21 SEPTEMBER 2011. - Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, van 17 mei 2007 tot vaststelling van de uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van 7 mei 2008 tot vaststelling van bepaalde uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
Art. 1-40
BIJLAGEN.
Art. N
Artikel 1. Dit besluit zet de Richtlijnen 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging en 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG, gedeeltelijk om.
Art.2. In artikel 25/2, van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, ingevoegd door het besluit van 27 april 2007 en gewijzigd door het besluit van 22 juli 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in de vierde paragraaf, eerste lid, worden de woorden " een aanvraag voor een gezinshereniging op basis van artikel 10bis, § 3, van de wet of " geschrapt;
2° in de vierde paragraaf, tweede lid, worden de woorden " op de aanvragen bedoeld in het eerste lid " vervangen door de woorden " op de aanvraag bedoeld in het eerste lid ";
3° artikel 25/2 wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidend als volgt :
" § 5. Dit artikel is niet van toepassing op de vreemdelingen die een aanvraag voor een machtiging tot verblijf op basis van artikel 10bis, van de wet indienen. "
Art.3. In artikel 25/3 van hetzelfde besluit, ingevoegd door het besluit van 27 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in de eerste paragraaf worden de woorden " een document waaruit blijkt dat de aanvraag werd ingediend en op welke datum de aanvraag werd ingediend " vervangen door de woorden " een bewijs van indiening van de aanvraag, conform het model in de bijlage 15quinquies ";
2° in de tweede paragraaf worden de woorden " vierde lid " vervangen door de woorden " vijfde lid ".
Art.4. Artikel 26 van hetzelfde besluit, vervangen door het besluit van 27 april 2007, wordt vervangen als volgt :
" Art. 26. § 1.De vreemdeling die een aanvraag voor een toelating tot verblijf indient bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, in toepassing van de artikelen 10 en 12bis, § 1, tweede lid, 1°, 2° of 4°, van de wet, overlegt de volgende documenten om deze aanvraag te staven :
1° de voor zijn binnenkomst en verblijf vereiste documenten die aantonen dat hij voldoet aan de in artikel 12bis, § 1, tweede lid, 1°, 2° of 4°, van de wet bepaalde voorwaarden;
2° de documenten die aantonen dat hij voldoet aan de aan zijn verblijf gestelde voorwaarden.
Indien de vreemdeling bij de indiening van zijn aanvraag alle vereiste documenten overlegt, overhandigt de burgemeester of zijn gemachtigde hem een ontvangstbewijs van zijn aanvraag, conform het model in de bijlage 15bis. De aanvraag en een kopie van de bijlage 15bis worden onmiddellijk naar de Minister of zijn gemachtigde gestuurd.
Met het oog op de eventuele inschrijving van de vreemdeling in het vreemdelingenregister laat de burgemeester of zijn gemachtigde tot een verblijfsonderzoek overgaan.
Indien de vreemdeling bij de indiening van zijn aanvraag echter niet alle vereiste documenten overlegt, neemt de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag niet in overweging en betekent deze beslissing aan de vreemdeling, door middel van een document conform het model in de bijlage 15ter. Een kopie van dit document wordt onmiddellijk aan de Minister of zijn gemachtigde bezorgd.
§ 2. Indien de Minister of zijn gemachtigde de aanvraag ontvankelijk verklaart, of indien binnen de in artikel 12bis, §3, tweede lid, van de wet bepaalde termijn geen enkele beslissing ter kennis wordt gebracht van de burgemeester of zijn gemachtigde, informeert de burgemeester of zijn gemachtigde de vreemdeling dat zijn aanvraag ontvankelijk is, schrijft hem in in het vreemdelingenregister en geeft hem een attest van immatriculatie (model A) af, conform het model in de bijlage 4. Dit attest van immatriculatie vervalt zes maanden na de afgifte van het ontvangstbewijs van de aanvraag.
Indien de Minister of zijn gemachtigde de aanvraag onontvankelijk verklaart, betekent de burgemeester of zijn gemachtigde deze beslissing door middel van het document conform het model in de bijlage 15quater. Indien de vreemdeling zich bovendien in één van de in artikel 7 van de wet bepaalde gevallen bevindt, geeft de Minister of zijn gemachtigde, in voorkomend geval, door middel van het formulier A of B, conform het model van de bijlage 12 of 13, een bevel om het grondgebied te verlaten aan hem af.
§ 3. Indien de Minister of zijn gemachtigde, overeenkomstig artikel 12bis, § 3, vierde lid, van de wet, beslist om de in artikel 12bis, § 3, derde lid, van de wet bedoelde termijn te verlengen, overhandigt de burgemeester of zijn gemachtigde een kopie van deze beslissing aan de vreemdeling en verlengt zijn attest van immatriculatie (model A) met drie maanden, te rekenen vanaf zijn vervaldatum.
