingeschreven geweest zijn ".

Art.86. Deze afdeling treedt in werking op 2 januari 2007.

HOOFDSTUK VII. - Wijziging van de wetten van 8 april 1965 en 1 maart 2002 inzake jeugddelinquentie, evenals van het Gerechtelijk Wetboek.
Afdeling 1. - Wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade.
Art.87. In artikel 5 van de wet van 13 juni 2006 tot wijziging van de wetgeving betreffende de jeugdbescherming en het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, wordt artikel 29bis, eerste zin, van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, vervangen als volgt :
  " Art. 29bis. - Wanneer de jeugdrechtbank een als misdrijf omschreven feit waarvoor een minderjarige vervolgd werd, bewezen verklaart, kan ze, op vordering van het openbaar ministerie of ambtshalve, het volgen van een ouderstage bevelen aan de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen over deze minderjarige, indien ze zich duidelijk onverschillig opstellen tegenover het delinquent gedrag van deze laatste, en deze onverschilligheid bijdraagt tot de problemen van de minderjarige. ".

Art.88. In artikel 7, 2°, van dezelfde wet wordt artikel 37, § 2, tweede lid, eerste zin, van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, aangevuld met de woorden " verwezen uit hoofde van een als misdrijf omschreven feit ".

Art.89. In artikel 11 van dezelfde wet wordt artikel 45bis, eerste zin, van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, vervangen als volgt :
  " Art. 45bis. - Ingeval de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen over de minderjarige die verklaart niet te ontkennen een als misdrijf omschreven feit te hebben gepleegd, zich duidelijk onverschillig opstellen tegenover het delinquent gedrag van deze laatste, en deze onverschilligheid bijdraagt tot de problemen van de minderjarige, kan de procureur des Konings hen voorstellen een ouderstage te volgen. ".

Art.90. In artikel 13 van dezelfde wet, wordt in de Franse tekst van artikel 45quater, § 2, tweede lid, van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, het woord " présumée " vervangen door het woord " soupçonnée d' ".

Art.91. In artikel 13 van dezelfde wet worden, in artikel 45quater, § 3, tweede lid, van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, de woorden " dader van een als misdrijf omschreven feit " vervangen door de woorden " in artikel 36, 4°, bedoelde persoon ".

Art.92. _ Artikel 37, § 2, eerste lid, 8°, van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, gewijzigd bij de wet van 13 juni 2006, wordt aangevuld als volgt :
  " In geval van plaatsing in een gesloten opvoedingsafdeling, geldt de procedure vermeld in artikel 52quater, derde tot en met zesde lid, negende en tiende lid, inzake het verlaten van de instelling. ".

Art.93. In artikel 37, § 2quater, eerste lid, 4°, en 37, § 2quater, tweede lid, 5°, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 13 juni 2006, worden, in de Franse tekst, de woorden " ont fait l'objet " vervangen door de woorden " font l'objet ".

Art.94. In artikel 48, § 2, laatste lid, van dezelfde wet, worden de woorden " overeenkomstig artikel 38 " vervangen door de woorden " overeenkomstig artikel 57bis ".

Art.95. In artikel 51, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 13 juni 2006, vervallen de woorden " alsmede alle mogelijke slachtoffers ".

Art.96. In artikel 52bis, eerste lid, van dezelfde wet, worden de woorden " artikel 52quater, vierde lid " vervangen door de woorden " artikel 52quater, zevende en achtste lid ".

Art.97. In artikel 52ter, vierde lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 15 mei en 13 juni 2006, vervallen de woorden " zijn advocaat en aan ".

