18 AUGUSTUS 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2003 tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen
Art. 1-34
Artikel 1. In hoofdstuk I van het koninklijk besluit van 11 juli 2003 tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen wordt voor het vroegere artikel 1, dat vernummerd wordt tot artikel 1/1, een nieuw artikel 1 ingevoegd, luidende :
"Artikel 1. Dit koninklijk besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake de minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming en van de Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus."
Art.2. In het vroegere artikel 1 van hetzelfde besluit, dat vernummerd wordt tot artikel 1/1, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) de bepaling onder 5° wordt vervangen als volgt :
"5° de asielzoeker : de vreemdeling die een aanvraag tot erkenning van de vluchtelingenstatus of tot toekenning van de subsidiaire beschermingsstatus heeft ingediend;"
b) de bepaling onder 6° wordt vervangen als volgt :
"6° de vertrouwenspersoon : een persoon die door de asielzoeker speciaal gemachtigd wordt om hem bij te staan tijdens de behandeling van zijn aanvraag en die beroepshalve optreedt;"
c) een bepaling onder 8° wordt ingevoegd luidende als volgt :
" 8° de niet begeleide minderjarige : elke persoon die voldoet aan de voorwaarden voorzien in Titel XIII, Hoofdstuk 6 van de Programmawet (I) van 24 december 2002 met opschrift "Voogdij over niet begeleide minderjarige vreemdelingen", afdeling 3."
Art.3. In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden "betrekkingen van niveau 1" worden vervangen door de woorden "betrekkingen van niveau A";
2° de bestaande tekst die het eerste lid zal vormen, wordt aangevuld met de woorden "en de gepaste kennis te bezitten van de normen die van toepassing zijn op het gebied van het asiel- en vluchtelingenrecht";
3° een tweede lid wordt ingevoegd, luidende :
"De ambtenaren belast met het gehoor van een minderjarige asielzoeker moeten over de vereiste kennis met betrekking tot de bijzondere noden van minderjarigen beschikken."
Art.4. In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden "de leden en de ambtenaren van de Vaste Beroepscommissie voor vluchtelingen" vervangen door de woorden "de magistraten, de leden van de griffie en de ambtenaren van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen";
2° in paragraaf 2 worden de woorden "de wettelijke bepalingen die betrekking hebben op de subsidiaire beschermingsstatus," ingevoegd tussen de woorden "betreffende het statuut van de vluchtelingen," en de woorden "de Conventies betreffende de rechten van de mens";
3° in paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden "of voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen" ingevoegd tussen de woorden "voor de Raad van State" en de woorden "tegen beslissingen genomen door de Commissaris-generaal";
Art.5. Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de paragrafen 3 en 4, luidende :
"§ 3. De ambtenaar onderzoekt de asielaanvragen op individuele, objectieve en onpartijdige wijze.
§ 4 De ambtenaar deelt noch informatie betreffende de asielaanvraag, noch het feit dat een asielaanvraag werd ingediend mee aan de vermeende actoren van vervolging of ernstige schade van de asielzoeker.
Hij wint bij de vermeende actoren van vervolging of ernstige schade van de asielzoeker geen informatie in op een wijze die ertoe leidt dat deze actoren te weten komen dat een asielaanvraag is ingediend door de betrokken asielzoeker, en dat er gevaar zou ontstaan voor de fysieke integriteit van deze laatste en van de personen te zijnen laste of voor de vrijheid en veiligheid van zijn nog in het land van herkomst verblijvende familieleden."
Art.6. Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 5. De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing in het kader van de behandeling van de asielaanvragen op basis van artikel 52 en artikel 57/6, eerste lid, 1°, 2°, 3° en 5° van de wet."
Art.7. In artikel 6 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 2 opgeheven.