§ 4. Indien de beslissing gunstig is of indien binnen de in artikel 12bis, § 3, vierde lid, van de wet, bedoelde termijn, die eventueel verlengd wordt, geen enkele beslissing ter kennis wordt gebracht van de burgemeester of zijn gemachtigde, geeft de burgemeester of zijn gemachtigde een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister af aan de vreemdeling. Het attest van immatriculatie (model A) wordt desgevallend verlengd tot de afgifte van dit bewijs.
Indien de Minister of diens gemachtigde beslist dat de vreemdeling niet toegelaten wordt tot een verblijf op het grondgebied van het Rijk weigert hij de aanvraag, en, in voorkomend geval, geeft hij hem het bevel om het grondgebied binnen een bepaalde termijn te verlaten. De burgemeester of zijn gemachtigde betekent deze twee beslissingen door middel van het document conform het model in de bijlage 14. "
Art.5. In hetzelfde besluit wordt een artikel 26/1 ingevoegd, luidend als volgt :
" Art. 26/1. § 1. De vreemdeling die een verblijfsaanvraag indient bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, in toepassing van de artikelen 10 en 12bis, § 1, tweede lid, 3°, van de wet, overlegt de volgende documenten om deze aanvraag te staven :
1° een geldig paspoort;
2° de bewijsdocumenten die betrekking hebben op de buitengewone omstandigheden, zoals gedefinieerd in artikel 12bis, § 1, tweede lid, 3°, van de wet;
3° de documenten die aantonen dat hij voldoet aan de aan zijn verblijf gestelde voorwaarden.
Indien de vreemdeling bij de indiening van zijn aanvraag alle vereiste documenten overlegt, stuurt de burgemeester of zijn gemachtigde onmiddellijk een kopie van de aanvraag naar de gemachtigde van de Minister, zodat de laatstgenoemde persoon de ontvankelijkheid ervan kan verifiëren. Met het oog op de eventuele inschrijving van de vreemdeling in het vreemdelingenregister laat de burgemeester of zijn gemachtigde tot een verblijfsonderzoek overgaan.
Indien de vreemdeling bij de indiening van zijn aanvraag echter niet alle vereiste documenten overlegt, neemt de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag niet in overweging en betekent deze beslissing aan de vreemdeling, door middel van een document conform het model in de bijlage 15ter. Een kopie van dit document wordt onmiddellijk aan de Minister of zijn gemachtigde bezorgd.
§ 2. Indien de Minister of zijn gemachtigde de aanvraag ontvankelijk verklaart, informeert de burgemeester of zijn gemachtigde de vreemdeling dat zijn aanvraag ontvankelijk is, geeft hem een ontvangstbewijs van de aanvraag conform het model in de bijlage 15bis af, schrijft hem in in het vreemdelingenregister en geeft hem een attest van immatriculatie (model A) af, conform het model in de bijlage 4. Dit attest van immatriculatie vervalt zes maanden na de afgifte van het genoemd ontvangstbewijs.
Indien de Minister of zijn gemachtigde de aanvraag onontvankelijk verklaart, betekent de burgemeester of zijn gemachtigde deze beslissing door middel van het document conform het model in de bijlage 15quater. Indien de vreemdeling zich bovendien in één van de in artikel 7 van de wet bepaalde gevallen bevindt, geeft de Minister of zijn gemachtigde, in voorkomend geval, door middel van het formulier A of B, conform het model van de bijlage 12 of 13, een bevel om het grondgebied te verlaten aan hem af.
§ 3. Indien de Minister of zijn gemachtigde, overeenkomstig artikel 12bis, § 3, vierde lid, van de wet, beslist om de in artikel 12bis, § 3, derde lid, van de wet bedoelde termijn te verlengen, overhandigt de burgemeester of zijn gemachtigde een kopie van deze beslissing aan de vreemdeling en verlengt zijn attest van immatriculatie (model A) met drie maanden, te rekenen vanaf zijn vervaldatum.
§ 4. Indien de beslissing gunstig is of indien binnen de in artikel 12bis, § 3, vierde lid, van de wet, bedoelde termijn, die eventueel verlengd wordt, geen enkele beslissing ter kennis wordt gebracht van de burgemeester of zijn gemachtigde, geeft de burgemeester of zijn gemachtigde een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister af aan de vreemdeling. Het attest van immatriculatie (model A) wordt desgevallend verlengd tot de afgifte van dit bewijs.