Art.98. Artikel 52quater, derde lid, van dezelfde wet wordt vervangen door volgende leden :
  " Bovendien is het verlaten van de instelling door de betrokkene onderworpen aan volgende voorwaarden :
  1° het verlaten van de instelling om te verschijnen voor de rechtbank, om redenen van medische noodzaak of om een begrafenis in België bij te wonen in geval van overlijden van een familielid tot en met de tweede graad, is niet ondergeschikt aan een toelating door de jeugdrechter of jeugdrechtbank. De instelling informeert de jeugdrechter of de jeugdrechtbank evenwel voorafgaandelijk per fax van elke uitstap in deze zin. De Koning kan bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit deze regel uitbreiden tot andere soorten uitstappen;
  2° de soorten uitstappen die beschreven staan in het pedagogisch project dat de openbare gemeenschapsinstelling voor jeugdbescherming aan de jeugdrechter of de jeugdrechtbank meedeelt met vermelding van de soorten omkadering per soort uitstap, kunnen worden verboden door de jeugdrechter of de jeugdrechtbank, bij gemotiveerde beslissing voor één of meer van de redenen genoemd in het vierde lid. Het verbod kan ook beperkt worden tot slechts enkele soorten activiteiten en kan verband houden met een onvoldoende omkadering;
  3° voor het verlaten van de instelling in het kader van activiteiten die niet uitdrukkelijk deel uitmaken van het pedagogisch project van de openbare gemeenschapsinstelling voor jeugdbescherming, moet geval per geval een verzoek aan de jeugdrechter of de jeugdrechtbank worden gericht, waarin de voorziene soort omkadering nader wordt omschreven. De aanvraag gebeurt uiterlijk vijf werkdagen voor aanvang van de activiteit. De jeugdrechter of jeugdrechtbank doet uitspraak binnen de vier werkdagen. Een afschrift van het verzoek wordt onverwijld door de griffie aan het openbaar ministerie bezorgd.
  Van de beslissing van de jeugdrechter of de jeugdrechtbank wordt aan de openbare gemeenschapsinstelling voor jeugdbescherming kennis gegeven per fax. Een afschrift van de beslissing wordt binnen de 24 uur door de griffie aan het openbaar ministerie bezorgd. Ingeval de jeugdrechter of de jeugdrechtbank verbiedt om de instelling te verlaten, vermeldt hij de redenen van dit verbod die steunen op een of meer van volgende redenen :
  1° de betrokkene geeft blijk van een gedrag dat voor hemzelf of voor anderen gevaarlijk is;
  2° er bestaan ernstige redenen om te vrezen dat de betrokkene, indien hij opnieuw in vrijheid wordt gesteld, nieuwe misdaden of wanbedrijven pleegt, zich aan het gerecht onttrekt, bewijsmateriaal probeert te doen verdwijnen of tot een heimelijke verstandhouding komt met derden;
  3° het belang van een slachtoffer of zijn omgeving vereist dit verbod. De jeugdrechter of jeugdrechtbank kan de dienst slachtofferonthaal verzoeken om een slachtofferfiche op te stellen.
  Het hoger beroep van het openbaar ministerie tegen een uitstap genoemd in lid 3, 2° of 3°, is opschortend gedurende vijftien dagen te rekenen vanaf de akte van hoger beroep. Hoger beroep tegen een uitstap genoemd in lid 3, 2°, moet worden ingesteld binnen een termijn van achtenveertig uren, die begint te lopen vanaf de mededeling van de beslissing van de jeugdrechter of de jeugdrechtbank om de jongere toe te vertrouwen aan een openbare gemeenschapsinstelling voor jeugdbescherming, in gesloten opvoedingsafdeling. Het openbaar ministerie brengt de betrokken openbare gemeenschapsinstelling voor jeugdbescherming er onverwijld van op de hoogte.
  De jeugdrechter of jeugdrechtbank kan ten allen tijde, hetzij ambtshalve hetzij op vordering van het openbaar ministerie, de beslissing bedoeld in het derde lid, 2° en 3°, wijzigen. ".

Art.99. In artikel 58, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden " 52quater, zesde lid " vervangen door de woorden " 52quater, negende lid ".

Art.100. In artikel 60, derde lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 13 juni 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° na de eerste zin wordt de volgende zin ingevoegd :
  " De griffie bezorgt het openbaar ministerie onverwijld een afschrift van het verzoekschrift. ";
  2° de tweede zin, die de derde zin wordt, wordt aangevuld met de woorden ", alsmede het openbaar ministerie ingeval het erom verzoekt. ".

Art.101. In artikel 63quater van dezelfde wet worden de woorden " 52quater, zesde en zevende lid " vervangen door de woorden " 52quater, negende en tiende lid ".

Art.102. In artikel 89 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 13 juni 2006, worden de woorden " 71, 80, 81, 82, 85 en 86 " vervangen door de woorden " 71 en 85 ".

