14 NOVEMBER 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende Vlaamse werkgroepen binnen het preventieve gezondheidsbeleid(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-12-2008 en tekstbijwerking tot 30-06-2023)
HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied en opdrachten.
Art. 2-4
HOOFDSTUK III. - Samenstelling en werking.
Art. 5-7
HOOFDSTUK IV. - Financiering.
Art. 8-13
HOOFDSTUK V. - Slotbepaling.
Art. 14
2009035085 2012036275 2012207570 2014035894 2015035389 2015035646 2015035670 2018011923
HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder :
1° [1 l'administratie: het Departement Zorg, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg]1;
2° decreet : het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid;
3° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid;
4° Vlaamse werkgroep : een werkgroep binnen het Vlaamse preventieve gezondheidsbeleid als vermeld in artikelen 15 en 20 van het decreet.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 65, 003; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied en opdrachten.
Art.2. De minister richt Vlaamse werkgroepen op.
Art.3.Een Vlaamse werkgroep kan worden opgericht :
1° ter voorbereiding van een gezondheidsconferentie en voor de verdere uitwerking van de voorstellen of conclusies van een gezondheidsconferentie, als vermeld in artikel 15 van het decreet;
2° als ondersteunende werkgroep die betrekking heeft op een welbepaald aspect van het preventieve gezondheidsbeleid, als vermeld in artikel 20 van het decreet, met het oog op :
a) de voorbereiding of uitwerking van beleidsvoorstellen, strategieën of andere initiatieven met betrekking tot het preventieve gezondheidsbeleid die geen verband houden met de voorbereiding van een gezondheidsconferentie of met de uitwerking van de voorstellen of conclusies van een gezondheidsconferentie;
b) het bewaken van de samenhang bij en het ondersteunen van de uitvoering van strategieën of andere initiatieven met betrekking tot het preventieve gezondheidsbeleid;
c) een combinatie van de taken, vermeld in punt a) en b).
[1 Tenzij het anders bepaald wordt door de minister, kan een Vlaamse werkgroep die fungeert als ondersteunende werkgroep als vermeld in het eerste lid, 2°, ook opdrachten uitvoeren als vermeld in het eerste lid, 1°, op voorwaarde dat voor de Vlaamse werkgroep in kwestie een beleidsthema als vermeld in artikel 4, tweede lid, 1°, is bepaald en dat beleidsthema afgestemd is op het voorwerp, of op deelaspecten ervan, van de gezondheidsconferentie in kwestie.]1
----------
(1)<BVR 2014-05-16/31, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.4.De minister bepaalt, met behoud van toepassing van de bevoegdheid van de Vlaamse Regering ter zake :
1° de opdracht van een Vlaamse werkgroep;
2° of de werkgroep voor onbepaalde dan wel voor bepaalde duur wordt opgericht.
Met betrekking tot de opdracht van de werkgroep, [1 vermeld in het eerste lid, 1°]1, kan de minister onder andere specifieke bepalingen vastleggen over :
1° het beleidsthema;
2° de sectoren en doelgroepen waarop de werkgroep zich moet richten, en de manier waarop de sectoren en doelgroepen betrokken moeten worden bij de werkgroep.
De minister kan, met behoud van toepassing van de bevoegdheid van de Vlaamse Regering ter zake :
1° de wijze en frequentie van rapporteren van een Vlaamse werkgroep bepalen;
2° [1 het tijdschema vastleggen voor het realiseren van de opdracht, vermeld in het eerste lid, 1°,]1 in het bijzonder voor de werkgroepen van bepaalde duur.
----------
(1)<BVR 2014-05-16/31, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
HOOFDSTUK III. - Samenstelling en werking.
Art.5.§ 1. [1 De minister bepaalt de samenstelling van een Vlaamse werkgroep en benoemt de voorzitter en de leden.
De minister kan ook plaatsvervangende leden benoemen. Als er geen plaatsvervangende leden worden benoemd, kan een benoemd lid, als het niet op een vergadering aanwezig kan zijn, een plaatsvervanger aanwijzen. Die plaatsvervanger wordt voor die vergadering van rechtswege beschouwd als een lid.
Bij de oprichting van een Vlaamse werkgroep bepaalt de minister de regels voor de vervanging van de voorzitter.]1
§ 2. De werkgroep wordt op zodanige wijze samengesteld dat voor de uitvoering van zijn opdracht de relevante deskundigheden vertegenwoordigd zijn.
