27 MEI 2004. - Milieuwetboek - Boek 2 : Waterwetboek. - Decretale gedeelte. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 23-09-2004 en tekstbijwerking tot 21-02-2025)
DEEL I. - Algemeen.
TITEL I. - Beginselen.
Art. D1
TITEL II. - Begripsomschrijvingen.
Art. D2, D2bis, D2ter
TITEL III. - Adviesinstanties.
HOOFDSTUK I.
Art. D3
HOOFDSTUK II. - Comité voor watercontrole.
Art. D4
TITEL IV. - Kostenterugwinning voor waterdiensten.
Art. D5-D6
TITEL V. [1 - Uitvoering van de Europese verplichtingen]1
Art. D6-1
DEEL II. - Geïntegreerd beheer van de natuurlijke watercyclus.
TITEL I. - Districten, stroomgebieden en deelstroomgebieden.
HOOFDSTUK I. - Samenstelling van de Waalse stroomgebieden en deelstroomgebieden.
Art. D7-D9
HOOFDSTUK II. - Samenstelling van de internationale stroomgebiedsdistricten.
Art. D10
HOOFDSTUK III. - Bevoegde overheid.
Art. D11
HOOFDSTUK IV. - Internationale coördinatie.
Art. D12-D15
TITEL II. - Beschrijvende toestand van het stroomgebied.
HOOFDSTUK I. - Kenmerken van het Waalse stroomgebied, beschrijving van de gevolgen van de menselijke activiteit op het milieu en economische analyse van het waterverbruik.
Art. D16-D18
HOOFDSTUK II. - Programma voor de monitoring en noodmaatregelen.
Art. D19-D21
TITEL III. - Leefmilieudoelstellingen.
Art. D22
TITEL IV. - Coördinatieactie.
HOOFDSTUK I. - Maatregelenprogramma.
Art. D23
HOOFDSTUK II. - Beheersplan.
Afdeling 1. - Principes.
Art. D24-D25
Afdeling 2. - Opstellingsprocedure.
Art. D26-D31
HOOFDSTUK III. - Riviercontract.
Art. D32
TITEL V. - Waterlopen.
HOOFDSTUK I. - Algemeen.
Afdeling 1. [1 Begripsomschrijving]1
Art. D33
Afdeling 2. [1 Doelstellingen]1
Art. D33/1, D33/2
Afdeling 3. [1 Coördinatie-actie]1
Art. D33/3
Art. D33/3 TOEKOMSTIG RECHT
Art. D33/4, D33/5, D33/6
Afdeling 4. [1 Het vrij rondzwemmen van de vissen]1
Art. D33/7, D33/8, D33/9, D33/10, D33/11, D33/12
HOOFDSTUK II. - Onbevaarbare waterlopen.
Afdeling 1. - Bepaling van de onbevaarbare waterlopen.
Art. D34-D35, D35/1, D35/2
Afdeling 1/1. [1 Atlas van de onbevaarbare waterlopen]1
Art. D36, D36/1, D36/2
Afdeling 2. - Onderhoudswerken en kleine herstellingen.
Art. D37-D39
Afdeling 3. [1 Werken onderworpen aan de domaniale vergunning van de beheerder]1
Art. D40-D41, D41/1, D41/2
Afdeling 4. - Algemene bepalingen.
Art. D42-D44, D44/1, D45, D45/1, D46-D47
HOOFDSTUK III.
Afdeling 1.
Art. D48-D49
Afdeling 2.
Art. D50
Afdeling 3.
Art. D51
HOOFDSTUK IV. [1 Ongeklasserde waterlopen]1
Art. D52-D52-1
HOOFDSTUK V. - [1 Bepalingen over beoordeling en beheer van overstromingsrisico's]1
Afdeling 1. [1 - Doel]1
Art. D53-1
Afdeling 2. - [1 Kaarten van de gebieden waar gevaar voor overstroming bestaat en kaarten van het risico voor schade te wijten aan de overstromingen]1
Art. D53-2
Afdeling 3. - [1 Overstromingsrisicobeheersplan]1
A. [1 Beginselen en inhoud van het overstromingsrisicobeheersplan]1
Art. D53-3-D53-5
B. [1 Procedure voor het opstellen]1
Art. D53-6-D53-11
Afdeling 4. [1 - Gecentraliseerde dienst voor de aankondiging, opvolging en verwachtingen inzake hoogwater en overstromingen]1
Art. D54
HOOFDSTUK VI. [1 Subsidies]1
Art. D54/1
TITEL VI. - Wateringen.
HOOFDSTUK I. - Inrichting van de wateringen.
Art. D55-D64
HOOFDSTUK II. - Het beheer van de wateringen.
Afdeling 1. - De algemene vergadering.
Art. D65-D80
Afdeling 2. - Het bestuur.
Art. D81-D101
Afdeling 3. - De ontvanger-griffier.
Art. D102-D111
Afdeling 4. - De wachters en de sluiswachters of sluismeesters.
Art. D112-D116
HOOFDSTUK III. - De belastingen ten behoeve van de wateringen.
Afdeling 1. - Het vestigen der belastingen.
Art. D117-D119
Afdeling 2. - Wijze van invordering der belastingen.
Art. D120-D124
Afdeling 3. - Waarborgen voor de invordering der belasting.
Art. D125-D128
Afdeling 4. - De verjaringen.
Art. D129-D131
HOOFDSTUK IV. - De werken door de wateringen uit te voeren.
Art. D132-D133, D133/1, D134, D134/1, D135-D138
HOOFDSTUK V. - De toezichtsmaatregelen en ambtshalve uitgevoerde werken.
Art. D139-D143, D143/2, D143/3, D144-D149, D149/1
HOOFDSTUK VI. - Verschillende bepalingen.
Art. D150-D155
TITEL VII. - Bescherming van het water.
HOOFDSTUK I. - Bescherming van het oppervlaktewater.
Afdeling 1. - Doelstellingen inzake kwaliteit en beschermingszones.
Art. D156-D158
Afdeling 2. - Handelingen waarvoor een milieuvergunning of aangifte vereist kunnen worden.
Art. D159
Afdeling 3. - Gecombineerde aanpak.
Art. D160
Afdeling 4. - Bijzondere beschermingsmaatregelen en statistieken.
Art. D161-D166
HOOFDSTUK II. - Bescherming van het grond- en water gebruikt voor de winning van tot drinkwater verwerkbaar water.
Afdeling 1. - Algemene maatregelen van bescherming.
Art. D167, D167bis, D168
Afdeling 2. - Handelingen waarvoor een milieuvergunning of aangifte vereist worden.
Art. D169-D170
Afdeling 3. - Winningszones.
Onderafdeling 1. - Waterwinningszones.
Art. D171
Onderafdeling 2. - Voorkomingszones.
Art. D172-D174, D174bis
Onderafdeling 3. - Toezichtszones.
Art. D175
Afdeling 4. - Bijzondere maatregelen.
Art. D176
Afdeling 5. [1 - Bescherming van tot drinkwater verwerkbaar water [2 ...]2]1
Art. D176bis
HOOFDSTUK III. - Territoriale bevoegdverklaring.
Art. D177, D177bis
TITEL VIII. - Financiering van het beheer van de natuurlijke cyclus.
Art. D178-D179
DEEL III. - Beheer van de antropogene watercyclus.
TITEL I. - Fasen van de antropogene watercyclus.
HOOFDSTUK I. - Waterproductie en -verdeling.
Afdeling 1. - Voor menselijke consumptie bestemd water.
Onderafdeling 1. [1 - Doelstellingen en bevoegdverklaringen]1
Art. D180-D181
Onderafdeling 2. - Toepassingsgebied.
Art. D182
Onderafdeling 3. - Verplichtingen van de leverancier.
A. Algemene verplichtingen.
Art. D183-D187
B. Controle.
Art. D188-D189
C. Herstelmaatregelen en gebruiksbeperkingen.
Art. D190-D191
D. Afwijkingen.
Art. D192
E. Informatie.
Art. D193
Onderafdeling 4. [1 Beoordeling van de risico's in verband met particuliere distributiesystemen]1
Art. D193bis
Afdeling 2. [1 - Algemene voorwaarden voor de openbare distributie van voor menselijk verbruik bestemd water]1
Onderafdeling 1. - Definities.
Art. D194
Onderafdeling 2. - Toegang tot de openbare waterdistributie en -aansluiting.
Art. D195, D195bis, D195ter, D196-D199
Onderafdeling 3. - Bevoorrading, gebruik en bescherming van de installaties.
Art. D200-D207
Onderafdeling 4. - Registratie van het verbruik.
Art. D208
Onderafdeling 5. - Informatie.
Art. D209
HOOFDSTUK II. - Herstel van schade veroorzaakt door het winnen en pompen van grondwater.
Art. D210-D215
HOOFDSTUK III. - Zuivering van het water.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art. D216
Afdeling 2. - Bepalingen betreffende de rioleringen en de afvloeiing en de verwerking van afvalwater.
Art. D217-D222
Afdeling 3. [1 - Bepalingen betreffende het openbare beheer van de autonome sanering]1
Onderafdeling 1. [1 - Opdrachten]1
Art. D222/1
Onderafdeling 2. [1 - Bijzondere verplichtingen]1
Art. D222/2
Onderafdeling 3. [1 - Organisatie]1
Art. D222/3
Onderafdeling 4. [1 - Evaluatie en controle]1
Art. D222/4
Afdeling 4. [1 - Certificering van installateurs van individuele zuiveringsystemen]1
Art. D222bis, D222bis-1
HOOFDSTUK IV. - Gemeenschappelijke bepalingen inzake waterproductie, -distributie en -zuivering.
Afdeling 1. [1 Verklaring van openbaar nut betreffende installaties voor waterproductie of -distributie of voor de verzameling of sanering van afvalwater]1
Art. D223-D224, D224bis, D224ter, D225-D227, D227bis
Afdeling 2. [1 Certificering "Water" voor bebouwde onroerende goederen.]1
Art. D227ter, D227quater, D227quinquies
TITEL II. - Financiering van het beheer van de antropogene watercyclus.
HOOFDSTUK I. - Waterprijs.
Afdeling 1. [1 - Tarifering en facturering van voor menselijk verbruik bestemd water]1
Onderafdeling I. [1 - Tarifering van voor menselijk verbruik bestemd water]1
Art. D228-D229, D229bis
Onderafdeling 2. - Facturatie.
Art. D230-D231, D231bis
Onderafdeling 3. - Betaling van de facturen en invordering.
Art. D232-D233
Afdeling 1bis. [1 - Fonds de solidarité internationale pour l'eau"0.]1
Onderafdeling 1. [1 - Algemene bepalingen.]1
A. [1 Begripsomschrijving.]1
Art. D233bis
B.
Art. D233bis.1
Onderafdeling 2.
Art. D233bis.2-D233bis.3
Onderafdeling 3.
Art. D233bis.4-D233bis.6
Onderafdeling 4.
Art. D233bis.7-D233bis.9
Onderafdeling 5.
Art. D233bis.10
Afdeling 2. - Sociaal Waterfonds.
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen.
A. Toepassingsgebied.
Art. D234
B. Definitie.
Art. D235
C. Doelstelling.
Art. D236
Onderafdeling 2. - Financieel mechanisme.
A. Algemene bepalingen.
Art. D237-D240
B. Regels betreffende de tegemoetkoming in de betaling van de waterfacturen.
Art. D241-D245
C. Opdrachten van de "S.P.G.E." in het kader van het sociaal fonds.
Art. D246-D250
D. Verplichtingen van de verdelers.
Art. D251
HOOFDSTUK II. [1 - Mechanismen tot terugwinning van andere kosten dan de tarifering]1
Afdeling 1. [1 - Algemene bepalingen]1
Art. D252
Afdeling 2. [1 - Belasting en bijdrage op de waterwinningen]1
Onderafdeling 1. [1 - Winplaatsen voor tot drinkwater verwerkbaar water]1
Art. D253-D255
Onderafdeling 2. [1 - Winplaatsen van grondwater dat niet tot drinkwater verwerkbaar is]1
Art. D256
Onderafdeling 2/1. [1 Winningen van bemalingswater]1
Art. D256/1
Onderafdeling 3. [1 - Waterwinnningen van niet tot drinkwater verwerkbaar oppervlaktewater]1
Art. D257
Afdeling 3. [1 - Belasting op de lozing van industrieel en huishoudelijk afvalwater]1
Onderafdeling 1. [1 - Algemene bepalingen]1
Art. D258-D259
Onderafdeling 2. [1 - Bijzondere bepalingen betreffende de lozingen van industrieel afwalwater]1
Art. D260-D263
Art. D263 TOEKOMSTIG RECHT
Art. D264-D266
Onderafdeling 3. [1 - Bijzondere bepalingen betreffende de lozingen van huishoudelijk afvalwater]1
Art. D267-D270
Afdeling 4. [1 - Belasting op de milieulasten veroorzaakt door de landbouwbedrijven]1
Art. D271-D275
Afdeling 5. [1 - Aangifte, betaling en invordering van de belastingen en taksen]1
Art. D276-D283
Afdeling 6. [1 - Subsidies]1
Art. D284-D285
HOOFDSTUK III. [1 - Budgettaire bepalingen]1
Art. D286-D293, D293bis, D294-D330-1
TITEL III.. - Instellingen voor het beheer van de antropogene watercyclus.
HOOFDSTUK I. - Inzake bescherming van winningen en zuivering.
Afdeling I. - "Société publique de gestion de l'eau" (Openbare Maatschappij voor Waterbeheer).
Onderafdeling I. - Oprichting, maatschappelijk doel en toepasselijke wetten, werking, samenstelling en controle.
Art. D331-D332
Onderafdeling 2. [1 - Maatschappelijk kapitaal, Raad van bestuur en Directiecomité]1
A. Maatschappelijk kapitaal.
Art. D333
B. [1 Raad van bestuur en directiecomité]1.
Art. D334, D334bis, D334ter
C. [1 Coördinatiecomité van de watersector.]1
Art. D334quater
D. [1 Controle van de rekeningen.]1
Art. D334quinquies
Onderafdeling 3. - Beheerscontract.
A. Aard en inhoud van het beheerscontract.
Art. D335
B. Sluiting en duur van het beheerscontract.
Art. D336
C. Bedrijfsplan en instrumentenborden.
Art. D337
Onderafdeling 4. - Technische bijstand en personeel.
Art. D338-D339
Onderafdeling 5. - Comité van de deskundigen.
Art. D340
Onderafdeling 6. - Ontbinding van de [1 S.P.G.E.]1.
Art. D341
Onderafdeling 7. - Diverse bepalingen.
Art. D342, D342bis
Afdeling 2. - [1 Saneringsinstellingen]1
Art. D343-D345
HOOFDSTUK II.. - Inzake waterproductie en -distributie.
Afdeling I. - Algemene bepalingen.
Art. D346-D351
Afdeling 2. - Doel van de maatschappij en openbare opdrachten.
Art. D352-D353
Afdeling 3. - Beheerscontract.
Onderafdeling I. (...) <DWG 2006-07-19/54, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 16-09-2006>
Art. D354
Afdeling 2. (...) <DWG 2006-07-19/54, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 16-09-2006>
Art. D355-D356
Afdeling 4. - Autonomie.
Art. D357-D363
Afdeling 5. - Algemene Vergadering.
Art. D364
Afdeling 6. - [1 Beheer en vertegenwoordiging]1.
Onderafdeling 1. [1 Algemeen]1
Onderafdeling 1/1. [1 Raad van Bestuur.]1
Art. D364bis, D365-D366
Onderafdeling 2. - Het mandaat van bestuurder.
Art. D367
Onderafdeling 3. - Het Directiecomité.
Art. D368-D370
Onderafdeling 4. - (Bijkantoren en raden voor de exploitatie.) <DWG 2006-07-19/54, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 16-09-2006>
A. Diensten.
Art. D371
B. Adviescomités.
Art. D372-D373
C. Zonecomités.
Art. D374-D376
Afdeling 7. - Administratief toezicht en controle.
Onderafdeling I. - Administratief toezicht.
Art. D377-D378
Onderafdeling 2. - Controle op de rekeningen.
Art. D379
Afdeling 8. - Boekhouding en jaarrekeningen.
Art. D380-D381
Afdeling 9. [1 Eigen kapitalen]1
Art. D382
Afdeling 10. - Personeel.
Art. D383, D383bis
Afdeling 11. - Voorlopige bepalingen.
Art. D384-D391
Deel IV. - [1 Vaststelling van de overtredingen en straffen.]1
TITEL I. - [1 Bestraffing van de overtredingen inzake het oppervlaktewater.]1
Art. D392-D395
TITEL II. - [1 Bestraffing van de overtredingen inzake het grondwater.]1
Art. D396-D398
TITEL III. - [1 Vaststelling van de overtredingen en straffen inzake het voor menselijk verbruik bestemde water.]1
Art. D399-D401
TITEL IV. - [1 Bestraffing van de overtredingen inzake de schade veroorzaakt door het winnen en pompen van grondwater.]1
Art. D402
TITEL V. - [1 Vaststelling van de overtredingen en straffen inzake tarifering.]1
Art. D403-D405
TITEL VI. [1 - Sancties voor overtredingen inzake de inning en de betaling van belastingen, heffingen, bijdragen en de invordering van de reële kostprijs van de sanering en van de kosten van de industriële sanering alsook inzake de sluiting van industriële saneringscontracten]1
Art. D406-D406-3
TITEL VII. - [1 Bestraffing van de overtredingen inzake het " Fonds social de l'Eau " (Sociaal Waterfonds).]1
Art. D407
TITEL VIII. - [1 Bestraffing van de overtredingen inzake onbevaarbare waterlopen.]1
Art. D408
TITEL IX. - [1 Bestraffing van de overtredingen inzake waterwegen.]1
Art. D409
TITEL X. [1 Sanctie voor de gewone overtredingen inzake oppervlaktewater en water dat voor menselijk verbruik bestemd is]1
Art. D410-D413, D413bis, D414-D429
DEEL V. - Overgangsbepalingen.
Art. D430-D445
BIJLAGEN.
Art. N1-N7
2005202130 2005203244 2005203363 2005203375 2005203420 2006200224 2007200074 2007200660 2007200688 2007200802 2007201673 2007201967 2007203286 2008027015 2008027043 2008027044 2008027059 2008200591 2008200972 2008201229 2008203137 2008204474 2009027081 2009200879 2009201001 2009201201 2009201609 2009202464 2009202761 2009202772 2009203026 2010200476 2010204340 2010206219 2011027076 2011201347 2011205163 2011205218 2011205429 2012027153 2012203927 2012204167 2013200602 2013201631 2013201947 2013204619 2013205859 2013205941 2013206272 2014027017 2014027150 2014027234 2014201873 2014203107 2014204154 2015027006 2015027122 2015027213 2015204674 2016201185 2016201384 2016201500 2016202535 2016202676 2016202888 2016203062 2016203462 2016204558 2016204559 2016205049 2016205050 2016205089 2016206424 2017200435 2017201673 2017202272 2017204142 2017204496 2017204497 2017204515 2017206739 2017206843 2018202406 2018202835 2018203138 2018203192 2018205033 2018205810 2018206451 2019014388 2019015173 2019200781 2019202967 2019203301 2019204062 2019205290 2019205628 2020031188 2020031680 2020040986 2020040987 2020041584 2020041723 2020042597 2020201038 2020201910 2020203075 2020203719 2020203792 2020203895 2020204468 2020205573 2021010034 2021020492 2021021481 2021031849 2021031919 2021034458 2021041031 2021200634 2021202615 2021203339 2021205784 2022204087 2022204108 2022206247 2023010196 2023041431 2023045997 2023047325 2023047328 2023200940 2025001868
DEEL I. - Algemeen.
TITEL I. - Beginselen.
Artikel D1.§ 1. Het water maakt deel uit van het gemeenschappelijk erfgoed van het Waalse Gewest. De kringloop van het water wordt op globale en geïntegreerde wijze beheerd met de blijvende bekommernis om in het kader van een duurzame ontwikkeling tegelijk de kwaliteit en het voortbestaan van die rijkdom te waarborgen [3 en door rekening te houden met de aanpassingen aan de klimaatverandering]3.
[2 In die hoedanigheid zijn de diensten voor de waterproductie en -distributie, de diensten bevoegd voor de opvang en de sanering van het afvalwater en de waterbeheerdiensten, voor alle gebruikers, diensten van algemeen economisch belang. Het Waalse Gewest kan die diensten begeleiden, organiseren, ondersteunen en financieren.]2
§ 2. Het waterbeleid in het Waalse Gewest heeft als doelstellingen :
1° aquatische ecosystemen en, wat de waterbehoeften ervan betreft, terrestrische ecosystemen en waterrijke gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van aquatische ecosystemen, voor verdere achteruitgang behoeden, en beschermen en verbeteren;
2° duurzaam gebruik van water bevorderen, op basis van de bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn;
3° verhoogde bescherming en verbetering van het aquatische milieu beogen, onder andere door specifieke maatregelen voor de progressieve vermindering van lozingen, emissies en verliezen van prioritaire stoffen en voor het stopzetten of geleidelijk beëindigen van lozingen, emissies of verliezen van prioritaire gevaarlijke stoffen;
4° zorgen voor de progressieve vermindering van de verontreiniging van grondwater en oppervlaktewater en verdere verontreiniging hiervan voorkomen;
5° bijdragen aan de afzwakking van de gevolgen van overstromingen en perioden van droogte;
6° de menselijke gezondheid beschermen tegen de schadelijke gevolgen van de aantasting van het voor menselijke consumptie bestemde water door de gezondheid en de schoonheid ervan te waarborgen in overeenstemming met Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water.
Op die manier draagt de kaderrichtlijn Water bij tot :
1° de beschikbaarheid van voldoende oppervlaktewater en grondwater van goede kwaliteit voor een duurzaam, evenwichtig en billijk gebruik van water;
2° de gevoelige vermindering van de verontreiniging van grond- en oppervlaktewater;
3° de bescherming van territoriale en mariene wateren;
4° het bereiken van de doelstellingen van de toepasselijke internationale overeenkomsten, met inbegrip van die welke tot doel hebben de verontreiniging van het mariene milieu te voorkomen en te elimineren en het stopzetten of geleidelijk beëindigen van lozingen, emissies of verliezen van prioritaire gevaarlijke stoffen die een onaanvaardbaar gevaar voor of via het aquatisch milieu inhouden met als ultieme doelstelling het bereiken, in het mariene milieu, van concentraties die dicht bij de basisniveaus liggen voor de natuurlijk aanwezige stoffen en die dicht bij nul liggen voor de door de mens voortgebrachte stoffen;
5° de valorisering van het water als economische hulpbron en de verdeling van die hulpbron om bij alle verschillende gebruiken, activiteiten of werken aan de vereisten inzake gezondheid, volksgezondheid, veiligheid van de burgers en bevoorrading van de bevolking met drinkwater, de instandhouding en het vrije verloop van water en de bescherming tegen de overstromingen, de landbouw, de visvangst, de nijverheid, de energieproductie, het vervoer, het toerisme en de watersport, evenals alle andere toegelaten menselijke activiteiten te voldoen of ze te verzoenen.
§ 3. Iedere persoon heeft het recht om over drinkwater van voldoende kwaliteit en in voldoende hoeveelheid te beschikken voor zijn voeding, zijn huishoudelijke behoeften en zijn gezondheid. De voor de uitoefening van dat recht verrichte waterwinningen en lozingen van afvalwater mogen de natuurlijke functies en het voortbestaan van de rijkdom niet in gevaar brengen.
[1 § 4. Op basis van het principe van internationale solidariteit nemen het Gewest en zijn burgers deel aan de effectieve uitvoering van het recht op water door ontwikkelingsacties.]1
----------
(1)<DWG 2008-05-08/40, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 06-06-2008>
(2)<DWG 2016-03-11/02, art. 1, 030; Inwerkingtreding : 01-04-2016>
(3)<DWG 2019-05-02/62, art. 1, 046; Inwerkingtreding : 31-08-2019>
TITEL II. - Begripsomschrijvingen.
Art. D2.Voor de toepassing van dit boek wordt verstaan onder :
1° "agglomeratie" : gebied waarin de bevolking en/of de economische activiteiten voldoende geconcentreerd zijn om het opvangen van stedelijk afvalwater en de afvoer ervan naar een waterzuiveringsstation of een uiteindelijke lozingsplaats mogelijk te maken;
[12 1°bis "eigenaar" :
- elke persoon die houder is van een recht van eigendom, vruchtgebruik, blote eigendom, gebruik, bewoning, opstal, erfpacht op een gebouw dat op de openbare distributie aangesloten is;
- elke persoon die voor zijn verbruik een wateraankoopovereenkomst heeft gesloten zonder gebruik te maken van een openbaar waterdistributienet;]12
2° "gecombineerde benadering" : benadering waarbij de verontreiniging aan de bron aangepakt wordt door de vaststelling van emissiegrenswaarden en milieukwaliteitsnormen;
3° "watervoerende laag" : één of meerdere ondergrondse rotslagen of andere geologische lagen die voldoende poreus en doorlaatbaar zijn voor een significante grondwaterstroming of de onttrekking van aanzienlijke hoeveelheden grondwater;
4° [12 "collectieve sanering" : het geheel van de handelingen inzake de opvang van afvalwater, openbare waterzuivering en afwateringswerken als bedoeld in artikel 217, tweede lid, met inbegrip van het afvoeren van overstromingswater naar mijnverzakkingsgebieden in zoverre dit onontbeerlijk is voor het behalen van resultaten inzake de collectieve sanering;]12
[12 4°bis "autonome sanering" : sanering van de huishoudelijke afvalwateren van een woning of van een geheel van woningen waarbij geen handeling inzake de openbare inzameling en zuivering van het afvalwater nodig is;]12
[17 4°ter. "abnormale toename van het verbruik van drinkwater" : hoeveelheid water van meer dan 50m3 en tweemaal het volume water dat sinds de laatste indexmeting is verbruikt, meegedeeld door de gebruiker of gezien door een personeelslid van de verdeler en die het mogelijk heeft gemaakt om een maandelijkse, driemaandelijkse of jaarlijkse regularisatiefactuur op te stellen;]17
5° "stroomgebiedsoverheid" : de bestuurlijke overheid die bevoegd is voor het beheer van alle Waalse stroomgebieden;
6° "stroomgebied" : elk gebied vanwaar al het over een oppervlak lopend water via een reeks rivieren, stromen en, eventueel, meren naar zee stroomt, waarin het door één enkele monding, trechtermonding of delta terechtkomt;
7° "Waals stroomgebied" : het deel van elk internationaal stroomgebiedsdistrict dat op het grondgebied van het Waalse Gewest gelegen is;
8° "boot" : vaartuig dat zich al dan niet met behulp van een motor op het wateroppervlak drijvende kan houden;
[9 8° bis " goede chemische toestand van oppervlaktewater " : de chemische toestand die vereist is om te voldoen aan de milieudoelstellingen voor oppervlaktewater, vastgesteld in artikel D.22, § 1, 1°, d.w.z. de chemische toestand van een oppervlaktewaterlichaam waarin de concentraties van verontreinigende stoffen niet boven de milieukwaliteitsnormen liggen die zijn vastgesteld door de Regering;]9
[9 8° ter " goede oppervlaktewatertoestand " : de toestand van een oppervlaktewaterlichaam waarvan zowel de ecologische als de chemische toestand ten minste " goed" zijn;[9
[9 8° quater " goede grondwatertoestand " : de toestand van een grondwaterlichaam waarvan zowel de kwantitatieve als de chemische toestand ten minste " goed " zijn krachtens de bepalingen van dit Wetboek;]9
[9 8° quinquies " goede ecologische toestand " : de toestand van een overeenkomstig bijlage VI van het decretale gedeelte als zodanig ingedeeld oppervlaktewaterlichaam;]9
[15 8°sexies "oever" : talud aan weerszijden van de waterloop, landinwaarts begrensd door de top van de oever;]15
[15 8°septies "pand" : afleidingskanaal dat een gedeelte van het debiet afleidt van een ongeklasseerde waterloop of een onbevaarbare waterloop; alle panden worden gelijkgesteld met ongeklasseerde waterlopen, met uitzondering van die welke op de dag van inwerkingtreding van dit artikel als onbevaarbare waterlopen of waterwegen zijn ingedeeld;]15
9° "last van de dienst" : het geheel der verplichtingen die opgelegd worden aan de persoon die, naar gelang het geval, de hoedanigheid van abonnee of gebruiker heeft;
10° "verzamelleidingen" : leidingen die de rioleringen verbinden met de plaatsen die voorzien zijn of vermoedelijk voorzien zijn voor de zuivering van afvalwater;
11° "comité voor watercontrole" : comité ingesteld bij artikel 4;
12° [14 ...]14
13° "internationale commissie ter bescherming van de Maas" : de internationale commissie ingesteld bij het internationale Maas-akkoord;
14° "internationale commissie ter bescherming van de Schelde" : de internationale commissie ingesteld bij het internationale Schelde-akkoord;
15° "meter" : meetinstrument en toebehoren voor de bepaling van de over een bepaalde periode verbruikte waterhoeveelheid;
[12 15°bis "verbruiker" : elke persoon die gebruik maakt van het water dat door een leverancier ter beschikking gesteld wordt;]12
[16 15°ter. Winningsovereenkomst: overeenkomst gesloten tussen de "S.P.G.E.", de houder van de waterwinning zoals bedoeld in artikel D.169, het Waalse Gewest en de veldwerkers die, na een milieudiagnose, en via een inspraakgerichte benadering gericht is op:
1° de vermindering van de druk, met inbegrip van diffuse verontreiniging, die wordt uitgeoefend in preventie- of zelfs monitoringgebieden of het stroomgebied van winningen van tot drinkwater verwerkbaar water die een kwalitatief risico vormen;
2° het behoud en het herstel van de goede kwantitatieve toestand;
3° de identificatie van de potentiële kosten om deze druk en diffuse verontreiniging te verminderen die kunnen worden gedekt door een financieel programma van de "S.P.G.E.".