Art.8. In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid, dat § 1 wordt, worden de woorden "per gewone post, per fax of per e-mail" ingevoegd tussen de woorden "door de asielzoeker gekozen woonplaats, als" en de woorden "naar de advocaat van de asielzoeker";
2° in het eerste lid, dat § 1 wordt, worden ook de woorden "en in voorkomend geval naar de vertrouwenspersoon en naar de persoon die over de minderjarige asielzoeker de bijzondere voogdij voorzien door de Belgische wet uitoefent" opgeheven;
3° Het tweede lid wordt opgeheven;
4° In artikel 7 worden nieuwe paragrafen 2, 3, en 4, ingevoegd luidende :
"§ 2. Indien de asielzoeker een minderjarige is, stuurt de Commissaris-generaal of zijn gemachtigde de oproeping tot gehoor op één van de wijzen voorzien in § 1 en 2 naar de gekozen woonplaats van de voogd die werd aangewezen conform de Belgische wet of conform de nationale wet, of naar de woonplaats van de persoon die het ouderlijk gezag op hem uitoefent. Bovendien wordt een kopie van deze oproeping per gewone post naar zowel de verblijfplaats van de minderjarige als, in voorkomend geval, naar de Dienst Voogdij verstuurd.
§ 3. Indien de asielzoeker wordt opgeroepen op zijn gekozen woonplaats bij een ter post aangetekende zending of per drager tegen ontvangstbewijs, moet het gehoor minstens acht werkdagen na de datum van verzending van de oproeping voor gehoor plaatsvinden, met uitzondering van de onderdanen van de Europese Unie, of van een Staat die partij is bij een Toetredingsverdrag tot de Europese Unie dat nog niet in werking is getreden, en van de asielzoekers die worden vastgehouden overeenkomstig de artikelen 74/5 en 74/6 van de wet voor wie het gehoor minstens achtenveertig uur na de kennisgeving van de oproeping kan plaatsvinden.
§ 4. Indien de asielzoeker wordt opgeroepen door een kennisgeving aan de persoon zelf, kan het gehoor niet vroeger dan acht dagen volgend op de kennisgeving plaatsvinden, met uitzondering van de onderdanen van de Europese Unie of van een Staat die partij is bij een Toetredingsverdrag tot de Europese Unie dat nog niet in werking is getreden, en van de asielzoekers die worden vastgehouden overeenkomstig de artikelen 74/5 en 74/6 van de wet, voor wie het gehoor minstens achtenveertig uur na de kennisgeving van de oproeping kan plaatsvinden.
Als de asielzoeker wordt opgeroepen door een kennisgeving aan de persoon zelf voor een volgend gehoor kan het gehoor onmiddellijk plaatsvinden.
De nieuwe datum van gehoor vereist de toestemming van de advocaat en van de vertrouwenspersoon voor zover zij samen met de asielzoeker aanwezig zijn op het moment van de kennisgeving aan de persoon zelf."
Art.9. In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1 wordt een nieuw vierde streepje ingevoegd luidende :
"- de vermelding dat de asielzoeker zich op de dag van het gehoor kan laten bijstaan door een advocaat en een vertrouwenspersoon;"
2° in paragraaf 1, in het vroegere vierde streepje dat het vijfde streepje wordt, worden de woorden "zijn reis- of identiteitsdocumenten, een vertaling in het Frans of het Nederlands van zijn dringend beroep bedoeld in artikel 63/2 van de wet en elk ander stuk tot ondersteuning van zijn aanvraag" vervangen door de woorden "en alle documenten waarover hij beschikt over zijn leeftijd, achtergrond, alsook die van relevante familieleden, identiteit, nationaliteit(en), land(en) of plaats(en) van eerder verblijf, eerdere asielaanvragen, reisroutes, identiteits- en reisdocumenten alsook elk ander stuk ter ondersteuning van de asielaanvraag";
3° in paragraaf 1, in het vroegere vijfde streepje dat het zesde streepje wordt, worden de woorden " binnen de maand volgend op de verzending van de oproeping" vervangen door de woorden "binnen de vijftien dagen na het verstrijken van de in de oproepingsbrief vastgestelde datum voor het gehoor";
4° in paragraaf 3, worden de woorden "de gevolgen die kunnen voortvloeien uit het gebrek aan antwoord" vervangen door de woorden "de eventuele gevolgen indien er geen antwoord volgt op het verzoek om inlichtingen binnen de maand volgend op de verzending ervan en er hiervoor geen geldige reden ter verantwoording wordt aangebracht".