Afdeling 2. - Wijzigingen van de wet van 1 maart 2002 betreffende de voorlopige plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd.
Art.103.Artikel 6, § 2, van de wet van 1 maart 2002 betreffende de voorlopige plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, wordt aangevuld met volgende leden :
  " Een afschrift van het advies van de directie van het Centrum en van de toelating wordt na ontvangst onverwijld door de griffie aan het openbaar ministerie bezorgd.
  Het verlaten van de instelling om te verschijnen voor de rechtbank, om redenen van medische noodzaak of om een begrafenis in België bij te wonen in geval van overlijden van een familielid tot en met de tweede graad, is niet ondergeschikt aan een toelating door de jeugdrechter of onderzoeksrechter. De Koning kan deze regel uitbreiden tot andere soorten uitstappen.
  Indien de jeugdrechtbank of de onderzoeksrechter weigert de gevraagde toelating tot het verlaten van het centrum te verstrekken, vermeldt zij of hij de redenen van dit verbod die steunen op een of meer van volgende elementen :
  1° de betrokkene geeft blijk van een gedrag dat voor hemzelf of voor anderen gevaarlijk is;
  2° er bestaan ernstige redenen om te vrezen dat de betrokkene nieuwe als misdrijf omschreven feiten pleegt, zich aan het gerecht onttrekt, bewijsmateriaal probeert te doen verdwijnen of tot een heimelijke verstandhouding komt met derden;
  3° het belang van een slachtoffer of zijn omgeving vereist dit verbod. De jeugdrechtbank of de onderzoeksrechter kan de dienst slachtofferonthaal verzoeken om een slachtofferfiche op te stellen. ".
  (NOTA : bij arrest nr 49/2008 van 13-03-2008 (B.St. 14-04-2008, p. 19864-19874), heeft het Grondwettelijk Hof dit artikel, die artikel 6, § 2, van de wet van 1 maart 2002 betreffende de voorlopige plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd aanvullen vernietigd)

Art.104. In artikel 7 van dezelfde wet vervalt § 1 en wordt de indeling in paragrafen verlaten.

Art.105.Artikel 8, tweede lid, van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt :
  " Het hoger beroep tegen een toelating om het centrum te verlaten is daarentegen opschortend, gedurende vijftien dagen te rekenen van de akte van hoger beroep. ".
  (NOTA : bij arrest nr 49/2008 van 13-03-2008 (B.St. 14-04-2008, p. 19864-19874), heeft het Grondwettelijk Hof dit artikel, die artikel 6, § 2, van de wet van 1 maart 2002 betreffende de voorlopige plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd aanvullen vernietigd)

Afdeling 3. - Wijziging van het Gerechtelijk Wetboek.
Art.106. Artikel 144septies, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 13 juni 2006, wordt aangevuld als volgt :
  " 3° met inachtneming van de respectieve bevoegdheden, voorzien in permanent contact met de leidende ambtenaren van de diensten van de gemeenschappen belast met de uitvoering van de beslissingen houdende plaatsing. ".

Afdeling 4. - Slotbepaling.
Art.107. Dit artikel, evenals de artikelen 87, 88, 89, 95, 97, 100, 102, 104 en 106 treden in werking op 1 januari 2007.
  De artikelen 92, 96, 98, 99, 101, 103 en 105 treden in werking op 1 maart 2007.
  De Koning bepaalt de datum waarop artikel 94 in werking treedt.
  (NOTA : inwerkingtreding van art. 94, vastgesteld op 01-10-2007, door KB 2007-02-25/38, art. 11)

HOOFDSTUK VII. - Wijziging van de wet van 7 juli 1969 tot vaststelling van de personeelsformatie van de arbeidshoven en -rechtbanken.
Art.108. In de tabel die voorkomt in artikel 1 van de wet van 7 juli 1969 tot vaststelling van de personeelsformatie van de arbeidshoven en -rechtbanken, wordt de kolom met als opschrift " Klerken-griffiers ", gewijzigd bij de wet van 12 januari 1993, vervangen als volgt :

ZetelAjunct-griffiers
Brussel9
Antwerpen5
Luik2
Charleroi3
Gent2
Dendermonde3
Bergen2
Brugge2
Kortrijk, Ieper, Veurne3
Leuven2
Hasselt2
Turnhout2
Tongeren2
Doornik2
Mechelen2
Oudenaarde1
Verviers, Eupen1
Namen, Dinant3
Nijvel2
Hoei1
Aarlen, Neufchateau, Marche-en-Famenne1


Art.109. Artikel 108 treedt in werking op 1 september 2007.

TITEL III. - Binnenlandse Zaken.
HOOFDSTUK I. - Regeling van de overgang van de leden van de Vaste Beroepscommissie voor vluchtelingen naar de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.
Art.110. De vaste leden van de Vaste Beroepscommissie voor vluchtelingen worden op de datum bepaald in artikel 231 van de wet van 15 september 2006 tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen van rechtswege benoemd als toegevoegd rechter in vreemdelingenzaken bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.
  Het mandaat van de plaatsvervangende bijzitters van de Vaste Beroepscommissie voor vluchtelingen eindigt van rechtswege op de in het eerste lid bepaalde datum.