15° quater. Grondwaterovereenkomst: overeenkomst tussen een of meerdere publiek- of privaatrechtelijke personen en de "S.P.G.E.", gesloten in het kader van een participatieve aanpak, na een diagnose van een grondwaterlichaam dat gevaar loopt en waarvan de productie van drinkwater een van de belangrijkste toepassingen is, en gericht op de bestrijding van de kwantitatieve en kwalitatieve druk, in overeenstemming met de doelstellingen en maatregelen die door de stroomgebiedsoverheid zijn vastgesteld in het kader van de beheerplannen van de stroomgebieden. De grondwaterovereenkomst is onafhankelijk van de dienstovereenkomst voor de bescherming van tot drinkwater verwerkbaar water;]16
16° [19 dienstencontract voor sanering" : overeenkomst gesloten tussen een verdeler en de "Société publique de gestion de l'eau" (Openbare maatschappij voor waterbeheer) waarbij de verdeler de diensten van de Maatschappij huurt om volgens een bepaalde planning de collectieve zuivering en het openbare beheer van de autonome zuivering te verrichten van een waterhoeveelheid die overeenstemt met de geproduceerde waterhoeveelheid die hij in het Waalse Gewest verdeelt;]19
[11 16°bis " dienstovereenkomst inzake industriële sanering " : de door de Waalse Regering goedgekeurde dienstovereenkomst waarbij de in artikel D.22 vastgelegde doelstellingen nagestreefd moeten worden en die gesloten wordt tussen een bedrijf dat industriële afvalwateren in een openbaar zuiveringsstation loost, de erkende saneringsinstelling bedoeld in de artikelen D.343 tot D.345en de "S.P.G.E";]11
17° " dienstencontract inzake waterzuivering en -opvang" : overeenkomst gesloten tussen de "Société publique de Gestion de l'Eau" en de [1 erkenden saneringsinstellingen]1 waarbij laatstgenoemden tegen vergoeding in naam en opdracht van eerstgenoemde overheidstaken, onderzoeken, de bouw van zuiveringssystemen en de zuivering van bepaalde hoeveelheden afvalwater uitvoeren;
18° " dienstencontract voor de bescherming van tot drinkwater verwerkbaar water" : overeenkomst gesloten tussen een producent [19 ...]19 en de "Société publique de Gestion de l'Eau" waarbij laatstgenoemde tegen vergoeding de bescherming van tot drinkwater verwerkbaar water zoals bepaald in de programma's [13 bedoeld in artikel D.288, § 2, tweede lid,]13 laat uitvoeren;
19° "controles van de emissies" : controles die een specifieke emissiegrens vereisen, bijvoorbeeld een emissiegrenswaarde, of waarbij op een andere wijze grenzen of voorwaarden worden opgelegd aan de gevolgen, de aard of aan andere kenmerken van een emissie of van functioneringsvoorwaarden die de emissies beïnvloeden;
[15 19°bis "waterloop" : oppervlakte van het grondgebied van het gebied dat wordt ingenomen door natuurlijke wateren die continu of met tussenpozen in de zomerbedding stromen, met uitzondering van de afvloeiingsgrachten van het afvloeiings- of spuiwater;]15
[15 19°ter "ongeklasserde waterloop" : een waterloop die niet als waterweg of onbevaarbare waterloop is ingedeeld;]15
20° [15 "onbevaarbare waterlopen" : de waterlopen die de Regering niet bij de klasse van de waterwegen heeft ondergebracht, stroomafwaarts van het punt waar de oppervlakte van al het land waarvan de waterafvoer door de waterloop wordt verzorgd minstens honderd hectare bedraagt; dat punt wordt oorsprong van de waterloop genoemd;]15
[11 20°bis " industriële saneringskosten " : hierna " C.A.I. ", de kostprijs van de dienst verleend door de " S.P.G.E. " ten gunste van het bedrijf dat industriële afvalwateren in een openbaar zuiveringsstation loost, en berekend overeenkomstig artikel D. 260, op basis van de exploitatiekosten, de investeringskosten en de beheerskosten;]11
21° "milieukosten" : kostprijs van de schade van het watergebruik voor het leefmilieu, de ecosystemen en de gebruikers van het leefmilieu;
22° "kosten voor de hulpbron" : kostprijs van de uitputting van de bodemrijkdom die het teloorgaan van bepaalde mogelijkheden voor andere gebruikers teweegbrengt als gevolg van het inkrimpen van de bodemrijkdommen tot onder het natuurlijke hernieuwings- of recuperatiecijfer;
23° "reële kostprijs voor de sanering" : kostprijs, berekend per kubieke meter, die de gezamenlijke kostprijs voor de openbare sanering van het huishoudelijk afvalwater inhoudt;
24° "reële kostprijs voor de verdeling" : kostprijs, berekend per kubieke meter, die de gezamenlijke kostprijs voor de waterproductie en de waterverdeling inhoudt, met inbegrip van de kostprijs voor de bescherming van het met het oog op de openbare verdeling ontnomen water;
[15 24°bis "top van de oever" : lijn die de punten verbindt waarbuiten het water bij overstromingen buiten de zomerbedding overstroomt;]15
25° "datum van de kennisgeving" : de eerste dag na de afgifte aan de post van het stuk waarvan kennis gegeven wordt;
26° "lozing van afvalwater" : het afvalwater dat via leidingen of via elk ander middel, met uitzondering van het natuurlijke afvloeien van hemelwater, in grondwater of oppervlaktewater binnendringt;
27° "directe lozing in het grondwater" : lozing van verontreinigende stoffen in grondwater zonder dat het via de bodem of de ondergrond doorsijpelt;
[7 27°bis : "dijk" : iedere onoverstroombare verhoging die langs een waterloop of landinwaarts is aangebracht om de hoge waterstand in die waterloop te keren;]7
[13 27°ter : " kaderrichtlijn inzake waterbeleid" : Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid;]13
28° [19 "verdeler" : uitbater van het openbare waterdistributienet;]19
29° "internationaal stroomgebiedsdistrict" : een land- en zeegebied bestaande uit één of meerdere aan elkaar grenzende stroomgebieden van meerdere lid-Staten van de Europese Gemeenschap, met de bijkomende grond- en kustwateren, dat als voornaamste eenheid voor het stroomgebiedsbeheer wordt omschreven;
30° "kustwateren" : de oppervlaktewateren, gelegen aan de landzijde van een lijn waarvan elk punt zich op een afstand bevindt van één zeemijl zeewaarts van het dichtstbijzijnde punt van de basislijn vanwaar de breedte van de territoriale wateren wordt gemeten, zo nodig uitgebreid tot de buitengrens van een overgangswater;
31° "binnenwateren" : het stilstaand of stromende water op het landoppervlak en het grondwater aan de landzijde van de basislijn vanwaar de breedte van de territoriale wateren wordt gemeten;
32° "koelwater" : het water dat in de nijverheid gebruikt wordt voor de afkoeling in open kringloop en dat niet in aanraking is gekomen met de af te koelen stoffen;
33° "voor menselijke consumptie bestemd water" : water, dat onbehandeld of na behandeling bestemd is om gedronken te worden, te koken, levensmiddelen te bereiden of voor andere huishoudelijke doeleinden [20 zowel in openbare als in private plaatsen,]20 ongeacht de herkomst ervan, en ongeacht of het verdeeld wordt via een distributiekanaal via leidingen of vanaf een privé-aansluitpunt, [20 een collectieve tank,]20 een watertankwagen of -boot, [7 of verstrekt in flessen of containers als het voor niet-commerciële doeleinden wordt bestemd]7 evenals het water dat verstrekt wordt aan de voedingsmiddelenbedrijven via een distributienet voor het in die ondernemingen bewerkt of behandeld wordt [21 , tenzij de leverancier en het levensmiddelenbedrijf uitdrukkelijk instemmen met een levering van niet voor menselijke consumptie bestemd water]21;
34° "oppervlaktewater" : binnenwateren, met uitzondering van grondwater, overgangswater en kustwateren, behalve voor zover het de scheikundige toestand betreft, ook de territoriale wateren;
35° "gewoon oppervlaktewater" : het water van de bevaarbare waterwegen, het water van de niet-bevaarbare waterlopen, met inbegrip van hun ondergrondse loop, de beken en rivieren, zelfs met intermitterend stromend water stroomopwaarts van het punt waar ze ondergebracht zijn bij de niet-bevaarbare waterlopen, het water van meren, vijvers en ander stromend en stilstaand water, met uitzondering van het water van de kunstmatige afvoerwegen;
36° "overgangswater" : een oppervlaktewaterlichaam in de nabijheid van een riviermonding, dat gedeeltelijk zout is in de nabijheid van kustwateren maar dat in belangrijke mate beïnvloed is door zoetwaterstromen;
[11 36°bis " bemalingswater " : water afgevoerd via een geschikt technisch middel om een groeve of mijn in droge toestand te kunnen exploiteren;]11
[11 36°ter " geothermale wateren " : grondwateren waarvan de temperatuur 50° C overschrijdt wegens een verblijf in de diepte en die geëxploiteerd kunnen worden met het oog op de productie en de distributie van warmte of elektriciteit via een openbaar netwerk;]11
[11 36°quater " grijswater of gootwater " : huishoudafvalwater afkomstig van sanitaire installaties, wasmachines en keukens en waarin geen fecale materies, urine of toiletpapier voorkomen;]11
[11 36°quinquies "zwartwater" : huishoudafvalwater afkomstig van wc's en waarin uitsluitend fecale materies, urine, toiletpapier of spoelwater voorkomen;]11
[19 36°sexies "verwerkbaar bemalingswater": bemalingswater dat kan worden gebruikt als tot drinkwater verwerkbaar water of dat bestemd is voor menselijke consumptie en dat rechtstreeks of onrechtstreeks wordt verkocht aan een producent met publiekrechtelijke rechtspersoonlijkheid;]19
37° "tot drinkwater verwerkbaar water" : alle grond- of oppervlaktewater dat op natuurlijke wijze of na een aangepaste fysisch-chemische of microbiologische behandeling bestemd is om verdeeld te worden en zonder gevaar voor de gezondheid gedronken kan worden;
38° "grondwater" : al het water dat zich onder het bodemoppervlak bevindt in de verzadigde bodem en rechtstreeks in voeling staat met de bodem of ondergrond;
39° "afvalwater" :
- het kunstmatig verontreinigd water of het water waarvan gebruik is gemaakt, met inbegrip van het koelwater;
- het kunstmatig van regen afkomstige afvloeiend hemelwater;
- het met het oog op lozing gezuiverde water;
[2 - slijk [12 ...]12 en bestemd om geloosd te worden en in een waterzuiveringsstation behandeld te worden.]2
40° [11 ...]11
41° "huishoudelijk afvalwater" :
a) het water dat enkel bevat :
- water afkomstig van sanitaire installaties;
- water afkomstig uit keukens;
- water afkomstig van de schoonmaak van gebouwen zoals woningen kantoren, ruimtes voor klein- of groothandel, schouwburgen, kazernes, campings, gevangenissen, onderwijsinrichtingen met of zonder internaat, hospitalen, klinieken en andere inrichtingen waar niet-besmettelijke zieken ondergebracht zijn en verzorgd worden, zwembaden, hotels, restaurants, drankslijterijen, kapsalons;
- water afkomstig van de thuis verrichte huishoudelijke was;
- water afkomstig van de reiniging van niet van motoren voorziene rijtuigen (fietsen, tandems, driewielers enz) en van rijwielen met hulpmotoren (cilinderinhoud die de 50 cm3 niet te boven gaat);
- water afkomstig van de reiniging van minder dan tien voertuigen en hun aanhangwagens per dag (zoals voertuigen, bestelwagens en vrachtwagens, autobussen en autocars, tractoren, motorfietsen), met uitzondering van spoorvoertuigen;
- evenals, in voorkomend geval, regenwater;
b) afvalwater afkomstig van wasinrichtingen waarvan de wasmachines uitsluitend door de klanten worden gebruikt;
c) [3 het afvalwater verschillend van het afvalwater omschreven in bovengenoemde punten a. en b. afkomstig van inrichtingen die een dagelijkse vuilkracht van 100 I.E. of minder lozen vóór behandeling en vrij van gevaarlijke stoffen zoals omschreven in artikel D.2, 79°, met uitzondering van de inrichtingen vermeld door de Regering waarvoor het afvalwater schadelijk is voor de riolering en/of voor de normale werking van een waterzuiveringsstation of het milieu dat het afvalwater ontvangt en dat niet bij de klasse van het huishoudelijk afvalwater mag worden ondergebracht.
De I.E. bedoeld in het vorige lid vertegenwoordigt een vuilkrachteenheid met :
- een biochemisch zuurstofverbruik over vijf dagen (BZV5) van 60 g per dag;
- een chemische zuurstofverbruik (CZV) van 135 g per dag;
- een gehalte aan zwevende stoffen (ZS) van 135 g per dag;
- een gehalte aan stikstof van 9,9 g zuurstof per dag;
- een gehalte aan totaalfosfor van 2,2 g per dag;
- een volume van 0,18 m3 per dag.]3
[4 d. bij gelijkstelling, slijk [12 ...]12 en bestemd om geloosd te worden en in een waterzuiveringsstation behandeld te worden.]4
42° "industrieel afvalwater" : ander afvalwater dan huishoudelijk afvalwater [11 ...]11;
43° "openbare riolering" : openbare waterafvoerwegen, bestaande uit ondergrondse leidingen bestemd voor de opvang van afvalwater;
44° "zuivering" : primaire, secundaire of gepaste afvalwaterbehandeling, voor lozing ervan in een stroomgebied, met het oog op de inachtneming van de normen en voorschriften met betrekking tot het stedelijk afvalwater en met het oog op het bekomen, in het ontvangende milieu, van water dat beantwoordt aan de dwingende waarden of aan de richtwaarden, overeenkomstig de bepalingen betreffende het ontvangende water;
45° "oppervlaktewatertoestand" : de algemene aanduiding van de toestand van een oppervlaktewaterlichaam, bepaald door de ecologische en de scheikundige toestand ervan, en wel door de slechtste van beide toestanden;
46° "grondwatertoestand" : de algemene aanduiding van de toestand van een grondwaterlichaam, bepaald door de ecologische en de scheikundige toestand ervan, en wel door de slechtste van beide toestanden;
47° "scheikundige toestand van oppervlaktewater" : de aanduiding van de concentratie aan verontreinigende stoffen in het water, het sediment of de levende wezens;
48° "scheikundige toestand van grondwater" : de aanduiding van de geleidbaarheid en van de concentraties aan verontreinigende stoffen in een grondwaterlichaam;
49° "ecologische toestand" : de aanduiding van de kwaliteit van de structuur en van het functioneren van de aquatische ecosystemen die met het oppervlaktewater geassocieerd zijn [9 overeenkomstig bijlage VI van het decretale gedeelte]9;
50° "kwantitatieve toestand" : de aanduiding van de mate waarin een grondwaterlichaam door directe of indirecte wateronttrekking beïnvloed wordt [9 verkregen d.m.v. piëzometrische metingen ervan op lange termijn of op basis van andere parameters of gegevens, zoals hydrologische balansen van het grondwaterlichaam of de waterstanddebieten van de verenigde waterlopen]9;
51° [5 "ambtenaar belast met de invordering" : de ambtenaar die in het ambt van "ontvanger der belastingen en retributies" is geïnstalleerd [18 van het Departement Inning en Invordering de Waalse Overheidsdienst Financiën]18; de Waalse Regering kan evenwel die begripsomschrijving wijzigen in geval van wijziging van de structuur van de Waalse Overheidsdienst om de erin bedoelde ambtenaar aan te passen aan de nieuwe structuur;]5
52° "sociaal waterfonds" : het financiële mechanisme omschreven in de artikelen 237 tot en met 251 waaraan de verdelers, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de "Société publique de Gestion de l'Eau" een bijdrage leveren;
[10 52°bis " boring " : elke actie die erin bestaat een gat te boren vanaf de aardoppervlakte, een bestaand bouwwerk of een ondergrondse holte die de kwaliteit van het grondwater zou kunnen aantasten;]10
53° [20 "waterleverancier": een entiteit die voor menselijke consumptie bestemd water levert, zoals de uitbater van een openbaar net voor de waterdistributie via waterleidingen, de uitbater van een privщ-wateraansluitpunt waardoor de verbruikers via waterleidingen bevoorraad kunnen worden zonder dat een openbaar waterleidingennet ingeschakeld wordt, of de operator die water verstrekt met een watertankwagen of -boot;]20;
[17 53°bis. "verborgen lekkage": lekkages die moeilijk op te sporen zijn in een private distributie-installatie die een woning bevoorraadt, met uitzondering van lekkages die het gevolg zijn van het uitvallen van huishoudelijke apparaten, sanitaire of verwarmingsinstallaties en de aansluiting van die apparaten en installaties;]17
54° [12 "slijk" : product van de ruiming van een septische put of van een individueel zuiveringssysteem;]12
[7 54°bis "overstroming" : het tijdelijk onder water staan van land dat normaliter niet onder water staat, met mogelijke uitsluiting van overstromingen door rioolstelsels;]7
[12 54°ter [20 "private distributie-installatie": de leidingen, toestellen en accessoires geяnstalleerd tussen de kranen die, zowel in openbare als in private ruimten, het onroerend goed en zijn uitrusting voorzien van water bestemd voor menselijke consumptie en die niet onder de verantwoordelijkheid van de leverancier vallen. Als het onroerend goed is aangesloten op een distributienetwerk, begint de private distributie-installatie op het knooppunt;]20]12
[20 54° quater "prioritaire locaties": grote niet-residentiыle locaties waar veel gebruikers potentieel blootgesteld zijn aan watergerelateerde risico's, in het bijzonder locaties die gebruikt worden door het publiek, in overeenstemming met de inventaris uitgevoerd door de Waalse Regering;]20
55° "woning" : individuele woning in de zin van artikel 1, 4°, van de Waalse Huisvestingscode;
56° "meer" : een massa stilstaand landoppervlaktewater;
[15 56°bis "zomerbedding" : oppervlakte van het grondgebied, al dan niet kunstmatig gemaakt, dat wordt ingenomen door het hoogste water van een waterloop vóór de overloop, met inbegrip van de gewone waterlozing en de oevers tot aan de top van de oever;]15
[15 56°ter "het vrij rondzwemmen van de vissen" : verplaatsing van vis die een groot deel of bepaalde leeftijdsklassen van de populatie van een soort betreft en die plaatsvindt tijdens de levenscyclus van de soort met een voorspelbare periodiciteit, waarbij ten minste twee verschillende habitats betrokken zijn;]15
57° "kunstmatig waterlichaam" : oppervlaktewaterlichaam dat tot stand komt door de menselijke bedrijvigheid;
58° "oppervlaktewaterlichaam" : een onderscheiden oppervlaktewater van aanzienlijke omvang, zoals een meer, een reservoir, een rivier, een stroom of een kanaal, een deel van een rivier, een stroom of een kanaal, overgangswater of een strook kustwater;
59° "sterk veranderd waterlichaam" : oppervlaktewaterlichaam dat door fysische kwaliteitswijzigingen ingevolge de menselijke bedrijvigheid wezenlijk is veranderd van aard, zoals aangewezen door de stroomgebiedsoverheid [9 overeenkomstig de bepalingen van de artikelen D.17-1, § 1, D.22, § 7, en van bijlage V van het decretale gedeelte]9;
60° "grondwaterlichaam" : een afzonderlijke grondwatermassa binnen één of meerdere watervoerende lagen;
61° "algemene beschermingsmaatregelen" : maatregelen ter bescherming van het grondwater en het tot drinkwater verwerkbaar water, geldend voor het gehele grondgebied van het Waalse Gewest;
62° "milieukwaliteitsnorm" : de concentratie van een bepaalde verontreinigende stof of groep van verontreinigende stoffen in water, sediment of biota die om de menselijke gezondheid en het leefmilieu te beschermen, niet overschreden mag worden [9 zoals bepaald door de Regering]9;
63° "kennisgeving" : het versturen van een procedureakte als origineel of als afschrift, bij ter post aangetekend schrijven;
64° "leefmilieudoelstellingen" : doelstellingen vervat in artikel 22;
[15 64°bis "hindernis voor de volledige bewegingsvrijheid van de vissen" : elke structuur die het vrije verkeer van vis zijdelings of van stroomafwaarts naar stroomopwaarts van de waterloop en vice versa belemmert;]15
65° "waterwinningswerken" : alle putten, waterwinningen, draineringen en, in het algemeen, alle werken en installaties die als doel of gevolg het winnen van water hebben, met inbegrip van de waterwinningspunten bij het ontspringen van bronnen;
[15 65°bis "vissluizen" : elke constructie of vaste installatie die zich buiten of in de zomerbedding bevindt voor het opwaarts of neerwaarts laten zakken van vissen migratie;]15
[12 65°bis "verbindingspunt" : de grens tussen het distributienet en de private distributie-installatie die zich meteen stroomafwaarts de teller bevindt, uitgangskoppeling inbegrepen. Bij gebrek aan teller wordt dat verbindingspunt bepaald bij een overeenkomst tussen de eigenaar en de leverancier. Bij gebrek aan overeenkomst wordt dat punt vastgelegd aan de grens van het privé domein;]12
66° [9 " verontreinigende stof " : iedere stof die tot verontreiniging kan leiden, met name de in bijlage VII van het decretale gedeelte genoemde stoffen waarvan de lijst door de Regering nader bepaald wordt voor oppervlakte- en grondwateren;]9
67° "verontreiniging" : de directe of indirecte inbreng door menselijke activiteiten van stoffen of warmte in lucht, water of bodem die de gezondheid van de mens of de kwaliteit van aquatische ecosystemen of van rechtstreeks van aquatische ecosystemen afhankelijke terrestrische ecosystemen kunnen aantasten, schade berokkenen aan materiële goederen dan wel de belevingswaarde van het milieu of ander rechtmatig milieugebruik aantasten of daaraan in de weg staan;
68° [9 " goed ecologisch potentieel " : de toestand van een sterk veranderd of kunstmatig waterlichaam, aldus ingedeeld overeenkomstig de bepalingen van bijlage VI van het decretale gedeelte;]9
69° "waterwinning" : waterwinningsverrichting, met inbegrip van het uitputten van toevallige toevloeiingen;
[19 69°bis "producent" : elke natuurlijke of rechtspersoon die water dat wordt gebruikt als tot drinkwater verwerkbaar water of dat bestemd is voor menselijke consumptie uit het natuurlijk milieu onttrekt, of die dit water in het groot verwerft, voor zover dit water een openbaar distributienet bevoorraadt.
In afwijking van lid 1 heeft de uitbater van een steengroeve niet de hoedanigheid van producent voor het verwerkbare bemalingswater dat hij onttrekt;]19
70° "aansluiting" : geheel der waterleidingen en instrumenten voor de waterbevoorrading van een pand, vanaf de waterwinning op de moederleiding van de verdeler [20 tot het knooppunt]20;
71° [11 " belastingplichtige " : elke persoon, met inbegrip van de intercommunales, met uitzondering van de opdrachten i.v.m. het statuut van erkende saneringsinstelling die aan heffing of bijdrage onderworpen waterhoeveelheden opneemt, elke persoon onderworpen aan de belasting op de lozing van afvalwater alsook elke persoon onderworpen aan de belasting op de milieulasten veroorzaakt door landbouwbedrijven;]11
[9 71° bis " beschikbare grondwatervoorraad " : het jaargemiddelde op lange termijn van de totale aanvulling van het grondwaterlichaam, verminderd met het jaargemiddelde op lange termijn van het debiet dat nodig is om voor bijbehorende oppervlaktewateren de doelstellingen van ecologische kwaliteit van artikel D.22 te bereiken, teneinde een significante verslechtering van de ecologische toestand van die wateren alsmede significante schade aan de bijbehorende terrestrische ecosystemen te voorkomen;]9
[7 [9 71°ter]9 "overstromingsrisico" : de kans dat zich een overstroming voordoet in combinatie met de mogelijke negatieve gevolgen van een overstroming voor de gezondheid van de mens, het milieu, het cultureel erfgoed en de economische bedrijvigheid;]7
[15 71°quater "ooibossen" : elke houtachtige en inheemse plantenvorming die langs een waterloop groeit in een gebied met groot overstromingsgevaar in de zin van artikel D. 53-2;]15
72° "rivier" : binnenwaterlichaam dat voor het merendeel op het bodemoppervlak stroomt, maar dat eveneens op een deel van zijn traject ondergronds kan stromen;
[15 72°bis "sectorale opdeling" : het in kaart brengen van de lineaire verdeling van waterlopen in homogene sectoren op basis van het ecologische grondgebied, de breedte van de gebieden die onderhevig zijn aan het risico van overstromingen en het landgebruik van deze gebieden;]15
73° "dienstverlening" : geheel der technische en bestuurlijke handelingen met het oog op het waarborgen van de openbare waterverdeling;
74° "waterdiensten" : alle diensten die ten behoeve van de huishoudens, openbare instellingen of andere economische actoren voorzien in :
a) onttrekking, opstuwing, opslag, behandeling en distributie van oppervlakte- of grondwater;
b) installaties voor de verzameling en behandeling van afvalwater, die daarna in oppervlaktewater lozen;
75° "betekening" : de afgifte bij gerechtsdeurwaardersexploot van een afschrift van de akte;
76° "S.P.G.E." : de "Société publique de Gestion de l'Eau" (Openbare Maatschappij voor Waterbeheer);
77° "deelstroomgebied" : het gebied vanwaar al het over het oppervlak lopende water een reeks stromen, rivieren en eventueel meren volgt, tot een bepaald punt in een waterloop (gewoonlijk een meer of een samenvloeiing van rivieren);
78° "Waals deelstroomgebied" : het deel van een Waals stroomgebied zoals bedoeld in artikel 7;
79° "gevaarlijke stoffen" : de stoffen of groepen van stoffen die giftig, persistent en bioaccumuleerbaar zijn, en andere stoffen of groepen van stoffen die aanleiding geven tot evenveel bezorgdheid;
80° "prioritaire gevaarlijke stoffen" : stoffen aangewezen door de regering;
81° "prioritaire stoffen" : stoffen aangewezen door de regering;
[13 81°bis : "Individueel zuiveringssysteem" : uitrusting waarmee het huishoudelijk afvalwater geloosd door een woning of een groep van woningen gezuiverd kan worden en waarmeer het gezuiverde water afgevoerd kan worden;]13
82° "gebruiker" : elke persoon die de dienstverlening openbare waterverdeling geniet als bewoner van een aangesloten pand;
83° "watergebruik" : de waterdiensten, evenals elke andere activiteit geïdentificeerd volgens de bewoordingen van de omschrijving [9 overeenkomstig de bepalingen van de artikelen D.17, D.17-1, D.17-2 en van bijlage V van het decretale gedeelte]9, met significante gevolgen op de toestand van het water;
84° "richtwaarden" : parametrische waarden waaraan het oppervlaktewater in een bepaald gebied conform dient te zijn binnen een niet nader bepaalde termijn;
85° "dwingende waarden" : parametrische waarden waaraan het oppervlaktewater in een bepaald gebied conform dient te zijn ofwel onmiddellijk ofwel binnen een nader bepaalde termijn;
86° "emissiegrenswaarden" : de in bepaalde specifieke parameters uitgedrukte massa, de concentratie en/of het niveau van een emissie die tijdens één of meerdere vastgestelde periodes niet overschreden mag worden. De emissiegrenswaarden kunnen eveneens voor bepaalde groepen, families of categorieën van stoffen vastgesteld worden;
87° "parametrische waarden" : metingen van verschillende kenmerken van een parameter;
88° "kunstmatige afvloeiingswegen" : riolen, grachten of waterleidingen die bestemd zijn voor het afvloeien van regenwater of gezuiverd afvalwater;
89° "waterwegen" : [15 waterwegen, grote waterbouwkundige kunstwerken en hun bijhorigheden bedoeld in artikel 2 van het decreet van 19 maart 2009 betreffende de instandhouding van het gewestelijke openbaar wegen- en waterwegendomein;]15
90° "gebied" : in de zin van artikel 218, deel van het grondgebied dat geen agglomeratie uitmaakt, maar in een deelstroomgebied gelegen is en voldoende homogeen is om er een saneringsregeling door te voeren;
91° "gebied van tot drinkwater verwerkbaar water" : gebied voor de bescherming van tot drinkwater verwerkbaar water vastgesteld krachtens artikel 156;
92° "verdelingsgebied" : geografisch gebied waarin het voor menselijke consumptie bestemde water afkomstig is van één of meerdere bronnen en waarin de kwaliteit als éénvormig wordt beschouwd;
93° "waterwinningsgebied" : geografisch gebied waarin de werken voor waterwinning aan de oppervlakte geïnstalleerd zijn;
94° "preventiegebied" : geografisch gebied waarin elke verontreinigende stof de waterwinning kan binnendringen zonder dat die stof op voldoende wijze afgebroken of opgelost kan worden zonder dat hij doeltreffend gerecupereerd kan worden;
95° "bewakingsgebied" : geografisch gebied dat het bevoorradingsbekken al dan niet gedeeltelijk omvat en het hydrogeologisch bekken, of deel ervan, dat een bestaand of eventueel waterwinningsgebied zou kunnen bevoorraden.
[12 96° "openbaar beheer van de autonome sanering" : geheel van de sensibiliserings-, administratieve en financiële handelingen toegewezen aan de overheden om te zorgen voor de uitvoering en de vlotte werking van de autonome sanering door de eigenaar of de gebruiker van de woning en om een aan de collectieve sanering gelijkwaardig beschermingsniveau mogelijk te maken.]12
----------
(1)<DWG 2007-11-07/39, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
(2)<DWG 2007-11-07/39, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
(3)<DWG 2007-11-07/39, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
(4)<DWG 2007-11-07/39, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
(5)<DWG 2009-04-30/93, art. 20, 011; Inwerkingtreding : 01-08-2008>
(6)<BWG 2010-01-21/07, art. 5, 012; Inwerkingtreding : 01-07-2009>
(7)<DWG 2010-02-04/22, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 14-03-2010>
(8)<DWG 2010-07-22/10, art. 66, 015; Inwerkingtreding : 30-08-2010>
(9)<DWG 2011-10-13/09, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 18-11-2011>
(10)<DWG 2011-10-27/04, art. 86, 018; Inwerkingtreding : 21-09-2019>
(11)<DWG 2014-12-12/02, art. 23, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(12)<DWG 2016-06-23/09, art. 8, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
(13)<DWG 2017-01-19/09, art. 2, 035; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
(14)<DWG 2017-02-16/37, art. 39, 037; Inwerkingtreding : 04-07-2017>
(15)<DWG 2018-10-04/13, art. 6, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
(16)<DWG 2019-05-02/62, art. 2, 046; Inwerkingtreding : 31-08-2019>
(17)<DWG 2019-05-02/76, art. 1, 047; Inwerkingtreding : 23-09-2019>
(18)<DWG 2021-12-22/12, art. 50, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(19)<DWG 2021-11-12/09, art. 1, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(20)<DWG 2023-04-20/18, art. 2, 061; Inwerkingtreding : 05-10-2023>
(21)<DWG 2023-12-13/10, art. 51, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D2bis.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 24, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D2ter.[1 § 1er. De termijnen bedoeld in de artikelen D.252 tot D290 worden berekend overeenkomstig de artikelen 52, eerste lid, 53, 53bis et 54 van het Gerechtelijk wetboek.
§ 2. Als de artikelen D.252 tot D290, alsook het regelgevend gedeelte van Boek II en de desbetreffende overige uitvoeringsbesluiten, melding maken van de bevoegdheden van ambtenaren van de diensten van het Waalse Gewest en van de Waalse openbare instellingen aangewezen door de Waalse Regering om de dienst van de bij die bepalingen vastgelegde belastingen en taksen waar te nemen, kunnen die ambtenaren zowel van de statutaire personeelsleden als van het contractuele personeel van de dienst of van betrokken instelling deel uitmaken.]1
----------
(1)<DWG 2014-12-12/02, art. 25, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
TITEL III. - Adviesinstanties.
HOOFDSTUK I.
Art. D3.
<Opgeheven bij DWG 2017-02-16/37, art. 39, 037; Inwerkingtreding : 04-07-2017>
HOOFDSTUK II. - Comité voor watercontrole.
Art. D4.§ 1. Er wordt een Comité voor watercontrole ingesteld, dat via zijn adviezen ervoor moet zorgen dat de prijs van het water gebaseerd wordt op het algemeen belang en het waterbeleid gevoerd in het Waalse Gewest en het in rekening nemen van de reële kostprijs. Dit Comité zorgt voor de toepassing door de operatoren van de antropogene watercyclus van de bepalingen bedoeld in de artikelen 194 tot 209, 228 tot 233, 417 tot 419, 443 en 444, en van de reglementaire bepalingen die krachtens deze genomen worden.
§ 2. Het Controlecomité bestaat uit veertien gewone en veertien plaatsvervangende leden benoemd door de Regering, waaronder :
1° vier vertegenwoordigers van de gemeenten gekozen uit een dubbeltal dat voorgedragen wordt door de "Union des villes et communes de Wallonie";
2° twee vertegenwoordigers van het Gewest;
3° twee vertegenwoordigers van de verbruikers gekozen uit een dubbeltal dat voorgedragen wordt door de centrale Raad voor de consumptie;
4° zes vertegenwoordigers gekozen uit een dubbeltal dat voorgedragen wordt door de "C.E.R.S.W." (Sociaal-economische Raad van het Waalse Gewest).
Bovendien wonen de volgende personen het Controlecomité bij :
1° twee vertegenwoordigers van de "S.P.G.E." (Openbare Maatschappij voor Waterbeheer);
2° twee vertegenwoordigers van de producenten en twee vertegenwoordigers van de door de in artikel 333, § 2, 4°, van het decreet bedoelde handelsvennootschap aangewezen [1 saneringsinstellingen]1.
De hoedanigheid van lid van de Raad van bestuur van de "S.P.G.E." [3 ...]3 is onverenigbaar met die van lid van het Comité voor controle op het waterbeheer.
§ 3. Elke prijswijziging van het water wordt noodzakelijkerwijze voorgelegd voor advies aan het controlecomité vóór elke andere procedure opgelegd door andere wetgevingen.
Het controlecomité beschikt over dertig dagen om een advies in te dienen. Bij verstrijken van deze termijn wordt het advies geacht gunstig te zijn. Het wordt verstuurd ter informatie naar de Algemene Inspectie voor prijs en concurrentie.
[2 Elke verdeler geeft hem uiterlijk 31 maart kennis van het gemiddelde rendement van zijn net over het vorige jaar. De modaliteiten voor de berekening van het gemiddelde rendement worden door de Regering vastgelegd.]2
§ 4. De Regering bepaalt de zetel van het Comité, de werkwijze, de duur van de mandaten van zijn leden alsmede het bedrag van de eventueel toegekende vergoedingen en presentiegelden.
De leden van het Comité kunnen elk ogenblik ontslagen worden in geval van onmogelijkheid hun ambt uit te oefenen of wegens grove tekortkoming of wanneer ze de hoedanigheid waarvoor ze zijn benoemd, verliezen [4 , en dit onvermiderd de werkingsregels bepaald bij het decreet van 6 november 2008 houdende rationalisatie van de adviesverlenende functie]4.
§ 5. Het secretariaat van het Comité wordt waargenomen door het personeel van de "Conseil économique et social de la Région wallonne", overeenkomstig artikel 4, § 3, van het decreet van 25 mei 1983 tot wijziging van de kaderwet van 15 juli 1970, houdende organisatie van de planning en economische decentralisatie en tot oprichting van een economische en sociale Raad van het Waalse Gewest.
----------
(1)<DWG 2007-11-07/39, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
(2)<DWG 2007-11-07/39, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
(3)<DWG 2017-01-19/09, art. 3, 035; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
(4)<DWG 2017-02-16/37, art. 75, 037; Inwerkingtreding : 04-07-2017>
TITEL IV. - Kostenterugwinning voor waterdiensten.
Art. D5. Het Waalse Gewest houdt rekening met het beginsel van terugwinning van de kosten van waterdiensten, inclusief milieukosten en kosten van de hulpbronnen.
De lidstaten kunnen daarbij de sociale effecten, de milieueffecten en de economische effecten van de kostenterugwinning voor waterdiensten, inclusief milieukosten en kosten van de hulpbronnen, alsmede de geografische en klimatologische omstandigheden van de betrokken gebieden in acht nemen.
Art. D6.De stroomgebiedsoverheid zorgt er tegen het jaar 2010 voor om aan de wetgever de aangepaste voorstellen te doen zodat :
1° het waterprijsbeleid adequate prikkels bevat voor de gebruikers om de watervoorraden efficiënt te benutten, en daardoor een bijdrage te leveren aan de milieudoelstellingen bedoeld in artikel 22;
2° de diverse watergebruikssectoren, ten minste onderverdeeld in huishoudens, bedrijven en landbouw, een redelijke bijdrage leveren aan de terugwinning van kosten van waterdiensten, die gebaseerd is op de economische analyse uitgevoerd volgens artikel 17 en rekening houdt met het beginsel dat de vervuiler betaalt.
[1 De stroomgebiedautoriteit is vrij om de bepalingen van het eerste lid niet toepassen indien zulks conform is met gevestigde gebruiken voor een bepaalde vorm van watergebruik, voor zover het doel van dit Wetboek en het bereiken daarvan niet in het gedrang gebracht worden. De stroomgebiedautoriteit motiveert in de stroomgebiedsbeheersplannen waarom zij het eerste lid niet onverkort toepast.]1
----------
(1)<DWG 2011-10-13/09, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 18-11-2011>
TITEL V. [1 - Uitvoering van de Europese verplichtingen]1
----------
(1)
Art. D6-1. [1 De Regering bepaalt, in de aangelegenheden waarop dit Wetboek slaat, alle maatregelen die nodig zijn voor de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en uit de besluiten genomen door de bij dat Verdrag ingestelde autoriteiten, meer bepaald de besluiten tot uitvoering van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2011-10-13/09, art. 4, 017; Inwerkingtreding : 18-11-2011>
DEEL II. - Geïntegreerd beheer van de natuurlijke watercyclus.
TITEL I. - Districten, stroomgebieden en deelstroomgebieden.
HOOFDSTUK I. - Samenstelling van de Waalse stroomgebieden en deelstroomgebieden.
Art. D7. Er bestaan in het Waalse Gewest vier stroomgebieden en vijftien deelstroomgebieden :
1° het stroomgebied van de Maas dat de deelstroomgebieden bevat van de Maas stroomopwaarts, de Maas stroomafwaarts, de Samber, de Ourthe, de Amblève, de Semois-Chiers, de Vesder en de Lesse;
2° het stroomgebied van de Schelde dat de deelstroomgebieden bevat van de Schelde-Leie, de Dender, de Dijle-Gete, de Haine en de Zenne;
3° het stroomgebied van de Seine dat het deelstroomgebied bevat van de Oise;
4° het stroomgebied van de Rijn dat het deelstroomgebied bevat van de Moezel.
Art. D8. § 1. Voor elk deel van een internationaal stroomgebiedsdistrict in het Waalse Gewest wordt een Waals stroomgebied opgericht. De delen van de internationale stroomgebiedsdistricten op het grondgebied van het Waalse Gewest bestaan respectievelijk uit het Waalse stroomgebied van de Maas, de Schelde, de Seine en de Rijn.
§ 2. Elk Waals stroomgebied kan bestaan uit één of meerdere Waalse deelstroomgebieden die overeenkomen met de deelstroomgebieden opgesomd in artikel 7.
Art. D9. Het grondwater dat niet volledig het stroomgebied van de Maas, Schelde, Seine of Rijn volgt, wordt door de Regering bepaald en toegewezen aan het dichtstbijgelegen of het meest geschikte Waalse stroomgebied.