Indien de Minister of diens gemachtigde beslist dat de vreemdeling niet toegelaten wordt tot een verblijf op het grondgebied van het Rijk weigert hij de aanvraag, en, in voorkomend geval, geeft hij hem het bevel om het grondgebied binnen een bepaalde termijn te verlaten. De burgemeester of zijn gemachtigde betekent deze twee beslissingen door middel van het document conform het model in de bijlage 14. "
Art.6. Artikel 26/2 van hetzelfde besluit, vervangen door het besluit van 27 april 2007 en gewijzigd door het besluit van 22 juli 2008, wordt vervangen als volgt :
" Art. 26/2. § 1. Onverminderd artikel 26/2/1 kan de vreemdeling in de volgende gevallen een aanvraag voor een machtiging tot verblijf op basis van artikel 10bis, van de wet, indienen bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats :
1° indien hij in een andere hoedanigheid reeds toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf van meer dan drie maanden in het Rijk;
2° indien hij gemachtigd is tot een verblijf van maximum drie maanden en indien hij, indien de wet dat vereist, beschikt over een geldig visum, met het oog op het afsluiten van een huwelijk of een partnerschap in België, indien dit huwelijk of partnerschap effectief werd afgesloten vóór het einde van deze machtiging;
3° indien hij gemachtigd is tot een verblijf van maximum drie maanden en een minderjarig kind, bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 4°, tweede en derde streepje, is, of indien hij ouder is van een kind dat als vluchteling werd erkend of van een minderjarige die de subsidiaire bescherming geniet, bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 7°, van de wet.
§ 2. De vreemdeling dient zijn aanvraag voor een machtiging tot verblijf in vooraleer zijn toelating of machtiging tot verblijf verstrijkt en overlegt de volgende documenten om deze aanvraag te staven :
1° de documenten die aantonen dat hij voldoet aan de in de eerste paragraaf voorziene voorwaarden;
2° de documenten die aantonen dat hij voldoet aan de aan zijn verblijf gestelde voorwaarden.
In afwijking van het eerste lid overlegt de vreemdeling die een aanvraag indient op basis van artikel 10bis, § 3, van de wet, de bewijsdocumenten die betrekking hebben op de aan zijn verblijf gestelde voorwaarden ten laatste binnen de vier maanden na de indiening van zijn aanvraag.
§ 3. Indien de vreemdeling zijn aanvraag voor een machtiging tot verblijf overeenkomstig de tweede paragraaf indient, overhandigt de burgemeester of zijn gemachtigde hem een ontvangstbewijs van zijn aanvraag conform het model in de bijlage 41bis. Indien uit de controle van het effectief verblijf blijkt dat de vreemdeling in de gemeente verblijft, wordt de vreemdeling in het bezit gesteld van een attest van immatriculatie (model A), waarvan de geldigheidsduur gelijk is aan die van de verblijfstitel van de vreemdeling die vervoegd wordt, zonder echter langer te mogen zijn dan zes maanden. De burgemeester of zijn gemachtigde stuurt onmiddellijk een kopie van de aanvraag en van de bijlage 41bis naar de gemachtigde van de Minister.
Indien de aanvraag echter wordt ingediend op basis van artikel 10bis, § 3, van de wet, wordt de in het eerste lid voorziene termijn van zes maanden verminderd tot vier maanden.
Indien de vreemdeling zijn aanvraag voor een machtiging tot verblijf niet overeenkomstig de tweede paragraaf indient, beslist de burgemeester of zijn gemachtigde om deze aanvraag niet in overweging te nemen, door middel van het document conform het model in de bijlage 41ter. Een kopie van dit document wordt onmiddellijk aan de Minister of zijn gemachtigde bezorgd.
§ 4. Indien de Minister of zijn gemachtigde, overeenkomstig artikel 10ter, § 2, derde lid, of § 2bis, tweede lid, van de wet, beslist om de in artikel 10ter, § 2, eerste lid, of § 2bis, eerste lid, van de wet, bedoelde termijn te verlengen overhandigt de burgemeester of zijn gemachtigde een kopie van deze beslissing aan de vreemdeling en verlengt zijn attest van immatriculatie (model A) met drie maanden, te rekenen vanaf zijn vervaldatum.
§ 5. Indien de beslissing gunstig is of indien binnen de in artikel 10ter, § 2, eerste lid, van de wet, bedoelde termijn, die eventueel verlengd wordt, geen enkele beslissing ter kennis wordt gebracht van de burgemeester of zijn gemachtigde, geeft de burgemeester of zijn gemachtigde een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister af aan de vreemdeling. De geldigheidsduur van dit bewijs is gelijk aan die van de verblijfstitel van de vreemdeling die vervoegd wordt. Het attest van immatriculatie (model A) wordt desgevallend verlengd tot de afgifte van dit bewijs.
Indien de aanvraag voor een machtiging tot verblijf echter op basis van artikel 10bis, § 3, van de wet, wordt ingediend en binnen de in artikel 10ter, § 2bis, eerste lid, bedoelde termijn, die eventueel verlengd wordt, geen enkele beslissing ter kennis wordt gebracht van de burgemeester of zijn gemachtigde wordt het bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister enkel indien alle documenten werden overgelegd overeenkomstig het eerste lid afgegeven. Indien dit niet het geval is, verwerpt de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag en geeft, in voorkomend geval, aan de vreemdeling het bevel om het grondgebied te verlaten, door middel van het document conform het model in de bijlage 14.
