Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

12 JUNI 2006. - Koninklijk besluit tot uitvoering van Titel III, hoofdstuk II van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-06-2006 en tekstbijwerking tot 23-11-2011)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - De raming en het loopbaanoverzicht.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art. 2-5
Afdeling 2. - De raming.
Art. 6-8
Afdeling 3. - Het loopbaanoverzicht.
Art. 9
HOOFDSTUK 3. - Loopbaangegevens.
Art. 10
HOOFDSTUK 4. - Globale raming en globaal loopbaanoverzicht.
Art. 11
HOOFDSTUK 5. - Samenwerking.
Art. 12
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen.
Art. 13-18



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1990022014  1996021237  1997022344 



Uitvoeringsbesluit(en):

2007022661  2009012199  2010022356  2019202502  2024201993 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen.
Artikel 1. § 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder het begrip :
  1° instellingen : de hierna vermelde instellingen die een wettelijke pensioenregeling beheren :
  - de Rijksdienst voor pensioenen (RVP);
  - de Pensioendienst voor de Overheidssector (PDOS);
  - het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der zelfstandigen (RSVZ);
  2° aanvraag : de vraag van de sociaal verzekerde om aflevering van een loopbaanoverzicht of van een raming van de opgebouwde en nog te verwezenlijken persoonlijke pensioenrechten aan één van de onder 1° vermelde instellingen;
  3° raming : de vaststelling van het hypothetische pensioenrecht krachtens de vigerende wetgeving;
  4° loopbaangegevens : alle gegevens die voor de raming van de opgebouwde en nog te verwezenlijken persoonlijke pensioenrechten noodzakelijk zijn;
  5° loopbaanoverzicht : het overzicht van de loopbaangegevens die per wettelijke pensioenregeling door één van de onder 1° vermelde instellingen of haar opdrachthouders werden bijgehouden;
  6° toekomstige gepensioneerde : de sociaal verzekerde die omwille van zijn tewerkstelling aan een wettelijke pensioenregeling onderworpen is geweest, die door één of meerdere van de onder 1° vermelde instellingen wordt beheerd;
  7° normale pensioenleeftijd : de leeftijd waarop het pensioen voor het eerst zonder vervroeging kan worden opgenomen.
  § 2. Het toepassingsgebied kan, bij in Ministerraad overlegd besluit, worden uitgebreid tot andere dan de onder § 1, 1°, bedoelde instellingen die wettelijke pensioenregelingen beheren.

HOOFDSTUK 2. - De raming en het loopbaanoverzicht.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art.2. § 1. De instellingen verstrekken op aanvraag of van ambtswege, op basis van de gegevens waarover zij beschikken, aan de toekomstige gepensioneerde een raming van de opgebouwde en nog te verwezenlijken persoonlijke pensioenrechten en een loopbaanoverzicht.
  § 2. De aanvraag tot raming of de raming van ambtswege ten aanzien van één pensioenregeling, geldt voor ieder van de regelingen die door de instellingen wordt beheerd en waarvan de toekomstige gepensioneerde of één van de instellingen in de loop van het onderzoek melding maakt.

Art.3. § 1. Uitsluitend de toekomstige gepensioneerde kan de aanvraag indienen.
  § 2. De aanvraag kan ten vroegste worden ingediend in de loop van vijf jaar voorafgaand aan de datum waarop er recht op rustpensioen of vervroegd pensioen kan ontstaan. De voorwaarde moet zijn vervuld op het ogenblik van het indienen van de aanvraag.
  De Koning kan de periode waarbinnen een aanvraag kan worden ingediend uitbreiden. Hij kan daarbij een onderscheid maken naargelang de pensioenregeling.
  § 3. De Koning bepaalt :
  - de verdere modaliteiten voor het indienen van een aanvraag;
  - de gevallen waarin een aanvraag onontvankelijk wordt verklaard.

Art.4. Een aanvraag die met toepassing van dit besluit wordt ingediend, geldt niet als pensioenaanvraag.

Art.5. De Koning bepaalt de wijze waarop de sociaal verzekerde van het loopbaanoverzicht en van de raming in kennis wordt gesteld.

Afdeling 2. - De raming.
Art.6.De raming omvat per wettelijke pensioenregeling :
  - de door de toekomstige gepensioneerde opgebouwde rechten;
  - een voorafspiegeling van de pensioenrechten die tot de normale pensioenleeftijd kunnen worden opgebouwd.
  [1 Het formulier dat verstuurd wordt aan de toekomstige gepensioneerde wijst op het bestaan, de voorwaarden voor toekenning en het dagbedrag (voor de werknemers) en het kwartaalbedrag (voor de zelfstandigen) van de pensioenbonus.]1
  ----------
  (1)<W 2011-11-13/03, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 03-12-2011>

Art.7. § 1. De instellingen bezorgen de toekomstige gepensioneerde van ambtswege een raming in het jaar waarin hij de leeftijd van 55 jaar bereikt.
  De Koning kan de in het vorige lid bedoelde leeftijd wijzigen en met ander leeftijden aanvullen. Hij kan daarbij een onderscheid maken naargelang de pensioenregeling.
  § 2. De raming van ambtswege ontslaat de instellingen van het onderzoek van een door de toekomstige gepensioneerde ingediende aanvraag.
  De Koning bepaalt binnen welke termijn de toekomstige gepensioneerde na ontvangst van de raming van ambtswege een nieuwe aanvraag kan indienen.