Art.10. Artikel 10, paragraaf 3, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de woorden "binnen de maand volgend op de verzending van het verzoek om inlichtingen".
Art.11. Artikel 11, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de woorden "binnen de maand volgend op de verzending van het verzoek om inlichtingen".
Art.12. Een artikel 13/1 wordt ingevoegd luidende :
"Art. 13/1. Het gehoor vindt plaats in omstandigheden die een passende geheimhouding waarborgen.
Het gehoor vindt slechts plaats in aanwezigheid van de ambtenaar, de asielzoeker, en, in voorkomend geval, een tolk, de advocaat van de asielzoeker en één enkele vertrouwenspersoon.
De ambtenaar kan niettemin de aanwezigheid van familieleden aanvaarden wanneer de aanwezigheid van een van hen noodzakelijk lijkt om tot een adequaat onderzoek van de aanvraag over te gaan.
Om redenen eigen aan het onderzoek van de aanvraag of om vertrouwelijkheidsredenen, kan de ambtenaar zich verzetten tegen de aanwezigheid van de vertrouwenspersoon op het gehoor."
Art.13. Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 14, § 1. Het gehoor van de minderjarige vindt plaats in omstandigheden die een passende geheimhouding waarborgen.
§ 2. Tenzij de ambtenaar van oordeel is dat de aanwezigheid van andere personen noodzakelijk is om over te gaan tot een adequaat onderzoek vindt, in voorkomend geval, het gehoor van de minderjarige alleen plaats in aanwezigheid van de ambtenaar, de minderjarige, de persoon die over hem het ouderlijk gezag, de bijzondere voogdij bepaald door de Belgische wet, of de voogdij krachtens de nationale wet uitoefent, een tolk, de advocaat van de minderjarige en één enkele vertrouwenspersoon.
§ 3. Om redenen eigen aan het onderzoek van de aanvraag of om vertrouwelijkheidsredenen, kan de ambtenaar zich verzetten tegen de aanwezigheid van de vertrouwenpersoon op het gehoor van de minderjarige.
§ 4. Het hogere belang van het kind is een doorslaggevende overweging die de Commissaris-generaal en zijn ambtenaren moeten leiden tijdens het onderzoek van de asielaanvraag."
Art.14. In artikel 16, paragraaf 1, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° onder het achtste streepje worden de woorden "de identiteit" vervangen door de woorden "de initialen";
2° Een nieuw twaalfde streepje wordt ingevoegd luidende :
"- in voorkomend geval, de uiteenzetting van de redenen waarom de ambtenaar zich verzet tegen de aanwezigheid van de vertrouwenspersoon tijdens het gehoor van de asielzoeker".
Art.15. In artikel 17 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 2 worden de woorden "met de verklaringen door hem gedaan bij de Dienst Vreemdelingenzaken" vervangen door de woorden "met de eerder door hem gedane verklaringen";
2° in paragraaf 2 worden de woorden "in principe" opgeheven;
3° in paragraaf 3 worden de woorden "of door afgifte tegen ontvangstbewijs" ingevoegd tussen de woorden "per aangetekende brief" en de woorden "aanvullende opmerkingen".
Art.16. In artikel 18, paragraaf 2, van hetzelfde besluit worden de woorden "binnen de vijftien dagen volgend op het verstrijken van de datum van het gehoor" ingevoegd tussen de woorden "De asielzoeker kan in dit geval" en de woorden "schriftelijk een geldige reden meedelen voor zijn afwezigheid".
Art.17. In artikel 19 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzingen aangebracht :
1° paragraaf 1 wordt aangevuld met een derde lid, luidende :
"De afwezigheid van de advocaat of van de vertrouwenspersoon belet de ambtenaar niet de asielzoeker persoonlijk te horen."
2° na paragraaf 2 worden twee nieuwe paragrafen ingevoegd :
"§ 3. De minderjarige asielzoeker, wordt tijdens het gehoor bijgestaan door de persoon die over hem het ouderlijk gezag, de bijzondere voogdij bepaald door de Belgische wet of de voogdij krachtens de nationale wet uitoefent.