Indien de Minister of diens gemachtigde beslist dat de vreemdeling niet toegelaten wordt tot een verblijf op het grondgebied van het Rijk weigert hij de aanvraag, en, in voorkomend geval, geeft hij hem het bevel om het grondgebied binnen een bepaalde termijn te verlaten. De burgemeester of zijn gemachtigde betekent deze twee beslissingen door middel van het document conform het model in de bijlage 14. "
Art.7. In hetzelfde besluit wordt een artikel 26/2/1 ingevoegd, luidend als volgt :
" Art. 26/1. § 1. De vreemdeling die een verblijfsaanvraag indient bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, op basis van de artikelen 9bis en 10bis, van de wet, overlegt de volgende documenten om deze aanvraag te staven :
1° een identiteitsdocument of het bewijs dat hij vrijgesteld is van het overleggen van een dergelijk document;
2° de bewijsdocumenten die betrekking hebben op de buitengewone omstandigheden, bedoeld in artikel 9bis, van de wet;
3° de documenten die aantonen dat hij voldoet aan de aan zijn verblijf gestelde voorwaarden.
In afwijking van het eerste lid overlegt de vreemdeling die een aanvraag indient op basis van artikel 10bis, § 3, van de wet, de bewijsdocumenten die betrekking hebben op de aan zijn verblijf gestelde voorwaarden ten laatste binnen de vier maanden na de indiening van zijn aanvraag.
§ 2. Indien de vreemdeling bij de indiening van zijn aanvraag alle vereiste documenten overlegt, stuurt de burgemeester of zijn gemachtigde een kopie van de aanvraag naar de gemachtigde van de Minister, zodat de laatstgenoemde persoon de ontvankelijkheid ervan kan verifiëren, voor zover uit de controle van het verblijf waartoe de burgemeester of zijn gemachtigde laat overgaan blijkt dat de vreemdeling effectief op het grondgebied van de gemeente verblijft.
Indien de vreemdeling bij de indiening van zijn aanvraag echter niet alle vereiste documenten overlegt, of indien uit de controle van de verblijfplaats bedoeld in het 1e lid blijkt dat de vreemdeling niet op het grondgebied van de gemeente verblijft, neemt de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag niet in overweging en betekent deze beslissing aan de vreemdeling, door middel van een document conform het model in de bijlage 41ter. Een kopie van dit document wordt onmiddellijk aan de Minister of zijn gemachtigde bezorgd.
§ 3. Indien de Minister of zijn gemachtigde de aanvraag ontvankelijk verklaart, informeert de burgemeester of zijn gemachtigde de vreemdeling dat zijn aanvraag ontvankelijk is, geeft hem een ontvangstbewijs van de aanvraag af, conform het model in de bijlage 41bis, schrijft hem in in het vreemdelingenregister en geeft hem een attest van immatriculatie (model A) af, waarvan de geldigheidsduur gelijk is aan die van de verblijfstitel van de vreemdeling die vervoegd wordt, zonder echter langer te mogen zijn dan zes maanden.
Indien de Minister of zijn gemachtigde de aanvraag onontvankelijk verklaart, betekent de burgemeester of zijn gemachtigde deze beslissing door middel van het document conform het model in de bijlage 41quater. Indien de vreemdeling zich bovendien in één van de in artikel 7 van de wet bepaalde gevallen bevindt, wordt in voorkomend geval, door middel van het formulier A of B, conform het model van de bijlage 12 of 13, een bevel om het grondgebied te verlaten aan hem betekend.
§ 4. Indien de Minister of zijn gemachtigde, overeenkomstig artikel 10ter, § 2, derde lid of § 2bis, tweede lid, van de wet, beslist om de in artikel 10ter, § 2, eerste lid, of § 2bis, eerste lid, van de wet, bedoelde termijn te verlengen, overhandigt de burgemeester of zijn gemachtigde een kopie van deze beslissing aan de vreemdeling en verlengt zijn attest van immatriculatie (model A) met drie maanden, te rekenen vanaf zijn vervaldatum.
§ 5. Indien de beslissing gunstig is of indien binnen de in artikel 10ter, § 2, eerste lid, van de wet, bedoelde termijn, die eventueel verlengd wordt, geen enkele beslissing ter kennis wordt gebracht van de burgemeester of zijn gemachtigde, geeft de burgemeester of zijn gemachtigde een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister, waarvan de geldigheidsduur gelijk is aan die van de verblijfstitel van de vreemdeling die vervoegd wordt, af aan de vreemdeling. Het attest van immatriculatie (model A) wordt desgevallend verlengd tot de afgifte van dit bewijs.