Art.111. § 1. Het administratief en sociaal statuut en de bezoldigingsregeling van de toegevoegde rechters in vreemdelingenzaken worden geregeld door de bepalingen, van toepassing op de vastbenoemde leden van de Vaste Beroepscommissie voor vluchtelingen daags voor de inwerkingtreding van hun van rechtswege benoeming.
  In afwijking van het eerste lid, zijn op hen van toepassing de volgende bepalingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006 :
  1° het artikel 39/29;
  2° de artikelen 39/34 tot 39/36;
  3° de artikelen 39/38 tot 39/44 met dien verstande dat de in artikel 39/38, § 1, eerste lid, bepaalde leeftijd die is welke is geregeld door hun oorspronkelijk administratief statuut;
  4° de artikelen 39/45 tot 39/50 met dien verstande dat de toegevoegde rechters die gedetacheerd zijn, niet meegerekend worden ter bepaling van het aantal bedoeld in artikel 39/49, zevende lid;
  5° de artikelen 39/52 en 39/53.
  § 2. De toegevoegde rechter die ten minste elf jaar dienstanciënniteit heeft als hetzij vast lid van de Vaste Beroepscommissie voor vluchtelingen, hetzij als toegevoegd rechter, hetzij in beide ambten samen genomen, geniet een weddentoelage van 1.487 euro op jaarbasis. Indien een navolgende periodieke evaluatie leidt tot de eindvermelding " onvoldoende ", dan verliest hij deze toelage vanaf de eerste dag van de maand volgend op de kennisgeving van de definitieve beoordeling.
  Onverminderd de in het eerste lid bedoelde weddentoelage, geniet de toegevoegde rechter die ten minste zeven jaar dienstanciënniteit heeft in deze functie, op formeel gemotiveerd gunstig advies van de korpschef, en voorzover hij bij zijn periodieke beoordeling, niet de vermelding " onvoldoende " heeft gekregen, een verhoging van 1.487 euro. Indien een navolgende periodieke evaluatie leidt tot de eindvermelding " onvoldoende ", dan verliest hij deze toelage vanaf de eerste dag van de maand volgend op de kennisgeving van de definitieve beoordeling.

Art.112.De toegevoegde rechters in vreemdelingenzaken behandelen de beroepen [1 , die zijn gericht tegen de beslissingen die werden genomen met toepassing van de bepalingen van titel II, hoofdstuk II, afdelingen 1 en 2 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en waarvoor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen krachtens artikel 39/1 van dezelfde wet bevoegd is]1.
  Zij worden door de eerste voorzitter aangewezen voor een kamer waarvan zij deel uitmaken. Zij kunnen deze kamer wanneer zij zitting houdt met drie leden, niet voorzitten.
  De toegevoegde rechters maken deel uit van de algemene vergadering van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen doch kunnen die niet voorzitten.
  In afwijking van het derde lid, maken zij geen deel uit van de algemene vergadering van de Raad wanneer deze haar bevoegdheden uitoefent bedoeld in de artikelen 39/19, 39/20, 39/24, 39/25 en 39/40.
  ----------
  (1)<W 2013-05-08/17, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Art.113. Dit hoofdstuk treedt in werking op de door artikel 231 van de wet van 15 september 2006 tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen bepaalde datum.

HOOFDSTUK II. - Wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Art.114. In artikel 39/18 de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de woorden " de kandidaat-vluchteling " vervangen door de woorden " de asielzoeker ".

Art.115. In artikel 39/24 van dezelfde wet, ingevoegd door de wet van 15 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in de Franse tekst van § 2, derde lid, worden de woorden " les droits et mérites respectifs " vervangen door de woorden " les titres et mérites respectifs " en wordt het woord " évaluation " vervangen door het woord " appréciation ";
  2° in § 2, zesde lid, worden de woorden " de benoemingsprocedure " vervangen door de woorden " de procedure van aanwijzing ";
  3° in de Franse tekst van § 3, eerste lid, worden de woorden " mandat précédent " vervangen door de woorden " mandat écoulé ";
  4° in de Franse tekst van § 3, tweede lid, worden de woorden " doit être renouvelé " vervangen door de woorden " est renouvelé ".

Art.116. In de Franse tekst van artikel 39/27 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1, eerste lid, worden de woorden " le retard juridique " vervangen door de woorden " l'arriéré juridictionnel ";
  2° in § 2, eerste lid, 2°, eerste streepje, worden de woorden " affaires en suspens et de l'arriéré judiciaire " vervangen door de woorden " affaires pendantes et de l'arriéré juridictionnel ";
  3° in § 2, derde lid worden de woorden " rapports de fonctionnement " vervangen door de woorden " rapports d'activité ".