HOOFDSTUK II. - Samenstelling van de internationale stroomgebiedsdistricten.
Art. D10. Het stroomgebied van de Maas wordt toegewezen aan het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Maas.
Het stroomgebied van de Schelde wordt toegewezen aan het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde.
Het stroomgebied van de Seine wordt toegewezen aan het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Seine.
Het stroomgebied van de Rijn wordt toegewezen aan het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Rijn.
HOOFDSTUK III. - Bevoegde overheid.
Art. D11.§ 1. Voor elk Waals stroomgebied heeft een stroomgebiedsoverheid als opdracht te helpen bij de toepassing van de regels van de artikelen [1 D.5, D.6, D.16 tot D.19, D.22 tot D.24, D.26 tot D.30, D.53-2 tot D.53-11, D.160 en D.168]1 of van elke relevante wetgeving en de maatregelen voor deze toepassing te coördineren. De stroomgebiedsoverheid kan binnen de perken en de voorwaarden van de artikelen 16 tot 19, 23, 24, 26 tot 28 en 168, haar opdrachten vervullen in elk Waals deelstroomgebied.
§ 2. Voor elk Waals stroomgebied oefent de Regering de opdrachten uit van de stroomgebiedsoverheid.
§ 3. De Regering brengt de Europese Commissie op de hoogte van deze toewijzing alsmede van de toewijzing van elke internationale instelling waaraan het Waalse Gewest deelneemt.
§ 4. De Regering brengt de Europese commissie op de hoogte van elke wijziging van de gegevens verleend overeenkomstig het vorig paragraaf binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze wijziging.
§ 5. De Regering kan een coördinatieplatform oprichten voor het uitvoeren van de bepalingen van dit boek, ze bepaalt de werkingsmodaliteiten ervan. Dit platform omvat de betrokken administraties, de vertegenwoordigers van de Regering, AQUAWAL, de S.P.G.E. en de wetenschappelijke excellentiecentra. [2 Het brengt regelmatig de beleidsgroep Leefmilieu op de hoogte van de resultaten van zijn werkzaamheden of studies.]2
----------
(1)<DWG 2010-02-04/22, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 14-03-2010>
(2)<DWG 2017-02-16/37, art. 39, 037; Inwerkingtreding : 04-07-2017>
HOOFDSTUK IV. - Internationale coördinatie.
Art. D12. § 1. Binnen de perken van zijn bevoegdheden onderhandelt en sluit het Waalse Gewest de internationale en interregionale akkoorden af die noodzakelijk zijn voor de oprichting en organisatie van de internationale stroomgebiedsdistricten.
§ 2. Het bevordert de internationale en interregionale coördinatie die noodzakelijk is voor het vervullen van de verplichtingen opgelegd bij de richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid [1 , alsook bij Richtlijn 2007/60/EG van 23 oktober 2007 over beoordeling en beheer van overstromingsrisico's met het oog op de opstelling van één internationaal overstromingsrisicobeheersplan, of van een geheel van overstromingsrisicobeheersplannen die op het niveau van het internationale stroomgebiedsdistrict worden gecoördineerd]1.
----------
(1)<DWG 2010-02-04/22, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 14-03-2010>
Art. D13. De Regering treft de nuttige reglementen en beslissingen met het oog op het bijeenbrengen van de inlichtingen die noodzakelijk zijn voor het opstellen van de bescheiden die aan de internationale instellingen ter kennis moeten worden gebracht.
Art. D14. De Regering bepaalt de regels voor de samenstelling van de afvaardiging van de Waalse Regering bij de Internationale Scheldecommissie.
Art. D15. De Regering bepaalt de regels voor de samenstelling van de afvaardiging van de Waalse Regering bij de Internationale Maascommissie.
TITEL II. - Beschrijvende toestand van het stroomgebied.
HOOFDSTUK I. - Kenmerken van het Waalse stroomgebied, beschrijving van de gevolgen van de menselijke activiteit op het milieu en economische analyse van het waterverbruik.
Art. D16. Om een beschrijvende toestand van de waterhulpbronnen op te maken, bepaalt de stroomgebiedsoverheid de ligging en de grenzen van de oppervlaktewaterlichamen, het grondwater en de grondwaterlichamen die deel uitmaken van de Waalse stroomgebieden.
De stroomgebiedsoverheid kan beginnen met de bepaling van de ligging en de grenzen van de oppervlaktewaterlichamen, het grondwater en de grondwaterlichamen die deel uitmaken van de Waalse deelstroomgebieden. Deze gegevens worden daarna samengevoegd en, in voorkomend geval, aangepast om de ligging en de grenzen te bepalen van de oppervlaktewaterlichamen, het grondwater en de grondwaterlichamen die deel uitmaken van de Waalse stroomgebieden.
Art. D17.§ 1. [1 Overeenkomstig bijlage V bij het decretale gedeelte, in elk Waals stroomgebied]1 maakt de stroomgebiedsoverheid een beschrijvende toestand op. Deze toestand bevat.
1° een analyse van de kenmerken van het Waalse stroomgebied;
2° een beschrijving van de effecten van menselijke activiteiten op de toestand van het oppervlaktewater en op het grondwater;
3° een economische analyse van het watergebruik;
4° de saneringsplannen bedoeld in artikel 218;
5° het wettelijk en reglementair kader, met inbegrip van een voorstelling van de maatregelen die reeds van toepassing zijn in het Waalse stroomgebied zoals bedoeld in titel VII.
§ 2. [1 ...]1
§ 3. [1 ...]1
§ 4. De stroomgebiedsoverheid kan beginnen met de opmaak van de beschrijving van elk Waals deelstroomgebied. De gegevens worden daarna samengevoegd en, in voorkomend geval, aangepast om de beschrijving van het Waalse stroomgebied samen te stellen.
§ 5. De Regering bepaalt de inhoud van de analyse van de kenmerken van het Waalse stroomgebied en de beschrijving van de invloed van de menselijke activiteit op de toestand van het oppervlaktewater en het grondwater, alsmede de procedures en de technische bepalingen noodzakelijk voor hun uitwerking. De Regering bepaalt ook de inhoud van de economische analyse van het watergebruik.
§ 6. De Regering kan optimaliseringsonderzoeken van het geïntegreerde beheer van de stroomgebieden of deelstroomgebieden uitvoeren.
§ 7. De beschrijving van de invloed van de menselijke activiteit en de analyses bedoeld in paragraaf 1 moeten om de zes jaar door de stroomgebiedsoverheid herbekeken worden en zo nodig bijgewerkt worden.
----------
(1)<DWG 2011-10-13/09, art. 5, 017; Inwerkingtreding : 18-11-2011>
Art. D17-1. [1 § 1. Overeenkomstig bijlage V van het decretale gedeelte, heeft de analyse van de eigenschappen van de oppervlaktewateren betrekking op :
1° de indeling van de oppervlaktewaterlichamen in de categoriëen " rivieren ", " meren " of als kunstmatig dan wel als sterk veranderd oppervlaktewaterlichaam;
2° het onderscheid van de waterlichamen in typen voor elke oppervlaktewatercategorie met behulp van de waarden voor de verplichte descriptoren en die facultatieve descriptoren, of combinaties van descriptoren, welke nodig zijn voor een betrouwbare afleiding van de voor dat type specifieke biologische referentieomstandigheden;
3° het onderscheid van kunstmatige en sterk veranderde oppervlaktewaterlichamen in typen met behulp van de descriptoren voor de oppervlaktewatercategorie die het meest lijkt op het betrokken sterk veranderde of kunstmatige waterlichaam, en
4° de bepaling van de referentievoorwaarden die kenmerkend zijn voor elk type oppervlaktewaterlichaam.
§ 2. De analyse van de eigenschappen van de grondwateren slaat met name op :
1° een eerste karakterisering van alle grondwaterlichamen om te beoordelen voor welke doeleinden zij gebruikt worden en in hoeverre zij gevaar lopen niet te voldoen aan de milieudoelstellingen zoals bedoeld in artikel 22;
2° een nadere karakterisering van de grondwaterlichamen die de in artikel 22 bedoelde doelstellingen niet zouden halen om nauwkeuriger te kunnen beoordelen hoe groot het gevaar is hiervoor.
Op grond van de eerste karakteriseringsanalyse, bedoeld in het eerste lid, 1°, wordt in ieder geval het volgende geïdentificeerd :
1° locatie en grenzen van de grondwaterlichamen;
2° mogelijke vormen van belasting van het grondwaterlichaam of de grondwaterlichamen, zoals :
a) diffuse bronnen van verontreiniging;
b) verontreiniging uit puntbronnen;
c) onttrekking van water;
d) kunstmatige aanvulling;
3° algemene aard van het superstraat in het stroomgebied waaruit het grondwaterlichaam wordt aangevuld;
4° grondwaterlichamen waarbij rechtstreeks afhankelijke oppervlaktewaterecosystemen of terrestrische ecosystemen bestaan.
De karakterisering bedoeld in het eerste lid, 2°, omvat relevante gegevens over de effecten van menselijke activiteiten en, voorzover dienstig, gegevens over :
1° geologische kenmerken van het grondwaterlichaam, met inbegrip van grootte en soort van de geologische eenheden;
2° hydrogeologische kenmerken van het grondwaterlichaam, met inbegrip van doorlaatbaarheid, porositeit en begrenzing;
3° kenmerken van de oppervlakteafzettingen en bodems in het stroomgebied waaruit het grondwaterlichaam wordt aangevuld, met inbegrip van dikte, porositeit, doorlaatbaarheid, en absorptie-eigenschappen van de afzettingen en bodems;
4° stratificatiekarakteristieken van het grondwater in het grondwaterlichaam;
5° een inventarisatie van de bijbehorende oppervlaktesystemen, met inbegrip van terrestrische ecosystemen en oppervlaktewaterlichamen waarmee het grondwaterlichaam dynamisch verbonden is;
6° schattingen van richtingen en mate van de uitwisseling van water tussen het grondwaterlichaam en bijbehorende oppervlaktesystemen;
7° voldoende gegevens om het jaarlijkse gemiddelde van de totale aanvulling op lange termijn te berekenen;
8° kenmerken van de chemische samenstelling van het grondwater, inbegrepen de beschrijving van de bijdragen uit menselijke activiteiten. De stroomgebiedautoriteit kan bij de vastlegging van de natuurlijke achtergrondwaarden voor deze grondwaterlichamen gebruikmaken van typologieën voor de beschrijving van het grondwater
§ 3. Voor grensoverschrijdende grondwaterlichamen tussen twee of meer lidstaten of grondwaterlichamen waarvan bij de eerste karakterisering overeenkomstig § 2, eerste lid, 1°, en § 2, tweede lid, van hetzelfde artikel blijkt dat zij gevaar lopen niet te voldoen aan de krachtens artikel D.22 voor ieder lichaam vastgestelde doelstellingen, worden voor ieder grondwaterlichaam de volgende gegevens, voorzover relevant, vergaard en bijgehouden :
a) de ligging van de punten in het grondwaterlichaam waar water wordt onttrokken, met uitzondering van :
- punten voor de onttrekking van water die minder leveren dan gemiddeld 10 m3 per dag, of;
- punten voor de onttrekking van water voor menselijke consumptie die minder leveren dan gemiddeld 10 m3 per dag of die minder dan 50 personen bedienen;
b) de gemiddelde hoeveelheden water die jaarlijks aan die punten worden onttrokken;
c) de chemische samenstelling van water dat uit het grondwaterlichaam wordt onttrokken;
d) de ligging van de punten waar rechtstreeks water in het grondwaterlichaam wordt geloosd;
e) de mate van lozing op die punten;
f) de chemische samenstelling van de lozingen in het grondwaterlichaam en
g) het bodemgebruik in het stroomgebied of de stroomgebieden waaruit het grondwaterlichaam wordt aangevuld, met inbegrip van het inbrengen van verontreinging en door de mens veroorzaakte veranderingen in de kenmerken van de aanvulling, zoals regenwater en afleiding van afstromend water door landafdichtingen, kunstmatige aanvulling, dammen of drainage.
§ 4. De stroomgebiedautoriteit bepaalt voor welke grondwaterlichamen uit hoofde van artikel D.22 lagere doelstellingen worden aangegeven, ook op grond van een beoordeling rekening houdend met de effecten van de toestand van het lichaam op :
1° oppervlaktewater en bijbehorende terrestrische ecosystemen;
2° waterhuishouding, bescherming tegen overstromingen en drainage;
3° menselijke ontwikkeling.
Ze bepaalt voor welke grondwaterlichamen uit hoofde van artikel D.22, § 6, minder strenge doelstellingen worden vastgesteld, indien het grondwaterlichaam door de effecten van menselijke activiteiten, zoals bepaald in overeenstemming met artikel D.17, zo verontreinigd is dat het bereiken van een goede chemische toestand van grondwater niet haalbaar of buitensporig duur is.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2011-10-13/09, art. 6, 017; Inwerkingtreding : 18-11-2011>
Art. D17-2. [1 § 1. De stroomgebiedautoriteit verzamelt informatie over soort en omvang van de significante antropogene belastingen waaraan oppervlaktewaterlichamen in elk stroomgebiedsdistrict onderhevig kunnen zijn, en houdt die informatie bij. Het betreft met name :
1° schatting en identificatie van significante verontreiniging uit puntbronnen, met name door in bijlage VII bedoelde stoffen, afkomstig van stedelijke, industriële, agrarische en andere installaties en activiteiten, onder meer gebaseerd op informatie die is vergaard krachtens :
a) de artikelen 15 en 17 van Richtlijn 91/271/EEG van de raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater;
b) de artikelen 9 en 15 van Richtlijn 2008/1/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 15 januari 2008 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging,
en, voor de doeleinden van het eerste stroomgebiedsbeheersplan :
c) artikel 10 van Richtlijn 2006/11/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 25 februari 2006 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd;
d) de Richtlijnen 2006/7/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 15 februari 2006 betreffende het beheer van de zwemwaterkwaliteit en tot intrekking van Richtlijn 76/160/EEG, 2006/44/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 6 september 2006 betreffende de kwaliteit van zoet water dat bescherming of verbetering behoeft teneinde geschikt te zijn voor het leven van vissen en 2006/113/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 12 december 2006 inzake de vereiste kwaliteit van schelpdierwater;
2° schatting en identificatie van significante verontreiniging uit diffuse bronnen, met name door in bijlage VII bedoelde stoffen, afkomstig van stedelijke, industriële, agrarische en andere installaties en activiteiten, onder meer gebaseerd op informatie die is vergaard krachtens :
a) de artikelen 3, 5 en 6 van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen;
b) de artikelen 7 en 17 van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen;
c) Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden,
en, voor de doeleinden van het eerste stroomgebiedsbeheersplan :
d) de Richtlijnen 2006/7/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 15 februari 2006 betreffende het beheer van de zwemwaterkwaliteit en tot intrekking van Richtlijn 76/160/EEG, 2006/11/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 25 februari 2006 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd, 2006/44/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 6 september 2006 betreffende de kwaliteit van zoet water dat bescherming of verbetering behoeft teneinde geschikt te zijn voor het leven van vissen en 2006/113/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 12 december 2006 inzake de vereiste kwaliteit van schelpdierwater;
3° schatting en identificatie van significante wateronttrekking voor stedelijk, industrieel, agrarisch en ander gebruik, met inbegrip van seizoenschommelingen en de totale vraag per jaar, en van het waterverlies in de distributiestelsels;
4° schatting en identificatie van de effecten van significante regulering van de waterstroming, met inbegrip van overbrenging en omleiding van water, op de stromingskenmerken en waterbalansen in hun geheel;
5° identificatie van significante morfologische veranderingen van waterlichamen;
6° schatting en identificatie van andere significante antropogene invloeden op de toestand van oppervlaktewateren, en;
7° schattingen van bodemgebruikspatronen, waaronder de identificatie van de belangrijkste stedelijke, industriële en agrarische gebieden en, voorzover relevant, visgronden en bossen.
§ 2. De stroomgebiedautoriteit beoordeelt in hoeverre de oppervlaktewatertoestand van lichamen gevoelig is voor de vormen van belasting vermeld in paragraaf 1.
De stroomgebiedautoriteit gebruikt de overeenkomstig paragraaf 1 verzamelde informatie en alle andere relevante informatie, met inbegrip van bestaande milieumonitoringsgegevens, om een beoordeling te maken van de kans dat oppervlaktewaterlichamen in het stroomgebiedsdistrict niet zullen voldoen aan de milieukwaliteitsdoelstellingen die artikel D.22 aan die lichamen stelt.
Voor lichamen waarvan is gebleken dat zij gevaar lopen niet te voldoen aan de milieukwaliteitsdoelstellingen moet, voorzover dienstig, een verdere karakterisering plaatsvinden om het ontwerp van de bij artikel D.19 voorgeschreven monitoringsprogramma's en de bij artikel D.23 voorgeschreven maatregelenprogramma's te optimaliseren.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2011-10-13/09, art. 7, 017; Inwerkingtreding : 18-11-2011>
Art. D18. In elk Waals stroomgebied zorgt de stroomgebiedsoverheid voor het aanleggen van één of meer registers van elk beschermd gebied in het Waalse deelstroomgebied.
De Regering bepaalt de inhoud van het register van beschermde gebieden.
De stroomgebiedsoverheid kan beginnen met het aanleggen van één of meer registers van elk beschermd gebied in elk Waals deelstroomgebied. Deze gegevens worden vervolgens samengevoegd en, in voorkomend geval, aangepast om het register van elk beschermd gebied van het Waalse stroomgebied te vormen.
De registers van de beschermde gebieden worden uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van dit wetboek opgesteld en worden door de stroomgebiedsoverheid voortdurend gevolgd en bijgewerkt.
HOOFDSTUK II. - Programma voor de monitoring en noodmaatregelen.
Art. D19. § 1. De stroomgebiedsoverheid draagt zorg voor de opstelling van één of meer programma's voor de systematische monitoring van de toestand van het oppervlaktewater, grondwater en de beschermde gebieden, teneinde een samenhangend en bijgewerkt totaalbeeld te krijgen van de watertoestand binnen het Waalse stroomgebied. De Regering bepaalt de inhoud, de procedures en de technische bepalingen die nodig zijn voor de oprichting van het monitoringsprogramma.
§ 2. Voor het oppervlaktewater houden die programma's voor de monitoring in :
1° ecologische en chemische toestand en ecologisch potentieel;
2° volume en niveau of snelheid van stroming, voorzover van belang voor ecologische en chemische toestand en het ecologische potentieel.
Voor grondwater houden die programma's monitoring van de chemische en de kwantitatieve toestand in.
Als dit water zich bevindt in een beschermd gebied, worden de programma's voor monitoring aangevuld met de bepalingen in de wetgeving krachtens welke het beschermde gebied is ingesteld.
§ 3. De stroomgebiedsoverheid kan beginnen met het uitwerken van één of meer programma's voor de monitoring van de watertoestand en van de beschermde gebieden in elk Waals deelstroomgebied. Deze gegevens worden samengevoegd en, in voorkomend geval, aangepast voor de uitwerking van één of meer programma's voor de monitoring van de watertoestand en de beschermde gebieden van het Waalse stroomgebied.
§ 4. De programma's voor monitoring bedoeld in paragraaf 1 zijn uiterlijk op 22 december 2006 operationeel.
Art. D20. De Regering kan ambtenaren en agenten belasten met het houden van toezicht op het water.
De Regering kan tevens, bij besluit of overeenkomst, openbare personen, met inbegrip van [1 de in overeenstemming met artikel D.343 erkende saneringsinstellingen]1, met opdrachten voor het houden van toezicht belasten.
De Regering kan, bij overeenkomst, aan privé-personen taken of opdrachten toevertrouwen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van het toezicht op het water. Zij bepaalt, bij besluit, de voorwaarden waaraan deze privé-personen moeten beantwoorden om met deze taken of opdrachten te worden belast.
----------
(1)<DWG 2007-11-07/39, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
Art. D21. § 1. In geval van een ernstige en plotselinge vervuiling van het water of een onmiddellijke bedreiging van een ernstige vervuiling kan de Regering ambtshalve alle noodzakelijke maatregelen treffen om de vervuiling te voorkomen of te verminderen; zij kan tevens de gouverneur van de provincie of de burgemeester belasten met het treffen van de spoedeisende maatregelen die door haar aan hen worden aangeduid.
De Regering stelt de datum vast waarop de spoedeisende maatregelen aflopen; zij kan verschillende data vaststellen voor bepaalde of elk van de maatregelen die zij heeft getroffen of voorgeschreven.
De Regering kan de gouverneur van de provincie of de burgemeester belasten de datum vast te stellen waarop de spoedeisende maatregelen aflopen die door hen krachtens lid één zijn getroffen.
§ 2. De Regering kan, volgens de modaliteiten van een reglement dat door haar wordt opgesteld, terugvorderbare voorschotten aan de autoriteiten toekennen die, krachtens paragraaf één, ermee zijn belast spoedeisende maatregelen te treffen.
§ 3. De Regering kan een dienst voor onmiddellijke tussenkomsten oprichten waarvan zij de organisatie en de opdrachten regelt. De Regering kan de deelneming voorzien van de overheden die aan deze dienst ondergeschikt zijn gemaakt. Zij kan tevens overeenkomsten met particulieren of ondernemingen afsluiten voor het verzekeren van bepaalde taken die tot haar opdracht behoren.
TITEL III. - Leefmilieudoelstellingen.
Art. D22.§ 1. Bij de tenuitvoerlegging van het in het stroomgebiedbeheersplan omschreven maatregelenprogramma zal het stroomgebied bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen bepaald in artikel 1 en, in het bijzonder zorgen voor :
1° voor oppervlaktewateren :
a) het voorkomen van de achteruitgang van de toestand van alle oppervlaktelichamen;
b) het beschermen, verbeteren en herstellen van alle oppervlaktewateren met de bedoeling uiterlijk 22 december 2015 een goede toestand van het oppervlaktewater te bereiken [1 overeenkomstig de bepalingen van bijlage VI bij het decretale gedeelte]1;
c) het beschermen en verbeteren van alle kunstmatige en sterk veranderde waterlichamen, met de bedoeling uiterlijk 22 december 2015 een goed ecologisch potentieel en een goede chemische toestand van het oppervlaktewater te bereiken [1 overeenkomstig de bepalingen van bijlage VI bij het decretale gedeelte]1;
d. het geleidelijk verminderen van de verontreiniging door prioritaire stoffen en het stopzetten of geleidelijk beëindigen van de emissies, lozingen en verliezen van gevaarlijke prioritaire stoffen;
e) de beheersing van de emissies in oppervlaktewateren overeenkomstig de gecombineerde aanpak;
2° voor grondwater :
a) het voorkomen of beperken van de inbreng van verontreinigende stoffen in het grondwater;
b) het voorkomen van de achteruitgang van de toestand van alle grondwaterlichamen;
c) het beschermen, verbeteren en herstellen van alle grondwaterlichamen en zorgen voor een evenwicht tussen onttrekking en aanvulling van grondwater, met de bedoeling uiterlijk 22 december 2015 een goede grondwatertoestand te bereiken [1 overreenkomstig de bepalingen van bijlage VI bij het decretale gedeelte]1;
d) het ombuigen van elke significante en aanhoudende stijgende tendens van de concentratie van een verontreinigende stof ten gevolge van menselijke activiteiten, teneinde de grondwaterverontreiniging geleidelijk te verminderen;
3° voor beschermde gebieden vastgesteld krachtens artikel 18, op uiterlijk 22 december 2015, het voldoen aan alle normen en doelstellingen, voorzover niet anders bepaald in de wetgeving waaronder het betrokken beschermde gebied is ingesteld.
§ 2. De goede toestand van het water moet op 22 december 2015 bereikt worden, onder voorbehoud van toepassing van de uitzonderingen bedoeld in de paragrafen 5, 6, 7, 8 en 9.
[1 De Regering bepaalt voor de grondwaterlichamen de algemene criteria inzake de goede toestand en de grenzen tussen de kwantitatieve toestand " goed " en de kwantitatieve toestand " matig ", alsook tussen de chemische toestand " goed " en de chemische toestand " matig ". De Regering bepaalt ook de regels voor de presentatie van de toestand van grondwater.
De Regering bepaalt voor elk type oppervlaktewaterlichaam de grenzen tussen de verschillende ecologische toestandsklassen op basis van de algemene criteria voor de goede toestand en van de normatieve definities van de ecologische toestandsklassen vermeld in bijlage VI bij het decretale gedeelte.
De Regering bepaalt de grenzen tussen de goede chemische toestand en een chemische toestand die niet goed is. De in bijlage VI omschreven regels inzake de presentatie van de ecologische toestand worden door de Regering ten uitvoer gelegd.]1
De stroomgebiedsoverheid bepaalt in het beheersplan de specifieke referentievoorwaarden voor elk soort waterlichaam, teneinde de goede toestand omschreven krachtens het vorig lid te bereiken en, desgevallend, de waarden nader te bepalen die de toestand "zeer goed" van de toestanden "goed", "matig", "ontoereikend" en "slecht" scheiden.
§ 3. Wanneer meer dan één van de leefmilieudoelstellingen betrekking heeft op een waterlichaam, is de strengste van toepassing.
§ 4. De stroomgebiedsoverheid gaat maatregelen invoeren ter vermindering van de concentratie van verontreinigende stoffen in het grondwater op grond van de criteria vastgelegd door de Europese gemeenschap of, bij gebrek aan dergelijke criteria, op grond van aangepaste criteria die ze voor 22 december 2005 vastlegt. Bij gebrek aan door de stroomgebiedsoverheid aangenomen criteria geldt voor de ombuiging van de stijgende tendens als beginpunt een maximum van 75 % van het niveau van de in de bestaande communautaire wetgeving vastgestelde kwaliteitsnormen voor grondwater.
Deze maatregelen worden ten uitvoer gelegd onder voorbehoud van de toepassing van de afwijkingen bedoeld in de paragrafen 8 en 9 en onverminderd de toepassing van paragraaf 11.
§ 5. De stroomgebiedsoverheid kan voor bepaalde waterlichamen leefmilieudoelstellingen aanwijzen waarvan de verwezenlijking na 2015 zal plaatsvinden, mits de toestand van het betrokken waterlichaam niet verder verslechtert en wanneer aan alle navolgende voorwaarden wordt voldaan :
1° de verlenging van de termijn komt ten minste overeen met één van de drie volgende redenen :
a) de vereiste verbeteringen van de toestand van de waterlichamen zijn technisch slechts haalbaar in periodes die de gestelde termijn overschrijden;
b) de verwezenlijking van de verbeteringen binnen de termijn zou onevenredig kostbaar zijn;
c) de natuurlijke omstandigheden beletten een tijdige verbetering van de toestand van het waterlichaam;
2° de verlenging van de termijn en de redenen daarvoor worden in het Waalse stroomgebiedbeheersplan specifiek vermeld en toegelicht;
3° verlengingen worden beperkt tot maximaal twee bijwerkingen van het Waalse stroomgebiedbeheersplan, behalve wanneer de natuurlijke omstandigheden van dien aard zijn dat de doelstellingen niet binnen die termijn kunnen worden bereikt;
4° in het Waalse stroomgebiedbeheersplan wordt een overzicht gegeven van de ingevolge artikel 23 vereiste maatregelen die noodzakelijk worden geacht om de waterlichamen vóór het verstrijken van de verlengde termijn geleidelijk in de vereiste toestand te brengen, de redenen voor significante vertraging bij de operationalisering van deze maatregelen, alsmede het vermoedelijke tijdschema voor de uitvoering ervan. In de bijwerkingen van het Waalse stroomgebiedbeheersplan wordt een evaluatie van de uitvoering van die maatregelen opgenomen, alsmede een overzicht van eventuele extra maatregelen.
§ 6. De stroomgebiedsoverheid mag voor specifieke waterlichamen minder strenge leefmilieudoelstellingen vaststellen, wanneer die lichamen in een zodanige mate door menselijke activiteiten zijn aangetast of hun natuurlijke gesteldheid van dien aard is dat het bereiken van die doelstellingen niet haalbaar of onevenredig kostbaar zou zijn, en aan alle navolgende voorwaarden wordt voldaan :
1° aan de ecologische en sociaal-economische behoeften die door zulke menselijke activiteiten worden gediend, kan niet worden voldaan met andere, voor het milieu aanmerkelijk gunstigere middelen die geen onevenredig hoge kosten met zich brengen;
2° de oppervlaktewateren moeten de best mogelijke ecologische en chemische toestand bereiken die haalbaar is, gezien de redelijkerwijs niet te vermijden effecten vanwege de aard van de menselijke activiteiten of verontreiniging;
3° de grondwateren mogen zo gering mogelijke veranderingen in de goede grondwatertoestand vertonen, gezien de redelijkerwijs niet te vermijden effecten vanwege de aard van de menselijke activiteiten of verontreiniging;
4° er treedt geen verdere achteruitgang op in de toestand van het aangetaste waterlichaam;
5° de vaststelling van minder strenge leefmilieudoelstellingen en de redenen daarvoor worden in het Waalse stroomgebiedbeheersplan specifiek vermeld, en die doelstellingen worden om de zes jaar getoetst.
§ 7. De stroomgebiedsoverheid mag oppervlaktewaterlichamen als kunstmatig of sterk veranderd aanmerken, indien :
1° de voor het bereiken van een goede ecologische toestand noodzakelijke wijzigingen van de hydromorfologische kenmerken van die lichamen significante negatieve effecten zouden hebben op :
a) het milieu in bredere zin;
b) scheepvaart, met inbegrip van havenfaciliteiten, of recreatie;
c) activiteiten waarvoor water wordt opgeslagen, zoals drinkwatervoorziening, energieopwekking of irrigatie;
d) waterhuishouding, bescherming tegen overstromingen, afwatering;
e) andere even belangrijke duurzame activiteiten voor menselijke ontwikkeling;
2° het nuttige doel dat met de kunstmatige of veranderde aard van het waterlichaam gediend wordt, om redenen van technische haalbaarheid of onevenredig hoge kosten redelijkerwijs niet kan worden bereikt met andere, voor het milieu aanmerkelijk gunstiger middelen.
Het aanmerken van een waterlichaam als kunstmatig of sterk veranderd en de redenen daarvoor worden uitdrukkelijk vermeld in het Waalse stroomgebiedbeheersplan en worden om de zes jaar herzien.
[1 Wat de kunstmatige en sterk veranderde waterlichamen betreft, bepaalt de Regering de grenzen tussen de verschillende klassen ecologisch potentieel op basis van de algemene criteria voor het goede ecologische potentieel en van de normatieve definities van de klassen ecologisch potentieel vermeld in bijlage VI bij het decretale gedeelte. De in bijlage VI omschreven regels inzake de presentatie van ecologisch potentieel worden door de Regering ten uitvoer gelegd.
Wat de kunstmatige en sterk veranderde waterlichamen betreft, moet het ecologische potentieel, onder voorbehoud van de uitzonderingen bedoeld in de paragrafen 5, 6, 8 en 9, tegen 22 december 2015 bereikt worden.]1
De stroomgebiedsoverheid bepaalt in het beheersplan de specifieke referentievoorwaarden waaraan elk kunstmatig of sterk veranderd waterlichaam moet beantwoorden, teneinde het goede ecologische potentieel omschreven krachtens het vorig lid te bereiken en, desgevallend, de grenzen te bepalen die het ecologisch potentieel "goed" van het ecologisch potentieel "matig", "ontoereikend" of "slecht" scheiden.
§ 8. De stroomgebiedsoverheid kan beslissen dat een tijdelijke achteruitgang van de toestand van waterlichamen wordt toegelaten, indien deze het resultaat is van omstandigheden die zich door een natuurlijke oorzaak of overmacht voordoen of die zijn veroorzaakt door niet te voorziene ongevallen, op voorwaarde dat aan alle navolgende voorwaarden is voldaan :
1°alle haalbare stappen worden ondernomen om verdere achteruitgang van de toestand te voorkomen teneinde het bereiken van de doelstellingen voor andere, niet door die omstandigheden getroffen waterlichamen niet in het gedrang te brengen;
2° de voorwaarden waaronder uitzonderlijke of redelijkerwijs niet te voorziene omstandigheden mogen worden aangevoerd, met inbegrip van de vaststelling van passende indicatoren, worden in het Waalse stroomgebiedbeheersplan vermeld;
3° de maatregelen die in dergelijke uitzonderlijke omstandigheden moeten worden genomen, worden opgenomen in het maatregelenprogramma en mogen het herstel van de kwaliteit van het waterlichaam niet in de weg staan wanneer die omstandigheden niet meer bestaan;
4° de gevolgen van uitzonderlijke of redelijkerwijs niet te voorziene omstandigheden worden jaarlijks geëvalueerd, en onder voorbehoud van de redenen zoals uiteengezet in paragraaf 5, 1°, worden alle haalbare maatregelen genomen om het waterlichaam zo snel als redelijkerwijs haalbaar is te herstellen in de toestand waarin het zich bevond voordat de effecten van die omstandigheden intraden, en
5° in de volgende bijwerking van het Waalse stroomgebiedbeheersplan wordt een overzicht gegeven van de effecten van de omstandigheden en van de maatregelen die zijn of zullen worden genomen.
§ 9. De stroomgebiedsoverheid kan beslissen om een toelating te verlenen voor het niet bereiken van een goede grondwatertoestand, een goede ecologische toestand, of in voorkomend geval een goed ecologisch potentieel, of het niet-voorkomen van achteruitgang van de toestand van een oppervlakte- of grondwaterlichaam ten gevolge van nieuwe veranderingen van de fysische kenmerken van een oppervlaktewaterlichaam of wijzigingen in de stand van grondwaterlichamen, of voor het niet-voorkomen van de achteruitgang van een zeer goede toestand van een oppervlaktewater naar een goede toestand als deze achteruitgang het gevolg is van nieuwe duurzame activiteiten van menselijke ontwikkeling, en als aan alle volgende voorwaarden is voldaan :
1° alle haalbare stappen worden ondernomen om de negatieve effecten op de toestand van het waterlichaam tegen te gaan;
2° de redenen voor die veranderingen of wijzigingen worden specifiek vermeld en toegelicht in het Waalse stroomgebiedbeheersplan en worden om de zes jaar getoetst;
3° de redenen voor die veranderingen of wijzigingen zijn van hoger openbaar belang of de nut ervan voor de gezondheid van de mens, de handhaving van de veiligheid van de mens of duurzame ontwikkeling is belangrijker dan de verwezenlijking van leefmilieudoelstellingen vastgelegd in het eerste paragraaf;
4° het nuttige doel dat met die veranderingen of wijzigingen wordt gediend, kan vanwege technische haalbaarheid of onevenredig hoge kosten niet worden bereikt met andere, voor het milieu aanmerkelijk gunstigere middelen.