Indien de aanvraag voor een machtiging tot verblijf echter op basis van artikel 10bis, § 3, van de wet, wordt ingediend en binnen de in artikel 10ter, § 2bis, eerste lid, bedoelde termijn, die eventueel verlengd wordt, geen enkele beslissing ter kennis wordt gebracht van de burgemeester of zijn gemachtigde wordt het bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister enkel indien alle documenten werden overgelegd overeenkomstig het eerste lid afgegeven. Indien dit niet het geval is, verwerpt de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag en geeft, in voorkomend geval, aan de vreemdeling het bevel om het grondgebied te verlaten, door middel van het document conform het model in de bijlage 14.
Indien de Minister of diens gemachtigde beslist dat de vreemdeling niet toegelaten wordt tot een verblijf op het grondgebied van het Rijk weigert hij de aanvraag, en, in voorkomend geval, geeft hij hem het bevel om het grondgebied binnen een bepaalde termijn te verlaten. De burgemeester of zijn gemachtigde betekent deze twee beslissingen door middel van het document conform het model in de bijlage 14. "
Art.8. Artikel 26/4 van hetzelfde besluit, ingevoegd door het besluit van 27 april 2007, wordt vervangen door de volgend tekst :
" Art. 26/4. § 1. Indien de Minister of zijn gemachtigde beslist een einde te maken aan het verblijf van de op grond van artikel 10, van de wet, toegelaten vreemdeling, geeft hij hem, zo nodig, het bevel om binnen een bepaalde termijn het grondgebied te verlaten. De burgemeester of zijn gemachtigde betekent deze beslissing aan de vreemdeling door hem het document overeenkomstig het model van bijlage 14ter te overhandigen.
§ 2. Indien de Minister of zijn gemachtigde beslist een einde te maken aan het verblijf van de op grond van artikel 10bis, van de wet, toegelaten vreemdeling, geeft hij hem, zo nodig, het bevel om binnen een bepaalde termijn het grondgebied te verlaten. De burgemeester of zijn gemachtigde betekent deze beslissing aan de vreemdeling door hem het document overeenkomstig het model van bijlage 14quater te overhandigen. "
Art.9. In artikel 26/5, tweede paragraaf, wordt de laatste zin, die begint met de woorden " In dit geval " en eindigt met de woorden " bevel om het grondgebied te verlaten. " opgeheven.
Art.10. Artikel 33 van hetzelfde besluit, gewijzigd door de besluiten van 11 december 1996, 27 april 2007 en 22 november 2008, wordt aangevuld met een lid luidend als volgt
" De vreemdeling die toegelaten of gemachtigd is tot het verblijf op grond van artikel 10 of 10bis, van de wet, en die, overeenkomstig het eerste lid, de vernieuwing van zijn verblijfstitel vraagt, legt, tot staving van zijn aanvraag, de documenten over waaruit blijkt dat hij nog altijd de voorwaarden vervult die aan zijn verblijf zijn gesteld. Hetzelfde is het geval wanneer, krachtens artikel 13, § 1, 3e lid, van de wet, de toelating tot het verblijf van beperkte duur van onbeperkte duur wordt. "
Art.11. Artikel 43 van hetzelfde besluit, vervangen door het besluit van 7 mei 2008, wordt vervangen door de volgende tekst :
" Art. 43. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de volgende vreemdelingen :
1° de burgers van de Unie zoals omschreven in artikel 40, § 2, van de wet;
2° de familieleden van een burger van de Unie zoals omschreven in artikel 40bis, van de wet;
3° de familieleden van een Belg zoals omschreven in artikel 40ter, van de wet.
Art.12. Artikel 45 van hetzelfde besluit, vervangen door het besluit van 7 mei 2008, wordt opgeheven.
Art.13. In artikel 50 van hetzelfde besluit, vervangen door het besluit van 7 mei 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1 wordt het 1e lid vervangen door de volgende tekst :
" § 1. De burger van de Unie die langer dan drie maanden op het grondgebied van het Rijk wil verblijven en die zijn burgerschap bewijst, overeenkomstig artikel 41, eerste lid, van de wet, dient een aanvraag voor een verklaring van inschrijving in bij het gemeentebestuur van de plaats waar hij verblijft door middel van een document overeenkomstig het model van bijlage 19. ";
In dit geval, wordt de burger van de Unie die in het wachtregister ingeschreven is, zodra uit de controle van de effectieve verblijfplaats, waartoe de burgemeester of zijn gemachtigde moet laten overgaan, blijkt dat hij op het grondgebied van de gemeente verblijft, in het vreemdelingenregister ingeschreven. Het gemeentebestuur maakt het verslag dat na de controle van de verblijfplaats wordt opgesteld over aan de gemachtigde van de minister.