Art.8. De afgeleverde raming in uitvoering van dit besluit geldt niet als kennisgeving van een recht op pensioen.

Afdeling 3. - Het loopbaanoverzicht.
Art.9. De instellingen bezorgen de toekomstige gepensioneerde van ambtswege een loopbaanoverzicht in het jaar waarin hij de leeftijd van 55 jaar bereikt.
  De Koning kan de in het vorige lid bedoelde leeftijd wijzigen en met ander leeftijden aanvullen. Hij kan daarbij een onderscheid maken naargelang de pensioenregeling.

HOOFDSTUK 3. - Loopbaangegevens.
Art.10. De instellingen zijn, met het oog op de raming van ambtswege, ertoe gehouden de loopbaangegevens van de toekomstige gepensioneerden elektronisch te bewaren en op een geïntegreerde en onderling afgestemde wijze elektronisch beschikbaar te houden.
  De toekomstige gepensioneerde kan, indien hij de nodige bewijsstukken voorlegt en overeenkomstig de regels bepaald door de Koning, een verbetering vragen van de over hem bijgehouden gegevens.
  De Koning bepaalt eveneens de wijze waarop de toekomstige gepensioneerde van het gegeven gevolg in kennis wordt gesteld.

HOOFDSTUK 4. - Globale raming en globaal loopbaanoverzicht.
Art.11. § 1. Indien de toekomstige gepensioneerde gedurende zijn beroepsloopbaan aan meerdere wettelijke pensioenregelingen was onderworpen wordt de in hoofdstuk 2 bedoelde informatie hem op geglobaliseerde wijze ter beschikking gesteld in één overzicht.
  § 2. Met het oog op de uitvoering van dit hoofdstuk sluiten de instellingen gezamenlijke akkoorden waarin alle nodige schikkingen worden vastgelegd voor de aflevering van de globale raming.

HOOFDSTUK 5. - Samenwerking.
Art.12. § 1. Met het oog op de uitvoering van de verplichtingen en de taken bedoeld in dit besluit kunnen de instellingen van sociale zekerheid bedoeld in artikel 1 en in artikel 2, eerste lid, 2°, a), van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid en, voor zover het toepassingsgebied van dit besluit met toepassing van artikel 1, § 2 tot hen werd uitgebreid, de andere instellingen die een wettelijke pensioenregeling beheren, zich verenigen in één of meerdere verenigingen voor het realiseren van de bij dit besluit bedoelde opdrachten en voor het beheer van informatiesystemen die nuttig zijn voor het ondersteunen van die opdrachten.
  § 2. Een met toepassing van § 1 tot stand gebrachte vereniging kan slechts de vorm aannemen van een vereniging zonder winstoogmerk zoals bedoeld in de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen.
  § 3. De leden van een met toepassing van § 1 tot stand gebrachte vereniging kunnen aan de vereniging opdrachten toevertrouwen op het gebied van onder meer :
  - communicatie en informatieverstrekking;
  - informatiebeheer;
  - informatieveiligheid.
  § 4. De leden van een met toepassing van § 1 tot stand gebrachte vereniging zijn gehouden tot het betalen van de kosten van de vereniging in de mate dat zij een beroep doen op haar diensten.

HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen.
Art.13. In artikel 17bis van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, vervangen bij de wet van 24 december 2002 en gewijzigd bij de wetten van 8 april 2003, 22 december 2003 en 27 december 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het eerste lid van § 1 wordt aangevuld als volgt :
  " 8° de verenigingen bedoeld in artikel 12 van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot uitvoering van Titel III, Hoofdstuk II van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact ";
  2° in de tweede paragraaf worden de woorden " 6° of 7° " vervangen door de woorden " 6°, 7° of 8° ".

Art.14. De bepalingen van het koninklijk besluit van 25 april 1997 tot instelling van een " Infodienst Pensioenen ", met toepassing van artikel 15, 5° van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels worden opgeheven.

Art.15. In artikel 15, 5° van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de wettelijke pensioenstelsels worden de woorden " de Infodienst Pensioenen en " geschrapt.

Art.16. De Koning bepaalt de datum waarop de onderscheiden verplichtingen bedoeld in de hoofdstukken 2, 3 en 4 en waarop de artikelen 14 en 15 van kracht worden.
  Hij kan daarbij een onderscheid maken naargelang de instelling waarop de bepalingen van toepassing worden verklaard en naargelang de verplichting.

Art.17. Onverminderd de bepalingen van artikel 16, heeft dit besluit uitwerking met ingang op 1 februari 2006.

Art. 18. Onze Minister van Pensioenen en Onze Minister van Middenstand, zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 12 juni 2006.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Pensioenen,
  B. TOBBACK
  De Minister van Middenstand,
  Mevr. S. LARUELLE