[3 Voor de toepassing van het eerste lid, 3А, worden de planning, de bouw en de exploitatie van installaties voor hernieuwbare energie, de aansluiting van die installaties op het net, het bijbehorende net zelf en opslagactiva, in de zin van artikel 16septies van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, bij de afweging van de rechtsbelangen in individuele gevallen geacht in het hoger openbaar belang te zijn.]3
[3 In specifieke, naar behoren gemotiveerde omstandigheden, kan de Regering de toepassing van het vorige lid beperken tot bepaalde delen van het grondgebied, tot bepaalde soorten technologie of tot projecten met bepaalde technische kenmerken overeenkomstig de prioriteiten bepaald in het Lucht-Klimaat-Energieplan bedoeld in het decreet van 16 november 2023 betreffende koolstofneutraliteit. ]3
§ 10. De stroomgebiedsoverheid oefent bevoegdheden uit die opgesomd zijn in de paragrafen 5, 6, 7, eerste lid, 8 en 9 na het inwinnen van het advies [2 van de beleidsgroep Leefmilieu]2. Een rapport wordt door de stroomgebiedsoverheid opgesteld om het gebruik van dergelijke bepalingen te rechtvaardigen.
§ 11. Het bereiken van de leefmilieudoelstellingen in andere waterlichamen wordt niet verhinderd of in gevaar gebracht door de toepassing van dit artikel en is verenigbaar met de toepassing van andere voorschriften inzake milieubescherming.
§ 12. Stappen moeten worden genomen door de stroomgebiedsoverheid om ervoor te zorgen dat de toepassing van dit artikel, met name de paragrafen 5, 6, 7, 8 en 9 ten minste hetzelfde beschermingsniveau waarborgt als de bestaande wetgeving.
----------
(1)<DWG 2011-10-13/09, art. 8, 017; Inwerkingtreding : 18-11-2011>
(2)<DWG 2017-02-16/37, art. 39, 037; Inwerkingtreding : 04-07-2017>
(3)<DWG 2024-04-29/22, art. 12, 068; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
TITEL IV. - Coördinatieactie.
HOOFDSTUK I. - Maatregelenprogramma.
Art. D23.§ 1. Voor elk Waals stroomgebied wordt door de stroomgebiedsoverheid een maatregelenprogramma opgesteld, teneinde de doelstellingen vastgesteld overeenkomstig artikel 22 te verwezenlijken [1 rekening houdend met de analyses bedoeld in artikel D.17.]1.
§ 2. Elk maatregelenprogramma omvat de in paragraaf 3 genoemde "basismaatregelen" en, waar nodig, de in paragraaf 4 genoemde "aanvullende maatregelen".
§ 3. Elk programma omvat minstens :
1° maatregelen die voor de toepassing van de communautaire wetgeving voor de waterbescherming nodig zijn, met inbegrip van maatregelen die krachtens de in artikel 160 genoemde wetgeving vereist zijn en de maatregelen opgesomd door de regering;
2° maatregelen die bijdragen tot de kostenterugwinning voor waterdiensten;
3° aangepaste maatregelen voor een efficiënt gebruik van de waterhulpbronnen om hun beschikbaarheid voor de volgende generaties in stand te houden;
4° de vereiste maatregelen voor de uitvoering van de saneringsplannen per deelstroomgebied, bedoeld in artikel 218;
5° maatregelen om aan de voorschriften van artikel 168 te voldoen, met inbegrip van maatregelen om de waterkwaliteit veilig te stellen teneinde het niveau van de zuivering dat voor de productie van voor menselijke consumptie bestemd water vereist is, te verminderen;
6° de beheersingsmaatregelen van de onttrekking van oppervlaktewater en grondwater en de opstuwing van oppervlaktewater. De stroomgebiedsoverheid kan onttrekkingen en opstuwingen die geen significant effect hebben op de watertoestand, van deze beheersingsmaatregelen vrijstellen;
7° beheersingsmaatregelen voor de kunstmatige aanvulling of vergroting van grondwaterlichamen;
8° beheersingsmaatregelen voor lozingen door puntbronnen;
9° beheersingsmaatregelen voor lozingen door diffuse bronnen;
10° [1 maatregelen waarmee de doelstellingen gehaald kunnen worden in geval van belangrijke negatieve effecten geïdentificeerd via de beschrijving ervan, overeenkomstig artikel D.17 en bijlage V bij het decretale gedeelte, meer bepaald maatregelen om ervoor te zorgen dat de hydromorfologische toestand van de waterlichamen verenigbaar is met het bereiken van de vereiste ecologische toestand of een goed ecologisch potentieel in het geval van waterlichamen die aangemerkt zijn als kunstmatig of sterk veranderd. De desbetreffende controles kunnen de vorm aannemen van een voorafgaande machtigings- of registratievereiste gegrond op dwingende algemene regels. Die controles worden periodiek herzien en, in voorkomend geval, bijgewerkt;]1
11° een verbod op de rechtstreekse lozing van verontreinigende stoffen in het grondwater;
12° maatregelen ter opruiming van de gevaarlijke prioritaire stoffen en voor de progressieve vermindering van de verontreinigende stoffen in het oppervlaktewater;
13° maatregelen die nodig zijn ter voorkoming van aanzienlijke lekkage van verontreinigende stoffen uit technische installaties en ter voorkoming en/of beperking van de gevolgen van incidentele verontreiniging, met inbegrip van de passende maatregelen om het risico voor de aquatische ecosystemen te beperken.
14° maatregelen ter vermindering van de gevolgen van overstromingen en droogte;
15° specifieke maatregelen ter voorkoming en beheersing van grondwaterverontreiniging overeenkomstig de maatregelen vastgesteld door het Europees Parlement en de Raad;
16° maatregelen om een geïntegreerd en afgesproken beheer te ontwikkelen via de informatie, de sensibilisatie en de samenwerking van de betrokken actoren en het publiek in de verschillende fasen van de opmaking van de beheersplannen bedoeld in artikel 24;
[2 17° de maatregelen van het gewestelijk plan van de waterhulpbronnen, in het bijzonder met het oog op de beveiliging van de waterbevoorrading van Wallonië door het opwaarderen van de beschikbare hulpbronnen en infrastructuren en om de waterwinningen te rationaliseren.]2
Het maatregelenprogramma wordt opgesteld en bijgewerkt overeenkomstig de artikelen 26 tot 31. De Regering kan regels betreffende de inhoud van het maatregelenprogramma opstellen. Deze maatregelen kunnen, in voorkomend geval, bestaan uit reeds genomen maatregelen ter uitvoering van de bepalingen van de reglementaire en wetgevende teksten toepasselijk op het Waalse Gewest in dit bereik.
Voor elke rubriek probeert de stroomgebiedsoverheid het verschil te maken tussen de aan te brengen verbeteringen aan de reeds toepasbare maatregelen in het Waalse stroomgebied en de nieuw te nemen maatregelen.
§ 4. Elk programma kan aanvullende maatregelen bevatten waarvan de niet-limitatieve lijst door de Regering opgesteld wordt. Zulke maatregelen worden door de stroomgebiedsoverheid gespecificeerd in het maatregelenprogramma als zij aangenomen worden. De stroomgebiedsoverheid kan met het oog op extra bescherming of verbetering van het water nog andere aanvullende maatregelen vaststellen, met inbegrip van maatregelen ter uitvoering van de relevante internationale overeenkomsten, bedoeld in artikel 1.
§ 5. De stroomgebiedsoverheid kan beginnen met het opstellen van een maatregelenprogramma van elk Waals deelstroomgebied. Deze programma's worden vervolgens samengevoegd en, in voorkomend geval, aangepast om het ontwerp-maatregelenprogramma te vormen en daarna het maatregelenprogramma van elk Waals stroomgebied.
§ 6. De voorgeschreven bepalingen van het maatregelenprogramma hebben een indicatieve waarde voor de stroomgebiedsoverheid, de gewestelijke administratie, de gewestelijke instellingen van openbaar nut, de particulieren belast met een opdracht van openbare dienst en, in de materies van gewestelijk belang, de provincies, gemeenten en gemeenteverenigingen.
§ 7. Wanneer uit monitoringsgegevens of andere gegevens blijkt dat de doelstellingen uit hoofde van artikel 22 vermoedelijk niet worden bereikt, zorgt de stroomgebiedsoverheid ervoor dat :
1° de reden van het eventuele falen worden onderzocht;
2° de betrokken vergunningen en toestemmingen onderzocht en zo nodig herzien worden;
3° de monitoringsprogramma's getoetst en zo nodig bijgesteld worden;
4° eventueel noodzakelijke aanvullende maatregelen worden getroffen teneinde die doelstellingen te bereiken, waaronder indien nodig de vaststelling van strengere milieukwaliteitsnormen [1 volgens de procedures bedoeld in bijlage VI van het decretale gedeelte]1.
Indien deze reden het resultaat zijn van redelijkerwijs niet te voorziene of uitzonderlijke omstandigheden die het gevolg zijn van natuurlijke oorzaken of overmacht, met name omvangrijke overstromingen of lange droogteperioden, kan de stroomgebiedsoverheid bepalen dat aanvullende maatregelen niet haalbaar zijn.
§ 8. Het maatregelenprogramma van het Waalse stroomgebied kan uitgevoerd worden in elk Waals deelstroomgebied.
§ 9. Ter uitvoering van de maatregelen uit hoofde van paragraaf 3 worden alle passende stappen ondernomen opdat de verontreiniging van mariene wateren niet toeneemt. Onverminderd de bestaande wetgeving mag de toepassing van maatregelen uit hoofde van paragraaf 3 in geen geval direct of indirect tot meer verontreiniging van oppervlaktewateren leiden. Dit voorschrift is niet van toepassing indien het tot meer verontreiniging van het milieu in zijn geheel zou leiden.
§ 10. De maatregelenprogramma's worden uiterlijk op 22 december 2009 opgesteld en alle maatregelen dienen uiterlijk op 22 december 2012 operationeel te zijn. De maatregelenprogramma's worden getoetst en zo nodig om de zes jaar bijgesteld door de stroomgebiedsoverheid. [1 De nieuwe of de herziene maatregelen zijn operationeel uiterlijk drie jaar na de aanneming van de bijgewerkte maatregelenprogramma's.]1
----------
(1)<DWG 2011-10-13/09, art. 9, 017; Inwerkingtreding : 18-11-2011>
(2)<DWG 2016-06-23/09, art. 9, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
HOOFDSTUK II. - Beheersplan.
Afdeling 1. - Principes.
Art. D24. § 1. Een beheersplan van elk Waals stroomgebied wordt door de stroomgebiedsoverheid opgesteld. De Regering bepaalt de inhoud van het beheersplan van het Waalse stroomgebied.
Elk plan omvat o.a. :
1° een algemene beschrijving van de kenmerken van het Waalse stroomgebied alsmede een samenvatting van de beschrijving van de gevolgen van de menselijke activiteit op de watertoestand en van de economische analyse;
2° de kaarten van de toezichtsnetwerken en de cartografische weergave van de beschermde gebieden;
3° een lijst met de vastgestelde leefmilieudoelstellingen voor het Waalse stroomgebied, met inbegrip van de identificatie van de gevallen waarvoor afwijkingen worden toegelaten overeenkomstig artikel 22;
4° een samenvatting van het of de maatregelenprogramma('s);
5° een samenvatting van de genomen maatregelen voor de informatie of raadpleging van het publiek;
6° een balans van het vorig beheersplan.
Elk plan bevat, indien nodig, een register en een samenvatting van de beheersplannen opgesteld krachtens paragraaf 2.
§ 2. De stroomgebiedsoverheid kan beginnen met het opstellen van een beheersplan van elk Waals deelstroomgebied. Deze plannen worden vervolgens samengevoegd en, in voorkomend geval, aangepast om het ontwerp van beheersplan te vormen en vervolgens het beheersplan van het Waalse stroomgebied.
§ 3. Het beheersplan van het Waalse stroomgebied wordt opgesteld en bijgesteld overeenkomstig de artikelen 26 tot 31. Het wordt uiterlijk op 22 december 2009 bekendgemaakt en wordt om de zes jaar getoetst en bijgesteld door de stroomgebiedsoverheid.
§ 4. Het beheersplan van het Waalse stroomgebied is vergezeld van gegevens betreffende zijn voorzienbaar effect op de prijs van het water, op de budgettaire gevolgen voor de openbare overheden, zijn voorzienbare effecten uit sociaal, economisch en milieuoogpunt.
Art. D25. Het beheersplan bevat een plan van de zuiveringsinstallaties dat de sites vermeld die kunnen dienen voor de vestiging van een zuiveringsstation.
De Regering stelt de voorwaarden vast die tot doel hebben de coherentie tussen de ligging van de voor de oprichting van zuiveringsstations bestemde sites en de regels betreffende de ruimtelijke ordening te waarborgen. Ze kan bovendien de criteria en voorwaarden voor de afwijking van de plannen van aanleg en de gemeentelijke plannen van aanleg nader bepalen.
Afdeling 2. - Opstellingsprocedure.
Art. D26.§ 1. Bij de opstelling van het beheersplan bedoeld in artikel 24, § 1, zal de stroomgebiedsoverheid een ontwerp van tijdschema en werkprogramma opstellen, met inbegrip van de vermelding van de te nemen raadplegingsmaatregelen [1 , alsook een voorlopige synthese van de belangrijke vragen die in het stroomgebied worden gesteld inzake het waterbeheer]1.
§ 2. [1 Minstens drie jaar vóór de voorziene datum van publicatie van het beheersplan worden de ontwerpen van tijdschema en werkprogramma alsook de voorlopige synthese van de belangrijke vragen per uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en door de stroomgebiedsoverheid onderworpen aan een terinzagelegging van minstens zes maanden. Tegelijk worden door de stroomgebiedsoverheid de ontwerpen van tijdschema en werkprogramma, de synthese van de belangrijke vragen alsook de informatie gebruikt voor de opstelling ervan, ter beschikking gesteld op het portaal van het Waalse Gewest bestemd voor de Kaderrichtlijn inzake waterbeleid en in elke gemeente van het betrokken Waals stroomgebied.]1
§ 3. De terinzagelegging wordt aangekondigd in elke gemeente van het Waalse stroomgebied door middel van een aanplakbiljet of van een bericht geplaatst in minstens drie kranten die verspreid worden over heel het grondgebied van het Waalse Gewest waarvan één in de Duitse taal. Indien een gemeente- of reclameblad gratis wordt uitgedeeld aan de bevolking wordt het bericht daarin gepubliceerd.
Om een enkel stroomgebiedbeheersplan voort te brengen, wordt de terinzagelegging ook schriftelijk aangekondigd aan de andere staten of regio's van het internationaal stroomgebiedsdistrict.
Begin en einde van de termijn voor terinzagelegging worden meegedeeld in het bericht, alsmede de adressen van de website en de plaatsen waar de ontwerpen van tijdschema en werkprogramma [1 alsook de synthese van de belangrijke vragen]1 geraadpleegd kunnen worden en het adres waar de schriftelijke opmerkingen toegezonden kunnen worden, de plaats en het ogenblik waarop de mondelinge opmerkingen worden ontvangen.
§ 4. Samen met de terinzagelegging van de ontwerpen van tijdschema en werkprogramma [1 en de voorlopige synthese van de belangrijke vragen]1 wint de stroomgebiedsoverheid het advies in van de gemeenten van het Waalse stroomgebied, AQUAWAL, [3 de beleidsgroep Leefmilieu]3, de "Société publique de Gestion de l'Eau", [4 de "Société wallonne des Eaux"]4 [3 ...]3, [2 ...]2 de betrokken "Commission de conservation", het Comité voor Watercontrole, alsmede van elke andere instantie waarvan zij het advies nuttig acht.
§ 5. De adviezen worden vóór het einde van de terinzagelegging aan de stroomgebiedsoverheid overgemaakt. Bij gebrek worden ze geacht gunstig te zijn.
§ 6. [1 Binnen zestig dagen na het einde van de terinzagelegging bepaalt de stroomgebiedsoverheid het tijdschema, het werkprogramma en de synthese van de belangrijke vragen. Haar beslissing wordt met reden omkleed. Het tijdschema, het werkprogramma en de synthese van de belangrijke vragen worden per uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en zijn raadpleegbaar op het portaal van het Waalse Gewest bestemd voor de Kaderrichtlijn inzake waterbeleid.]1
§ 7. Deze procedure is ook van toepassing op de procedures voor de bijwerking van het beheersplan.
----------
(1)<DWG 2017-01-19/09, art. 4, 035; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
(2)<DWG 2016-07-20/46, art. 14, 036; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
(3)<DWG 2017-02-16/37, art. 39, 037; Inwerkingtreding : 04-07-2017>
(4)<DWG 2018-07-17/04, art. 42, 039; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
Art. D27.
<Opgeheven bij DWG 2017-01-19/09, art. 5, 035; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. D28.§ 1. [4 Bij de opstelling van het beheersplan bedoeld in artikel 24, § 1, zal de stroomgebiedsoverheid een ontwerp van beheersplan en maatregelenprogramma opstellen, met name op grond van de adviezen en opmerkingen ingewonnen na de procedures van artikel D.26.
In dezelfde tijd als ze de ontwerpen van beheersplannen en maatregelenprogramma goedkeurt, onderwerpt de stroomgebiedsoverheid ze aan de milieueffectbeoordeling bedoeld in artikel D.53 van Boek I van het Milieuwetboek.
De vrijstelling bedoeld in artikel D.53, § 1, tweede en derde lid, van Boek I van het Milieuwetboek kan niet toegepast worden.
Wanneer de informatie vereist in artikel D.56 van Boek I van het Milieuwetboek in het ontwerp van beheerplan of maatregelenprogramma op voldoende wijze wordt gegeven, kan het verslag over de milieugevolgen beperkt worden tot een precieze verwijzing naar dit ontwerp.
Artikel D.57, § 3, van Boek I van het Milieuwetboek is niet van toepassing op de in dit artikel bedoelde milieueffectenbeoordeling.]4
§ 2. [4 Minstens een jaar vóór de voorziene datum van publicatie van het beheersplan bedoeld in artikel D.24, § 1, worden de ontwerpen van beheersplan en van maatregelenprogramma alsook het krachtens § 1 opgemaakte verslag over de milieugevolgen door de stroomgebiedsoverheid onderworpen aan een terinzagelegging van minstens zes maanden.
Artikel D.29-13, § 2, van Boek I van het Milieuwetboek is niet van toepassing op dit artikel behalve wat betreft de gemeentelijke dienstwaarneming bedoeld in artikel D.29-16, § 1, van Boek I van het Milieuwetboek buiten de gewoonlijke openingsuren van de kantoren die tijdens de periodes bedoeld in artikel D.29-13, § 2, van Boek I van het Milieuwetboek opgeschort kan worden.
Naast de aankondigingsmodaliteiten bedoeld in de artikelen D.29-7 tot D.29-9 van Boek I van het Milieuwetboek worden de ontwerpen van beheersplan en van maatregelenprogramma per uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Om een enkel internationaal stroomgebiedbeheersplan voort te brengen, wordt de terinzagelegging ook schriftelijk aangekondigd aan de andere staten of regio's van het internationaal stroomgebiedsdistrict.
Begin en einde van de termijn voor terinzagelegging worden meegedeeld in het bericht alsmede de adressen van het portaal van het Waalse Gewest bestemd voor de Kaderrichtlijn inzake waterbeleid en de plaatsen waar het ontwerp van beheersplan en maatregelenprogramma geraadpleegd kan worden en het adres waar de schriftelijke opmerkingen toegezonden kunnen worden.]4
§ 3. [4 De stroomgebiedsoverheid stelt het in artikel D.24, § 1, bedoelde ontwerp van beheersplan en het ontwerp van maatregelenprogramma alsook het verslag over de milieugevolgen en de informatie gebruikt voor de uitvoering ervan ter beschikking op het portaal van het Waalse Gewest bestemd voor de Kaderrichtlijn inzake waterbeleid en in elke gemeente van het betrokken Waalse stroomgebied.]4
§ 4. Samen met de terinzagelegging van de ontwerpen van beheersplan en maatregelenprogramma [4 en de verslagen over de milieugevolgen" ingevoegd tussen de woorden]4 wint de stroomgebiedsoverheid het advies in van de gemeenten van het Waalse stroomgebied, "AQUAWAL", [6 de beleidsgroep Leefmilieu]6, de "Société publique de gestion de l'eau", [8 de "Société wallonne des Eaux"]8 [6 ...]6, [5 ...]5 de betrokken "Commission de conservation", het Comité voor watercontrole, [2 het Visbeheerscomité, zoals ingesteld bij artikel 22 van het decreet van 27 maart 2014 betreffende de riviervisserij, het visbeleid en de visserijstructuren, [7 de Beleidsgroep Landelijke Aangelegenheden, afdeling "Visvangst", bedoeld in artikel 2/6, § § 1,2 en 5, van et decreet van 6 november 2008 houdende rationalisatie van de adviesverlenende functie]7]2 alsmede van elke andere instantie waarvan zij het advies nuttig acht.
[4 De aangevraagde adviezen worden vier maanden na het begin van de terinzagelegging aan de stroomgebiedsoverheid overgemaakt. Zo niet worden ze geacht gunstig te zijn. De adviezen worden op het portaal van het Waalse Gewest bestemd voor de Kaderrichtlijn inzake waterbeleid bekengemaakt en kunnen ingezien worden tot het einde van het onderzoek.]4
§ 5. [4 Binnen acht dagen na het einde van de terinzagelegging maken de gemeenten het proces-verbaal van afsluiting bedoeld in artikel D.29-19 van Boek I van het Milieuwetboek aan de stroomgebiedsoverheid over.
De resultaten van de terinzagelegging alsmede de adviezen van de instanties bedoeld in paragraaf 4 worden in beschouwing genomen bij de goedkeuring van het beheersplan en het maatregelenprogramma.
Het beheersplan bevat een samenvatting van de maatregelen genomen voor de informatie en raadpleging van het publiek, alsook de resultaten van deze maatregelen.]4
§ 6. [4 Het beheersplan en het maatregelenprogramma worden om de zes jaar vanaf 22 december 2009 goedgekeurd door de stroomgebiedsoverheid.
Het beheersplan en het maatregelenprogramma worden per uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
De voorgeschreven bepalingen van het maatregelenprogramma hebben een indicatieve waarde tien dagen na de bekendmaking van het maatregelenprogramma in het Belgisch Staatsblad.
Binnen tien dagen na bekendmaking in het Belgisch Staatsblad worden de personen en instanties die zijn geraadpleegd krachtens paragraaf 4 daarover geïnformeerd. Binnen dezelfde termijn worden het beheersplan en het maatregelenprogramma op het portaal van het Waalse Gewest bestemd voor de Kaderrichtlijn inzake waterbeleid bekendgemaakt.]4
§ 7. [4 Deze procedure is ook van toepassing op de procedures voor de bijwerking van het beheersplan en het maatregelenprogramma.]4
----------
(1)<DWG 2010-02-04/22, art. 8, 013; Inwerkingtreding : 14-03-2010>
(2)<DWG 2014-03-27/64, art. 46, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(3)<DWG 2016-06-23/09, art. 10, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
(4)<DWG 2017-01-19/09, art. 6, 035; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
(5)<DWG 2016-07-20/46, art. 16, 036; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
(6)<DWG 2017-02-16/37, art. 39, 037; Inwerkingtreding : 04-07-2017>
(7)<DWG 2017-02-16/37, art. 52, 037; Inwerkingtreding : 04-07-2017>
(8)<DWG 2018-07-17/04, art. 43, 039; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
Art. D29.
<Opgeheven bij DWG 2017-01-19/09, art. 7, 035; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. D30. § 1. De stroomgebiedsoverheid zendt de Europese commissie en eventuele andere betrokken lidstaten afschriften van de Waalse stroomgebiedbeheersplannen binnen drie maanden na publicatie daarvan toe.
§ 2. De stroomgebiedsoverheid legt beknopte verslagen voor met betrekking tot :
- de krachtens artikel 17 vereiste beschrijvende toestand;
- de in artikel 19 bedoelde monitoringsprogramma's die ten behoeve van het eerste beheersplan zijn uitgevoerd binnen drie maanden na de voltooiing daarvan.
§ 3. Binnen drie jaar na de publicatie van elk Waals stroomgebiedbeheersplan of van elke bijstelling legt de stroomgebiedsoverheid een tussentijds verslag voor over de vordering in de uitvoering van het geplande maatregelenprogramma.
Art. D31. Indien een stroomgebiedsoverheid een probleem constateert dat voor zijn waterbeheer gevolgen heeft, maar niet door die stroomgebiedsoverheid kan worden opgelost, kan ze dat probleem voorleggen aan de Europese commissie en eventuele andere betrokken staten of regio's en daarbij aanbevelingen doen voor de oplossing ervan.
HOOFDSTUK III. - Riviercontract.
Art. D32. <vervangen door DWG 2007-11-07/39, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2009> § 1. Op initiatief van de plaatselijke overheid, van operatoren van de watercyclus of verenigingen kan binnen elk deelstroomgebied een riviercontract opgemaakt worden. In afwijking toegestaan overeenkomstig de door de Regering vastgelegde modaliteiten kunnen verschillende riviercontracten per deelstroomgebied opgemaakt worden.
Het riviercontract bestaat uit de volgende drie groepen :
- de leden voorgedragen door de betrokken gemeenteraden en provincieraden;
- de leden voorgedragen door de plaatselijke actoren;
- de leden voorgedragen door de betrokken administraties en adviesorganen.
De plaatselijke actoren bedoeld in het vorig lid zijn :
- de verenigingen die op het gebied van het milieu actief zijn;
- de actoren i.v.m. de verschillende activiteiten die een noemenswaardige weerslag hebben op het deelstroomgebied, zoals landbouw, bosbouw, bedrijven, ambachtsondernemingen, handel, sport, toerisme;
- de actoren i.v.m. de culturele en educatieve activiteiten die in hetzelfde deelstroomgebied uitgeoefend worden.
De beslissingsorganen worden georganiseerd zodat ze representatief zijn van de vennoten, waarbij geen enkele groep vennoten, met inbegrip van die bestaande uit de gemeenten en provincies, predominant is.
§. 2. In geval van verschillende riviercontracten binnen éénzelfde deelstroomgebied coördineren zij hun actie volgens de modaliteiten die de Regering bepaalt.
§. 3. Het riviercontract beoogt een geïntegreerde, globale en overlegde informatie en sensibilisering m.b.t. de watercyclus en de organisatie van een dialoog tussen al zijn leden om een protocolakkoord op te maken.
Dit protocolakkoord draagt bij tot het halen van de milieudoelstellingen bedoeld in de artikelen D.1 en D. 22 door elke ondertekenaar ervan in het kader van zijn verantwoordelijkheden ertoe te verbinden welbepaalde doelstellingen te halen.
De Regering kan technische opdrachten aan het riviercontract toewijzen.
§. 4. De Regering kan het riviercontract subsidies toekennen volgens de regels die zij bepaalt. Zij kan de toekenning van deze subsidies aan een activiteitsprogramma onderwerpen.
Het riviercontract maakt een jaarlijks activiteitenverslag op. In geval van verschillende riviercontracten binnen éénzelfde deelstroomgebied wordt per deelstroomgebied één gecoördineerd jaarlijks activiteitenverslag opgesteld.
Het riviercontract wordt jaarlijks geëvalueerd door het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water, en meegedeeld aan de Minister die voor het waterbeleid bevoegd is.
TITEL V. - Waterlopen.
HOOFDSTUK I. - Algemeen.
Afdeling 1. [1 Begripsomschrijving]1
----------
(1)
Art. D33.[1 Dit hoofdstuk is van toepassing op waterwegen, onbevaarbare waterlopen en ongeklasseerde waterlopen.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder "bouwwerk": elke constructie of vaste installatie die zich in, boven of onder de zomerbedding van een waterloop bevindt, dwars of lateraal.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 8, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Afdeling 2. [1 Doelstellingen]1
----------
(1)
Art. D33/1. [1 De bepalingen van deze titel zijn gericht op een geïntegreerd, evenwichtig en duurzaam beheer van waterlopen. Dit beheer heeft tot doel de volgende hoofdfuncties van waterlopen te vervullen of met elkaar in overeenstemming te brengen :
1° hydraulisch, door de vlotte afvloeiing van de wateren in stand te houden en overstromingsrisico's te beheersen;
2° ecologisch, door het behoud, de verbetering en het herstel van de hydromorfologische kwaliteit van oppervlaktewaterlichamen, met name om te zorgen voor een betere werking van het aquatische ecosysteem en de naleving van de doelstellingen die zijn vastgesteld voor de beschermde gebieden bedoeld in artikel D. 18;
3° sociaal-economisch;
4° sociaal-cultureel.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-10-04/13, art. 10, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D33/2. [1 Het Gewest en de andere overheden, elk in het kader van hun bevoegdheden en in onderlinge coördinatie, streven naar het behoud, de verbetering of het herstel van de ooibossen en de ecologische continuïteit van de waterlopen, waardoor de goede werking van de ecosystemen en de strijd tegen invasieve soorten mogelijk wordt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-10-04/13, art. 11, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Afdeling 3. [1 Coördinatie-actie]1
----------
(1)
Art. D33/3. [1 Om de milieudoelstellingen met betrekking tot de hydromorfologie van de waterloop, zoals vastgesteld overeenkomstig artikel D. 22, en de passende doelstellingen voor het beheer van het overstromingsrisico als bedoeld in artikel D. 53-3, te bereiken, wordt voor elk Waals onderstroomgebied een actieprogramma voor rivieren opgesteld door middel van een geïntegreerde en sectorale aanpak, hierna "PARIS" "Programmes d'Action sur les Rivières par une approche Intégrée et Sectorisée" (Actieprogramma's op de rivieren door een geïntegreerde en sectorgerichte aanpak) genoemd.
In afwijking van het eerste lid zijn de artikelen D. 33/4 tot en met D. 33/6 niet van toepassing op ongeklasseerde waterlopen, met uitzondering van de sectoren die gelegen zijn in het district van een watering, in zwemzones of in een Natura 2000-gebied.".
De Regering kan de toegang van vee tot waterlopen in bepaalde gebieden verbieden wanneer dit de verwezenlijking van de in artikel D.22, § 1, 1°, omschreven doelstellingen in gevaar brengt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-10-04/13, art. 13, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D33/3 TOEKOMSTIG RECHT. [1 Om de milieudoelstellingen met betrekking tot de hydromorfologie van de waterloop, zoals vastgesteld overeenkomstig artikel D. 22, en de passende doelstellingen voor het beheer van het overstromingsrisico als bedoeld in artikel D. 53-3, te bereiken, wordt voor elk Waals onderstroomgebied een actieprogramma voor rivieren opgesteld door middel van een geïntegreerde en sectorale aanpak, hierna "PARIS" "Programmes d'Action sur les Rivières par une approche Intégrée et Sectorisée" (Actieprogramma's op de rivieren door een geïntegreerde en sectorgerichte aanpak) genoemd.
In afwijking van het eerste lid zijn de artikelen D. 33/4 tot en met D. 33/6 niet van toepassing op ongeklasseerde waterlopen, met uitzondering van de sectoren die gelegen zijn in het district van een watering, in zwemzones of in een Natura 2000-gebied.".
De Regering kan de toegang van vee tot waterlopen in bepaalde gebieden verbieden wanneer dit de verwezenlijking van de in artikel D.22, § 1, 1°, omschreven doelstellingen in gevaar brengt.]1
[2 Wanneer een teeltgrond aan een waterloop grenst, wordt een permanent plantendek, bestaande uit bos- of kruidachtige vegetatie, over een breedte van zes meter vanaf de kruinlijn van de oever onderhouden.
Het vierde lid van dit artikel is niet van toepassing op de percelen van de biologische landbouw zoals bedoeld bij artikel 3, 10°, van het Waalse Landbouwwetboek.]2
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-10-04/13, art. 13, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
(2)<DWG 2019-05-02/62, art. 3, 046; Inwerkingtreding : 01-10-2021>
Art. D33/4. [1 Elk PARIS voert de maatregelen met betrekking tot de hydromorfologie van de rivieren uit die zijn opgenomen in de beheersplannen van de Waalse stroomgebieden bedoeld in artikel D. 24 en in de beheersplannen van de overstromingsrisico's bedoeld in artikel D. 53-3. Het bevat op zijn minst :
1° de sectorale opdeling van de waterloop en een cartografische inventaris van elke sector;
2° de bepaling en de hiërarchisering van de uitdagingen in elke sector van de rivier: ecologisch, hydraulisch, sociaal-economisch en sociaal-cultureel;
3° de vaststelling van de beheersdoelstellingen voor elke sector, op basis van de vastgestelde uitdagingen;
4° de herinnering aan de maatregelen met betrekking tot de hydromorfologie van de waterloop opgenomen in de beheersplannen bedoeld in de artikelen D. 24 en D. 53-3;
5° een herinnering aan de doelstellingen, verbodsbepalingen en maatregelen die van toepassing zijn in de beschermde gebieden krachtens de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;
6° de planning in tijd en ruimte van acties om de aan elke sector toegewezen beheersdoelstellingen te bereiken;
7° de evaluatie van de financiële middelen die moeten worden toegewezen aan de voor elke sector uit te voeren werkzaamheden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-10-04/13, art. 14, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D33/5. [1 § 1. Uiterlijk één jaar vóór de aanneming van de beheersplannen bedoeld in de artikelen D. 24 en D. 53-3, bepaalt de stroomgebiedsautoriteit de sectorale opdeling van de waterlopen en de cartografische inventaris van elke sector. Deze zijn beschikbaar op het Waalse geoportaal.
§ 2. Uiterlijk één jaar na de aanneming van de beheersplannen bedoeld in de artikelen D. 24 en D. 53-3 neemt de stroomgebiedsautoriteit voor elk Waals onderstroomgebied een ontwerp-PARIS aan dat is opgesteld door de beheerders van de waterwegen en onbevaarbare waterlopen, alsook door de wateringen, en dat de in artikel D. 33/4, 2° tot 7° bedoelde elementen bevat.
Dit project is onderworpen aan een openbaar onderzoek volgens de modaliteiten omschreven in Boek I van het Milieuwetboek.
Terzelfdertijd worden de bevoegde diensten van de administratie geraadpleegd met het oog op de opstelling van de beheersplannen van de Waalse stroomgebieden bedoeld in artikel D. 24 en de beheersplannen van de overstromingsrisico's bedoeld in artikel D. 53-3, de bevoegde diensten binnen de gewestelijke administratie voor natuurbehoud en visserij, de gemeenten van het betrokken Waalse onderstroomgebied, AQUAWAL, de "Société publique de gestion de l'eau" (Openbare maatschappij voor waterbeheer), de betrokken "Commission de conservation" (Instandhoudingscommissie), het Comité voor Watercontrole, het Visbeheerscomité, het riviercontract, het beheerscomité bedoeld in artikel 15 van het decreet van 16 juli 1985 betreffende de natuurparken, het "Comité belge des Grands Barrages" (Belgisch Comité voor Grote Stuwdammen), de beleidsgroepen "Leefmilieu", "Landelijke Aangelegenheden" en "Ruimtelijke ordening", alsook alle personen en instanties die nuttig worden geacht om te raadplegen.