Indien de vreemdeling daarentegen niet het bewijs van zijn burgerschap, overeenkomstig artikel 41, eerste lid, van de wet, overlegt, om zijn aanvraag te staven, neemt de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag niet in overweging, door middel van een document overeenkomstig de bijlage 19quinquies. Hij overhandigt geen bijlage 19 aan de vreemdeling. ";
2° in § 2, 1e lid, wordt punt 2° aangevuld met de woorden " en het bewijs van zijn aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen ";
3° in § 2, 1e lid, wordt punt 6° vervangen door de volgende tekst :
" 6° familielid bedoeld in artikel 40bis, van de wet :
a) de officiële documenten of elk ander bewijs waarmee op geldige wijze de band van bloed- of aanverwantschap of van partnerschap, bedoeld in artikel 44, 2e lid, kan worden vastgesteld;
b) elk ander document waarmee op geldige wijze kan worden vastgesteld dat hij de andere voorwaarden, die zijn voorgeschreven bij artikel 40bis, § 2 en § 4, van de wet, die op hem van toepassing zijn, vervult. ";
4° § 2, 1e lid, wordt aangevuld met een punt 7°, luidend als volgt :
" 7° familielid bedoeld in artikel 40ter, van de wet :
a) de officiële documenten of elk ander bewijs waarmee op geldige wijze de band van bloed- of aanverwantschap of van partnerschap, bedoeld in artikel 44, 2e lid, kan worden vastgesteld;
b) elk ander document waarmee op geldige wijze kan worden vastgesteld dat hij de andere voorwaarden, die zijn voorgeschreven bij artikel 40ter, van de wet, die op hem van toepassing zijn, vervult. "
Art.14. Artikel 51 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 7 mei 2008, wordt vervangen door de volgende tekst :
" Art. 51. § 1. Indien een burger van de Unie niet alle vereiste bewijsstukken overlegt binnen drie maanden na de indiening van zijn aanvraag voor een verklaring van inschrijving, weigert de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag, zonder hem het bevel te geven om het grondgebied te verlaten, door middel van een document overeenkomstig het model van bijlage 20. Hij deelt hem mee dat hij over een bijkomende termijn van een maand beschikt om de vereiste documenten over te leggen.
Indien de burger van de Unie nog altijd niet beschikt over de vereiste documenten binnen de bijkomende termijn van een maand bedoeld in het eerste lid, weigert de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag en geeft hij hem, zo nodig, het bevel om het grondgebied te verlaten door middel van een document overeenkomstig het model van bijlage 20.
Indien de burger van de Unie de vereiste documenten overlegt binnen de termijn van drie maanden, eventueel verlengd met een maand, stuurt de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag onmiddellijk door aan de gemachtigde van de Minister, behalve indien het recht op verblijf onmiddellijk aan de burger van de Unie is toegekend conform § 3.
§ 2. Indien de Minister of zijn gemachtigde het verblijfsrecht toekent of als er geen enkele beslissing is genomen binnen de termijn bepaald bij artikel 42, van de wet, geeft de burgemeester of zijn gemachtigde aan de burger van de Unie een verklaring van inschrijving overeenkomstig het model van bijlage 8 af.
Indien de Minister of zijn gemachtigde aan de burger van de Unie niet het verblijfsrecht toekent, weigert hij de aanvraag en geeft hij hem, zo nodig, het bevel om het grondgebied te verlaten. De burgemeester of zijn gemachtigde betekent beide beslissingen door middel van een document overeenkomstig het model van bijlage 20.
§ 3. De burgemeester of zijn gemachtigde mag het verblijfsrecht onmiddellijk toekennen aan de burger van de Unie die alle vereiste bewijsstukken overlegt binnen de in § 1 bepaalde termijn, indien :
1° hij werknemer of zelfstandige is in de zin van artikel 40, § 4, 1e lid, 1°, van de wet;
2° hij over voldoende bestaansmiddelen beschikt, overeenkomstig artikel 40, § 4, 1e lid, 2°, van de wet, mits het bewijs van de voldoende bestaansmiddelen wordt geleverd door een invaliditeitsuitkering, een vervroegd pensioen, een ouderdomsuitkering of een uitkering van de arbeidsongevallen- of beroepsziektenverzekering waarover de betrokkene voor zichzelf beschikt;
3° hij ingeschreven is aan een georganiseerde, erkende of gesubsidieerde onderwijsinstelling om er als hoofdbezigheid een studie te volgen, overeenkomstig artikel 40, § 4, 1e lid, 3°, van de wet;
4° hij de echtgenoot is of de partner waarmee een geregistreerd partnerschap werd gesloten dat beschouwd wordt als gelijkwaardig aan het huwelijk, in de zin van artikel 40bis, § 2, 1e lid, 1°, van de wet, mits de band van aanverwantschap of partnerschap wordt bewezen door middel van officiële documenten, overeenkomstig artikel 30 van de wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht of de internationale overeenkomsten ter zake;
5° hij bloedverwant in neergaande lijn is jonger dan 21 jaar, in de zin van artikel 40bis, § 2, 1e lid, 3°, van de wet, mits de band van bloedverwantschap en het recht van bewaring, en, bij gedeelde bewaring, de toestemming van de andere houder van het recht van bewaring, zijn bewezen door middel van officiële documenten, overeenkomstig artikel 30 van de wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht of de internationale overeenkomsten ter zake.