Art.117. In de Franse tekst van artikel 39/28 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 4, tweede lid, worden de woorden " envoi recommandé " vervangen door de woorden " lettre recommandée ";
  2° in § 4, derde lid, worden de woorden " réception de l'appel " vervangen door de woorden " réception du recours ".

Art.118. In artikel 39/29 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1, worden de woorden " waarin hij " vervangen door de woorden " waarin de betrokkene ";
  2° in de Franse tekst van § 3, tweede lid, worden de woorden " n'est obtenue " vervangen door de woorden " n'est accordée ";
  3° in de Franse tekst van § 4, tweede lid, worden de woorden " la demande en licenciement " vervangen door de woorden " l'action en licenciement ";
  4° in de Franse tekst van § 4, derde lid, worden de woorden " règles spéciales " vervangen door de woorden " règles particulières " en worden de woorden " contrairement aux " vervangen door de woorden " par dérogation aux ";
  5° in de Franse tekst van § 5, tweede lid, worden de woorden " est exécutée " vervangen door de woorden " est exercée ".

Art.119. In de Franse tekst van artikel 39/30 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 2 worden de woorden " s'effectue par " vervangen door de woorden " est effectuée par " en worden de woorden " de ceux qui " vervangen door de woorden " parmi ceux qui ";
  2° de tweede tot vierde zin van § 3, eerste lid, worden vervangen als volgt : " Si la mention est " insuffisant ", l'intéressé reprend, à l'expiration de son mandat, la fonction dans laquelle il a été nommé en dernier lieu, le cas échéant en surnombre. Le premier président transmet au Service public fédéral Intérieur une ordonnance constatant la prolongation ou la fin du mandat. ".

Art.120. In de Franse tekst van artikel 39/31 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 2 worden de woorden " a lieu " vervangen door de woorden " est effectuée ";
  2° in § 4 worden de tweede tot vierde zin vervangen als volgt :
  " Au cas où cette mention est " insuffisant ", l'intéressé reprend, à l'expiration de son mandat, la fonction dans laquelle il a été nommé en dernier lieu, le cas échéant en surnombre. Le premier président transmet au Service public fédéral Intérieur une ordonnance constatant la prolongation ou la fin du mandat. ".

Art.121. In de Franse tekst wordt artikel 39/32, § 3, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, vervangen als volgt :
  " Sans préjudice de l'alinéa 1er, les dérogations obtenues en application de l'article 39/45 sont suspendues d'office durant la durée fixée à l'alinéa 1er. Aucune nouvelle dérogation n'est accordée pendant cette période. ".

Art.122. In de Franse tekst van artikel 39/33, § 2, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de woorden " la décision définitive " vervangen door de woorden " l'évaluation définitive ".

Art.123. De Franse tekst van artikel 39/37 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 39/37. - Les traitements, majorations et indemnités alloués aux membres du Conseil et du greffe sont fixés par la loi. ".

Art.124. In de Franse tekst van artikel 39/38 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 2, tweede lid, worden de woorden " dans la position de disponibilité " vervangen door de woorden " en disponibilité ";
  2° § 3, tweede lid, wordt vervangen als volgt :
  " Le Roi décide du maintien en activité des membres du greffe, sur avis du Conseil des ministres. ".

Art.125. De eerste zin van de Franse tekst van artikel 39/39 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 39/39. - Les membres du Conseil et du greffe qui, atteints d'une infirmité grave et permanente, ne sont plus en mesure de remplir convenablement leur fonction et qui n'ont pas demandé leur mise à la retraite, sont avertis d'office par le premier président, par lettre recommandée à la poste. ".

Art.126. In de Franse tekst van artikel 39/40, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de woorden " n'a pas demandé sa retraite " vervangen door de woorden " n'a pas demandé sa mise à la retraite ".

Art.127. In artikel 39/41, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de woorden " Van de beslissing " vervangen door de woorden " Van de in artikel 39/40 bedoelde beslissing ".

Art.128. De Franse tekst van artikel 39/44, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 39/44. - La décision visée à l'article 39/42 est envoyée au ministre dans les quinze jours qui suivent le moment où elle a acquis force de chose jugée. ".

Art.129. In de Franse tekst van artikel 39/49, vierde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de woorden " Les titulaires détachés " vervangen door de woorden " Les membres détachés " en worden de woorden " Le temps qu'ils passent dans la position de " vervangen door de woorden " la période de ".

Art.130. In de Franse tekst van artikel 39/50, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de woorden " moyennant l'avis " vervangen door de woorden " sur l'avis ".

