Details





Titel:

6 MEI 2009. - Wet houdende diverse bepalingen betreffende asiel en immigratie. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-05-2009 en tekstbijwerking tot 10-02-2022)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
Art. 2-13
HOOFDSTUK 3. - Tijdelijke bepaling betreffende de inhaling van de achterstand met betrekking tot de betwistingen
Art. 14
HOOFDSTUK 4. - Wijziging van de wet van 20 juli 1991 houdende sociale en diverse bepalingen
Art. 15
HOOFDSTUK 5. - Wijziging van de wet van 22 april 1960 houdende goedkeuring van de Overeenkomst betreffende de zeelieden-vluchtelingen, ondertekend op 23 november 1957, te 's-Gravenhage
Art. 16
HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen van de wet van 15 september 2006 tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
Art. 17-18
HOOFDSTUK 7. - Overgangsbepaling
Art. 19



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1960042209  1980121550  1991021203  2006000704 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
Art.2. In artikel 39/19, § 2, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de woorden " volle vijfendertig jaar oud " vervangen door de woorden " volle dertig jaar oud ".

Art.3. In artikel 39/21 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende :
  " De leden van de Raad en van de griffie alsook de beheerder worden ook geacht de in het eerste lid bepaalde kennis van de andere taal dan die waarin hun diploma is gesteld te hebben geleverd, indien ze het bewijs leveren van de in artikel 43, § 3, derde lid, van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 18 juli 1966, of van de in de artikelen 5 en 7 van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger, bedoelde kennis van de Nederlandse of Franse taal. ";
  2° in paragraaf 3 wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende :
  " Een lid van de Raad of van de griffie wordt ook geacht de in het eerste lid bepaalde kennis van de Duitse taal te hebben geleverd, indien het het bewijs levert van de door artikel 15, § 1, derde lid, van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 18 juli 1966, bepaalde kennis van de Duitse taal voor het niveau A, of aantoont dat het, om tot ambtenaar te worden benoemd, overeenkomstig artikel 43, § 4, derde lid, van de voornoemde wetten zijn toelatingsexamen tot dit ambt in het Duits heeft afgelegd. "

Art.4. In artikel 39/27, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006 en gewijzigd bij de wet van 27 december 2006, worden de woorden " de Minister van Binnenlandse Zaken " vervangen door de woorden " de minister ".

Art.5. Artikel 39/57 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, gewijzigd bij de wet van 27 december 2006 en gedeeltelijk vernietigd bij het arrest nr. 81/2008 van het Grondwettelijk Hof, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 39/57. De in artikel 39/2 bedoelde beroepen worden ingediend bij verzoekschrift binnen dertig dagen na de kennisgeving van de beslissing waartegen ze zijn gericht.
  Indien het een beroep betreft dat is ingediend door een vreemdeling die zich op het ogenblik van de kennisgeving van de beslissing bevindt in een welbepaalde plaats zoals bedoeld in artikel 74/8 of die ter beschikking is gesteld van de regering, wordt het verzoekschrift ingediend binnen vijftien dagen na de kennisgeving van de beslissing waartegen het is gericht. ".

Art.6. In artikel 39/65, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de woorden " en aan de minister of zijn gemachtigde " ingevoegd tussen de woorden " aan de partijen " en de woorden " ter kennis gebracht ".

Art.7. In artikel 39/69, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het derde lid wordt aangevuld met de bepalingen onder 4°, 5° en 6°, luidende :
  " 4° verzoekschriften die niet ondertekend zijn;
  5° verzoekschriften die geen keuze van woonplaats in België bevatten;
  6° verzoekschriften waarbij geen inventaris is gevoegd van de stukken die alle overeenkomstig die inventaris moeten zijn genummerd. ";
  2° de paragraaf wordt aangevuld met drie leden, luidende :
  " In geval van toepassing van het derde lid richt de hoofdgriffier aan de verzoekende partij een brief waarbij wordt meegedeeld waarom het verzoekschrift niet is ingeschreven op de rol en waarbij die partij wordt verzocht binnen acht dagen haar verzoekschrift te regulariseren.
  De verzoekende partij die haar verzoekschrift regulariseert binnen acht dagen na de ontvangst van het in het vierde lid bedoelde verzoek, wordt geacht het te hebben ingediend op de datum van de eerste verzending ervan.
  Een verzoekschrift dat niet, onvolledig of laattijdig is geregulariseerd, wordt geacht niet te zijn ingediend. "

Art.8. In artikel 39/71 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006 en gewijzigd bij de wet van 27 december 2006 worden de woorden " , aan de minister of zijn gemachtigde " ingevoegd tussen de woorden " verwerende partij " en de woorden " en, indien ".

Art.9. Artikel 39/76, § 3, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, wordt aangevuld met de woorden " of, indien met toepassing van artikel 39/69, § 1, het verzoekschrift geregulariseerd werd, na ontvangst van de regularisatie ".

Art.10. In artikel 39/77, § 1, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, wordt het woord " dagen " vervangen door het woord " werkdagen ".

Art.11. In artikel 39/82, § 4, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006 en gedeeltelijk vernietigd bij het arrest nr. 81/2008 van het Grondwettelijk Hof, worden in de tweede zin de woorden " binnen vijf dagen, zonder dat dit minder dan drie werkdagen mag bedragen, " ingevoegd tussen de woorden " met toepassing van deze bepaling " en de woorden " na de betekening van de beslissing ".