§ 3. Een Vlaamse werkgroep telt maximaal vijfentwintig leden, met inbegrip van de voorzitter.
[1 [2 De administratie]2 kan de vergaderingen van de Vlaamse werkgroep bijwonen met een of meer personen, zonder stemrecht, voor de uitoefening van de coördinatie- en secretariaatstaken, vermeld in artikel 7, § 4, tweede lid.]1
----------
(1)<BVR 2014-05-16/31, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<BVR 2023-05-12/09, art. 66, 003; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Art.6.[1 § 1. Na het akkoord van [2 de administratie]2 kan een voorzitter van een Vlaamse werkgroep externe deskundigen uitnodigen om deel te nemen aan een of meer activiteiten van de Vlaamse werkgroep.
§ 2. Na het akkoord van [2 de administratie-]2 kan de voorzitter van een Vlaamse werkgroep een of meer subwerkgroepen oprichten om deelaspecten van de opdrachten van de Vlaamse werkgroep uit te voeren. Een subwerkgroep bestaat uit leden van de Vlaamse werkgroep in kwestie, eventueel aangevuld met externe deskundigen, die na het akkoord van het agentschap door de voorzitter van de subwerkgroep worden aangewezen. Een lid, dat niet op een vergadering aanwezig kan zijn, kan een plaatsvervanger aanwijzen die, voor die vergadering van rechtswege beschouwd wordt als lid.
De voorzitter van een subwerkgroep wordt door de voorzitter van de Vlaamse werkgroep in kwestie gekozen uit de leden van die Vlaamse werkgroep.
Een subwerkgroep rapporteert aan de Vlaamse werkgroep waar hij deel van uitmaakt. De Vlaamse werkgroep draagt de eindverantwoordelijkheid voor de werkzaamheden van een subwerkgroep.]1
----------
(1)<BVR 2014-05-16/31, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<BVR 2023-05-12/09, art. 67, 003; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Art.7.§ 1. De minister kan bepalingen vastleggen over de werking van een Vlaamse werkgroep.
§ 2.[1 Door de voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden van een Vlaamse werkgroep en zijn eventuele subwerkgroepen wordt een belangenverklaring ingevuld, om zicht te krijgen op eventuele belangenconflicten. Wijzigingen in de belangenverklaring moeten door de betrokkene spontaan worden gemeld aan [2 de administratie]2.
De minister bepaalt de gegevens die in die belangenverklaring moeten worden opgenomen.
De voorzitter van de werkgroep of subwerkgroep in kwestie vraagt aan externe deskundigen en aan plaatsvervangers als vermeld in artikel 5, § 1, tweede lid, bij het begin van hun deelname aan activiteiten van een Vlaamse werkgroep of subwerkgroep of er een mogelijk belangenconflict is.
Als uit de belangenverklaring, de vraagstelling, vermeld in het derde lid, of uit andere gegevens blijkt dat er een belangenconflict is, kunnen een of meer van de volgende maatregelen genomen worden ten aanzien van de voorzitter, het lid of het plaatsvervangend lid dat of de externe deskundige die betrokken is bij het belangenconflict:
1° de minister vervangt de voorzitter, het lid of het benoemde plaatsvervangend lid van de Vlaamse werkgroep;
2° [2 de administratie]2 vervangt de voorzitter, het lid of het benoemde plaatsvervangend lid van de subwerkgroep;
3° de voorzitter van een Vlaamse werkgroep of subwerkgroep verzoekt het lid, het plaatsvervangend lid of de externe deskundige om niet te participeren in discussies over aspecten van de opdracht die rechtstreeks in verband staan met het vastgestelde belangenconflict, of vervangt na akkoord van [2 de administratie]2, de externe deskundige;
4° de voorzitter van een Vlaamse werkgroep of subwerkgroep verwijst in de rapportering over aspecten van de opdracht van een Vlaamse werkgroep of subwerkgroep die rechtstreeks in verband staan met het vastgesteld belangenconflict, naar het belangenconflict en geeft daarover duiding.
Als de voorzitter van een Vlaamse werkgroep of subwerkgroep, vermeld in het vierde lid, 3° en 4°, nalaat maatregelen te nemen of zelf betrokken is bij het belangenconflict, vermeld in het vierde lid, wordt de maatregel genomen door het agentschap.]1
§ 3. De minister kan een Vlaamse werkgroep opdragen een huishoudelijk reglement op te maken en de minimale inhoud ervan bepalen.
Het huishoudelijk reglement van een Vlaamse werkgroep wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het agentschap.