Art.131. In de Franse tekst van artikel 39/55 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid wordt het woord " renouvelable : " vervangen door het woord " renouvelable. ";
  2° in het tweede lid worden de woorden " Personne ne peut " vervangen door de woorden " Nul ne peut ".

Art.132. De Franse tekst van artikel 39/57, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, wordt vervangen als volgt :
  " Le recours en annulation visé à l'article 39/2, § 1er, alinéa 3, et § 2, doit être introduit par requête dans les trente jours suivant la notification de la décision contre laquelle il est dirigé. ".

Art.133. In de Franse tekst van artikel 39/58, vierde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de woorden " Toute signification " vervangen door de woorden " Toute notification ".

Art.134. In artikel 39/59 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1, eerste lid, worden de woorden " worden de door de verzoekende partij aangehaalde feiten als bewezen geacht " vervangen door de woorden " worden de door de verzoekende partij vermelde feiten als bewezen geacht, tenzij deze feiten kennelijk onjuist zijn ";
  2° in de Franse tekst van § 2, tweede lid, worden de woorden " Toute signification " vervangen door de woorden " Toute notification ".

Art.135. In artikel 39/64, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de woorden " artikel 39/77, § 1, eerste lid " vervangen door de woorden " artikel 39/77, § 1, derde lid ".

Art.136. In de Franse tekst van artikel 39/71 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de woorden " le mode de signification " vervangen door de woorden " le mode de notification ".

Art.137. In de Franse tekst van artikel 39/72, § 2, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid wordt het woord " signifié " vervangen door het woord " notifié " en wordt het woord " signification " telkens vervangen door het woord " notification ";
  2° in het tweede lid worden de woorden " cette taxe " vervangen door de woorden " ce droit ".

Art.138. In artikel 39/76 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1, tweede lid, worden de woorden " aan twee voorwaarden " vervangen door de woorden " aan de twee volgende voorwaarden ";
  2° in § 1, tweede lid, 1°, worden de woorden " artikel 39/72, § 1 " vervangen door de woorden " artikel 39/72, § 2 ";
  3° in de Franse tekst van § 1, tweede lid, 1°, worden de woorden " cette dernière requête " vervangen door de woorden " cette demande ";
  4° in § 3, tweede lid, worden de woorden " 52/2, § 1 of § 2, 3°, 4° of 5° " vervangen door de woorden " 52/2, § 1 of § 2, 3° of 4° ".

Art.139. In artikel 39/77 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in de Franse tekst van § 1, eerste lid, worden de woorden " Celui-ci " vervangen door de woorden " Ce greffier " en worden de woorden " la signification " vervangen door de woorden " la notification ";
  2° in § 3 worden de woorden " de in § 1, vijfde lid, bepaalde termijn " vervangen door de woorden " de in § 1, tweede lid, bepaalde termijn ".

Art.140. In artikel 39/79 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in de Franse tekst van § 1, eerste lid, worden de woorden " Sauf accord de l'intéressé " vervangen door de woorden " § 1er. Sauf accord de l'intéressé ";
  2° in § 1, tweede lid, 2°, worden de woorden " artikel 11, §§ 1 en 2 " vervangen door de woorden " artikel 11, § 1 of 2 ";
  3° in § 2, eerste lid, worden de woorden " § 1, tweede lid, 6° en 7° " vervangen door de woorden " § 1, tweede lid, 7° en 8° ".

Art.141. Artikel 55, § 2, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 15 september 2006, wordt :
  1° met ingang van 1 december 2006 hersteld in zijn lezing zoals deze bestond daags voor deze wijziging;
  2° op de datum vermeld in artikel 231 van de wet van 15 september 2006, hersteld in zijn lezing zoals deze volgt uit deze wijziging.

Art.142. De artikelen 57/11, § 1, eerste lid, 57/13, 57/14bis en 57/16, derde tot vijfde lid, van dezelfde wet, opgeheven bij de wet van 15 september 2006, worden, met ingang van 1 december 2006, hersteld in hun lezing zoals deze bestond daags voor hun opheffing.
  De artikelen vermeld in het eerste lid worden opgeheven op de datum bedoeld in artikel 231 van de wet van 15 september 2006.

Art.143. In artikel 57/23bis, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 15 september 2006, worden de woorden " te verwerpen, aan de Commissaris-generaal " vervangen door de woorden " te verwerpen en aan de Commissaris-generaal ".