Indien zij niet binnen 45 dagen na het verzoek worden uitgebracht, wordt de procedure voortgezet.
§ 3. Uiterlijk één jaar na de aanneming van de beheersplannen bedoeld in de artikelen D. 24 en D. 53-3 neemt de stroomgebiedsautoriteit de PARIS aan. Vervolgens worden zij om de zes jaar opnieuw onderzocht en, indien nodig, bijgewerkt overeenkomstig de paragrafen 1 en 2.
De voorgeschreven bepalingen van de PARIS hebben een indicatieve waarde en de overige bepalingen van de PARIS hebben een omschrijvende waarde.
§ 4. De stroomgebiedsautoriteit dient binnen drie jaar na de aanneming van elke PARIS of de bijwerking ervan een tussentijds vorderingsverslag over de uitvoering ervan in.
§ 5. Wanneer buitengewone en dringende omstandigheden de uitvoering van acties die niet in de PARIS voorzien zijn, vereisen, om rampen te voorkomen of de gevolgen ervan te beperken, onderneemt de betrokken beheerder deze acties na voorafgaand elke andere betrokken overheidsdienst te hebben verwittigd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-10-04/13, art. 15, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D33/6. [1 Tegelijk met de vaststelling van het PARIS-project stelt de stroomgebiedsautoriteit het in artikel D. 56 van Boek 1 van dit Wetboek bedoelde milieueffectrapport op.
Wanneer de informatie vereist in artikel D.56 van datzelfde Boek 1 voldoende wordt verstrekt in het beheersplan van het stroomgebied, het maatregelenprogramma of het plan voor het beheer van de overstromingsrisico's, kan het milieueffectrapport in dit verband worden beperkt tot een specifieke verwijzing naar dit project.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-10-04/13, art. 16, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Afdeling 4. [1 Het vrij rondzwemmen van de vissen]1
----------
(1)
Art. D33/7. [1 De Regering stelt een lijst op van de vissoorten waarvan het vrij rondzwemmen in het Waalse Gewest is gewaarborgd overeenkomstig de artikelen D. 33/8 tot en met D. 33/11.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-10-04/13, art. 18, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D33/8. [1 In elk Waals stroomgebied stelt de stroomgebiedsautoriteit een inventaris op van de bestaande hindernissen voor de volledige bewegingsvrijheid van de vissen, waarbij elk van deze hindernissen als zodanig wordt gekwalificeerd :
1° klein;
2° belangrijk;
3° aanzienlijk;
4° onoverkomelijk.
De inventaris wordt uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van dit artikel opgesteld, wordt ten minste een keer om de zes jaar opnieuw onderzocht en wordt, indien nodig, door de stroomgebiedsautoriteit bijgewerkt. Deze inventaris is beschikbaar op het Waalse geoportaal.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-10-04/13, art. 19, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D33/9. [1 De stroomgebiedsautoriteit stelt, na het advies te hebben ingewonnen van de beheerders van de betrokken waterlopen en het Departement Natuur en Bossen van het Operationeel Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu, een strategische prioriteitenkaart op met de prioritaire waterlopen voor het herstel van het vrij rondzwemmen van de vissen van de verschillende soorten bedoeld in artikel D. 33/7.
De strategische prioriteitenkaart wordt uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van dit artikel opgesteld, wordt ten minste een keer om de zes jaar opnieuw onderzocht en wordt, indien nodig, door de stroomgebiedsautoriteit bijgewerkt. Deze kaart is beschikbaar op het Waalse geoportaal.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-10-04/13, art. 20, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D33/10. [1 Het is verboden nieuwe hindernissen te creëren in de zomerbedding van een waterloop zonder een oplossing te bieden die de volledige bewegingsvrijheid van de soorten bedoeld in artikel D. 33/7 garandeert.
Bestaande hindernissen die als aanzienlijk of onoverkomelijk zijn aangemerkt in de zin van artikel D. 33/8 en die zich bevinden in de zomerbedding van een waterloop die is opgenomen op de strategische prioriteitenkaart bedoeld in artikel D. 33/9, maken het voorwerp uit van inrichtingswerken of, bij gebreke daarvan, worden verwijderd overeenkomstig artikel 8 van het besluit van 19 maart 2009 betreffende de instandhouding van het gewestelijke openbaar wegen- en waterwegendomein, artikel D. 41/2 of artikel D. 45.
In afwijking van lid 2 vallen de bestaande grote stuwdammen die zijn opgenomen in het register van het "Comité international des grands barrages"(Internationaal Comité voor grote dammen) en nog steeds in bedrijf zijn, niet onder deze paragraaf.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-10-04/13, art. 21, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D33/11. [1 De afgifte van een vergunning voor de bouw van een hindernis in de zomerbedding van een waterweg, een onbevaarbare waterloop of een ongeklasseerde waterloop is afhankelijk van de naleving van een gereserveerd debiet dat voldoende is om het vrij rondzwemmen van de vissen alsook de installatie, in voorkomend geval, van voorzieningen die de toegang van de soorten bedoeld in artikel D 33/7 tot de in- en uitlaatkanalen verhinderen. Het gereserveerd debiet wordt bepaald door rekening te houden met het betrokken visgebied, de vestiging van de hindernis en het hydraulische regime van de waterloop.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-10-04/13, art. 22, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D33/12. [1 Onverminderd de toepassing van andere dwang- of veiligheidsmaatregelen nemen zij, indien een gevaar de bescherming of het geïntegreerde, evenwichtige en duurzame beheer van waterlopen ernstig in gevaar brengt en indien de gebruiker of exploitant weigert de bevelen van de beheerders aangewezen overeenkomstig artikel D. 35 op te volgen, alle passende maatregelen om een einde te maken aan dat gevaar, en met name :
1° bevel geven tot de volledige of gedeeltelijke opheffing van het gebruik of de exploitatie;
2° de bouwwerken verzegelen en, desnoods, overgaan tot de onmiddellijke tijdelijke sluiting van de inrichting.
De beheerder deelt zijn beslissing mee door afgifte tegen ontvangstbewijs of per aangetekende brief met bericht van ontvangst.
De gebruiker of de exploitant tegen wie de maatregel is genomen en andere belanghebbenden kunnen bij aangetekend schrijven aan de beheerder die de maatregel heeft genomen, om opheffing of wijziging van de maatregel verzoeken. De aanvraag is niet opschortend.
De aanvraag wordt geacht te zijn geweigerd indien de beheerder niet binnen een maand te rekenen van de dag van ontvangst van de aanvraag een beslissing heeft genomen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-10-04/13, art. 23, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
HOOFDSTUK II. - Onbevaarbare waterlopen.
Afdeling 1. - Bepaling van de onbevaarbare waterlopen.
Art. D34.[1 De zomerbedding van een onbevaarbare waterloop wordt verondersteld toe te behoren aan de beheerder aangewezen krachtens artikel D. 35, en valt onder het publieke domein.
Gedurende zes maanden, te rekenen vanaf de datum van kennisgeving die hen wordt overgemaakt door de beheerder van de niet-bevaarbare waterloop, kan elke omwonende van de zomerbedding waarvan het tracé kunstmatig is gewijzigd, toestemming krijgen om in volle eigendom over de vrijgekomen grond te beschikken, door zich ertoe te verbinden, naar schatting van deskundigen, de eigendom of de toegevoegde waarde ervan te betalen.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 24, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D35.[1 De onbevaarbare waterlopen zijn ingedeeld in drie categorieën :
1° eerste categorie: de delen van de onbevaarbare waterlopen stroomafwaarts van het punt waar hun stroomgebied ten minste vijfduizend hectare beslaat;
2° tweede categorie: delen van de onbevaarbare waterlopen die niet in de eerste of derde categorie zijn ingedeeld;
3° derde categorie: de onbevaarbare waterlopen of delen daarvan, stroomafwaarts van hun oorsprong, zolang zij de gemeentegrens niet hebben bereikt, vóór de fusie van de gemeenten in de zin van de wet van 30 december 1975 houdende bekrachtiging van koninklijke besluiten genomen in uitvoering van de wet van 23 juli 1971 betreffende de samenvoeging van gemeenten en de wijziging van hun grenzen en houdende afschaffing van de randfederaties opgericht door de wet van 26 juli 1971 houdende organisatie van de agglomeraties en de federaties van gemeenten, en waar die oorsprong is gelegen.
De directeur-generaal van het Operationeel Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu, zijn afgevaardigde(n), wordt aangewezen als beheerder van de onbevaarbare waterlopen van eerste categorie.
De provincie, vertegenwoordigd door haar Provinciecollege, afgevaardigde(n), wordt aangewezen als beheerder van de onbevaarbare waterlopen van tweede categorie.
De gemeente, vertegenwoordigd door haar gemeentecollege, wordt aangewezen als beheerder van de onbevaarbare waterlopen van derde categorie.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 25, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D35/1. [1 De Regering bepaalt :
1° de oorsprong van de waterloop die overeenkomt met het punt waar de oppervlakte van al het land waarvan de waterafvoer door de waterloop wordt verzorgd minstens honderd hectare bedraagt;
2° de punten van waaruit waterlopen in eerste en tweede categorie worden ingedeeld.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-10-04/13, art. 26, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D35/2. [1 Vanwege een duidelijk ecologisch, hydraulisch, sociaal-economisch of sociaal-cultureel belang kan de Regering het volgende doen :
1° een waterloop of een deel van een waterloop waarvan de oppervlakte van al het land waarvan de waterafvoer door de waterloop wordt verzorgd, geen honderd hectare omvat, als onbevaarbare waterloop indelen, en de categorie ervan bepalen;
2° onbevaarbare waterlopen of delen daarvan van de derde of tweede categorie naar een hogere categorie overbrengen, of onbevaarbare waterlopen van de eerste of tweede categorie naar een lagere categorie overbrengen;
3° onbevaarbare waterlopen of delen daarvan, ongeacht de categorie waartoe zij behoren, in een lagere klasse indelen.
De Regering wint eerst het advies in van de beheerder(s) van de betrokken onbevaarbare waterlopen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-10-04/13, art. 27, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Afdeling 1/1. [1 Atlas van de onbevaarbare waterlopen]1
----------
(1)
Art. D36.[1 Voor elk Waals onderstroomgebied stelt de dienst die binnen de Waalse gewestelijke administratie bevoegd is voor de onbevaarbare waterlopen een atlas van onbevaarbare waterlopen op en houdt deze bij, met minimaal de volgende elementen :
1° de afwateringsassen van onbevaarbare waterlopen;
2° de punten van oorsprong bedoeld in artikel D. 35/1;
3° de punten voor de indeling van onbevaarbare waterlopen in de eerste categorie, alsook tussen de onbevaarbare waterlopen van tweede en derde categorie;
4° de punten van vijfduizend hectare bedoeld in artikel D.35;
5° de benaming van de onbevaarbare waterlopen en hun categorie;
6° de handelingen, werken en kunstwerken die overeenkomstig de artikelen D. 37, D. 40, D. 133 en D. 133/1 zijn toegestaan of aangegeven vanaf de inwerkingtreding van deze bepaling.
De opstelling van de atlas wordt uitgevoerd met de hulp van de beheerders van de waterlopen van tweede en derde categorie. De Regering kan de lijst met gedetailleerde informatie in de atlas nader bepalen of aanvullen.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 29, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D36/1. [1 Elke beheerder van onbevaarbare waterlopen stelt de overheid die verantwoordelijk is voor de atlas onverwijld alle informatie ter beschikking waarover hij beschikt en die nuttig is voor de bijwerking ervan, en in ieder geval het proces-verbaal van gelijkvormigheid van de werken bedoeld in artikel D. 41/1.
Voor de handelingen en werken die zijn toegestaan of aangegeven in de zomerbedding van onbevaarbare waterlopen, in de gebieden met een overstromingsrisico of op minder dan zes meter van de top van de oever, maken de bevoegde overheden aan de overheid verantwoordelijk voor de atlas een kopie over van de milieuvergunning, de stedenbouwkundige vergunning, de bebouwingsvergunning, de globale vergunning, de geïntegreerde vergunning of de milieuverklaring, met inbegrip van de bijgevoegde plannen en documenten.
Op verzoek van de voor de atlas verantwoordelijke overheid en onverminderd de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens of commerciële of industriële informatie, verstrekken de administraties van het Waalse Gewest, de provincies en de gemeenten alle inlichtingen waarover zij beschikken, en delen zij alle administratieve en gerechtelijke beslissingen en alle andere informatie waarover zij beschikken mee waardoor de atlas kan worden bijgesteld en bijgewerkt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-10-04/13, art. 30, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D36/2. [1 De atlas van onbevaarbare waterlopen bedoeld in artikel D. 36 is beschikbaar op het Waalse geoportaal.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-10-04/13, art. 31, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Afdeling 2. - Onderhoudswerken en kleine herstellingen.
Art. D37.[1 § 1. Onderhouds- en kleine herstelwerken zijn werken die zich op regelmatige tijdstippen herhalen om de hydraulische, ecologische, sociaal-economische en sociaal-culturele doelstellingen toegewezen aan de onbevaarbare waterlopen te waarborgen, en met name :
1° het schoonmaken van onbevaarbare waterlopen, met inbegrip van de overwelfde vlakken, en namelijk de ruiming, het reprofileren alsook de inzameling van puin, takken, ijsblokken en grof materiaal;
2° het onderhoud en kleine herstellingen van kunstwerken die toebehoren aan beheerders in onbevaarbare waterlopen, met inbegrip van de consolidatie van ingestorte oevers ter hoogte van dergelijke constructies en het verwijderen van de aanslibbingen die met dergelijke constructies verband houden, onverminderd de toepassing van artikel D. 39;
3° het onderhoud en de verwijdering van vegetatie langs de oevers van onbevaarbare waterlopen, namelijk door de verwijdering van struikgewas, het hakken, het kort snoeien, het snoeien van struiken, het verscheuren, de verwijdering van boomstronken, de aanplantingen, het losrukken van distels, het maaien en de vernietiging van invasieve planten;
4° het kleine herstel en de versterking van dijken langs onbevaarbare waterlopen en het verwijderen van al hetgeen zich daarop bevindt, ongeacht of deze dijken eigendom zijn van privaat- of publiekrechtelijke personen;
5° het onderhouden, het kleine herstel en het verzekeren van de normale werking van de pompstations in verband met de onbevaarbare waterlopen, ongeacht of zij aan privaat- of publiekrechtelijke eigenaars toebehoren.
§ 2. De beheerders aangewezen krachtens artikel D. 35 voeren onderhouds- en kleine herstelwerkzaamheden uit, overeenkomstig een algemeen reglement inzake onbevaarbare waterlopen vastgesteld door de Regering.
Op de waterlopen van de derde categorie worden de onderhouds- en kleine herstelwerken uitgevoerd na het advies te hebben ingewonnen van de beheerder van de onbevaarbare waterlopen tweede categorie.
In afwijking van het eerste lid worden de vijvers, de watervlakken en de stuwdamreservoirs die worden doorkruist door een onbevaarbare waterloop onderhouden en hersteld door degenen aan wie zij toebehoren, bij gebreke waarvan de beheerder van de onbevaarbare waterloop de eigenaar kan aanmanen om de onderhouds- en kleine herstelwerken binnen een bepaalde termijn uit te voeren.
In geval van dringende noodzakelijkheid kan de beheerder de onderhouds- en kleine herstelwerken aan vijvers, watervlakken en stuwdamreservoirs die niet van hem zijn, uitvoeren zonder de eigenaar hiervoor vooraf in gebreke te stellen. In dit geval worden de kosten van het werk op de eigenaar verhaald op overlegging van een gewone staat opgemaakt door de beheerder die de werken heeft uitgevoerd.
§ 3. In afwijking van paragraaf 2 mogen bepaalde onderhouds- en kleine herstelwerken, na het voorwerp te hebben uitgemaakt van een voorafgaande aangifte, door andere personen dan de beheerders worden uitgevoerd.
Onverminderd de elektronische verzending wordt de aangifte per aangetekende brief met ontvangstbewijs of door elk middel dat vaste datum verleent of door afgifte tegen ontvangstbewijs aan de betrokken beheerder verzonden.
De Regering stelt de lijst op van de onderhouds- en kleine herstelwerken die door andere personen dan de beheerders mogen worden uitgevoerd, alsmede de vorm en de inhoud van de aangifte.
De verklaring is niet ontvankelijk indien zij in strijd met het tweede lid is verzonden of afgegeven of indien de gegevens of documenten die krachtens het derde lid vereist zijn, ontbreken. Indien de aangifte niet ontvankelijk is, richt de beheerder een beslissing aan de aangever waarin de onontvankelijkheidsgronden zijn opgenomen, binnen 15 dagen te rekenen van de datum van ontvangst van de aangifte.
Indien de aangifte ontvankelijk is, stelt de beheerder de aangever daarvan binnen vijfenveertig dagen na de datum van ontvangst van de aangifte in kennis en kan hij aanvullende voorwaarden stellen voor de uitvoering van de onderhouds- en kleine herstelwerken. Indien de aangifte niet binnen deze termijn wordt verzonden, wordt zij zonder aanvullende voorwaarden ontvankelijk geacht.
De aangever kan overgaan tot de uitvoering van de werken :
1° vijfenveertig dagen na de datum van ontvangst van de aangifte, indien deze overeenkomstig het vierde lid niet onontvankelijk is verklaard;
2° zestig dagen na de datum van ontvangst van de verklaring, indien de bevoegde overheid overeenkomstig het vijfde lid bijkomende voorwaarden stelt voor de uitvoering ervan.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 32, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D38.[1 De kosten veroorzaakt door de onderhouds- en kleine herstelwerken komen ten laste van degenen die het initiatief daartoe hebben genomen. Een bijdrage in die kosten mag ten laste gelegd worden van de privaat- of publiekrechtelijke personen die gebruiker zijn van de waterloop of die eigenaar zijn van een kunstwerk, in verhouding tot de verzwaring van de kosten van die werken welke het gevolg is van het gebruik van de waterloop of van het bestaan van het kunstwerk.
Die bijdrage wordt bepaald door de beheerder van de onbevaarbare waterloop.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 33, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D39.[1 De bijzondere verplichtingen welke, hetzij door het gebruik, hetzij door titels of overeenkomsten opgelegd worden, blijven behouden en moeten uitgevoerd worden onder de leiding van de beheerder aangewezen overeenkomstig artikel D. 35.
Alle kunstwerken die niet toebehoren aan de beheerders, aanwezig onder, in of boven de zomerbedding, worden onderhouden en hersteld door degenen aan wie ze toebehoren, bij gebreke waarvan de beheerder van de onbevaarbare waterloop de eigenaar kan aanmanen om de onderhouds- en herstelwerken binnen een bepaalde termijn uit te voeren.
Bij gebrek aan uitvoering binnen de voorgeschreven termijn kan de beheerder dit zelf uitvoeren of laten uitvoeren.
In geval van dringende noodzakelijkheid kan de beheerder de onderhouds- en herstelwerken aan kunstwerken die niet van hem zijn, uitvoeren zonder de eigenaar hiervoor vooraf in gebreke te stellen.
In deze gevallen worden de kosten van de werken op de eigenaar verhaald op overlegging van een gewone staat opgemaakt door de beheerder die de werken heeft uitgevoerd.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 34, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Afdeling 3. [1 Werken onderworpen aan de domaniale vergunning van de beheerder]1
----------
(1)
Art. D40.[1 § 1. De voorafgaande en schriftelijke domaniale vergunning van de beheerder aangewezen krachtens artikel D. 35 is vereist voor alle werken zoals verdieping, verbreding, herstel en in het algemeen alle wijzigingen onder, in of boven de zomerbedding van de onbevaarbare waterloop of de daarin gevestigde kunstwerken, alsook de verwijdering of aanleg van dergelijke waterlopen.
§ 2. De beheerder kan zijn domaniale vergunning toekennen in de vorm van een eenzijdige handeling of een contract, voor bepaalde of onbepaalde tijd en, in voorkomend geval, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
§ 3. De domaniale vergunning in de vorm van een eenzijdige handeling wordt altijd op precaire basis verleend.
De beheerder stuurt haar beslissing aan de aanvrager, alsook aan elke geraadpleegde instantie binnen honderdtwintig dagen vanaf de eerste dag na ontvangst van de aanvraag.
De aanvraag wordt geacht geweigerd te zijn als de beslissing niet wordt verzonden binnen de termijn bedoeld in het tweede lid. De domaniale vergunning kan worden ingetrokken, gewijzigd of opgeschort, zonder vergoeding ten gunste van de houder.
De begunstigde is ten opzichte van derden en het Waalse Gewest aansprakelijk voor het verlies, de schade, de ongevallen of de beschadigingen die kunnen voortvloeien uit het gebruik van de domaniale vergunning.
§ 4. De Regering bepaalt de procedure voor het verlenen van de domaniale vergunning en de samenstelling van het bij de aanvraag te voegen dossier, alsook de omvang van de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de domaniale vergunning. De Regering bepaalt ook de procedure voor het wijzigen, schorsen of intrekken van de domaniale vergunning die is afgegeven in de vorm van een eenzijdige handeling.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 36, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D41.[1 Onverminderd de door de openbare besturen eventuele verleende toelagen worden de door die werken bedoeld in artikel D. 40 veroorzaakte kosten gedragen door hen die er het initiatief van genomen hebben.
Wanneer de in artikel D. 40 bedoelde werken worden uitgevoerd door de beheerder van de onbevaarbare waterloop, kan deze een deel van de uitgaven in rekening brengen bij personen naar privaat- of publiekrecht die van deze werken profiteren of deze noodzakelijk hebben gemaakt.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 37, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D41/1. [1 De beheerder inspecteert alle krachtens artikel D. 40 toegestane werken na voltooiing en stelt een proces-verbaal op waarin wordt verklaard dat de werken zijn uitgevoerd overeenkomstig de gestelde voorwaarden of dat deze niet met deze voorwaarden overeenstemmen. In geval van niet-overeenstemming is een nieuwe controle noodzakelijk na de uitvoering van de nieuwe werken.
Daartoe brengt de opdrachtgever de beheerder binnen tien dagen na de voltooiing van de werken op de hoogte van de voltooiing van de werken.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-10-04/13, art. 38, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D41/2. [1 § 1. In geval van het ontbreken of de schending van de vergunning die is verleend krachtens artikel D. 40, § 3 of krachtens een eerdere wetgeving, maant de beheerder de overtreder aan om een einde te maken aan de onregelmatigheid door het uitvoeren van werken en, indien nodig, om de zomerbedding of de daarin gevestigde kunstwerken te herstellen of te laten herstellen. Deze ingebrekestelling wordt per aangetekende brief of door elk middel dat vaste datum verleent verzonden en vermeldt de termijn waarbinnen de overtreder zich hieraan moet houden. Bij gebrek aan het in overeenstemming brengen of herstelling binnen de voorgeschreven termijn kan de beheerder dit zelf uitvoeren of laten uitvoeren.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 kan de beheerder van ambtswege, zonder voorafgaande ingebrekestelling hiervoor aan de overtreder, werken uitvoeren of laten uitvoeren of het openbaar domein herstellen of laten herstellen, indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
1° in geval van dringende noodzakelijkheid of wanneer de dwingende behoeften van de openbare dienst dit rechtvaardigen;
2° indien het om dwingende technische, milieu- of veiligheidsredenen niet raadzaam is om de overtreder toe te staan de waterloop zelf te herstellen of te laten herstellen
3° indien de overtreder niet gemakkelijk te identificeren is en niet gemakkelijk kan worden geïdentificeerd.
§ 3. In alle gevallen is de overtreder gedwongen tot de terugbetaling van alle uitvoeringskosten op overlegging van een gewone staat opgemaakt door de beheerder die voor de uitvoering heeft gezorgd of laten zorgen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-10-04/13, art. 39, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Afdeling 4. - Algemene bepalingen.
Art. D42.
<Opgeheven bij DWG 2018-10-04/13, art. 40, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D42-1.[1 § 1. De gronden die langs een onbevaarbare geklasseerde waterloop in de openlucht liggen en als weiland dienen, worden uiterlijk op 1 januari 2023 zodanig afgesloten om de toegang van het vee tot de waterloop tijdens het hele jaar te voorkomen.
Het gedeelte van de omheining gelegen aan de rand van de waterloop bevindt zich op een afstand van minimaal één meter vanaf de oeverkruin van de waterloop naar de binnenzijde van de gronden.
In afwijking bedraagt deze minimale afstand 0,75 meter voor de omheiningen geplaatst vóór 1 april 2014.
De omheining wordt geplaatst zonder een hindernis te vormen voor de doorgang van het materiaal dat gebruikt wordt voor de uitvoering van de gewone werken tot onderhoud of kleine herstelling van de waterlopen.
§ 2. Wanneer het passeren met droge voeten in of in de onmiddellijke nabijheid van de weiden gelegen aan beide kanten van de waterloop onmogelijk is, kunnen hekken in de omheiningen gelegen langs die waterloop geïnstalleerd worden om een doorwaadbare doorgang mogelijk te maken. Tijdens de tijd die nodig is voor de oversteek van de waterloop kunnen die hekken open zijn. Het weiden wordt zodanig georganiseerd dat de frequentie en het aantal oversteken worden verminderd.
§ 3. De Regering kan, volgens de door haar vastgestelde procedure, een afwijking toekennen voor de verplichting bedoeld in paragraaf 1 voor de gronden die het voorwerp uitmaken van een zeer extensieve wei die gunstig is voor biodiversiteit.
§ 4. In afwijking van paragraaf 1, mag een toegang tot water met minimale milieueffecten over een lengte van maximaal vier meter worden ingericht onder de volgende voorwaarden:
a) de toegang van vee tot de waterloop gebeurt via de installatie van een voorziening die voorkomt dat het vee de waterloop oversteekt en die de lozing van uitwerpselen in de waterloop beperkt;
b) de vier meter oever die toegang geeft tot de waterloop zijn licht glooiend en mogen niet worden aangelegd met bouwafval of andere inerte afvalstoffen;
c) het aantal toegangspunten is beperkt tot één per aangegeven perceel per landbouwer. Voor percelen met meer dan honderd meter oever mag er één toegang zijn per honderd meter oever van het aangegeven perceel;
d) de belemmering van waterafvoer of van pleziervaartuigen is verboden. Het plaatsen van planken of andere voorzieningen in de kleine bedding van de waterloop om het waterpeil te verhogen en het graven van oevers zijn verboden. De inrichtingen mogen niet worden gebruikt als vaste doorwaadbare plaats en moeten worden onderhouden zoals een voorzichtig en redelijk persoon zou doen.
De uitgevoerde inrichtingen moeten jaarlijks worden aangegeven bij het versturen van de oppervlakteaangifte en worden voor het eerst aangegeven in 2025.
Deze afwijking is niet van toepassing op de volgende gebieden die door de Regering zijn vastgesteld en waarvoor specifieke wetgeving geldt: Natura 2000-gebieden en hun bufferzones, zwemgebieden en hun stroomopwaartse gebieden, op delen van waterlopen waar bootverkeer is toegestaan en in waterlichamen met specifieke uitdagingen.
De voorkeur wordt gegeven aan alternatieve oplossingen die bestaan of eenvoudig te implementeren zijn om de toegang van vee tot de waterloop te voorkomen. Afhankelijk van de configuratie van het gebied en indien meer specifieke inrichtingen nodig zijn, kan de Regering, volgens dezelfde procedure als in paragraaf 3, een afwijking toestaan van de verplichting bedoeld in paragraaf 1, nadat de administratie het gebied heeft bezocht.
In geval van een verslechtering van de kwaliteit van waterlichamen gebonden aan de in dit artikel genoemde afwijkingen, of in geval van een verslechtering of onderhoud waardoor de inrichting niet kan worden gehandhaafd, is de toegang voor vee tot de waterloop verboden.]1
----------
(1)<DWG 2024-04-25/49, art. 1, 060; Inwerkingtreding : 30-08-2024>
Art. D43.[1 § 1. De omwonenden, de gebruikers en de eigenaars van kunstwerken op de onbevaarbare waterloop :
1° zorgen voor de doorgang van de personeelsleden van de administratie, van de werknemers, van de machines die nodig zijn voor de uitvoering van de werken en van de andere personen die belast zijn met de uitvoering van de werken of studies;
2° laten op hun gronden of eigendommen op een strook van zes meter te rekenen van de bovenste rand van de oever, de voorwerpen die uit de bedding van de waterloop worden verwijderd, alsmede de materialen, gereedschappen en werktuigen die nodig zijn voor de uitvoering van de werken, plaatsen.
De voorwerpen die uit de bedding van de waterloop worden verwijderd worden beheerd overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen en de uitvoeringsbesluiten ervan.
§ 2. Er is geen vergoeding verschuldigd aan de omwonenden, gebruikers en eigenaren van kunstwerken wegens het deponeren van voorwerpen afkomstig van onderhouds- en ruimingswerken op hun eigendommen, over een strook van zes meter, te rekenen van de bovenste rand van de oever.
§ 3. De omwonenden, de gebruikers en de eigenaars van kunstwerken kunnen aanspraak maken op een schadeloosstelling voor de schade die zij hebben geleden naar aanleiding van de uitvoering van andere werken dan onderhoud en kleine herstelling [2 tenzij deze werken op enigerlei wijze noodzakelijk zijn gemaakt door de omwonenden, gebruikers of de eigenaars of indien zij voor hun rekening worden uitgevoerd]2. Die schadeloosstelling wordt in de kosten van de werken verrekend.
§ 4. De Regering stelt de politie- en beheersregels vast die van toepassing zijn op niet-bevaarbare waterlopen met betrekking tot de vergunningen die vereist zijn voor het planten en bouwen van gebouwen langs deze waterlopen.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 42, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
(2)<DWG 2024-01-10/13, art. 1, 063; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art. D44.[1 § 1. Teneinde de beheerders in staat te stellen de doelstellingen van artikel D. 33/1 te bereiken, wordt de minnelijke verwerving van onroerende goederen die nodig zijn voor het beheer van onbevaarbare waterlopen zoveel mogelijk uitgevoerd.
De beheerder bespreekt met de belangstellende eigenaars, de voorwaarden van de aankoop, hetzij voor geld, hetzij via een ruiling.
De overeenkomsten inzake afstand in der minne, de kwijtingen en andere handelingen in verband met het verkrijgen van onroerende goederen, kunnen zonder kosten worden gesloten door toedoen van de beheerder, onverminderd het recht voor de overdrager om de tussenkomst van een notaris naar keuze te vragen.
§ 2. De beheerder aangewezen krachtens artikel D. 35 kan van algemeen nut verklaren, de onteigening van de onroerende goederen die noodzakelijk zijn voor een geïntegreerd, evenwichtig en duurzaam beheer van onbevaarbare waterlopen.
Voor de berekening van de waarde van het onteigende gebouw wordt geen rekening gehouden met de minderwaarde voortvloeiend uit de verplichtingen in verband met de bezetting van de grond door de werken of kunstwerken van de beheerder.
De onteigening wordt voortgezet volgens de regels bepaald bij de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte, en onverminderd artikel 2 van het decreet van 6 mei 1988 betreffende de onteigeningen ten algemenen nutte.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 43, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D44/1. [1 § 1. In het algemeen belang en met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen bepaald in de artikelen D.1, § 2, eerste lid, 5°, kan de Regering aan de beheerders van waterlopen toelating verlenen om werken, installaties en inrichtingen uit te voeren of te laten uitvoeren op percelen en kunstwerken die hen niet toebehoren, en die aanwezig zijn onder, in of boven de kleine bedding van een waterloop of binnen een afstand van zes meter van de oeverkruin, zonder de bestemming ervan te wijzigen en zonder onteigening.
De kunstwerken en percelen die niet toebehoren aan de beheerders blijven de verantwoordelijkheid van hun eigenaars wanneer de werken, installaties en inrichtingen voltooid zijn. Eigenaars blijven gebonden aan de in deze titel beschreven verplichtingen met betrekking tot handelingen en werken, installaties en inrichtingen die worden uitgevoerd krachtens lid 1.
Het is verboden om handelingen te verrichten die schade kunnen toebrengen aan de in lid 1 genoemde werken, installaties en inrichtingen.
De Regering kan een deel van de kosten van de in het eerste lid bedoelde werken ten laste leggen van de privaatrechtelijke of publiekrechtelijke personen die voordeel halen uit deze werken of die ze noodzakelijk hebben gemaakt.
§ 2. Bij overtreding van de bij of krachtens dit artikel gestelde verbodsbepalingen en voorschriften maant de beheerder de overtreder aan om een einde te maken aan de onregelmatigheid door het uitvoeren van werken en zo nodig de betreffende kunstwerken en percelen te (doen) herstellen. Deze ingebrekestelling wordt per aangetekende post met ontvangstbevestiging of door afgifte tegen ontvangstbewijs verzonden en vermeldt de termijn waarbinnen de overtreder zich hieraan moet houden.
Als het in overeenstemming brengen of het herstel niet binnen de gestelde termijn wordt uitgevoerd, mag de beheerder het zelf uitvoeren of laten uitvoeren.
In afwijking van het eerste lid kan de beheerder van ambtswege de werken uitvoeren of laten uitvoeren, of de werken, installaties en inrichtingen herstellen of laten herstellen, zonder de overtreder daartoe vooraf aan te manen, in gevallen van dringende spoed of wanneer de dwingende eisen van de openbare dienst zulks rechtvaardigen.
In alle gevallen is de overtreder gedwongen tot de terugbetaling van alle uitvoeringskosten op overlegging van een gewone staat opgemaakt door de beheerder die voor de uitvoering heeft gezorgd of laten zorgen.
§ 3. De Regering bepaalt de specifieke modaliteiten inzake publiciteit, informatie en beroep met betrekking tot beslissingen genomen krachtens paragraaf 1, lid 1.
De specifieke publiciteitsmodaliteiten moeten minstens voorzien in een kennisgeving van de beslissing aan de eigenaars van de betrokken percelen en kunstwerken.
De in lid 2 bedoelde kennisgeving bevat minstens de volgende gegevens:
1° de redenen voor het uitvoeren van de werken, installaties of inrichtingen, alsook de omvang van de erfdienstbaarheid van openbaar nut en het betrokken algemeen belang;
2° de rechtsmiddelen waarover de eigenaar beschikt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/13, art. 2, 063; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art. D45.[1 De beheerder van de onbevaarbare waterloop verzoekt om de naleving van bepaalde voorwaarden, de uitvoering van werken of, bij gebreke daarvan, het wegruimen van kunstwerken toegelaten vóór de datum van inwerkingtreding van dit hoofdstuk, indien deze kunstwerken een ernstige bedreiging vormen :
1° voor de openbare veiligheid of ter voorkoming van overstromingsgevaar;
2° voor het aquatische milieu, met name wanneer het wordt onderworpen aan kritieke hydromorfologische omstandigheden die onverenigbaar zijn met de bescherming, verbetering of het herstel ervan.