Als het recht op verblijf wordt toegekend aan een burger van de Unie bedoeld in het 1e lid, 1° tot 5°, geeft de burgemeester of zijn gemachtigde hem een verklaring van inschrijving af, overeenkomstig het model van bijlage 8 en stuurt hij onmiddellijk een kopie van de aanvraag door aan de gemachtigde van de Minister.
§ 4. Een burger van de Unie die in het bezit is van een verklaring van inschrijving kan, te allen tijde, een elektronische versie van dit document vragen, behalve als er aan zijn recht op verblijf een einde is gemaakt. De papieren versie van de verklaring van inschrijving wordt gratis afgegeven. De kosten van de elektronische versie van de verklaring mogen niet hoger zijn dan het bedrag dat wordt geïnd voor de overhandiging van een identiteitskaart aan Belgische onderdanen. "
Art.15. In artikel 52 van hetzelfde besluit, vervangen door het besluit van 7 mei 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1 wordt het 1e lid vervangen door de volgende tekst :
" Het familielid dat zelf geen burger van de Unie is en zijn familieband overeenkomstig artikel 44 bewijst, dient een aanvraag in voor een verblijfkaart van familielid van een burger van de Unie bij het gemeentebestuur van de plaats waar hij verblijft door middel van een document overeenkomstig het model van bijlage 19ter. "
In dit geval wordt de betrokkene, na de controle van de verblijfplaats, ingeschreven in het vreemdelingenregister en in het bezit gesteld van een attest van immatriculatie (model A) met een geldigheidsduur van zes maanden, te rekenen vanaf de aanvraag. De woorden " Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid of ", die voorkomen in de tweede paragraaf van de tekst op de voorzijde van dit document, worden geschrapt.
Indien de vreemdeling het bewijs van zijn familieband daarentegen niet overlegt, overeenkomstig artikel 44, om zijn aanvraag te staven, neemt de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag niet in overweging, door middel van een document overeenkomstig het model van bijlage 19quinquies. Hij overhandigt geen bijlage 19ter. ";
2° in § 1, 2e lid, worden de woorden " vijf maanden " vervangen door de woorden " zes maanden ";
3° in § 2 wordt punt 2° vervangen door de volgende tekst :
" 2° de documenten waarmee op geldige wijze kan worden vastgesteld dat hij de voorwaarden die zijn voorgeschreven bij de artikelen 40bis, § 2 en § 4, of 40ter, van de wet, die op hem van toepassing zijn, vervult. ";
4° in § 4 wordt het tweede lid vervangen door de volgende tekst :
" Indien de Minister of zijn gemachtigde het verblijfsrecht toekent of als er geen enkele beslissing is genomen binnen de termijn bepaald bij artikel 42, van de wet, geeft de burgemeester of zijn gemachtigde aan de vreemdeling een " verblijfkaart van een familielid van een burger van de Unie " overeenkomstig het model van bijlage 9 af. "
Art.16. Artikel 53 van hetzelfde besluit, vervangen door het besluit van 7 mei 2008, wordt opgeheven.
Art.17. In artikel 54 van hetzelfde besluit, vervangen door het besluit van 7 mei 2008, worden de woorden " 42bis, 42ter of 42quater " vervangen door de woorden " 40ter, vierde lid, 42bis, 42ter, 42quater of 42septies, " en worden de woorden " ,zo nodig, " ingevoegd tussen de woorden " met " en " een bevel ".
Art.18. Artikel 57 van hetzelfde besluit, vervangen door het besluit van 7 mei 2008, wordt vervangen door de volgende tekst :
" Art. 57. Indien de Minister of zijn gemachtigde beslist een einde te maken aan het recht op duurzaam verblijf op grond van artikel 42septies, van de wet, wordt deze beslissing aan de betrokkene betekend door het overhandigen van een document overeenkomstig het model van bijlage 21 met daarin, zo nodig, een bevel om het grondgebied te verlaten. Het document dat de duurzaamheid van het verblijf bewijst of de duurzame verblijfkaart van familielid van een burger van de Unie wordt ingetrokken.
Indien echter de Minister of zijn gemachtigde beslist een einde te maken aan het recht op duurzaam verblijf maar het verblijfsrecht van de betrokkene te behouden, wordt aan de betrokkene een verklaring van inschrijving overeenkomstig het model van bijlage 8 of een verblijfkaart van familielid van een burger van de Europese Unie overhandigd nadat het document bedoeld in het 1e lid is ingetrokken. "
Art.19. In artikel 69septies van hetzelfde besluit, ingevoegd door het besluit van 25 april 2004 en gewijzigd door de besluiten van 27 april 2007 en van 7 mei 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 2, eerste lid, worden de woorden " geldig vijf maanden " vervangen door de woorden " geldig zes maanden " en
2° in § 2, tweede lid, worden de woorden " geen enkele onderrichting werd gegeven " vervangen door de woorden " geen enkele beslissing is genomen ";
2° in § 2 wordt het 3e lid opgeheven.