Art.144. De artikelen 57/24 tot 57/27, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 15 september 2006, worden :
  1° met ingang van 1 december 2006 hersteld in hun lezing zoals deze bestond daags voor deze wijzigingen;
  2° op de datum vermeld in artikel 231 van de wet van 15 september 2006, hersteld in hun lezing zoals deze volgt uit deze wijzigingen.

HOOFDSTUK III. - Wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Art.145. In de Franse tekst van het opschrift van Titel IX van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de woorden " LE RETARD JUDICIAIRE " vervangen door de woorden " L'ARRIERE JURIDICTIONNEL ".

Art.146. In artikel 123 van dezelfde wetten, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1, eerste lid, wordt het cijfer 70 vervangen door het cijfer 76 en wordt het cijfer "3" vervangen door het cijfer "6";
  2° § 3, tweede lid, wordt vervangen als volgt :
  " In functie van de noden van de dienst wijst de auditeur-generaal of de adjunct-auditeur-generaal ieder wat hem betreft, de in overtal benoemde leden van het auditoraat toe aan de afdeling van het auditoraat die hij bepaalt. Hij maakt hiervan melding in het in artikel 74/6 bepaalde werkingsverslag. ".

HOOFDSTUK IV. - Wijziging van de wet van 15 september 2006 tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.
Art.147. In artikel 230 van de wet van 15 september 2006 tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor de Vreemdelingenbetwistingen, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1, eerste lid, worden de woorden " verzoekschrift tot nietigverklaring " vervangen door de woorden " beroep tot nietigverklaring ";
  2° in § 1, tweede lid, worden de woorden " het in het eerste lid bepaalde verzoek " vervangen door de woorden " de in het eerste lid bepaalde mededeling ".

Art.148. In artikel 234, § 2, vijfde lid, van dezelfde wet worden de woorden " binnen de in het tweede lid gestelde termijn " vervangen door de woorden " binnen de in het derde lid gestelde termijn ".

Art.149. In artikel 235 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° § 2, eerste lid, wordt vervangen als volgt :
  " § 2. Inzake beroepen die op de datum vastgesteld in artikel 243, derde lid, aanhangig zijn en waarvoor nog geen rechtsdag bepaald is, evenals voor beroepen die ingediend zijn vanaf deze datum, heeft de Vaste Beroepscommissie voor vluchtelingen dezelfde bevoegdheid als die welke bij deze wet aan de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen wordt toegekend. ";
  2° in § 2, derde lid, worden de woorden " artikelen 39/9 " vervangen door de woorden " artikelen 39/10 ";
  3° § 2 wordt aangevuld met het volgende lid :
  " In afwachting van de eerste aanwijzing van de eerste voorzitter en van de voorzitter van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, blijven de eerste voorzitters en de voorzitters van de Vaste Beroepscommissie voor vluchtelingen op grond van artikel 236 hun bevoegdheden uitoefenen voor wat betreft de verdeling van de zaken en de leiding van de dienst. Zij worden vervangen door de eerste voorzitter en de voorzitter van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen op de datum van de eerste aanwijzing van dezen overeenkomstig artikel 236, § 1. ";
  4° § 3, eerste lid, wordt vervangen als volgt :
  " § 3. Inzake beroepen die op de datum vastgesteld in artikel 243, derde lid, aanhangig zijn en waarvoor nog geen rechtsdag bepaald is, vraagt de eerste voorzitter of het door hem aangewezen lid bovendien, bij aangetekend schrijven, aan de verzoekende partij of zij wenst het geding voort te zetten en, in voorkomend geval, het aanhangige verzoekschrift te vervolledigen opdat het voldoet aan de procedurele voorschriften die gelden voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. ";
  5° in § 3, vierde lid, worden de woorden " het tweede lid ", vervangen door de woorden " het eerste lid ";
  6° in § 3, vijfde lid, worden de woorden " het tweede lid " vervangen door de woorden " het derde lid ".

Art.150. In artikel 236, § 3, eerste lid, van dezelfde wet vervalt het woord " respectievelijk ".

Art.151. In de Franse tekst van artikel 237, § 1, van dezelfde wet worden de woorden " se fait par le Roi, par voie d'arrêté " vervangen door de woorden " est faite par le Roi, par arrêté ".

Art.152. In artikel 238 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in de Franse tekst van § 1 worden de woorden " se fait par le Roi, par voie d'arrêté " vervangen door de woorden " est faite par le Roi, par arrêté ";
  2° in § 2, tweede lid, worden de woorden " eerste termijn van vier jaar " vervangen door de woorden " eerste termijn van vijf jaar ";
  3° in § 2, derde lid, worden de woorden " bepaalde termijn van vier jaar " vervangen door de woorden " bepaalde termijn van vijf jaar ".