Behoudens speciaal gemotiveerde dringende noodzakelijkheid, biedt de beheerder aan elk van de eigenaars van de betrokken kunstwerken de gelegenheid om hun opmerkingen te laten gelden. De Regering bepaalt de modaliteiten van de procedure.
Bij gebrek aan uitvoering binnen de voorgeschreven termijn kan de beheerder dit zelf uitvoeren of laten uitvoeren. In dit geval is de eigenaar gedwongen tot de terugbetaling van alle uitvoeringskosten op overlegging van een gewone staat opgemaakt door de beheerder die voor de uitvoering heeft gezorgd.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 44, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D45/1. [1 In geval van schade ten gevolge van overmacht, met inbegrip van door de Regering erkende natuurrampen, mag de beheerder ambtshalve andere werken dan de onderhouds- en herstellingswerken bedoeld in artikel D.39 (laten) uitvoeren, aan bestaande kunstwerken die hem niet toebehoren, al dan niet vergund door de beheerder krachtens artikel D.40 of krachtens vroegere wetgeving, aanwezig onder, in of boven de kleine bedding van de waterloop, zonder voorafgaandelijke ingebrekestelling van de eigenaar, in gevallen van uiterste hoogdringendheid of wanneer de dwingende noden van de openbare dienst het rechtvaardigen.
De kunstwerken die niet toebehoren aan de beheerder blijven in alle gevallen de verantwoordelijkheid van hun eigenaar, zonder beschouwd te worden als regularisatie van niet-toegestane kunstwerken, en de eigenaar kan verplicht worden om alle uitvoeringskosten terug te betalen op overlegging van een gewone staat opgemaakt door de beheerder die voor de uitvoering heeft gezorgd of laten zorgen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/13, art. 3, 063; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art. D46.[1 Tegen de beslissingen genomen krachtens de artikelen D. 33/12, D. 38, D. 39, derde lid, D. 40, § 3, D. 41, tweede lid, D. 41/2, paragrafen 2 en 3, D. 45, derde lid [2 , D.44/1, § 2, vierde lid, D.45/1, tweede lid,]2 en D. 47, kan beroep worden ingesteld bij de Regering.
Op straffe van nietigheid wordt het beroep ingediend binnen twintig dagen na de kennisgeving van de beslissing of na de aanplakking van de beslissing op de gebruikelijke plaatsen in de betrokken gemeente(n). Indien de beslissing in meerdere gemeenten wordt aangeplakt, wordt de termijn verlengd tot de twintigste dag volgend op de eerste dag van de aanplakking in de gemeente die als laatste de beslissing heeft aangeplakt.
De Regering bepaalt de modaliteiten voor de indiening en de behandeling van het beroep.
De Regering stuurt haar beslissing aan de aanvrager binnen honderdtwintig dagen, te rekenen vanaf de eerste dag na ontvangst van het beroep of, in het geval van meervoudige beroepen, vanaf de eerste dag na ontvangst van het laatste beroep.
Als de beslissing niet binnen de in het vierde lid voorgeschreven termijn wordt verstuurd, wordt de in eerste instantie genomen beslissing bevestigd.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 45, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
(2)<DWG 2024-01-10/13, art. 4, 063; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art. D47.[1 Dit hoofdstuk is van toepassing op de wateringen die zich op een waterloop bevinden :
1° van eerste categorie;
2° van tweede of derde categorie, behalve wat betreft de werken die krachtens de artikelen D. 132 tot en met D. 138 door de wateringen moeten worden uitgevoerd. Op voorafgaand verzoek kunnen de wateringen evenwel van de beheerder van de waterlopen van tweede of derde categorie de toepassing verkrijgen van artikel D. 38 voor de tenlasteneming van de kosten betreffende de onderhouds- en kleine herstelwerken.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 46, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
HOOFDSTUK III.
Afdeling 1.
Art. D48.
<Opgeheven bij DWG 2018-10-04/13, art. 47, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D49.
<Opgeheven bij DWG 2018-10-04/13, art. 47, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Afdeling 2.
Art. D50.
<Opgeheven bij DWG 2018-10-04/13, art. 47, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Afdeling 3.
Art. D51.
<Opgeheven bij DWG 2018-10-04/13, art. 47, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
HOOFDSTUK IV. [1 Ongeklasserde waterlopen]1
----------
(1)
Art. D52.[1 De Regering stelt de politionele en beheersregels vast die van toepassing zijn op ongeklasseerde waterlopen, met name wat betreft :
1° het onderhoud en de kleine herstellingen van deze waterlopen;
2° de werken zoals verdieping, verbreding, herstel en in het algemeen alle wijzigingen onder, in of boven de zomerbedding van deze waterlopen of de daarin gevestigde kunstwerken, alsook de verwijdering of aanleg van dergelijke waterlopen;
3° de vergunningen die vereist zijn voor het planten en bouwen van gebouwen langs deze waterlopen;
4° het verbod om op enigerlei wijze het vrij rondzwemmen van de vissen of de waterafvoer te belemmeren, of om de normale toestand van de ongeklasserde waterloop, zijn oevers of de kunstwerken die zich daarop bevinden te beschadigen;
5° het wegnemen van een hindernis voor het vrije rondzwemmen van de vissen of de aan een dergelijk kunstwerk te verrichten inrichtingswerken;
De Regering stelt overtredingen van de derde of vierde categorie vast in de zin van artikel D. 151 van boek I van dit Wetboek.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 49, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D52-1.[1 De in artikel 42/1 bedoelde verplichting is van toepassing wanneer de gronden die langs een ongeklasserde waterloop in de openlucht liggen en als weiland dienen, gelegen zijn in een gebied aangewezen krachtens de artikelen D.156 en D.157 van dit boek.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 50, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
HOOFDSTUK V. - [1 Bepalingen over beoordeling en beheer van overstromingsrisico's]1
----------
(1)
Afdeling 1. [1 - Doel]1
----------
(1)
Art. D53-1. [1 (vroeger art. D53)]1 [1 Met dit hoofdstuk wordt beoogd een kader voor de beoordeling en het beheer van overstromingsrisico's vast te stellen, ten einde de negatieve gevolgen die overstromingen voor de gezondheid van de mens, het milieu, het cultureel erfgoed en de economische bedrijvigheid met zich brengen, te beperken.
Elk Waals stroomgebied wordt beschouwd als een gebied waarvoor een potentieel significant overstromingsrisico bestaat of kan worden verwacht.]1
----------
(1)<DWG 2010-02-04/22, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 14-03-2010>
Afdeling 2. - [1 Kaarten van de gebieden waar gevaar voor overstroming bestaat en kaarten van het risico voor schade te wijten aan de overstromingen]1
----------
(1)
Art. D53-2. [1 § 1. De stroomgebiedsoverheid bedoeld in artikel D.11, § 2, stelt op het niveau van elk Waals stroomgebied, een kaart van de gebieden waar gevaar voor overstroming bestaat en een kaart van het risico voor schade te wijten aan de overstromingen met de meest geschikte schaal op, uiterlijk op 22 december 2013.
§ 2. Het opstellen van kaarten van de gebieden waar gevaar voor overstroming bestaat en van kaarten van het risico voor schade te wijten aan de overstromingen, voor de gebieden gedeeld tussen het Waalse Gewest en een aangrenzend gewest of een aangrenzende Staat, vastgesteld overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 over beoordeling en beheer van overstromingsrisico's, maakt het voorwerp uit van een voorafgaande uitwisseling van informatie met de bevoegde overheden van de betrokken Staten en Gewesten.
§ 3. De kaarten van de gebieden waar gevaar voor overstroming bestaat, hebben betrekking op de geografische gebieden die volgens de volgende scenario's kunnen worden overstroomd :
a) kleine kans op overstromingen of scenario's van buitengewone gebeurtenissen;
b) middelgrote kans op overstromingen (herhalingsperiode => 100 jaar);
c) grote kans op overstromingen, indien van toepassing.
§ 4. Voor elk van de in § 3 bedoelde scenario's worden de volgende gegevens vermeld :
a) de omvang van de overstroming;
b) de waterdiepte of, indien van toepassing, het waterniveau;
c) de stroomsnelheid of het betrokken waterdebiet, indien van toepassing.
§ 5. De kaarten van het risico voor schade te wijten aan de overstromingen moeten aan de hand van de volgende gegevens een beeld geven van de potentiële negatieve gevolgen van overstromingen in het kader van de in § 3 bedoelde scenario's :
a) het indicatieve aantal potentieel getroffen inwoners;
b) het type economische bedrijvigheid van het potentieel getroffen gebied;
c) de installaties bedoeld in punt 1.1 tot 1.6.8 van bijlage I bij het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek, die in geval van overstroming voor incidentele verontreiniging kunnen zorgen en de volgende beschermde gebieden die potentieel getroffen kunnen zijn :
1° de gebieden die overeenkomstig artikel D.156 zijn aangewezen voor de winning van voor menselijke consumptie bestemd oppervlaktewater en de preventie- en monitoringsgebieden die overeenkomstig de artikelen D.172 en D.175 zijn vastgelegd voor de winning van voor menselijke consumptie bestemd grond- of oppervlaktewater;
2° de waterlichamen die zijn aangeduid als recreatiewater, met inbegrip van de zwemzones die krachtens artikel D.156 worden aangewezen;
3° de gebieden die als beschermingszones van de habitats en soorten zijn aangewezen en waar de instandhouding of verbetering van de watertoestand een belangrijke factor van deze bescherming vormt, met name de Natura 2000-locaties;
d) andere informatie die de stroomgebiedsoverheid nuttig acht, zoals de vermelding van gebieden waar overstromingen met een groot gehalte aan vervoerde sedimenten alsook puinstromen kunnen voorkomen, alsmede informatie over andere belangrijke bronnen van vervuiling.
§ 6. Ten aanzien van gebieden waar overstroming door grondwater wordt veroorzaakt, worden de kaarten van de gebieden waar gevaar voor overstroming bestaat uitsluitend opgesteld met betrekking tot het in paragraaf 3, onder a), bedoelde scenario.
§ 7. Binnen drie maanden te rekenen van de dag waarop ze worden opgesteld en bijgesteld, stelt de stroomgebiedsoverheid afschriften van de kaarten van de gebieden waar gevaar voor overstroming bestaat en van de kaarten van het risico voor schade te wijten aan de overstromingen en van hun bijstellingen ter beschikking van de Europese Commissie en de betrokken lidstaten en Gewesten.
§ 8. De kaarten van de gebieden waar gevaar voor overstroming bestaat en de kaarten van het risico voor schade te wijten aan de overstromingen worden uiterlijk op 22 december 2019 en daarna om de zes jaar getoetst en zo nodig bijgesteld. Tijdens deze toetsing wordt rekening gehouden met het vermoedelijke effect van de klimaatverandering op het plaatsvinden van overstromingen.
§ 9. De kaarten bedoeld in dit artikel kunnen ook ingekeken worden op de Internetsite "Portail environnement" (Milieuportaal) van het Waalse Gewest.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2010-02-04/22, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 14-03-2010>
Afdeling 3. - [1 Overstromingsrisicobeheersplan]1
----------
(1)
A. [1 Beginselen en inhoud van het overstromingsrisicobeheersplan]1
----------
(1)
Art. D53-3. [1 § 1. Op basis van de in artikel D.53-2 bedoelde kaarten stelt de stroomgebiedsoverheid voor elk Waals stroomgebied een overstromingsrisicobeheersplan op.
Het overstromingsrisicobeheersplan van het Waals stroomgebied wordt opgesteld en bijgesteld overeenkomstig artikel D.53-4.
§ 2. De stroomgebiedsoverheid stelt adequate doelstellingen vast voor het beheer van de overstromingsrisico's waarbij aandacht wordt besteed aan de vermindering van de potentiële negatieve gevolgen van overstromingen voor de gezondheid van de mens, het milieu, het culturele erfgoed en de economische bedrijvigheid, en, indien nodig geacht, aan niet-structurele initiatieven en/of aan de vermindering van de kans op overstromingen.
§ 3. Overstromingsrisicobeheersplannen omvatten maatregelen om de overeenkomstig § 2 vastgestelde doelstellingen te verwezenlijken.
In overstromingsrisicobeheersplannen wordt rekening gehouden met een aantal relevante aspecten, zoals kosten en baten, de omvang van de overstroming, de waterafvoerroutes, de gebieden met het vermogen om overstromingswater vast te houden, zoals natuurlijke overstromingsgebieden en de gecontroleerde overstroming wanneer zich hoogwater voordoet, van bepaalde gronden gelegen langs een waterloop en begrensd door dijken, valleiranden of op andere wijze, de milieudoelstellingen bedoeld in artikel D.22, bestaande of beoogde kunstwerken langs de waterlopen en waterwegen, bodem- en waterbeheer, ruimtelijke ordening, grondgebruik, natuurbehoud, scheepvaart en haveninfrastructuur.
In overstromingsrisicobeheersplannen worden alle aspecten van overstromingsrisicobeheer behandeld, met speciale nadruk op preventie, bescherming en paraatheid, met inbegrip van systemen voor de voorspelling van en de vroegtijdige waarschuwing voor overstromingen en met speciale aandacht voor de kenmerken van het betrokken stroomgebied of deelstroomgebied. De overstromingsrisicobeheersplannen kunnen ook voorzien in de bevordering van een duurzaam landgebruik, de verbetering van de wateropvangcapaciteit.
§ 4. Deze overstromingsrisicobeheersplannen mogen geen maatregelen omvatten die door hun omvang en gevolgen leiden tot een aanzienlijke toename van het overstromingsrisico in stroomopwaarts of stroomafwaarts gelegen andere Gewesten of Staten die hetzelfde stroomgebied delen, tenzij deze maatregelen gecoördineerd werden en door de betrokken Gewesten en Lidstaten in het kader van artikel D.53-10 een overeengekomen oplossing bereikt werd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2010-02-04/22, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 14-03-2010>
Art. D53-4. [1 § 1. De eerste overstromingsrisicobeheersplannen bedoeld in artikel D.53-2 bevatten de volgende elementen :
1° de overeenkomstig artikel D.53-2 opgestelde kaarten van de gebieden waar gevaar voor overstroming bestaat en de kaarten van het risico voor schade te wijten aan de overstromingen en de conclusies uit die kaarten;
2° de beschrijving van de overeenkomstig artikel D. 53-3, vastgestelde en gepaste doelstellingen van het overstromingsrisicobeheer;
3° de samenvatting van de maatregelen en de prioriteit die deze hebben ter verwezenlijking van de gepaste doelstellingen van het overstromingsrisicobeheer, met inbegrip van de overeenkomstig artikel D.53-3 genomen maatregelen en de in het kader van andere regelgevingen genomen overstromingsgerelateerde maatregelen, met inbegrip van :
- de artikelen D.62 tot D.77 van Boek I betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particulieren projecten;
- de bepalingen betreffende het opvangen van de risico's inherent aan zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn, vervat in het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;
- de artikelen D.52 tot D.61 van Boek I betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's;
- de artikelen D.1 en D.22 van Boek II;
4° indien beschikbaar, voor gedeelde stroomgebieden of deelstroomgebieden, een beschrijving van de door de betrokken lidstaten vastgestelde methodologie voor de kosten-batenanalyse die wordt gebruikt bij het beoordelen van maatregelen met grensoverschrijdende gevolgen.
§ 2. Het overstromingsrisicobeheersplan bevat een omschrijving van de uitvoering van het plan met :
1° de beschrijving van de prioriteiten en de wijze waarop de vorderingen bij de uitvoering van het plan zullen worden gevolgd;
2° de samenvatting van de maatregelen/acties op het gebied van publieke voorlichting en inspraak;
3° een lijst van bevoegde autoriteiten en eventueel een beschrijving van het proces ter coördinatie van de werkzaamheden binnen een internationaal stroomgebiedsdistrict, en van het proces ter coördinatie van de werkzaamheden met de bepalingen van Deel II van Boek II.
§ 3. De volgende bijstellingen van de overstromingsrisicobeheersplannen bevatten de volgende elementen :
1. wijzigingen of bijstellingen die zijn aangebracht na de bekendmaking van de vorige versie van het overstromingsrisicobeheersplan, met inbegrip van een samenvatting van de toetsingen van de kaarten van de gebieden waar gevaar voor overstroming bestaat en de kaarten van het risico voor schade te wijten aan de overstromingen en van het overstromingsrisicobeheersplan;
2° een beoordeling van de vooruitgang die met het oog op het verwezenlijken van de in artikel D.53-3 bedoelde doelstellingen is geboekt;
3. een beschrijving van de maatregelen uit de vorige versie van het overstromingsrisicobeheersplan die gepland waren, maar niet werden uitgevoerd, en een verklaring voor het niet-uitvoeren ervan;
4. een beschrijving van de extra maatregelen die zijn getroffen na de bekendmaking van de vorige versie van het overstromingsrisicobeheersplan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2010-02-04/22, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 14-03-2010>
Art. D53-5. [1 De stroomgebiedsoverheid kan beginnen met het opstellen van een overstromingsrisicobeheersplan voor elk Waals deelstroomgebied. Vervolgens worden deze plannen samengevoegd en, desgevallend, aangepast om het ontwerp van overstromingsrisicobeheersplan van het Waals stroomgebied te vormen en daarna het overstromingsrisicobeheersplan van het Waals stroomgebied.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2010-02-04/22, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 14-03-2010>
B. [1 Procedure voor het opstellen]1
----------
(1)
Art. D53-6.[1 § 1. D.stroomgebiedsoverheid stelt een ontwerp van beheersplan op met het oog op de opstelling van het overstromingsrisicobeheersplan bedoeld in artikel D.53-3.
In dezelfde tijd als ze de ontwerpen van beheersplan goedkeurt, onderwerpt de stroomgebiedsoverheid ze aan de milieueffectbeoordeling bedoeld in artikel D.53 van Boek I van het Milieuwetboek.
De vrijstelling bedoeld in artikel D.53, § 1, tweede en derde lid, van Boek I van het Milieuwetboek kan niet toegepast worden.
Wanneer de informatie vereist in artikel D.56 van Boek I van het Milieuwetboek in het ontwerp van overstromingsrisicobeheersplan op voldoende wijze wordt gegeven, kan het verslag over de milieugevolgen beperkt worden tot een precieze verwijzing naar dit ontwerp.
Artikel D.57, § 3, van Boek I van het Milieuwetboek is niet van toepassing op de in dit artikel bedoelde milieueffectenbeoordeling.
§ 2. Minstens een jaar vóór de voorziene datum van publicatie van het beheersplan worden het ontwerp van overstromingsrisicobeheersplan alsook het krachtens § 1 opgemaakte verslag over de milieugevolgen door de Regering onderworpen aan een terinzagelegging die gezamenlijk met de in artikel D.28 bedoelde terinzagelegging betreffende de ontwerpen van beheersplan van stroomgebied en van maatregelenprogramma georganiseerd wordt.
De modaliteiten voor de organisatie van de in artikel D.28, § 2, bedoelde terinzagelegging zijn van toepassing op de krachtens dit artikel georganiseerde terinzagelegging.
§ 3. De stroomgebiedsoverheid stelt het ontwerp van het overstromingsrisicobeheersplan en het verslag over de milieugevolgen evenals de informatie gebruikt voor de uitvoering ervan ter beschikking op het portaal van het Waalse Gewest bestemd voor de Kaderrichtlijn inzake waterbeleid en in elke gemeente van het betrokken Waalse stroomgebied.
§ 4. Het ontwerp van overstromingsrisicobeheersplan en de verslagen over de milieugevolgen worden door de stroomgebiedsoverheid aan het advies van de instanties bedoeld in artikel D.28, § 4, voorgelegd volgens de modaliteiten bedoeld in dat artikel.
De adviezen worden op het Milieuportaal van het Waalse Gewest bekendgemaakt en kunnen ingezien worden tot het einde van het onderzoek.
§ 5. Binnen acht dagen na het einde van het openbaar onderzoek maken de gemeenten het proces-verbaal van afsluiting bedoeld in artikel D.29-19 van Boek I van het Milieuwetboek aan de stroomgebiedsoverheid over.
De resultaten van de terinzagelegging alsmede de adviezen van de instanties bedoeld in paragraaf 4 worden in beschouwing genomen bij de goedkeuring van het overstromingsrisicobeheersplan.
Het overstromingsrisicobeheersplan bevat een samenvatting van de maatregelen genomen voor de informatie en raadpleging van het publiek, alsook de resultaten van deze maatregelen.
§ 6. Het overstomingsrisicobeheersplan wordt om de zes jaar vanaf 22 december 2015 goedgekeurd door de stroomgebiedsoverheid.
Het overstomingsrisicobeheersplan wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Binnen tien dagen na bekendmaking in het Belgisch Staatsblad worden de personen en instanties die zijn geraadpleegd krachtens paragraaf 4 daarover geïnformeerd. Binnen dezelfde termijn worden het overstromingsrisicobeheersplan ook op het Milieuportaal van het Waalse Gewest bekendgemaakt.
§ 7. Deze procedure is ook van toepassing op de procedures voor de bijwerking van het beheersplan en het maatregelenprogramma.]1
----------
(1)<DWG 2017-01-19/09, art. 8, 035; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. D53-7.
<Opgeheven bij DWG 2017-01-19/09, art. 9, 035; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. D53-8. [1 De stroomgebiedsoverheid maakt de Europese Commissie en de andere betrokken lidstaten afschriften over van de overstromingsrisicobeheersplannen en hun bijstellingen binnen drie maanden na de bekendmaking ervan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2010-02-04/22, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 14-03-2010>
Art. D53-9. [1 De overstromingsrisicobeheersplannen worden uiterlijk op 22 december 2021 en daarna om de zes jaar getoetst en zo nodig bijgesteld. Tijdens deze toetsingen wordt rekening gehouden met het vermoedelijke effect van de klimaatverandering op het plaatsvinden van overstromingen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2010-02-04/22, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 14-03-2010>
Art. D53-10. [1 Indien de stroomgebiedsoverheid een probleem constateert dat voor het overstromingsrisicobeheer van zijn wateren gevolgen heeft, maar niet door die stroomgebiedsoverheid kan worden opgelost, kan ze dat probleem voorleggen aan de Europese commissie en aan de andere betrokken lidstaten of Gewesten en daarbij aanbevelingen doen voor de oplossing ervan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2010-02-04/22, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 14-03-2010>
Art. D53-11.[1 § 1. Teneinde de stroomgebiedsoverheid de mogelijkheid te geven om de doelstellingen vastgelegd bij de artikelen D.1., § 2, 50, en D.53-1, te halen, kan de Regering besluiten tot de onteigening ten algemenen nutte van onroerende goederen die nodig is voor het overstromingsrisicobeheer.
§ 2. Bij het bepalen van de waarde van het onteigende goed wordt geen rekening gehouden met de minderwaarde voortvloeiend uit de verplichtingen i.v.m. de bezetting van de grond door de installaties van de stroomgebiedsoverheid.
§ 3. [2 ...]2.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2010-02-04/22, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 14-03-2010>
(2)<DWG 2018-11-22/12, art. 81, 044; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Afdeling 4. [1 - Gecentraliseerde dienst voor de aankondiging, opvolging en verwachtingen inzake hoogwater en overstromingen]1
----------
(1)
Art. D54.[1 De stroomgebiedsoverheid richt een gecentraliseerde dienst op voor de aankondiging, opvolging en verwachtingen inzake hoogwater en overstromingen. Ze regelt de organisatie en opdrachten van deze dienst. De beheerder van de waterwegen wordt door hem belast met de installatie en de werking van de dienst.]1
----------
(1)<DWG 2010-02-04/22, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 14-03-2010>
HOOFDSTUK VI. [1 Subsidies]1
----------
(1)
Art. D54/1. [1 Binnen de perken van de beschikbare kredieten kan de Regering subsidies toekennen aan alle personen naar privaat- of publiekrecht voor de uitvoering van de volgende werken, met inbegrip van de aankoop van onroerende goederen :
1° de bouw, uitbreiding en verbouwing van pompstations die nodig zijn voor de werken die op initiatief van het Gewest worden uitgevoerd;
2° de aanleg, versterking en verhoging van dijken langs waterwegen of onbevaarbare waterlopen;
3° de hydraulische verbetering en het hydromorfologisch herstel van onbevaarbare waterlopen;
4° de bouw, uitbreiding en verbouwing van pompstations voor de afvoer van water van landbouwgrond;
5° het aanleggen van waterreserves van agrarisch belang;
6° de kunstwerken en inrichtingen ter verbetering van de aquatische habitats, en met name de aanleg van vistrappen;
7° de aanleg en verbetering van saneringsnetwerken voor de landbouw door middel van drainagebuizen of sloten.
De subsidies kunnen de kosten van de subsidiabele werken geheel of gedeeltelijk dekken, met inbegrip van de BTW, alsook een deel van de onderzoekskosten, kosten inzake veiligheidscoördinatie, voorafgaande geotechnische proeven en controle van de materialen, en het bedrag van de raming opgesteld door het Comité van aankoop van onroerende goederen, door de ontvanger van de registratie, door een notaris, door een landmeter-expert ingeschreven op de tabel van de federale raad van landmeters-experten, of door een architect ingeschreven bij de Orde van de Architecten in geval van aankoop van onbebouwde gebouwen.
De Regering bepaalt het subsidiepercentage voor elk van deze posten, in de wetenschap dat dit percentage ten minste dertig procent en ten hoogste tachtig procent van de kosten van de subsidiabele werken bedraagt. Op gemotiveerd voorstel van de Regering, ondersteund door het rapport van het Comité van aankoop van onroerende goederen, door de ontvanger van de registratie, door een notaris, door een landmeter-expert, of door een architect, kan de aankoop van gebouwen ook in aanmerking komen voor een subsidie wanneer de te verwerven goederen noodzakelijk zijn voor de uitvoering van subsidiabele werken. Het percentage van deze subsidie is gelijk aan het percentage dat van toepassing is op de werken waarvoor de goederen zijn gekocht.
De subsidieaanvraag bevat het advies van de beheerder van de betrokken waterloop en de door de Regering gevraagde documenten. De Regering bepaalt de regels volgens welke deze subsidies worden toegekend.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-10-04/13, art. 52, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
TITEL VI. - Wateringen.
HOOFDSTUK I. - Inrichting van de wateringen.
Art. D55.[1 Wateringen zijn openbare besturen, ingesteld met het oog op het tot stand brengen en handhaven, binnen de grenzen van hun territoriaal gebied, van een waterstelsel gunstig voor de landbouw in de zin van artikel 1 van het Waalse Landbouwwetboek, alsmede voor het beschermen van de gronden tegen overstromingen.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 53, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D56.[1 De Regering bepaalt het gebied van elke watering.
De zetel van de watering wordt door haar reglement vastgesteld. Hij is gelegen in de gemeente of in een van de gemeenten waarover het gebied van de watering zich uitstrekt, behoudens afwijking van de Regering.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 54, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D57.[1 Onder de gelding van deze titel vallen alle besturen, verenigingen of gemeenschappen die bestaan onder de benaming wateringen en die effectief de opdrachten uitoefenen bedoeld in de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen, voor het voorwerp bedoeld in artikel 55.
Besturen, verenigingen of gemeenschappen die bestaan onder de benaming wateringen en die op de datum van inwerkingtreding van deze titel alle voorwaarden bedoeld in de artikelen 112, 14, 16, 26, 27, 29 en 80 van de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen niet vervuld hebben, worden niet beschouwd als instanties die de voorwaarden bedoeld in het eerste lid naleven. Bij gebrek aan meedelen aan de Regering van de inlichtingen die kunnen bewijzen dat ze deze voorwaarden vervullen drie maanden na de inwerkingtreding van deze titel, schrapt de Regering deze wateringen overeenkomstig artikel D. 59.
De Regering stelt de naleving van de voorwaarden bedoeld in het tweede lid vast of, bij gebrek, gaat over tot de opheffing van de watering overeenkomstig artikel D. 59.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 55, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D58.[1 Twee jaar na de inwerkingtreding van deze titel overhandigen de wateringen aan de Regering een administratief en financieel verslag dat de documenten bevat bedoeld in de artikelen D. 66 en D. 68, de notulen van de algemene vergaderingen en een lijst van de maatregelen die hun beraadslagingen hebben uitgevoerd, de inventaris en een samenvatting van de budgetten en rekeningen samen met een toelichting die de financiële toestand van de watering beschrijft.
De Regering maakt een evaluatie van het verslag bedoeld in het eerste lid. Op grond van deze evaluatie is ze bevoegd om alle nodige maatregelen te nemen voor de goede uitvoering van de opdrachten van de wateringen, in voorkomend geval, in samenwerking met het Provinciecollege, overeenkomstig de artikelen D. 59, D. 66, D. 74, D. 80, D. 121, D. 140 tot D. 149.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 56, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D59.[1 De Regering kan wateringen opheffen, er nieuwe creëren, de bestaande gebieden opsplitsen of wijzigen, verscheidene wateringen samensmelten of bevelen dat zij een vereniging vormen met het oog op hun gemeenschappelijke verdediging of voor de uitvoering van werken waarbij zij gemeenschappelijk belang hebben.
Het besluit waarbij een watering wordt opgeheven, waarbij een gebied wordt gesplitst of gewijzigd of waarbij verscheidene wateringen worden samengesmolten regelt de overgang van de vermogens.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 57, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D60.[1 Aan de beslissingen bedoeld in artikel 59 gaat een openbaar onderzoek vooraf, georganiseerd volgens de modaliteiten omschreven in Boek I van het Milieuwetboek.".
Te dien einde wordt het ontwerp van beslissing, eventueel samen met de kaart van de wijzigingen of innovaties, gezonden naar alle wateringen die er belang bij kunnen hebben en ten gemeentehuize neergelegd in alle gemeenten die het aangaat.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 58, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D61.[1 Gaat het in de beslissing om het vormen van een of meer nieuwe wateringen, door oprichting, samensmelting of opsplitsing, dan moet ieder van de nieuwe openbare besturen binnen de termijn bedoeld in het derde lid een reglement opmaken.
De Regering stelt een ontwerp op, dat het reglement tot voorbeeld zal dienen. Over het reglement wordt gestemd door een vergadering samengesteld uit de personen aan wie het ontwerp onder de voorwaarden gesteld door artikel 67 voorlopig stemrecht verleent en door de provinciegouverneur bijeengeroepen binnen de termijn die de Regering bepaalt. Het Provinciecollege zendt het reglement, met zijn advies, ter goedkeuring aan de Regering.
Heeft de vergadering haar het behoorlijk aangenomen reglement niet binnen drie maanden na de eerste bijeenkomst doen toekomen, dan stelt de Regering het reglement ambtshalve vast.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 59, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D62.[1 Gaat het in de beslissing om het vormen van een vereniging van wateringen, dan verzoekt het Provinciecollege deze wateringen het reglement van hun vereniging op te stellen binnen de door de Regering vastgestelde termijn. Het Provinciecollege zendt het reglement, met zijn advies, ter goedkeuring aan de Regering.
Hebben de wateringen haar niet binnen de genoemde termijn het reglement van hun vereniging doen toekomen, dan stelt de Regering dit reglement ambtshalve vast.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 60, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D63.[1 De wateringen kunnen zich ook uit eigen beweging verenigen met het oog op hun gemeenschappelijke verdediging of voor de uitvoering van werken waarbij zij gemeenschappelijk belang hebben. In dat geval stellen zij het reglement van hun vereniging vast onder voorbehoud van de Regeringsgoedkeuring, het Provinciecollege gehoord.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 61, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D64. De vereniging van wateringen bezit rechtspersoonlijkheid. Het reglement van de vereniging bepaalt haar benaming, haar zetel, haar doel, de wijze van benoemingen en afzetting van de beheerders en hun bevoegdheden, de wijze van vereffening.
Verenigde wateringen behouden in de groepering hun rechtspersoonlijkheid.
HOOFDSTUK II. - Het beheer van de wateringen.
Afdeling 1. - De algemene vergadering.
Art. D65. De algemene vergadering van de watering bestaat uit de stemgerechtigde ingelanden.
Ingelanden zijn in de zin van deze titel, zij die een titel hebben van zakelijke rechten waaraan genot van de in het gebied van de watering gelegen erven verbonden is.
Art. D66.[1 Door het bestuur van de watering wordt een legger opgemaakt van al de in de watering gelegen erven.
Deze legger wordt jaarlijks door het bestuur bijgewerkt.
Indien de besproeiingsdirectie de in de leden 1 en 2 bedoelde verplichtingen niet nakomt, stelt het Provinciaal College, na ondervraging overleg met de griffier van het kadaster en op kosten van de besproeiing, het registratienummer op en keurt hem goed.
Het Provinciecollege kan de in de legger vastgestelde vergissingen herstellen.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 62, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D67.[1 Het reglement van elke watering moet, in billijke mate, de vertegenwoordiging van de kleine eigendommen waarborgen. Het moet, ten minste, stemrecht waarborgen aan iedere ingelande die, in het gebied van de watering, grond bezit ter grootte van :
1° één halve hectare in een gebied van minder dan 100 hectaren;
2° één hectare in een gebied van 100 tot 499 hectaren;
3° twee hectaren in een gebied van 500 tot 999 hectaren;
4° drie hectaren in een gebied van 1.000 tot 4.999 hectaren;
5° vier hectaren in een gebied van 5.000 tot 9.999 hectaren;
6° vijf hectaren in een gebied van 10.000 hectaren en meer.
Eigenaars die afzonderlijk geen stemrecht hebben, kunnen hun eigendommen groeperen tot het in het reglement vastgestelde minimum, om gezamenlijk een afgevaardigde naar de algemene vergadering te zenden.
Elk lid van de algemene vergadering beschikt slechts over een stem.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 63, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D68. Het bestuur van de watering is gehouden de lijst van de stemgerechtigden op te maken.
Deze lijst wordt ieder jaar vóór 1 oktober herzien en, te rekenen van die datum, gedurende één maand ter beschikking gehouden van belanghebbenden, die gedurende die termijn en op straffe van verval, hun eventuele bezwaren bij de Regering moeten indienen. Ze beslist zonder verwijl en, in ieder geval, vóór het einde van het jaar.
Zij die op de aldus vastgestelde lijst niet voorkomen, hebben geen recht van stemmen in de loop van het volgende jaar.
Art. D69. Behoort het stemrecht aan een rechtspersoon, dan wijst deze een speciaal gemachtigde aan om het uit te oefenen.