§ 4. Tijdens het gehoor is het de persoon die de bijzondere voogdij conform de Belgische wet uitoefent, toegestaan om vragen te stellen en opmerkingen te maken binnen het kader vastgesteld door de ambtenaar."
Art.18. Een nieuw artikel 20/1 wordt ingevoegd, luidende :
"Art. 20/1. De tolk vertaalt getrouw de verklaringen van de personen aanwezig op het gehoor."
Art.19. Na artikel 21 van hetzelfde besluit wordt een nieuw artikel 21/1 ingevoegd, luidende :
"Art. 21/1. Indien de tolk tijdens het gehoor vaststelt dat er tussen de asielzoeker en hem een belangenconflict bestaat, meldt hij dit aan de ambtenaar. De ambtenaar onderzoekt het belangenconflict en, indien nodig, wordt overgegaan tot de aanwijzing van een andere op het Commissariaat-generaal aanwezige tolk die één van de talen gesproken door de asielzoeker beheerst.
Indien niet onmiddellijk een andere tolk kan worden aangewezen, wordt een nieuwe datum voor het gehoor vastgesteld en naar gelang het geval, aan de asielzoeker meegedeeld overeenkomstig artikel 51/2, zesde lid, van de wet."
Art.20. Artikel 22 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 22. De asielzoeker deelt zo spoedig mogelijk aan de Commissaris-generaal alle originele stukken mee waarover hij beschikt en die hij nuttig acht ter ondersteuning van zijn asielaanvraag.
Bij elk gehoor op het Commissariaat-generaal dient de asielzoeker al de stukken, waarover hij beschikt, opnieuw voor te leggen."
Art.21. In artikel 23 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzingen aangebracht :
1° In paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "voor zolang het onderzoek van de asielaanvraag door het Commissariaat-generaal duurt" ingevoegd na de woorden "of zijn gemachtigde";
2° paragraaf 1, tweede lid, wordt vervangen als volgt :
"De originelen van de ingehouden bewijsstukken worden na het onderzoek van de asielaanvraag door het Commissariaat-generaal teruggegeven aan de asielzoeker. De teruggave wordt genoteerd op het door de asielzoeker eerder ontvangen ontvangstbewijs."
3° In artikel 23 van hetzelfde besluit wordt een paragraaf 2 ingevoegd, luidende :
"§ 2. De ambtenaar neemt een kopie van alle originele nationale of internationale documenten die de identiteit of nationaliteit bewijzen. Indien de ambtenaar tijdens het gehoor vaststelt dat een nader onderzoek van een of meerdere van deze documenten aangewezen is, kunnen deze documenten voor de periode noodzakelijk voor het uitvoeren van een dergelijk onderzoek, worden ingehouden.
De ingehouden originele nationale of internationale identiteitsdocumenten worden zo snel mogelijk, terug ter beschikking van de asielzoeker gesteld. Het inhouden en het teruggeven van deze documenten gebeurt zoals omschreven in § 1."
Art.22. In onderafdeling 7 van hetzelfde besluit wordt voor artikel 24 een artikel 23/1 ingevoegd, luidende :
"Art. 23/1. Indien er binnen zes maanden na de indiening van de asielaanvraag geen beslissing werd genomen door de Commissaris-generaal ontvangt de asielzoeker op zijn verzoek informatie over het tijdsbestek waarin hij een beslissing over zijn aanvraag kan verwachten. De bepalingen betreffende de kennisgevingen bepaald in de artikelen 7 en 8 zijn hier van toepassing."
Art.23. Het opschrift van afdeling 2 van hoofdstuk III van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"Afdeling 2. - Bepalingen betreffende de beoordeling van de feiten".