§ 4. [1 Een Vlaamse werkgroep wordt aangestuurd in overleg tussen het agentschap en de voorzitter.
Het agentschap coördineert de werking van een Vlaamse werkgroep en draagt de eindverantwoordelijkheid voor het secretariaat. Bepaalde secretariaatstaken kunnen, na overleg in de Vlaamse werkgroep in kwestie, door leden van de werkgroep of door externen worden opgenomen.
Een subwerkgroep draagt de eindverantwoordelijkheid voor zijn eigen secretariaat. Bepaalde secretariaatstaken kunnen, na overleg in de Vlaamse werkgroep waar de subwerkgroep deel van uitmaakt, door leden van de subwerkgroep of door externen worden opgenomen.]1
----------
(1)<BVR 2014-05-16/31, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<BVR 2023-05-12/09, art. 68, 003; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
HOOFDSTUK IV. - Financiering.
Art.8.§ 1. De voorzitter, de leden [1 of de plaatsvervangende leden en de aangewezen plaatsvervangers, vermeld in artikel 5, § 1, tweede lid]1 van een Vlaamse werkgroep of subwerkgroep, en eventuele externe deskundigen ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding per bijgewoonde vergadering.
Een vergadering vindt plaats op initiatief van de voorzitter van een Vlaamse werkgroep of subwerkgroep.
§ 2. De vergoeding, vermeld in § 1, eerste lid, bedraagt 75 euro (vijfenzeventig euro), behalve voor de voorzitter van een Vlaamse werkgroep of zijn plaatsvervanger, aan wie een vergoeding van 112,5 euro (honderdentwaalf euro en vijftig cent) wordt toegekend.
De vergoeding wordt voor maximaal twaalf vergaderingen per jaar toegekend per werkgroep of subwerkgroep. [1 Verschillende bijeenkomsten van dezelfde werkgroep of dezelfde subwerkgroep die op dezelfde dag plaatsvinden, gelden maar als één vergadering. Bijeenkomsten van een werkgroep en van een subwerkgroep van die werkgroep die op dezelfde dag plaatsvinden, gelden als aparte vergaderingen na goedkeuring van [2 de administratie]2.]1
----------
(1)<BVR 2014-05-16/31, art. 17, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<BVR 2023-05-12/09, art. 69, 003; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Art.9. De voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden van een Vlaamse werkgroep of subwerkgroep, en eventuele externe deskundigen ontvangen een vergoeding voor reiskosten die verbonden zijn aan deelname aan de vergaderingen, vermeld in artikel 8, § 1, eerste lid, overeenkomstig de op dat moment geldende regeling voor de vergoeding van reiskosten van personeelsleden van de Vlaamse overheid.
Art.10. § 1. De vergoedingen, vermeld in artikel 8 en 9, worden niet toegekend als wordt deelgenomen aan de vergaderingen namens een overheid of namens een organisatie die wordt gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, en als deelname aan de Vlaamse werkgroep in kwestie tot het takenpakket van de organisatie behoort of geacht wordt te behoren.
Het al of niet toekennen van die vergoedingen wordt opgenomen in het ministerieel besluit tot oprichting van de Vlaamse werkgroep in kwestie.
§ 2. Voorzitters, leden, plaatsvervangende leden of externe deskundigen kunnen, met een door hen ondertekende verklaring, beslissen dat ze een of meer vergoedingen, als vermeld in artikelen 8 en 9, niet willen ontvangen.
Art.11.Kosten die verbonden zijn aan de vergaderingen voor werkgroepen of subwerkgroepen, kunnen worden vergoed, na voorafgaand akkoord van [1 de administratie]1.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Art.12. De vergoeding, vermeld in artikel 8, volgt de evolutie van het gezondheidsindexcijfer.
De indexering gebeurt bij de oprichting van de Vlaamse werkgroep, en verder elk werkingsjaar. De toepassing van de indexering wordt bepaald in het ministerieel besluit tot oprichting van de Vlaamse werkgroep in kwestie.
Art.13.De vergoedingen, vermeld in artikelen 8 en 9, worden uitbetaald aan de hand van [1 aanwezigheidslijsten die tijdens de vergadering ondertekend worden.]1 die de nodige gegevens bevatten.
De vergoedingen, vermeld in artikelen 8 en 9, mogen gegroepeerd per jaar uitbetaald worden.
----------
(1)<BVR 2014-05-16/31, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
HOOFDSTUK V. - Slotbepaling.
Art. 14. De Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.