Behoort het stemrecht aan eigenaars van onverdeelde goederen, of aan een eigenaar samen met houders van een recht van vruchtgebruik, erfpacht, opstal, gebruik of bewoning, dan kan dat stemrecht slechts worden uitgeoefend door een gemeenschappelijke mandataris, die door de belanghebbenden of, bij gebreke van overeenstemming, door de vrederechter wordt aangesteld. Deze doet uitspraak binnen een maand nadat het verzoek hem daartoe door de meest gerede partij is toegezonden.
Art. D70. Stemgerechtigden kunnen zich op de algemene vergaderingen door een gevolmachtigde naar hun keuze, die al dan niet ingelande is, laten vertegenwoordigen.
Een gevolmachtigde kan slechts drager zijn van één volmacht.
Art. D71.[1 De provinciegouverneur, het lid van het Provinciecollege bevoegd voor de onbevaarbare waterlopen, alsmede de burgemeesters van de gemeenten waarover het gebied van de watering zich uitstrekt of hun gemachtigden maken van rechtswege, maar zonder stemrecht, deel uit van de algemene vergadering.
De door de Regering aangewezen ambtenaar wordt op de algemene vergaderingen uitgenodigd. Zij hebben daarin raadgevende stem.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 64, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D72.
<Opgeheven bij DWG 2018-10-04/13, art. 65, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D73.[1 Onverminderd de bevoegdheden haar door bijzondere bepalingen toegekend, omvat de bevoegdheid van de algemene vergadering :
1° het opmaken van het huishoudelijk reglement;
2° het opmaken van bijzondere politiereglementen van de watering onder de voorwaarden bepaald bij artikel D. 75;
3° de beslissingen betreffende het aanleggen en verbeteren van de verdedigings- of bevloeiingswerken;
4° het opmaken van de begroting van de watering;
5° het onderzoek van de rekeningen en het geven van ontlasting aan de rekenplichtigen;
6° de beslissingen betreffende het principe en de voorwaarden van de verhuring en verpachtingen van goederen van de watering en het eventueel kwijtschelden van verplichtingen aangegaan door huurders, pachters en aannemers van werken of leveranties;
7° het vervreemden of andere daden van beschikking met betrekking tot de goederen van de watering;
8° de geldleningen door de watering aan te gaan;
9° het goedkeuren van de belasting ten behoeve van de watering.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 66, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D74.[1 De algemene vergadering is gehouden jaarlijks op de begroting de uitgaven te brengen die ingevolge de wet of bij overeenkomst te haren laste komen.
Indien de ontvangsten geraamd op de begroting ontoereikend zijn, voorziet de algemene vergadering daarin door het invoeren van gewone of buitengewone belastingen.
Blijft de algemene vergadering in gebreke aan die voorschriften te voldoen, dan wordt daarin door het Provinciecollege voorzien, het bestuur van de watering gehoord. Het Provinciecollege geeft kennis van haar beslissing aan het bestuur van de watering en het bestuur geeft er kennis van aan de ingelanden. Het bestuur van de watering, de ingelanden en de provinciegouverneur kunnen bij de Regering in beroep gaan tegen de beslissing van het Provinciecollege.
Daartoe beschikken zij over een termijn van vijftien dagen. Deze periode begint voor de gouverneur op de dag van de beslissing en voor het bestuur van de watering en de ingelanden op de dag van kennisgeving.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 67, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D75.[1 Het bijzonder politiereglement van de watering heeft slechts als doel het behoud van de waterlozingen en bevloeiingen, van de kunstwerken en hun aanhorigheden.
Het reglement kan de inbreuken op zijn bepalingen of op sommige daarvan als overtreding vaststellen. Die overtredingen worden gestraft met een gevangenisstraf van één dag tot zeven dagen en met een geldboete van één euro tot vijfentwintig euro of slechts met één van die straffen. Behalve de straf beveelt de rechter, zo nodig, de herstelling van de overtreding binnen de door hem vastgestelde termijn en hij bepaalt dat bij niet-uitvoering het bestuur van de watering erin voorziet op kosten van de overtreder, die, krachtens het vonnis, tot terugbetaling van de uitgave gedwongen kan worden op een eenvoudige staat door dit college opgemaakt.
Het reglement mag niet in strijd zijn met de wetten of algemene verordeningen. Het wordt bindend met ingang van de tiende dag na de bekendmaking. De wijze waarop deze bekendmaking geschiedt en de vormen waarin ze wordt gesteld, worden door de Regering bepaald.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 68, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D76. De besluiten van de algemene vergadering worden met volstrekte meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemming beslist de stem van de voorzitter.
Geheime stemming geschiedt van rechtswege wanneer één vierde der aanwezige leden zulks vragen.
Art. D77.[1 Na twee achtereenvolgende, uit de briefwisseling blijkende waarschuwingen, kan het Provinciecollege één of meer commissarissen gelasten zich ter plaatse te begeven, op kosten van de watering die verzuimde aan de waarschuwingen te voldoen, met opdracht om de gevraagde inlichtingen of opmerkingen in te winnen of de maatregelen, voorgeschreven door de decretale en reglementaire bepalingen, en de ter uitvoering van deze titel genomen beslissingen van alle bevoegde overheden ten uitvoer te leggen.
De invordering van die kosten geschiedt door de ontvanger volgens de vormen en invorderingsprocedures bepaald bij het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de Waalse gewestelijke belastingen, op bevel van het Provinciecollege.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 69, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D78.[1 Onverminderd de bijzondere decretale en reglementaire bepalingen, zijn aan de goedkeuring van het Provinciecollege onderworpen :
1° overeenkomsten tussen wateringen onderling of tussen wateringen en derde personen betreffende afwatering of watertoevoer;
2° vervreemdingen, verkrijgingen, ruilingen en dadingen welke onroerende goederen of rechten betreffen en de huurovereenkomsten;
3° geldleningen en overeenkomsten, waaruit lasten van blijvende aard voortvloeien voor de watering;
4° beslissingen houdende vaststelling van de belastingen ten behoeve van de watering;
5° begrotingen en rekeningen.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 70, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D79.[1 Aan het advies van het Provinciecollege en aan de Regeringsgoedkeuring zijn onderworpen:
1° de reglementen van de wateringen, alsook de in deze reglementen aangebrachte wijzigingen;
2° de krachtens artikel 63 tussen verscheidene wateringen gesloten overeenkomsten, betreffende hun vereniging, alsook de reglementen van elke vereniging van wateringen.
De Regering kan, het Provinciecollege gehoord, de reglementen ambtshalve aanvullen met alle nodige bepalingen ter uitvoering van deze titel.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 71, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D80.[1 De beslissingen van de algemene vergaderingen die niet worden onderworpen aan de goedkeuring van de hogere overheid, kunnen door het Provinciecollege vernietigd worden indien zij strijdig zijn met deze titel, met het door de hogere overheid goedgekeurd reglement van de watering, met de algemene belangen of met die van een ander bestuur, openbare instelling of inrichting.
De beslissing kan door het Provinciecollege niet meer vernietigd worden na het verstrijken van een termijn van twee maanden, te rekenen van de dag waarop het Provinciecollege kennis heeft gekregen van de beslissing.
Tijdens die termijn van twee maanden kan het Provinciecollege de uitvoering van de beslissing schorsen; deze schorsing neemt een einde ten laatste bij het verstrijken van die termijn.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 72, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Afdeling 2. - Het bestuur.
Art. D81. Iedere watering heeft een bestuur, bestaande uit een voorzitter, een ondervoorzitter en beheerders, wier aantal bepaald wordt door het reglement.
Het bestuur wordt bijgestaan door een ontvanger-griffier.
Art. D82.[1 De leden van het bestuur en de ontvanger-griffier mogen onderling bloed- noch aanverwant zijn in de eerste en in de tweede graad. Zij zijn niet onderling samenwonend of door het huwelijk verbonden.
In geval van aanverwantschap, ontstaan sinds de benoeming, mag degene die ze heeft doen ontstaan, zijn ambt niet verder waarnemen. Wanneer de samenwoning of het huwelijk na de benoeming plaatsvindt, mag een van de twee samenwonenden of echtgenoten zijn ambt niet verder waarnemen.
De gouverneur kan afwijkingen van dit artikel toestaan, op eensluitend en gemotiveerd advies van het Provinciecollege.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 73, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D83.[1 De gouverneur benoemt de voorzitter, de ondervoorzitter en de beheerders wanneer de watering aan minder dan vier ingelanden toebehoort.
De gouverneur kan een of meer bestuursleden buiten de ingelanden benoemen; in dat geval maken deze leden van rechtswege deel uit van de algemene vergadering.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 74, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D84.[1 Buiten het geval bedoeld in artikel D. 83 benoemt de algemene vergadering :
1° de leden van het bestuur bij geheime stemming, onder de ingelanden;
2° zij wijst onder de leden van het bestuur, bij twee afzonderlijke stemmingen, de voorzitter en de ondervoorzitter aan.
Zij die verkozen mochten worden onder de ingelanden die geen stemrecht hebben, verkrijgen dit recht krachtens hun benoeming.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 75, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D85.[1 De voorzitter, ondervoorzitter en beheerders moeten op de datum van hun benoeming of verkiezing of van de vernieuwing van hun mandaat, meerderjarig zijn. Behoudens bijzondere toestemming van de Regering moeten zij hun gewone verblijfplaats hebben in een van de gemeenten waarover het gebied van de watering zich uitstrekt, of in een aangrenzende gemeente.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 76, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D86. Het mandaat van voorzitter, van ondervoorzitter en van beheerder duurt zes jaar. Het kan worden vernieuwd.
Het reglement van de watering stelt een orde van aftreden vast.
Art. D87.[1 De bestuursleden leggen de eed af in handen van de Regering of van zijn gemachtigde.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 77, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D88.[1 Behoudens bijzondere toestemming van de gouverneur mag niemand in meer dan één watering voorzitter, ondervoorzitter of beheerder zijn.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 78, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D89.[1 Een voorzitter die verhinderd is, wordt vervangen door de ondervoorzitter, en indien ook deze verhinderd is, door de oudste beheerder in jaren.
Zijn al de beheerders verhinderd, dan wijst de gouverneur een derde persoon aan om het ambt van voorzitter tijdelijk waar te nemen]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 79, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D90.[1 Klachten tegen de voorzitter worden aan de algemene vergaderingen voorgelegd. Voor het onderzoek van die klachten in de algemene vergadering, wordt de voorzitter vervangen overeenkomstig artikel D. 89.
De algemene vergadering hoort de voorzitter. Als ze acht :
1° dat de klacht ongegrond is, dan beslist zij dat er geen aanleiding is tot straf;
2° dat een straf nodig is, dan zendt zij het dossier, samen met haar besluit, aan de gouverneur.
De gouverneur, na de voorzitter gehoord te hebben, kan beslissen dat er geen aanleiding is tot straf ofwel de voorzitter schorsen of afzetten. De gouverneur beslist over dit voorstel.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 80, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D91.[1 De algemene vergadering kan de ondervoorzitter en de beheerders schorsen op verslag van de voorzitter en na de betrokkene te hebben gehoord.
Meent zij dat de schorsing meer dan één maand moet duren, of dat de betrokken ondervoorzitter of beheerder moet worden afgezet, dan wordt haar besluit aan de gouverneur overgemaakt. De gouverneur beslist over het voorstel van het Provinciecollege, na de betrokkene gehoord te hebben.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 81, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D92.[1 Het Provinciecollege kan eveneens, ambtshalve, na de betrokkenen gehoord te hebben, en na het advies van de op haar initiatief speciaal daarvoor bijeengeroepen algemene vergadering ingewonnen te hebben, aan de gouverneur de schorsing of afzetting voorstellen van de voorzitter en ten laste van de ondervoorzitter en de beheerders de schorsing of de afzetting uitspreken.
De algemene vergadering geeft haar advies eerst na de betrokkenen gehoord te hebben.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 82, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D93.[1 Onverminderd de bevoegdheden, door bijzondere bepalingen verleend, is het bestuur belast :
1° met het voorbereiden van de werkzaamheden van de algemene vergadering;
2° met het uitvoeren van haar beslissingen;
3° met het dagelijks bestuur en met het toezicht op de belangen van de watering, en in het bijzonder met het onderhoud en de kleine herstelling van de waterwegen en van de verdedigings- of bevloeiingswerken;
4° met het beheer van het domein van de watering;
5° met het opmaken van de voorwaarden en de keuze van de wijze waarop de opdrachten voor aanneming van werken, leveringen of diensten worden geplaatst;
6° met het nazien van de boeken en de kas, gehouden door de ontvanger-griffier;
7° met het bijhouden van de lijst van de ingelanden die belasting ten behoeve van de watering schuldig zijn en van het kohier van deze belastingen;
8° met het vaststellen van de wedden en lonen van de wachters, de sluiswachters en van de overige leden van het personeel van watering, behalve van de ontvanger-griffier.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 83, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D94.[1 De Voorzitter :
1° roept de algemene vergadering samen op de plaats daartoe door het reglement bepaald;
2° zit deze vergadering voor;
3° in voorkomend geval, roept de algemene vergadering bijeen op schriftelijk verzoek van ten minste een derde van de leden.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 84, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D95.[1 De voorzitter vraagt de goedkeuring van de hogere overheid voor de daden en beslissingen aan die goedkeuring onderworpen]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 85, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D96.[1 De voorzitter gelast de betaling van de werken, leveranties en diensten na oplevering van de bewijsstukken betreffende de uitgave, die moeten bewaard worden om tot staving van de rekeningen te worden overlegd.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 86, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D97.[1 De voorzitter :
1° voert de beslissingen van het bestuur uit;
2° treedt in rechte op voor de watering overeenkomstig de aanwijzingen van het bestuur en na daartoe gemachtigd te zijn door de algemene vergadering en door de gouverneur voor rechtsgedingen als eiser, anders dan de bezitsvorderingen en de vorderingen in kortgeding;
3° tekent al de akten en bescheiden van de watering, zonder zijn ambtsbevoegdheid te moeten rechtvaardigen tegenover derden. De akten en bescheiden betreffende het geldelijk beheer van de watering moeten evenwel medeondertekend worden door de ontvanger-griffier.
De obligaties van geldleningen worden getekend door de voorzitter en medeondertekend door een beheerder.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 87, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D98.[1 De voorzitter heeft de leiding van en houdt toezicht over het personeel van de watering.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 88, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D99.[1 In processen-verbaal stelt de voorzitter de overtredingen vast, omschreven bij deze titel, bij de ter uitvoering daarvan genomen besluiten of bij het politiereglement van de watering.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 89, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D100.[1 In spoedeisende gevallen neemt de voorzitter de beslissingen die tot de bevoegdheid van het bestuur behoren, mits hij bij dit bestuur daarover zo spoedig mogelijk verslag uitbrengt.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 90, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D101.[1 Bij hoge waterstand en als de watering in gevaar van overstroming verkeert, begeven de bestuursleden zich naar de bedreigde plaatsen en treffen er de nodige maatregelen.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 91, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Afdeling 3. - De ontvanger-griffier.
Art. D102. De ontvanger-griffier wordt door de algemene vergadering benoemd.
Art. D103.[1 De ontvanger-griffier moet meerderjarig zijn. Zijn ambt neemt een einde bij het bereiken van de wettelijke pensioengerechtigde leeftijd, met dit voorbehoud dat hij de dienst waarneemt tot de dag dat zijn opvolger de eed aflegt.
De algemene vergadering stelt zijn wedde vast, die door het Provinciecollege moet goedgekeurd worden.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 92, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D104. Hij legt ter vergadering van het bestuur de eed af in handen van de voorzitter.
Art. D105. Hij stort een borgsom waarvan het bedrag door de algemene vergadering wordt vastgesteld.
Deze borgsom mag het bedrag van zijn jaarwedde niet overschrijden; zij wordt hem eerst terugbetaald na het neerleggen van zijn ambt en na goedkeuring, door de algemene vergadering, van zijn rekening van klerk tot meester.
Art. D106.
<Opgeheven bij DWG 2018-10-04/13, art. 93, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D107. De ontvanger-griffier stelt de notulen op van de algemene vergaderingen en van de bestuursvergaderingen en ondertekent ze samen met de voorzitter.
Art. D108. Hij is verantwoordelijk voor de bewaring van de boeken, de stukken van comptabiliteit en beheer alsook het archief van de watering.
Art. D109.[1 De ontvanger-griffier legt deze bescheiden voor op ieder verzoek van de voorzitter, van het bestuur, van het Provinciecollege of van de provinciegouverneur.
Gedurende vijftien dagen vóór elke algemene vergadering kan ieder lid ter plaatse inzage nemen van de bescheiden betreffende de punten die aan de orde zijn.
Van het archief van de watering kan inzage worden genomen door eenieder op verzoek gericht aan de voorzitter.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 94, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D110.[1 Meent het bestuur dat een sanctie moet worden getroffen ten laste van de ontvanger-griffier, dan brengt het de zaak vóór de algemene vergadering. Deze hoort de belanghebbende. Zij kan hem voor één maand schorsen. Acht zij een strengere sanctie noodzakelijk, dan kan zij aan de gouverneur de schorsing voor meer dan een maand of de afzetting voorstellen.
De gouverneur beslist over het voorstel van het Provinciecollege.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 95, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D111. Is de ontvanger-griffier geschorst of verhinderd zijn ambt te vervullen, dan voorziet het bestuur in zijn tijdelijke vervanging.
Afdeling 4. - De wachters en de sluiswachters of sluismeesters.
Art. D112.[1 De wachters en sluiswachters worden door het bestuur benoemd, geschorst of uit hun ambt ontzet.
Het Provinciecollege kan ook de wachters en sluiswachters schorsen of uit hun ambt ontzetten, het bestuur van de watering gehoord.
Geen tuchtstraf wordt getroffen tenzij de belanghebbende vooraf gehoord is.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 96, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D113. Om wachter of sluiswachter te zijn, moet men meer dan 21 zijn en minder dan 65 jaar oud.
Art. D114. De wachters en sluiswachters leggen de eed af vóór de vrederechter van het kanton waarin de watering haar zetel heeft.
Art. D115.In processen-verbaal, [1 ...]1, stellen zij de overtredingen vast omschreven bij deze titel en bij het politiereglement van de watering.
In de wateringen waar geen wachter noch sluiswachter is, behoort die politiebevoegdheid aan de ontvanger-griffier.
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 97, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D116. Zij kunnen belast worden met de dienst van bode of dwangbeveldrager.
HOOFDSTUK III. - De belastingen ten behoeve van de wateringen.
Afdeling 1. - Het vestigen der belastingen.
Art. D117. Op al de erven binnen het gebied van de watering kan een belasting ten behoeve van de watering worden geheven op de grondslagen en volgens het onderscheid te bepalen bij het reglement.
Dit reglement mag het aandeel in de belasting differentieel onder de verschillende categorieën van erven vaststellen.
De belastingvoet wordt jaarlijks door de algemene vergadering vastgesteld.
Art. D118. Voor de betaling van de belasting, van de intresten en de kosten heeft de watering een hoofdelijke rechtsvordering tegen de eigenaars, erfpachters, opstalhouders, vruchtgebruikers en houders van een recht van gebruik van eenzelfde erf.
De mede-eigenaars van een erf zijn ook hoofdelijk gehouden.
Art. D119. Erfgenamen en erfopvolgers van een overleden schuldenaar zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de schuld.
Afdeling 2. - Wijze van invordering der belastingen.
Art. D120.[1 Het kohier van de belasting ten behoeve van de watering wordt elk jaar door de algemene vergadering opgemaakt en vastgesteld volgens de regels bepaald door het reglement.
Het wordt door het Provinciecollege uitvoerbaar verklaard.
Een aanvullend kohier kan door de algemene vergadering worden opgemaakt voor het heffen van buitengewone belastingen.
Bezwaren worden vóór de Regering gebracht binnen drie maanden na ontvangst van het aanslagbiljet, in de vormen en onder de voorwaarden bepaald bij de artikelen 25 tot 27 van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de Waalse gewestelijke belastingen.
Tegen de beslissingen over deze bezwaren door de Regering getroffen, mag men zich in verbreking voorzien overeenkomstig de bepalingen van artikel 28 van hetzelfde decreet.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 98, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D121.[1 De belasting moet betaald zijn binnen de termijnen vastgesteld door de algemene vergadering.
Het reglement voorziet in de betaling van een verwijlinterest.
De ontvanger-griffier is verantwoordelijk voor de belastingen die door zijn schuld niet binnen de gestelde tijd zijn geïnd. In afwachting van de inning kan hij door het Provinciecollege gedwongen worden persoonlijk het bedrag voor te schieten om de uitgaven van de watering te dekken, zonder uit dien hoofde op enige intrest aanspraak te hebben.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 99, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D122.Buitengewone belastingen kunnen over verscheidene dienstjaren verdeeld worden, met goedkeuring van [1 het Provinciecollege]1.
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 100, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D123.[1 De ontvanger-griffier volgt, voor de invordering van de belastingen, van de intresten en de kosten, de regels vastgesteld voor de invordering door het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de Waalse gewestelijke belastingen.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 101, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D124.[1 De kosten van dwangbevel en tenuitvoerlegging worden vastgesteld overeenkomstig het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de Waalse gewestelijke belastingen.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 102, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Afdeling 3. - Waarborgen voor de invordering der belasting.
Art. D125. De schuldenaren van de belasting ten behoeve van de watering staan in met hun in het gebied van de watering gelegen onroerende goederen en met al hun roerende goederen.
Art. D126. De gewone en buitengewone belastingen ten behoeve van de watering, de intresten en de kosten zijn gewaarborgd door een algemeen voorrecht op de inkomsten en op de roerende goederen van alle aard van de belastingplichtige en door een wettelijke hypotheek op al de hem toebehorende goederen in het gebied van de watering gelegen en die daarvoor vatbaar zijn.
Art. D127.Het voorrecht neemt rang onmiddellijk na dat hetwelk ingesteld is ten voordele van de Openbare Schatkist voor de invordering der directe belastingen, onverminderd artikel 13 van de wet van 5 juli 1871 en artikel 4 van de wet van 11 april 1895.
Het wordt uitgeoefend gedurende twee jaar te rekenen van de datum van de uitvoerbaarverklaring van het kohier.
Bij beslag op de inkomsten of goederen vóór het verstrijken van die termijn blijft het voorrecht behouden tot hun tegeldemaking.
Met beslag gelijkgesteld wordt het verzoek van de ontvanger-griffier bij [1 aangetekende zending]1 gedaan aan de pachters, huurders, ontvangers, agenten, huismeesters, notarissen, deurwaarders, griffiers, curators, vertegenwoordigers en andere bewaarnemers en schuldenaars van de inkomsten, sommen, waarden of roerende goederen om, op het bedrag van de fondsen of waarden die zij verschuldigd zijn of die zich in hun handen bevinden, ter ontlasting van de belastingplichtigen, te betalen tot beloop van al of een deel van de door de laatstgenoemden aan de watering verschuldigde belastingen.
De uitwerking van dit verzoek strekt zich uit tot de voorwaardelijke schuldvorderingen of die op termijn, op welk tijdstip ook zij opeisbaar worden.
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 103, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D128. § 1. De wettelijke hypotheek schaadt geenszins de vorige voorrechten en hypotheken.
§ 2. Zij neemt rang vanaf haar inschrijving.
Behalve wanneer de rechten van de watering in gevaar verkeren, mag de inschrijving slechts worden genomen vanaf het verstrijken van een termijn van zes maanden, ingaande op de datum van de uitvoerbaarverklaring van het kohier waarin de gewaarborgde belastingen zijn opgenomen.
§ 3. De hypotheek wordt ingeschreven op verzoek van de ontvanger-griffier belast met de invordering.
De inschrijving heeft plaats niettegenstaande verzet, betwisting of beroep op voorlegging van een door de ontvanger-griffier voor echt verklaard afschrift van het aanslagbiljet houdende vermelding van de datum van de uitvoerbaarverklaring van het kohier.
§ 4. Onverminderd de toepassing van artikel 87 van de wet van 16 december 1851 kan de inschrijving worden gevorderd voor een door de ontvanger-griffier in het borderel te bepalen bedrag dat de intresten en toebehoren, die vóór de vereffening van de aan de watering verschuldigde belasting zouden kunnen verschuldigd zijn, vertegenwoordigt.
§ 5. De ontvanger-griffier verleent handlichting in de administratieve vorm, zonder dat hij tegenover de hypotheekbewaarder gehouden is de betaling der verschuldigde sommen te verantwoorden.
§ 6. Zo de betrokkenen, alvorens de bedragen vereffend te hebben die door de wettelijke hypotheek gewaarborgd zijn, wensen al of een deel van bezwaarde goederen vrij te maken van hypotheek, dienen zij daartoe een verzoek in bij de ontvanger-griffier. Dit verzoek wordt ingewilligd zo de watering reeds voldoende zekerheid bezit of zo deze haar wordt gegeven voor het bedrag van hetgeen haar verschuldigd is.
§ 7. De kosten der hypothecaire formaliteiten in verband met de wettelijke hypotheek zijn ten laste van de belastingplichtige.
Afdeling 4. - De verjaringen.
Art. D129.Er is verjaring voor de invordering der belastingen, intresten en kosten na twee jaar te rekenen van de 1ste januari die volgt op het jaar waarin de belasting moet worden betaald.
(NOTA : wijziging bij art. 17 van DWG 2016-07-20/46 onmogelijk)
Art. D130.Onverminderd het bij [1 artikel D. 120]1 ingestelde beroep vervalt de eis tot teruggave van elke ten onrechte geïnde som, van rechtswege, na twee jaar, te rekenen van de betaling.
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 104, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D131.De termijn bepaald in de [1 artikelen D. 129 en D. 130]1 kan worden onderbroken op de wijze omschreven in artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek en door afstand te doen van het reeds verlopen gedeelte van de verjaringstermijn.
In geval van stuiting van de verjaring is een nieuwe verjaring, die op dezelfde wijze gestuit kan worden, verkregen twee jaar na de laatste akte of handeling waardoor de vorige verjaring gestuit indien er geen geding aanhangig is bij het gerecht is.
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 105, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
HOOFDSTUK IV. - De werken door de wateringen uit te voeren.
Art. D132.[1 § 1. De wateringen maken jaarlijks een staat van de werken op die gedurende het jaar uitgevoerd moeten worden voor het aanleggen, verbeteren, onderhouden en de kleine herstelling van de onbevaarbare waterwegen en van de verdedigings- of bevloeiingswerken van de watering.
Deze staat bevat een raming van de uitgaven en maakt een onderscheid tussen de :
1° bouw- en verbeteringswerken;
2° onderhouds- en kleine herstelwerken.
Het wordt vóór 1 april van het jaar waarin de werken moeten worden uitgevoerd, aan het Provinciecollege meegedeeld.
§ 2. Onderhouds- en kleine herstelwerken zijn werken die zich op regelmatige tijdstippen herhalen, en met name :
1° het schoonmaken van de zomerbedding van de onbevaarbare waterlopen van tweede en derde categorie, met inbegrip van de overwelfde vlakken, en namelijk de ruiming, het reprofileren alsook de inzameling van puin, takken, ijsblokken en grof materiaal;
2° het onderhoud en de verwijdering van vegetatie langs de oevers van de zomerbedding van de onbevaarbare waterlopen, namelijk door de verwijdering van struikgewas, het hakken, het kort snoeien, het snoeien van struiken, het verscheuren, de verwijdering van boomstronken, de aanplantingen, het losrukken van distels, het maaien en de vernietiging van invasieve planten;
3° het onderhouden, het kleine herstel en het verzekeren van de normale werking van de pompstations in verband met de onbevaarbare waterlopen, ongeacht of zij aan privaat- of publiekrechtelijke eigenaars toebehoren.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 106, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D133.[1 Onderhouds- en kleine herstelwerken kunnen door de wateringen worden uitgevoerd alleen na het voorwerp te hebben uitgemaakt van een voorafgaande aangifte.
De aangifte wordt per aangetekende brief met ontvangstbewijs of door elk middel dat vaste datum verleent of door afgifte tegen ontvangstbewijs aan de betrokken beheerder van de onbevaarbare waterloop van tweede of derde categorie verzonden.
De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van de aangifte.
De verklaring is niet ontvankelijk indien zij in strijd met het tweede lid is verzonden of afgegeven of indien de gegevens of documenten die krachtens het derde lid vereist zijn, ontbreken. Indien de aangifte niet ontvankelijk is, richt de betrokken beheerder een beslissing aan de watering waarin de onontvankelijkheidsgronden zijn opgenomen binnen 15 dagen te rekenen van de datum van ontvangst van de aangifte.
Indien de aangifte ontvankelijk is, stelt de betrokken beheerder de watering daarvan binnen vijfenveertig dagen na de datum van ontvangst van de aangifte in kennis en kan hij aanvullende voorwaarden stellen voor de uitvoering van de onderhouds- en kleine herstelwerken. Indien de aangifte niet binnen de termijn bedoeld in het vijfde lid wordt verzonden, wordt zij zonder aanvullende voorwaarden ontvankelijk geacht.
De aangever kan overgaan tot de uitvoering van de werken :
1° vijfenveertig dagen na de datum van ontvangst van de aangifte, indien deze overeenkomstig het vierde lid niet onontvankelijk is verklaard;
2° zestig dagen na de datum van ontvangst van de verklaring, indien de bevoegde overheid overeenkomstig het vijfde lid bijkomende voorwaarden stelt voor de uitvoering ervan.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 107, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D133/1. [1 De wateringen mogen alleen krachtens een toestemming van het Provinciecollege en onder de door hem gestelde voorwaarden de nodige bouw- en verbeteringswerken uitvoeren om een voor de landbouw gunstige waterhuishouding te bereiken en in stand te houden en de grond te beschermen tegen overstromingen.
De Regering kan de procedure voor het verlenen van de vergunning bedoeld in het eerste lid vastleggen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-10-04/13, art. 108, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D134.[1 De wateringen mogen, zonder voorafgaande vergunning, alle werken uitvoeren die niet zonder gevaar of schade uitgesteld kunnen worden, mits onmiddellijk hiervan kennis te geven aan het Provinciecollege alsook aan de bevoegde ambtenaar aangewezen door de Regering.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 109, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D134/1. [1 § 1. Aan de beslissingen die het Provinciecollege in uitvoering van artikel D. 133/1 moet nemen, gaat een openbaar onderzoek vooraf volgens de modaliteiten omschreven in Boek I van het Milieuwetboek.
§ 2. De Regering kan de in de eerste paragraaf bedoelde beslissingen ambtshalve of op het beroep van het bestuur van de watering of de provinciegouverneur herzien.
Het beroep wordt ingediend binnen vijftien dagen. Deze termijn loopt ten aanzien van de Gouverneur vanaf de datum van de beslissing en ten aanzien van het bestuur van de watering vanaf de datum van kennisgeving.
Het beroep van het bestuur van de watering wordt gedaan bij verzoekschrift aan de Regering, overhandigd aan de Gouverneur. Deze geeft er ontvangstbewijs van en zendt de stukken door aan de Regering.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-10-04/13, art. 110, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D135.[1 Het bestuur van de watering kiest de wijze waarop de opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten worden gegund en stelt de voorwaarden vast; het stelt de procedure in en gunt de opdracht.
Behoudens in de spoedeisende gevallen bedoeld in artikel 134 wordt de beslissing tot gunning van de opdracht onderworpen aan de goedkeuring van het Provinciecollege.
De goedkeuring wordt geacht te zijn verleend bij ontstentenis van betekening van een andersluidende beslissing binnen veertig dagen nadat de beslissing bij het Provinciecollege is ingekomen.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 111, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D136.De leden van het bestuur noch de ontvanger-griffier mogen, op straffe van afzetting en onverminderd de straffen gesteld bij artikel 245 van het Strafwetboek, enig belang, welk het ook zij, nemen of aanvaarden in de leveringen en werken die de watering aangaan.
Art. D137. De oplevering van de werken en materialen geschiedt onder de verantwoordelijkheid van het bestuur.
De processen-verbaal van oplevering worden, tot staving, gevoegd bij de definitieve betalingsmandaten uitgereikt door de voorzitter.
Art. D138.Om grond en ander materiaal uit te halen die nodig zijn voor de werken bedoeld in [1 artikel D. 134]1, mag de watering, tegen een voorafgaande billijke vergoeding aan de betrokken eigenaars en exploitanten, uitgravingen doen binnen haar gebied.
Onverminderd het bij artikel 134 bepaalde wijst de voorzitter, in overleg met de door de Regering aangewezen bevoegde ambtenaar, de plaats en de afmetingen aan van die uitgravingen derwijze dat ze geen schade kunnen doen aan het instandhouden van de verdedigingswerken.
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 112, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
HOOFDSTUK V. - De toezichtsmaatregelen en ambtshalve uitgevoerde werken.
Art. D139.[1 Onverminderd de bij artikel D. 93, 3°, opgelegde verplichtingen controleert het bestuur van de watering, ieder jaar in de loop van de maand maart of april en van de maand september, de stand van onderhoud van de verdedigings- of bevloeiingswerken van de watering.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 113, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D140.[1 Indien blijkt uit een verslag, opgemaakt door de bevoegde ambtenaar aangewezen door de Regering en waarvan kennis wordt gegeven door de Gouverneur zowel aan het bestuur van de watering als aan het Provinciecollege, dat voor het onderhoud en de veiligheid van een watering noodzakelijke werken verwaarloosd zijn, hoort het Provinciecollege het bestuur van de watering in bijzijn van de bevoegde ambtenaar en stelt in voorkomend geval een termijn vast binnen welke de algemene vergadering tot de uitvoering van de werken beslist.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 114, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D141.[1 Neemt de watering deze beslissing niet binnen de termijn bedoeld in artikel D.140, dan kan het Provinciecollege de nodige maatregelen treffen, in naam en voor de rekening van de watering, bij toepassing van artikel D. 77.