Art.24. Artikel 27 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 27. De Commissaris-generaal beoordeelt de asielaanvraag op individuele, objectieve en onpartijdige wijze en houdt rekening met de volgende elementen :
a) alle relevante feiten in verband met het land van herkomst op het tijdstip waarop een beslissing inzake de asielaanvraag wordt genomen, met inbegrip van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van het land van herkomst en de wijze waarop deze worden toegepast;
b) de door de asielzoeker afgelegde verklaring en overgelegde documenten, samen met informatie over de vraag of de asielzoeker aan vervolging of ernstige schade is blootgesteld of blootgesteld zou kunnen worden;
c) de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden van de asielzoeker, waartoe factoren behoren zoals achtergrond, geslacht en leeftijd, teneinde te beoordelen of op basis van de persoonlijke omstandigheden van de asielzoeker, de daden waaraan hij blootgesteld is of blootgesteld zou kunnen worden, met vervolging of ernstige schade, overeenkomen;
d) de vraag of de asielzoeker, sedert hij zijn land van herkomst heeft verlaten, al dan niet activiteiten heeft uitgeoefend, die hem zouden kunnen blootstellen aan vervolging of ernstige schade indien hij naar zijn land van herkomst zou terugkeren."
Art.25. In het opschrift van de afdeling 3 van hoofdstuk III van hetzelfde besluit worden de woorden "de artikelen 52bis en 57/6 eerste lid, 4° van de wet" vervangen door de woorden "artikel 52/4, tweede lid, artikel 55, § 3 en artikel 57/6, eerste lid, 8° van de wet".
Art.26. In het opschrift van onderafdeling 1 van afdeling 3 van hoofdstuk III van hetzelfde besluit en in artikel 29 van hetzelfde besluit worden de woorden "artikel 52 bis" vervangen door de woorden "artikel 52/4, tweede lid en artikel 55, § 3".
Art.27. In het opschrift van onderafdeling 2 van afdeling 3 van hoofdstuk III van hetzelfde besluit worden de woorden "artikel 57/6 eerste lid, 4°" vervangen door de woorden "artikel 57/6, eerste lid, 8°".
Art.28. Artikel 28 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.29. In artikel 30 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid ingevoegd, luidende :
"Een informatienota over de subsidiaire beschermingsstatus wordt uitgereikt aan iedere persoon aan wie de subsidiaire beschermingsstatus wordt toegekend."
Art.30. Artikel 33, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"De Commissaris-generaal of zijn gemachtigde onderzoekt de verklaring tot afstand van de asielaanvraag. De Commissaris-generaal neemt vervolgens een beslissing tot afsluiting van de asielaanvraag die onmiddellijk ter kennis wordt gebracht van de asielzoeker en de Minister of zijn gemachtigde."
Art.31. In de artikelen 34 en 35 van hetzelfde besluit worden de woorden "brengt de Minister op de hoogte van zijn beslissing dat de asielaanvraag geen voorwerp meer heeft" vervangen door de woorden "beslist dat de asielaanvraag zonder voorwerp is en brengt deze beslissing onmiddellijk ter kennis van de asielzoeker en de Minister of zijn gemachtigde."
Art.32. In hoofdstuk III van hetzelfde besluit wordt een afdeling 5 ingevoegd, die de artikelen 35/1 tot 35/4 bevat, luidende :
"Afdeling 5. - Bevoegdheden toegekend aan de Commissaris-generaal met betrekking tot de opheffing of de intrekking van de vluchtelingenstatus of de subsidiaire beschermingsstatus op basis van artikel 57/6, eerste lid, 4°, 6° en 7°, van de wet.
Art. 35/1. Wanneer er nieuwe elementen of feiten aan de orde zijn waaruit blijkt dat er redenen zijn om de geldigheid van de vluchtelingenstatus of de subsidiaire beschermingsstatus te heroverwegen, onderzoekt de Commissaris-generaal of de vluchtelingenstatus of de subsidiaire beschermingsstatus van een bepaalde persoon kan worden ingetrokken of opgeheven.
De betrokkene wordt, bij een ter post aangetekende zending op het laatste adres vermeld in het Rijksregister, op de hoogte gebracht van het feit dat de Commissaris-generaal zijn recht om aanspraak te maken op de vluchtelingenstatus of op de subsidiaire beschermingsstatus heroverweegt, alsook van de redenen voor deze heroverweging.
