1 MEI 2006. - Wet tot wijziging van de wet van 19 februari 1965 betreffende de uitoefening van de zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen.
Art. 1-4
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art.2. In artikel 3, § 1, van de wet van 19 februari 1965 betreffende de uitoefening van de zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen, gewijzigd bij de wetten van 28 juni 1984 en 2 februari 2001, worden de woorden " de minister van Middenstand of de door hem aangewezen ambtenaar " vervangen door de woorden " de afgevaardigde ambtenaar die door de Minister van Middenstand is aangewezen ".
Art.3. Artikel 6 van dezelfde wet gewijzigd bij de wet van 28 juni 1984, wordt door de volgende bepaling vervangen :
" De afgevaardigde ambtenaar die door de Minister van Middenstand aangewezen is oordeelt of de aanvraag om verkrijging, verlenging of vernieuwing van een beroepskaart voldoet aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden.
De vreemdeling van wie de beroepskaart door de afgevaardigde ambtenaar geweigerd wordt, kan beroep bij de Minister van Middenstand aantekenen binnen een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de kennisneming van de beslissing van weigering.
De Raad voor Economisch Onderzoek inzake Vreemdelingen brengt binnen vier maanden te rekenen vanaf de indiening van het beroep bij de Minister van Middenstand een advies uit. De aanvrager dient gehoord of ten minste door de Raad opgeroepen te worden.
De Minister van Middenstand neemt en betekent zijn beslissing aan de aanvrager binnen twee maanden te rekenen vanaf de ontvangst van het advies van de Raad voor Economisch Onderzoek inzake Vreemdelingen.
Bij gebrek aan een beslissing binnen de toegestane termijn, wordt de beslissing geacht in overeenstemming te zijn met het advies van de Raad voor Economisch Onderzoek inzake Vreemdelingen. In dit geval betekent de afgevaardigde ambtenaar onverwijld aan de aanvrager het advies van de Raad voor Economisch Onderzoek inzake Vreemdelingen.
Bij gebrek aan een advies van de Raad voor Economisch Onderzoek inzake Vreemdelingen binnen de in het derde lid bedoelde termijn, neemt en betekent de Minister van Middenstand zijn beslissing aan de aanvrager zonder op dit advies te wachten, en dit, binnen de in het vierde lid bedoelde termijn.
Bij gebrek aan een beslissing binnen de toegestane termijn, wordt de beslissing ongunstig geacht. In dit geval betekent de afgevaardigde ambtenaar onverwijld aan de aanvrager de impliciete beslissing van de minister van Middenstand. "
Art. 4. Uitgezonderd dit artikel treedt deze wet in werking op een door de Koning te bepalen datum, en uiterlijk zes maanden te rekenen vanaf de datum waarop ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
(NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 21-09-2006 door KB 2006-07-01/66, art. 1)
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 1 mei 2006.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Middenstand,
Mevr. S. LARUELLE
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
Mevr. L. ONKELINX.