Art.20. In artikel 110quinquies van hetzelfde besluit, ingevoegd door het besluit van 22 juli 2008, worden de woorden " van bijlage 41 " telkens vervangen door de woorden " van bijlage 41bis ".
Art.21. Bijlage 14 van hetzelfde besluit, vervangen door het besluit van 22 juli 2008, wordt vervangen door bijlage 14 die bij dit besluit is gevoegd.
Art.22. Bijlage 14ter van hetzelfde besluit, ingevoegd door het besluit van 27 april 2007 en gewijzigd door het besluit van 22 juli 2008, wordt vervangen door bijlage 14ter die bij dit besluit is gevoegd.
Art.23. In hetzelfde besluit wordt bijlage 14quater, die bij dit besluit is gevoegd, ingevoegd.
Art.24. Bijlage 15bis van hetzelfde besluit, ingevoegd door het besluit van 16 augustus 1984 en vervangen door het besluit van 27 april 2007, wordt vervangen door bijlage 15bis die bij dit besluit is gevoegd.
Art.25. Bijlage 15ter van hetzelfde besluit, vervangen door het besluit van 27 april 2007, wordt vervangen door bijlage 15ter die bij dit besluit is gevoegd.
Art.26. In hetzelfde besluit wordt bijlage 15quater, die bij dit besluit is gevoegd, ingevoegd.
Art.27. In hetzelfde besluit wordt bijlage 15quinquies, die bij dit besluit is gevoegd, ingevoegd.
Art.28. Bijlage 19 van hetzelfde besluit, vervangen door het besluit van 7 mei 2008, wordt vervangen door bijlage 19 die bij dit besluit is gevoegd.
Art.29. Bijlage 19ter van hetzelfde besluit, vervangen door het besluit van 7 mei 2008, wordt vervangen door bijlage 19ter die bij dit besluit is gevoegd.
Art.30. In bijlage 19quinquies van hetzelfde besluit, vervangen door het besluit van 7 mei 2008, worden de woorden " In uitvoering van artikel 45 " vervangen door de woorden " In uitvoering van artikel 50, § 1, derde lid/artikel 52, § 1, derde lid ".
Art.31. Bijlage 20 van hetzelfde besluit, vervangen door het besluit van 7 mei 2008, wordt vervangen door bijlage 20 die bij dit besluit is gevoegd.
Art.32. Bijlage 21 van hetzelfde besluit, vervangen door het besluit van 7 mei 2008, wordt vervangen door bijlage 21 die bij dit besluit is gevoegd.
Art.33. Bijlage 41 van hetzelfde besluit, ingevoegd door het besluit van 27 april 2007 en vervangen door het besluit van 22 juli 2008, wordt opgeheven.
Art.34. In hetzelfde besluit wordt bijlage 41bis, die bij dit besluit is gevoegd, ingevoegd.
Art.35. In hetzelfde besluit wordt bijlage 41ter, die bij dit besluit is gevoegd, ingevoegd.
Art.36. In hetzelfde besluit wordt bijlage 41quater, die bij dit besluit is gevoegd, ingevoegd.
Art.37. In het koninklijk besluit van 17 mei 2007 tot vaststelling van de uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wordt hoofdstuk III, dat artikel 11 bevat, vervangen door het besluit van 5 juli 2010, opgeheven.
Art.38. In het koninklijk besluit van 7 mei 2008 tot vaststelling van bepaalde uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wordt hoofdstuk II, dat artikel 3 bevat, gewijzigd door het koninklijk besluit van 5 juli 2010, opgeheven.
Art.39. Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking.
Art.40. De Minister die bevoegd is voor de toegang tot het Grondgebied, het Verblijf, de Vestiging en de Verwijdering van Vreemdelingen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Nice, op 21 september 2011.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-eerste Minister en de Minister voor migratie- en asielbeleid,
Mevr. J. MILQUET
De Staatssecretaris voor migratie- en asielbeleid,
M. WATHELET
BIJLAGEN.
Art. N. Formulieren
(Formulieren niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 10-10-2011, p. 62246-62270)
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 21 september 2011 tot wijziging van de Koninklijke besluiten van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, van 17 mei 2007 tot vaststelling van de uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van 7 mei 2008 tot vaststelling van bepaalde uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-eerste Minister en de Minister voor migratie- en asielbeleid,
Mevr. J. MILQUET
De Staatssecretaris voor migratie- en asielbeleid,
M. WATHELET