Art.12. Artikel 39/83 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006 en vernietigd bij het arrest nr. 81/2008 van het Grondwettelijk Hof, wordt hersteld in de volgende lezing :
  " Art. 39/83. Behalve mits toestemming van de betrokkene, zal ten aanzien van een vreemdeling die het voorwerp uitmaakt van een verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel, slechts tot gedwongen uitvoering van deze maatregel worden overgegaan ten vroegste vijf dagen, zonder dat dit minder dan drie werkdagen mag bedragen, na de kennisgeving van de maatregel. "

Art.13. In artikel 71, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 10 juli 1996 en gewijzigd bij de wetten van 18 februari 2003, 1 september 2004 en 15 september 2006, worden de woorden " 52bis , vierde lid " vervangen door de woorden " 52/4, vierde lid ".

HOOFDSTUK 3. - Tijdelijke bepaling betreffende de inhaling van de achterstand met betrekking tot de betwistingen
Art.14.§ 1. [2 Teneinde de werkvoorraad met betrekking tot de betwistingen weg te werken, wordt het in artikel 39/4 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, bepaalde cijfer [4 tijdelijk van vierentwintig tot tweeënvijftig verhoogd, zijnde met achtentwintig rechters in vreemdelingenzaken, van wie er veertien behoren tot de Franse taalrol en veertien tot de Nederlandse taalrol]4.]2
  Onverminderd de mogelijke toepassing van artikel 39/6, § 1, vijfde lid, van de in § 1, eerste lid, bedoelde wet, wijst de eerste voorzitter in nauw overleg met de voorzitter en de betrokken kamervoorzitters deze magistraten toe aan één of meer kamers in functie van de werkvoorraad in deze kamers.
  De in het eerste lid bedoelde ambten worden vacant verklaard na goedkeuring van de minister van Migratie- en asielbeleid.
  De in het eerste lid bedoelde verhoging houdt van rechtswege op te bestaan de laatste dag van het derde volledige gerechtelijke jaar na de installatie van [1 alle in het eerste lid bedoelde]1 rechters in vreemdelingenzaken. Deze maatregel kan [3 ...]3 [3 voor een periode van drie gerechtelijke jaren]3 door de Koning worden verlengd na goedkeuring van het " plan tot inhaling van de achterstand ". Dit plan wordt [3 bij elke verlenging]3 door de eerste voorzitter, in nauw overleg met de voorzitter opgesteld. Het bevat een concrete beschrijving van de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde magistraten worden aangewend om de werkvoorraad bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen weg te werken.
  § 2. [2 De eerste voorzitter doet in zijn jaarlijks activiteitenverslag, waarin artikel 39/3, van de in § 1, eerste lid, bedoelde wet voorziet, verslag over de aanwending van het op grond van § 1 verhoogd aantal rechters in vreemdelingenzaken en over de vooruitgang in de wegwerking van de werkvoorraad.]2
  § 3. Zij aan wie in toepassing van dit artikel een ambt van rechter in vreemdelingenzaken wordt verleend, worden in het ambt benoemd. Zij bezetten het ambt vanaf hun eedaflegging. Van rechtswege bezetten zij de in artikel 39/4 van de in § 1, eerste lid, bedoelde wet, bedoelde betrekkingen wanneer deze vrijkomen en voor zover zij het bewijs leveren van de talenkennis die voor het bekleden van de vrijgekomen betrekking is vereist.
  Naar gelang van de noden van de dienst wijst de eerste voorzitter, in overleg met de voorzitter, de in overtal benoemde rechters in vreemdelingenzaken aan, voor de duur die hij bepaalt, in een kamer in de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Hij maakt hiervan melding in het in § 2 bedoelde [2 activiteitenverslag]2.
  § 4. De eerste voorzitter waakt erover dat de pariteit in de algemene vergadering behouden blijft.
  ----------
  (1)<W 2009-12-23/05, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 10-01-2010>
  (2)<W 2013-12-26/10, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
  (3)<W 2020-07-31/24, art. 55, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (4)<W 2021-12-23/46, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 20-02-2022>

HOOFDSTUK 4. - Wijziging van de wet van 20 juli 1991 houdende sociale en diverse bepalingen
Art.15. In artikel 7, § 2, eerste lid, 5°, van de wet van 20 juli 1991 houdende sociale en diverse bepalingen, vervangen bij de wet van 20 mei 1997, worden de woorden " de Vaste Beroepscommissie voor vluchtelingen " vervangen door de woorden " de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen ".

HOOFDSTUK 5. - Wijziging van de wet van 22 april 1960 houdende goedkeuring van de Overeenkomst betreffende de zeelieden-vluchtelingen, ondertekend op 23 november 1957, te 's-Gravenhage
Art.16. In artikel 2 van de wet van 22 april 1960 houdende goedkeuring van de Overeenkomst betreffende de zeelieden-vluchtelingen, ondertekend op 23 november 1957, te 's-Gravenhage, vervangen bij de wet van 14 juli 1987, worden de woorden " de Vaste Beroepscommissie voor de vluchtelingen " vervangen door de woorden " de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen ".

HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen van de wet van 15 september 2006 tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
Art.17. In artikel 237, § 2, tweede lid, van de wet van 15 september 2006 tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, worden de woorden " ten laatste op het einde van de eerste termijn van drie jaar " vervangen door de woorden " ten laatste bij de vaste benoeming ".

Art.18. In artikel 238, § 2, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 december 2006, worden de woorden " ten laatste op het einde van de eerste termijn van vijf jaar " vervangen door " ten laatste op het einde van de tweede termijn van vijf jaar ".

HOOFDSTUK 7. - Overgangsbepaling
Art. 19. Artikel 7 geldt slechts ten aanzien van de beroepen die werden ingediend na de inwerkingtreding van deze wet.