Art. 35/2. § 1. De Commissaris-generaal stelt de betrokkene in de gelegenheid om tijdens een gehoor, de redenen aan te halen waarom zijn vluchtelingenstatus of subsidiaire beschermingsstatus dient te worden behouden.
In afwijking van het vorige lid, krijgt de betrokkene, indien de Commissaris-generaal overweegt een beslissing tot opheffing van de vluchtelingenstatus of van de subsidiaire beschermingsstatus te nemen, ofwel de gelegenheid om tijdens een gehoor de redenen waarom de status dient te worden behouden, ofwel de gelegenheid de redenen waarom de status dient te worden behouden schriftelijk mee te delen.
§ 2. In het geval dat de betrokkene opgeroepen wordt voor een gehoor, maar hij verhinderd is moet hij aan de Commissaris-generaal de vijftien dagen volgend op de door de Commissaris-generaal vastgestelde datum van gehoor een geldige reden voor zijn afwezigheid overmaken. In dat geval mag de betrokkene de redenen waarom de status volgens hem niet kan worden opgeheven of ingetrokken, schriftelijk en binnen dezelfde termijn toesturen.
Indien de betrokkene zijn schriftelijk antwoord niet binnen de vastgestelde termijn heeft overgemaakt, kan de Commissaris-generaal een beslissing nemen op basis van de elementen in het dossier.
Indien hij de reden geldig acht en op vraag van de betrokkene, roept de Commissaris-generaal deze op een latere datum opnieuw op.
Indien de betrokkene, na opnieuw te zijn opgeroepen overeenkomstig het vorige lid, een nieuwe reden aanhaalt die een afwezigheid op een vastgelegd gehoor rechtvaardigt, beslist de Commissaris-generaal op basis van de elementen in zijn bezit.
§ 3. Indien aan de betrokkene wordt gevraagd om schriftelijk de redenen mee te delen waarom de vluchtelingenstatus of de subsidiaire beschermingsstatus niet kan worden opgeheven, dient hij deze over te maken binnen een termijn van een maand, te rekenen vanaf de dag van het aangetekend versturen van de brief op het laatste adres vermeld in het Rijksregister.
§ 4. De artikelen 12, 13/1, 14, 19, 22 en 25 zijn van toepassing op het gehoor van heroverweging bedoeld in artikel 35/2.
Art. 35/3. De oproeping tot gehoor inzake heroverweging bevat minstens volgende gegevens :
- de plaats en de datum van het gehoor;
- de datum van de oproeping;
- desgevallend de aankondiging van de aanwezigheid van een tolk die één van de talen gesproken door de asielzoeker beheerst;
- de vermelding volgens dewelke de betrokkene zich op de dag van het gehoor kan laten bijstaan door een advocaat en een vertrouwenspersoon;
- de heroverweging van de vluchtelingenstatus of van de subsidiaire beschermingsstatus, en de redenen voor de heroverweging;
- de mededeling dat de betrokkene op de dag van het gehoor alle elementen ter staving van zijn standpunt dient mee te brengen;
- de mededeling dat, wanneer de betrokkene zich niet aanmeldt op het Commissariaat-generaal op de voor het gehoor vastgestelde datum, hij schriftelijk de redenen dient mee te delen voor zijn afwezigheid op het gehoor;
- de gevolgen die kunnen voortvloeien uit de afwezigheid van antwoord vanwege de betrokkene.
Art. 35/4. Onverminderd de bepalingen met betrekking tot de kennisgeving van de beslissingen bepaald in artikel 24 kan een beslissing tot opheffing of intrekking van de vluchtelingenstatus of van de subsidiaire beschermingsstatus, of een brief ter informatie dat niet wordt overgegaan tot opheffing of intrekking van de vluchtelingenstatus of de subsidiaire beschermingsstatus bij een ter post aangetekende zending worden verstuurd naar het laatste adres vermeld in het Rijksregister."
Art.33. Dit besluit treedt in werking op de tiende dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art. 34. De Minister bevoegd voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, op 18 augustus 2010.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Migratie- en asielbeleid,
Mevr. J. MILQUET
De Staatssecretaris voor Migratie- en asielbeleid,
M. WATHELET