Art.153. In de Franse tekst van artikel 239 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1, eerste lid, worden de woorden " se fait par le Roi, par voie d'arrêté " vervangen door de woorden " est faite par le Roi, par arrêté ";
  2° in § 3 worden de woorden " l'évaluation de celles-ci " vervangen door de woorden " l'appréciation de celles-ci ".

Art.154. In de Franse tekst van artikel 240 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1, eerste lid, worden de woorden " se fait par " vervangen door de woorden " est faite par ";
  2° in § 2, tweede lid, worden de woorden " au moins " ingevoegd tussen de woorden " vingt juges au contentieux des étrangers aient " en de woorden " prêté serment ".

Art.155. In de Franse tekst van artikel 241, § 1, van dezelfde wet worden de woorden " se fait par le Roi, par voie d'arrêté " vervangen door de woorden " est faite par le Roi, par arrêté ".

Art.156. In de Franse tekst van artikel 242, § 2, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden " des mandataires " vervangen door de woorden " des titulaires de mandat ".

HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding.
Art.157. De artikelen 114 tot 149 hebben uitwerking met ingang van 1 december 2006.
  De artikelen 150 tot 156 hebben uitwerking met ingang van 6 oktober 2006.

TITEL IV. - Infrastructuur.
Art.158. Instemming wordt betuigd met het samenwerkingsakkoord van 17 november 2006 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap betreffende het wederzijds consulteren bij het opstellen van regelgeving inzake elektronische communicatienetwerken, het uitwisselen van informatie en de uitoefening van de bevoegdheden met betrekking tot elektronische communicatienetwerken door de regulerende instanties bevoegd voor telecommunicatie of radio-omroep en televisie.

TITEL V. - Volksgezondheid.
ENIG HOOFDSTUK. - Oprichting van kamers van eerste aanleg en kamers van beroep bij de dienst voor geneeskundige evaluatie en controle van het RIZIV
Art.159. In artikel 145 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, opgeheven bij de wet van 24 december 2002 en hersteld bij de wet van 13 december 2006 (NOTA van Justel : in plaats van "13 december 2006" dient misschien "21 december 2006" te worden gelezen : W 2006-12-21/06), worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1, tweede lid, 3°, en derde lid, 3°, worden de woorden " § 1, " ingevoegd tussen de woorden " artikel 140, " en de woorden " eerste lid ";
  2° in § 1, derde lid, 1°, worden de woorden " van de in artikel 40 " vervangen door de woorden " bij de in artikel 40 " en de woorden " hoven van beroep of arbeidshoven " vervangen door de woorden " hof van beroep of arbeidshof ";
  3° in § 3, tweede lid, wordt het woord " voorzitter " vervangen door het woord " voorzitters ".

Art.160.De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van dit hoofdstuk.
  (NOTA : Inwerkingtreding van artikel 159 vastgesteld op 15-05-2007 door KB 2007-05-11/38, art. 2)
  (NOTA : bij arrest nr 67/2008 van 17-04-2008 (B.St. 14-05-2008, p. 25165-25167), heeft het Grondwettelijk Hof dit artikel vernietigd, in zoverre die bepaling het voor de deelnemers aan de facultatieve ouderdomsverzekering die zich vóór 1 januari 2007 hebben aangesloten en reeds twintig jaar aan de verzekering hebben deelgenomen, onmogelijk maakt dat de ouderdomsrente ingaat op 55-jarige leeftijd)
  Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
  Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 27 december 2006.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  Voor de Eerste Minister, afwezig :
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie,
  Mevr. L. ONKELINX
  De Minister van Justitie,
  Mevr. L. ONKELINX
  Voor de Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Consumentenzaken, afwezig :
  De Minister van Mobiliteit,
  R. LANDUYT
  De Minister van Binnenlandse Zaken,
  P. DEWAEL
  Voor de Minister van Economie, afwezig :
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken,
  P. DEWAEL
  Met 's Lands zegel gezegeld :
  De Minister van Justitie,
  Mevr. L. ONKELINX

BIJLAGE.
Art. N. Samenwerkingsakkoord van 17 november 2006 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franstalige Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap betreffende het wederzijds consulteren bij het opstellen van regelgeving inzake elektronische communicatienetwerken, het uitwisselen van informatie en de uitoefening van de bevoegdheden met betrekking tot elektronische communicatienetwerken door de regulerende instanties bevoegd voor telecommunicatie of radio-omroep en televisie.
  (Voor het Akkoord, zie 2006-11-17/40).