De Regering kan ook ambtshalve de uitvoering van de werken bevelen. In dit geval worden de nodige gelden door het Waalse Gewest voorgeschoten. Het Provinciecollege kan een dergelijke beslissing slechts nemen met voorafgaande toestemming van de Regering, behalve in het geval van werken waarvan de uitvoering niet zonder gevaar of schade kan worden uitgesteld.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 115, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D142.[1 Alle werken worden uitgevoerd onder het toezicht van de bevoegde ambtenaar aangewezen door de Regering. Deze ambtenaar is bovendien aanwezig bij de oplevering van de werken, behoudens wanneer het werken tot onderhoud of kleine herstelling betreft.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 116, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D143.[1 Wanneer het Provinciecollege verneemt dat een watering zonder de vereiste vergunningen of zonder inachtneming van de gestelde voorwaarden enig werk uitvoert of heeft uitgevoerd, en wanneer dit werk schadelijk blijkt voor het gewestelijke, provinciale of gemeentelijke belangen of voor de belangen van een andere watering, hoort het Provinciecollege op tegenspraak de betrokken besturen en de bevoegde ambtenaar aangewezen door de Regering en beveelt zij, zo nodig, dat de zaken in hun vorige staat worden hersteld. Zo de watering nalaat de bevelen van het Provinciecollege uit te voeren, mag deze te werk gaan overeenkomstig artikel 141.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 117, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D143/2. [1 De Regering kan de beslissingen bedoeld in de artikelen D. 140, D. 141 en D. 143, ambtshalve of op het beroep van het bestuur van de watering of de provinciegouverneur herzien. Het beroep wordt ingediend binnen vijftien dagen. Deze termijn loopt ten aanzien van de gouverneur vanaf de datum van de beslissing en ten aanzien van het bestuur van de watering vanaf de datum van kennisgeving. Het beroep van het bestuur van de watering wordt gedaan bij verzoekschrift aan de Regering, overhandigd aan de Gouverneur. Deze laatste geeft hem een ontvangstbewijs en maakt de stukken aan de regering over.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-10-04/13, art. 118, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D143/3. [1 Het beroep bij de Regering schorst de gevolgen van de beslissingen van het Provinciecollege. Evenwel heeft het beroep van de watering geen schorsende werking indien het Provinciecollege heeft bevolen dat zijn beslissing ondanks het beroep zal uitgevoerd worden en deze beslissing ter zake speciaal met redenen heeft omkleed. In dat geval komt de eventuele teruggave ten laste van het Gewest.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-10-04/13, art. 119, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D144.[1 § 1. Voor het invorderen van hetgeen hem verschuldigd is uit hoofde van de voorschotten die het Gewest heeft verstrekt, van de intresten en van de kosten, beschikt het Gewest tegen de watering over een burgerlijke rechtsvordering.
Deze voorschotten, intresten en kosten zijn gewaarborgd door een algemeen voorrecht op de inkomsten en de roerende goederen van alle aard van de watering en door een wettelijke hypotheek op alle goederen van de watering die daarvoor vatbaar zijn.
§ 2. Het voorrecht neemt rang onmiddellijk na het voorrecht dat ten gunste van de Openbare Schatkist ingesteld is voor de invordering van de directe belastingen. Het wordt uitgeoefend te rekenen van de dag waarop de in artikel 145 bedoelde termijn van drie maanden is verstreken.
Dit voorrecht blijft bestaan totdat de schuld aan het Gewest volledig is gedelgd. Bij beslag op de inkomsten of goederen vóór dat tijdstip, blijft het voorrecht tot de tegeldemaking van die inkomsten of goederen gehandhaafd. Met beslag wordt gelijkgesteld het verzoek van de Regering of de door haar daartoe gemachtigde ambtenaar, per aangetekende brief gedaan aan de pachters, huurders, ontvangers, agenten, huismeesters, notarissen, deurwaarders, griffiers, curators, vertegenwoordigers en andere bewaarnemers en schuldenaars van de inkomsten, sommen, waarden of roerende goederen om, op het bedrag van de fondsen of waarden die zij verschuldigd zijn of die zich in hun handen bevinden, ter ontlasting van de watering te betalen tot het beloop van alle of van een deel van de door de watering verschuldigde sommen.
De uitwerking van dit verzoek strekt zich uit tot de voorwaardelijke schuldvorderingen of die op termijn, op welk tijdstip zij ook opeisbaar worden.
§ 3. De wettelijke hypotheek schaadt geenszins de vroegere voorrechten en hypotheken. Zij neemt rang vanaf haar inschrijving.
De hypotheek wordt ingeschreven op verzoek van de Regering of de door haar daartoe gemachtigde ambtenaar, op overlegging van twee borderellen houdende, behalve vermelding van het betrokken ministerie of de betrokken watering, opgave van het bedrag waarvoor de inschrijving wordt gevorderd en speciale aanduiding van de aard en de ligging van elk der onroerende goederen waarop de hypotheek betrekking zal hebben. De Regering of de gemachtigd ambtenaar verleent handlichting in de administratieve vorm zonder dat hij, tegenover de hypotheekbewaarder, gehouden is de betaling van de verschuldigde sommen te verantwoorden.
De kosten van de hypotheekformaliteiten zijn ten laste van de watering.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 120, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D145.[1 Aan de watering wordt een termijn toegestaan om de voor de betaling nodige maatregelen te nemen. Deze termijn mag niet minder bedragen dan drie maanden ingaande op het tijdstip waarop het provinciecollege van de afrekening kennis geeft.
De Regering kan, naar omstandigheden, termijnbetaling toestaan. Ook kan zij, indien de omstandigheden zulks wettigen, een deel van de schuld kwijtschelden.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 121, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D146.Indien de watering, binnen de termijn in het vorige [1 artikel D. 145]1 gesteld, de nodige maatregelen niet heeft getroffen om, volgens de voorgestelde modaliteiten, de betaling te verzekeren van de schuldvordering van het Gewest, of indien later de watering aan haar verplichtingen te kort komt, heeft het Gewest het recht de inning van zijn schuldvordering tegen de watering te vervolgen zoals in domeinzaken.
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 122, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D147. Zowel vóór als na het instellen van de vervolgingen heeft het Gewest het recht tegen de watering maatregelen van bewaring voor de inning van zijn schuldvordering te nemen overeenkomstig de rechtsregelen in burgerlijke zaken.
Art. D148.[1 In gevallen als omschreven in artikel 146 mag het Gewest, ook met het oog op de terugbetaling van zijn schuldvordering, bij de watering stappen doen om haar er toe te brengen gewone of buitengewone belastingen ten behoeve van de watering in te voeren.
Blijft de watering in gebreke die belastingen in te voeren, dan kan het Gewest het Provinciecollege opdragen ze door een bijzondere commissaris te laten instellen overeenkomstig artikel D. 77.Het innen van deze belastingen, intresten en kosten wordt door de ontvanger-griffier vervolgd. Zo nodig kan de Regering voor het innen van die belastingen een gewestelijke ontvanger in de plaats stellen van de ontvanger-griffier.
In dit geval vervult de gewestelijke ontvanger alle formaliteiten in de plaats van de overheden van de watering. Hij boekt de geïnde bedragen als ontvangen, ter aflossing van de schuld van de watering.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 123, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D149.[1 Binnen de grenzen van de gebieden die onder de gelding van deze titel vallen, kunnen de beheerders van de onbevaarbare waterlopen elke maatregel voorschrijven en van ambtswege alle werken bevelen die voor het algemeen belang vereist zijn. Deze werken worden uitgevoerd door en op kosten van deze beheerders, onverminderd het verkrijgen van de vergunningen en machtigingen die krachtens andere wetgevingen vereist zijn.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 124, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D149/1. [1 Indien het gebied van een watering zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één provincie, wijst de Regering de provinciale overheden aan die bevoegd zijn om in overeenstemming met deze titel te handelen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-10-04/13, art. 125, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
HOOFDSTUK VI. - Verschillende bepalingen.
Art. D150. Ten opzichte van de particuliere eigendommen die buiten hun gebied gelegen zijn, maken de besturen van de wateringen gebruik van de erfdienstbaarheden omschreven bij de artikelen 15 tot 21 van het Veldwetboek, volgens de bij die bepalingen gestelde regelen.
Art. D151. Ten opzichte van de eigendommen die deel uitmaken van hun gebied beslissen de besturen van de wateringen over de noodzakelijkheid gebruik te maken van deze erfdienstbaarheden, en de rechterlijke overheid, aangewezen in artikel 21 van het Veldwetboek, is slechts bevoegd uitspraak te doen over het bedrag der verschuldigde vergoedingen.
Art. D152.Wanneer een watering verplicht is gebruik te maken van het domein van een andere watering voor doeleinden als omschreven bij de artikelen 15 tot 21 van het Veldwetboek, worden de ter zake getroffen overeenkomsten aan de goedkeuring [1 van het Provinciecollege]1 onderworpen.
Bij verschil van mening tussen de betrokken besturen doet [1 het Provinciecollege]1 uitspraak zowel over de noodzaak van de overwogen maatregelen als over de voorwaarden van uitvoering, daarin begrepen de vergoedingen.
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 126, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D153.[1 De Regering is bevoegd een algemeen politiereglement van de wateringen op te maken.
Overtredingen op de bepalingen van dit reglement behoren tot de vierde categorie in de zin van deel VIII van boek I van het Milieuwetboek.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 127, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D154. De Regering kan van deze titel afwijken ten behoeve van wateringen waarvan het gebied zich gedeeltelijk over een naburig land uitstrekt.
Art. D155.
<Opgeheven bij DWG 2018-10-04/13, art. 128, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
TITEL VII. - Bescherming van het water.
HOOFDSTUK I. - Bescherming van het oppervlaktewater.
Afdeling 1. - Doelstellingen inzake kwaliteit en beschermingszones.
Art. D156.§ 1. De Regering kan de algemene normen vaststellen voor de kwaliteitsdoelstellingen waaraan oppervlaktewater bestemd [1 ...]1, moet voldoen.
[1 De Regering kan voorzien in bijzondere normen voor de bepaling van de kwaliteitsdoelstellingen waaraan oppervlaktewateren voor welbepaalde gebruiken moeten voldoen.]1
Na advies [2 van de beleidsgroep Leefmilieu]2 wijst de Regering "beschermingszones" aan die door haar worden gewijzigd en afgebakend en waarin het oppervlaktewater, met name in verband met het gebruik of de bestemming hiervan, met bepaalde parametrische waarden in overeenstemming moet zijn.
Na advies [2 van de beleidsgroep Leefmilieu]2 en onverminderd de toepassing van de verplichte internationale normen en de algemene of sectorale wettelijke normen kan de Regering, voor in overeenstemming met lid één aangewezen en afgebakende beschermingszones gebiedende waarden en richtwaarden vaststellen.
Dezelfde gebiedende waarden en dezelfde richtwaarden worden, krachtens het tweede lid, vastgesteld voor alle beschermingszones waarvan het oppervlaktewater hetzelfde gebruik of dezelfde bestemming heeft. In verband met de omstandigheden die aan de desbetreffende zone eigen zijn kan de Regering evenwel gebiedende waarden en richtwaarden vaststellen voor een vastgestelde beschermingszone met afwijking van de normen die door haar voor andere zones van dezelfde aard zijn opgesteld.
Wanneer de grenzen van twee beschermingszones die in verband met verschillende gebruiksmogelijkheden of bestemmingen zijn aangewezen, samenvallen, moet het oppervlaktewater, voor wat de gemeenschappelijke parameters betreft, in overeenstemming zijn met de strengste parametrische waarden hetgeen zowel voor de richtwaarden als voor de gebiedende waarden geldt. In voorkomend geval is dezelfde regel voor het gedeelte van toepassing dat voor beide zones gemeenschappelijk is.
§ 2. Indien deze maatregel noodzakelijk is voor de inachtneming van vastgestelde parametrische waarden in een lager gelegen beschermingszone, kan de Regering, na advies [2 van de beleidsgroep Leefmilieu]2, hoger gelegen zones aanwijzen en afbakenen waarvan het oppervlaktewater met bepaalde parametrische waarden in overeenstemming moet zijn.
§ 3. De handhaving van de kwaliteit van het oppervlaktewater kan niet worden opgevat alsof dit een verplichting ten laste van het Gewest tot gevolg zou kunnen hebben, behoudens voor wat de gebiedende waarden van de doelstellingen inzake kwaliteit in de beschermingszones betreft; het Gewest is met name niet verplicht kunstwerken voor zuiveringsdoeleinden te bouwen. Zij is slechts verplicht de bouw hiervan te financieren binnen de grenzen vastgesteld door de regels ter verlening van subsidies, die krachtens onderhavig boek werden vastgelegd.
----------
(1)<DWG 2011-10-13/09, art. 10, 017; Inwerkingtreding : 18-11-2011>
(2)<DWG 2017-02-16/37, art. 39, 037; Inwerkingtreding : 04-07-2017>
Art. D157. De Regering stelt de inventaris op van de krachtens artikel 156 aangewezen zones en houdt deze inventaris bij.
Deze inventaris vermeldt :
1° de grenzen van iedere zone en zonegedeelte;
2° de parameters en de voor iedere zone vastgestelde parametrische waarden die voortvloeien hetzij uit de door de Regering genomen besluiten krachtens artikel 156, hetzij uit algemene of sectorale wettelijke normen, hetzij uit verplichte internationale normen.
De inventaris met de beschermingszones en de hoger gelegen zones, alsmede de bijwerkingen van deze inventaris, worden in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd, onverminderd de publicatie van de door de Regering genomen besluiten krachtens artikel 156 en de publicatie van de verschillende wettelijke of verplichte internationale normen in de beschermingszones en de hoger gelegen zones.
Art. D158. Wanneer in een beschermingszone wordt vastgesteld dat het oppervlaktewater niet met de gebiedende waarden in overeenstemming is, kan de Regering de nodige maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat dit water de vereiste kwaliteit terugkrijgt.
De Regering kan bovendien een bepaald gebruik van het water van de beschermingszone tijdelijk onderbreken indien de reglementering van dit gebruik onder de bevoegdheid van het Gewest valt. In het tegenovergestelde geval betekent de Regering aan de bevoegde autoriteit de redenen die een tijdelijke opschorting van de machtiging van dit gebruik zouden kunnen rechtvaardigen.
Afdeling 2. - Handelingen waarvoor een milieuvergunning of aangifte vereist kunnen worden.
Art. D159.[1 De milieuvergunning of de aangifte overeenkomstig de voorschriften bepaald bij het de decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning kan vereist worden voor :
1° elke lozing van afvalwater in gewoon oppervlaktewater, openbare rioleringen, afvalwatercollectoren of kunstmatige afvoerwateren;
2° elke tijdelijke of permanente storting van vervuilende stoffen op een plek waar ze door een natuurverschijnsel in oppervlaktewater of openbare rioleringen kunnen terechtkomen;
3° lozingen in gewoon oppervlaktewater bij het varen van boten;
4° de bouw van rottingsputten en gelijksoortige zuiveringssystemen;
5° waterwinplaatsen die niet gelegen zijn in een gebied waar water drinkbaar gemaakt kan worden.]1
----------
(1)<DWG 2014-12-12/02, art. 26, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 3. - Gecombineerde aanpak.
Art. D160. § 1. De stroomgebiedsoverheid draagt er zorg voor dat alle lozingen zoals bedoeld in paragraaf 2, in oppervlaktewateren worden beheerst overeenkomstig de in dit artikel uiteengezette gecombineerde aanpak.
§ 2. De stroomgebiedsoverheid draagt zorg voor de invoering en/of toepassing van :
1° de op de beste beschikbare techniek gebaseerde emissiebeheersingsmaatregelen, of
2° de toepasselijke emissiegrenswaarden, of,
3° in geval van diffuse effecten, de beheersingsmaatregelen, met inbegrip van de beste milieupraktijken, indien van toepassing,
die zijn vervat in :
1° het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;
2° richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater;
3° richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen;
4° de door de Regering vernoemde wetgevingen;
5° andere relevante wetgeving;
uiterlijk 22 december 2012, tenzij in de desbetreffende wetgeving anders bepaald.
§ 3. Wanneer op grond van een kwaliteitsdoelstelling of kwaliteitsnorm, vastgesteld overeenkomstig dit boek, of overeenkomstig andere wetgevende bepalingen strengere voorwaarden vereist zijn dan die welke zouden voortvloeien uit de toepassing van paragraaf 2, worden er dienovereenkomstig strengere emissiebeheersingsmaatregelen vastgesteld.
Afdeling 4. - Bijzondere beschermingsmaatregelen en statistieken.
Art. D161.Het is verboden :
1° vervuilende gassen, vloeistoffen die door de Regering zijn verboden, vaste afvalstoffen die [2 al dan niet]2 vooraf aan een mechanische verbrijzeling werden onderworpen of water dat dergelijke stoffen bevat in de openbare rioleringen, de verzamelleidingen [1 , het oppervlaktewater en de kunstmatige afvoerwegen]1 te brengen;
2° voorwerpen te werpen of neer te leggen in en andere stoffen dan afvalwater [2 in de openbare rioleringen, de verzamelleidingen, het oppervlaktewater en de kunstmatige regenwaterafvoerwegen te brengen;]2.
[2 3° afvalwater in de rioleringen en de verzamelleidingen te lozen dat textielvezels, minerale oliën, ontvlambare of ontplofbare producten, vluchtige oplosmiddelen, ontvlambare of ontplofbare opgeloste gassen of producten bevat die de vrijmaking van dergelijke milieu-onvriendelijke gassen of uitwasemingen kunnen veroorzaken en, in het algemeen, stoffen die het volgende kunnen veroorzaken :
a) gevaar voor het personeel dat de rioleringen en de zuiveringsinstallaties onderhoudt;
b) beschadiging of verstopping van de leidingen;
c) belemmering van de vlotte werking van de stuwings- en zuiveringsinstallaties;
d) ernstige vervuiling van het ontvangende milieu waarin de openbare riolering loost;
e) belemmering van de nuttige toepassing van het slib gegenereerd door het zuiveringsproces van het afvalwater;
4° water te lozen in de rioleringen en verzamelleidingen waarvan :
a) de pH hoger dan 9,5 of lager dan 6 is;
b) de temperatuur hoger is dan 45°C;
c) het gehalte aan zwevende stoffen hoger is dan 1 g/l;
d) de zwevende stoffen groter zijn dan 1 cm; deze stoffen mogen de werking van de opvang- en zuiveringsstations niet schaden vanwege hun structuur;
e) het gehalte aan met petroleumether extraheerbare stoffen hoger is dan 0,5 g/l;
5° behoudens milieuvergunning verleend op basis van een evaluatie in overleg met de erkende zuiveringsinstelling, de volgende wateren in de rioleringen en verzamelleidingen te lozen :
a) koelwateren;
b) bemalingswateren;
c) wateren geëxploiteerd voor de productie van warmte, kou of stroom.]2
----------
(1)<DWG 2007-11-07/39, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
(2)<DWG 2016-06-23/09, art. 11, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Art. D162. De Regering kan voorschriften opleggen met betrekking tot het onderhoud van de vijvers en andere watervlakken waarin zich geen stromend water bevindt met het oog op het verhoeden van de organische vervuiling die uit het ledigen of reinigen hiervan voortvloeit.
De Regering kan bovendien aan de overheden, belast met beheer van de straten en wegen, voorschriften opleggen ter aanvulling op de algemene normen voor wat het opvangen, bijeenbrengen, afvoeren en behandelen van het afvloeiwater betreft.
Art. D163. De Regering kan de lozingen in de binnenwateren reglementeren, afkomstig van de boten alsmede de maatregelen vaststellen, ertoe bestemd de vervuiling van het water in de binnenhavens te voorkomen.
Art. D164. De Regering kan de fabricage, de verkoop, het aanbod tot verkoop en het gebruik van producten reglementeren die, indien zij na gebruik in het rioleringswater of het oppervlaktewater terechtkomen, hetzij de vervuiling van het oppervlaktewater zouden kunnen veroorzaken, hetzij hierin de verschijnselen van zelfzuivering belemmeren, hetzij nadelig zouden kunnen zijn voor de werking van de installaties voor de zuivering van het afvalwater en de septische putten.
Art. D165. Wanneer individuele inlichtingen volstrekt noodzakelijk zijn voor het voorbereiden, het uitwerken of het uitvoeren van een reglementering inzake de bescherming van het oppervlaktewater tegen de vervuiling of voor het uitvoeren van de internationale verplichtingen, kan de Regering laten overgaan tot alle noodzakelijke onderzoekingen met het oog op het ter beschikking stellen van deze inlichtingen van de diensten van het Gewest die door haar worden aangeduid.
De ter gelegenheid hiervan bijeengebrachte individuele inlichtingen mogen slechts voor de volgende doeleinden worden gebruikt :
1° toepassing van de andere artikelen van onderhavig Boek en de reglementaire bepalingen krachtens deze genomen;
2° opstellen van de statistieken;
3° wetenschappelijke navorsingen in het domein van de bescherming van het leefmilieu, op voorwaarde dat de houder van de gegevens zich vooraf schriftelijk ten aanzien van de Regering ertoe heeft verbonden geen gegevens ruchtbaar te maken, door derden ruchtbaar te laten maken of te publiceren op een dusdanige manier waardoor individuele toestanden aan het licht zouden kunnen worden gebracht.
De Regering kan globale en anonieme statistieken publiceren, met uitsluiting van de gegevens waarvan, als gevolg van het beperkte aantal declaranten, de ruchtbaarmaking dusdanig van aard zou zijn dat hierdoor individuele toestanden aan het licht zouden kunnen worden gebracht.
Art. D166. Degene die, ongeacht te welke titel dan ook, in het bezit is van inlichtingen die industriële of handelsgeheimen zouden kunnen bevatten welke zijn bijeengebracht in uitvoering van onderhavig hoofdstuk, of van globale en anonieme statistieken die met behulp van deze inlichtingen zijn opgesteld en nooit door de Regering zijn gepubliceerd, mag deze inlichtingen, statistieken of informatie niet publiceren en deze al evenmin ter kennis brengen van niet-gekwalificeerde personen of diensten om er kennis van te nemen.
Behoudens indien er sprake is van een overtreding van onderhavig hoofdstuk, mogen deze inlichtingen, statistieken of informatie bovendien niet aan het licht worden gebracht in het geval beoogd door artikel 29 van het Wetboek van strafvordering en al evenmin in het geval van een getuigenis in rechte.
HOOFDSTUK II. - Bescherming van het grond- en water gebruikt voor de winning van tot drinkwater verwerkbaar water.
Afdeling 1. - Algemene maatregelen van bescherming.
Art. D167.Onverminderd de bepalingen met betrekking tot de wetgeving op de bescherming van het oppervlaktewater en met betrekking tot de afvalstoffen, neemt de Regering alle besluiten die noodzakelijk zijn om de concentratie van verontreinigende stoffen in het grondwater geleidelijk te verminderen en het tot drinkwater verwerkbaar oppervlaktewater, tegen verontreiniging te beschermen.
Zij kan met name het lozen of opslaan van stoffen die het grondwater en tot drinkwater verwerkbaar oppervlaktewater, kunnen verontreinigen, verbieden, reglementeren of aan milieuvergunning of aangifte onderwerpen.
[1 Onverminderd artikel D.170 is elke rechtstreekse lozing van verontreinigende stoffen in het grondwater verboden.
Onder rechtstreekse lozing in het grondwater wordt verstaan de lozing van verontreinigende stoffen in het grondwater zonder infiltratie door de bodem of ondergrond.]1
----------
(1)<DWG 2019-05-02/62, art. 4, 046; Inwerkingtreding : 31-08-2019>
Art. D167bis. [1 De personen die een boring of een uitrusting voor een put uitvoeren voor een latere waterwinning, voor de installatie van geothermische sondes, voor de geologische verkenning, de prospectie, het installeren van piëzometers, met uitsluiting van de inrichting van de putmond, beschikken over een erkenning.
De Regering organiseert de erkenning van de personen die een boring of een uitrusting voor een put uitvoeren voor een latere waterwinning, voor de installatie van geothermische sondes, voor de geologische verkenning, de prospectie, het installeren van piëzometers, met uitsluiting van de inrichting van de putmond. Zij bepaalt de voorwaarden, de criteria en de procedures voor de afgifte van de erkenning. Zij legt de regels vast voor de toekenning, de opschorting en de intrekking van de erkenning, evenals de geldigheidsduur van de erkenning.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2011-10-27/04, art. 87, 018; Inwerkingtreding : 09-03-2019>
Art. D168. De stroomgebiedsoverheid wijst binnen elk Waals stroomgebied alle waterlichamen aan die voor de onttrekking van tot drinkwater verwerkbaar water worden gebruikt en gemiddeld meer dan 10 m3 per dag leveren of meer dan 50 personen bedienen, alsmede de voor dat toekomstig gebruik bestemde waterlichamen.
De stroomgebiedsoverheid kan binnen elk Waals deelstroomgebied beginnen met het aanwijzen van alle waterlichamen die voor de onttrekking van voor menselijke consumptie bestemd water worden gebruikt en dagelijks gemiddeld meer dan 10 m3 per dag leveren of meer dan 50 personen bedienen, alsmede de voor dat toekomstig gebruik bestemde waterlichamen. Deze gegevens worden vervolgens samengevoegd en, in voorkomend geval, aangepast voor het aanwijzen, in elk Waals stroomgebied, van alle waterlichamen die voor de onttrekking van voor menselijke consumptie bestemd water worden gebruikt en gemiddeld meer dan 10 m3 per dag leveren of meer dan 50 personen bedienen, alsmede de voor dat toekomstig gebruik bestemde waterlichamen.
De stroomgebiedsoverheid monitor overeenkomstig artikel 19 de waterlichamen die gemiddeld meer dan 100 m3 per dag leveren. De stroomgebiedsoverheid draagt zorg voor de nodige bescherming van de aangewezen waterlichamen met de bedoeling de achteruitgang van de kwaliteit daarvan te voorkomen, teneinde het niveau van zuivering dat voor de productie van voor menselijke consumptie bestemd water is vereist, te verlagen.
Afdeling 2. - Handelingen waarvoor een milieuvergunning of aangifte vereist worden.
Art. D169.De milieuvergunning of de aangifte kan, met inachtneming van de voorschriften bepaald bij het decreet van 11 maart 1999 vereist worden voor :
1° winplaatsen van grondwater en tot drinkwater verwerkbaar water;
2° de waterwinplaatsen gelegen in een gebied voor tot drinkwater verwerkbaar water;
3° de aanvullingen en pogingen tot kunstmatige aanvulling van grondwater;
4° de vrijwillige overbrenging van grondwater tussen de stroomgebieden;
5° elke installatie en activiteit die een belangrijk negatief effect kunnen hebben, onderstrepen door de beschrijving van de effecten van de menselijke activiteit op de toestand van het water bedoeld in artikel 17.
De milieuvergunning voor een waterwinplaats bepaalt de rechten en verplichtingen van de houder ervan, met name de waterhoeveelheid die jaarlijks gewonnen mag worden. Zij bepaalt eventueel de piëzometrische grenzen, alsmede de perken en het stelsel van de wincapaciteit. Zij bevat eveneens de voorschriften voor de controle op de gewonnen waterhoeveelheid.
De Regering waarborgt een duurzame rationele exploitatie van het water en de billijke verdeling ervan onder de verschillende houders van een milieuvergunning voor een waterwinplaats.
[1 De Regering neemt de nodige maatregelen om een waterwinning te beperken of te verbieden die schadelijk is voor de levensvatbaarheid van het openbare distributienet of voor de kwaliteit van het door een verdeler verzorgde water.]1
----------
(1)<DWG 2019-05-02/62, art. 5, 046; Inwerkingtreding : 31-08-2019>
Art. D170.In afwijking van artikel 23, paragraaf 3, 11° kan een milieuvergunning of aangifte, met inachtneming van de voorschriften bepaald bij het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning vereist worden voor :
1° de herinjectie in dezelfde watervoerende laag van voor geothermische doeleinden gebruikt water;
2° de injectie van water dat stoffen bevat ingevolge exploratie- en winningsactiviteiten van koolwaterstoffen of mijnbouw, en injectie van water om technische redenen, in geologische formaties waaruit koolwaterstoffen of andere stoffen zijn gewonnen of in geologische formaties die van nature blijvend ongeschikt zijn voor andere doeleinden [1 op voorwaarde dat die injecties geen andere stoffen bevatten dan die welke het gevolg zijn van de hierboven genoemde activiteiten]1;
3° de herinjectie van uit mijnen en steengroeven gepompt grondwater of met civieltechnische bouw- of onderhoudswerkzaamheden geassocieerd grondwater;
4° de injectie van aardgas of vloeibaar petroleumgas (LPG) voor opslag in geologische formaties die van nature blijvend ongeschikt zijn voor andere doeleinden;
5° de injectie van aardgas of vloeibaar petroleumgas (LPG) voor opslag in andere geologische formaties indien het hoger belang van het waarborgen van de gasvoorziening zulks vereist en indien de injectie van dien aard is dat ieder onmiddellijk of toekomstig gevaar van verslechtering van de kwaliteit van ieder eventueel ontvangend grondwater wordt voorkomen;
6° civieltechnische en bouw- en constructiewerkzaamheden en soortgelijke werkzaamheden op of in de grond die in contact komen met grondwater;
7° lozingen van kleine hoeveelheden stoffen voor wetenschappelijke doeleinden, met het oog op karakterisering, bescherming of herstel van waterlichamen, welke beperkt blijven tot de hoeveelheden die strikt noodzakelijk zijn voor de nagestreefde doeleinden;
[2 8° injectie van kooldioxidestromen met het oog op opslag in geologische formaties die om redenen van hun aard blijvend ongeschikt zijn voor andere doeleinden, op voorwaarde dat dergelijke injecties plaatsvinden [3 overeenkomstig het Wetboek van het beheer van de ondergrondse rijkdommen of buiten de werkingssfeer van dat Wetboek krachtens artikel D.VI.11 ervan]3;]2
op voorwaarde dat die lozingen niet verhinderen dat de voor dat grondwaterlichaam vastgestelde milieudoelstellingen worden bereikt.
----------
(1)<DWG 2011-10-13/09, art. 11, 017; Inwerkingtreding : 18-11-2011>
(2)<DWG 2013-07-10/39, art. 42, 023; Inwerkingtreding : 13-09-2013>
(3)<DWG 2024-03-14/32, art. 14, 067; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Afdeling 3. - Winningszones.
Onderafdeling 1. - Waterwinningszones.
Art. D171. § 1. De Regering bepaalt :
1° de grenzen van de waterwinningszones alsmede de procedure voor de afbakening van die zones;
2° de gevallen waarin een wijziging van de waterwinningszones is vereist.
§ 2. In geval van winning van tot drinkwater verwerkbaar water dat bestemd is om via leidingnetten te worden geleverd voor gemeenschappelijk verbruik, is de houder van de milieuvergunning voor een waterwinplaats verplicht een zakelijk recht te verkrijgen dat hem in staat stelt in het genot te treden van de binnen het waterwingebied gelegen onroerende goederen, behalve als het Gewest er eigenaar van is.
De Regering wordt gemachtigd verder te onteigenen ten einde de onteigende goederen voor de inrichting van de waterwinningszone te bestemmen.
Onderafdeling 2. - Voorkomingszones.
Art. D172. § 1. De Regering bepaalt de winplaatsen van water die voor een voorkomingszone in aanmerking komen.
§ 2. De voorkomingszone wordt vastgelegd en afgebakend door de Regering [1 na een openbaar onderzoek volgens de modaliteiten van Boek I van het Milieuwetboek]1.
De Regering bepaalt de modaliteiten inzake vestiging van de voorkomingszones.
----------
(1)<DWG 2007-05-31/46, art. 24, 005; Inwerkingtreding : 08-03-2008>
Art. D173. Onverminderd de bepalingen met betrekking tot de wetgeving op de bescherming van het oppervlaktewater tegen verontreiniging en met betrekking tot de afvalstoffen kan de Regering binnen de voorkomingszones verbieden, reglementeren of aan milieuvergunning of aangifte onderwerpen : het vervoeren, opslaan, deponeren, afvoeren, ingraven, storten en uitstrooien van stoffen die het water kunnen verontreinigen en alle kunstwerken, activiteiten, werken, beplantingen en installaties, alsook wijzigingen van de bodem en van de ondergrond die het water verontreinigen.
Art. D174.§ 1. Wanneer als gevolg van een maatregel genomen in uitvoering van artikel 173, gebouwen, inrichtingen, werken, kunstwerken of beplantingen moeten worden gebouwd, verbouwd of gesloopt, of wanneer werkzaamheden moeten worden stopgezet, beperkt of omgeschakeld, is de houder van de milieuvergunning, bij gebreke aan tegemoetkoming van de Regering krachtens artikel 178 of krachtens de wetgeving betreffende de afvalstoffen, ertoe gehouden de daaruit voortvloeiende rechtstreekse en materiële schade te vergoeden.
Het eerste lid is slechts van toepassing op de bestaande gebouwen, inrichtingen, werken, kunstwerken en beplantingen en [1 op de dag van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit betreffende de oprichting van een voorkomingsgebied, behoudens door de Regering toegestane afwijking]1 uitgeoefende werkzaamheden.
§ 2. Wanneer overeenkomstig § 1 verschillende houders van de milieuvergunning verplicht zijn een vergoeding te storten, betalen zij hun aandeel daarin naar rata van de waterhoeveelheden bepaald in de milieuvergunning.
Elke nieuwe houder van de milieuvergunning die zich in een afgebakende voorkomingszone vestigt, wordt ertoe gehouden de houders van de afgegeven milieuvergunningen of het Gewest een deel van het bedrag van de door hen betaalde vergoedingen terug te betalen.
De Regering bepaalt de berekeningsregelen en de terugbetalingsmodaliteiten.
§ 3. [2 Met toepassing van artikel D.288, § 2, 1°,]2 kan de Regering optreden en de verschillende percentages van haar tegemoetkoming in de vergoeding van de in § 1 bedoelde maatregelen vaststellen, rekening houdend met de hydrogeologische situatie van de voorkomingszone.
----------
(1)<DWG 2007-11-07/39, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
(2)<DWG 2017-01-19/09, art. 10, 035; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. D174bis. [1 Binnen een bepaald voorkomingsgebied, voor een waterwinning waarvan de houder een verdeler is, is elke nieuwe waterwinning verboden, behoudens milieuvergunning verleend of een besluit genomen krachtens artikel 4 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning op basis van een evaluatie in overleg met de verdeler die houder is van de waterwinning waarop het afbakeningsbesluit betrekking heeft, van de geschiktheid van de nieuwe waterwinning ten opzichte van de mogelijke alternatieven die geen bijkomend risico inhouden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2016-06-23/09, art. 12, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Onderafdeling 3. - Toezichtszones.
Art. D175.§ 1. De Regering kan toezichtszones vaststellen en afbakenen waarvan zij de vestigingsmodaliteiten [1 na een openbaar onderzoek volgens de modaliteiten van Boek I van het Milieuwetboek]1bepaalt.
§ 2. De artikelen 173 en 174 zijn van toepassing op de toezichtszones.
[2 ...]2
§ 3. [2 ...]2
----------
(1)<DWG 2007-05-31/46, art. 25, 005; Inwerkingtreding : 08-03-2008>
(2)<DWG 2017-01-19/09, art. 11, 035; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Afdeling 4. - Bijzondere maatregelen.
Art. D176. Wanneer individuele inlichtingen noodzakelijk zijn voor de voorbereiding, de uitwerking of de uitvoering van een reglementering inzake bescherming, van het grondwater tegen verontreiniging of voor de uitvoering van de in § 2 bedoelde internationale verplichtingen, kan de Regering elk onderzoek uitvoeren dat noodzakelijk is ten einde die inlichtingen ter beschikking te stellen van de diensten van het Gewest die zij aanwijst.
De bij die gelegenheid verzamelde individuele inlichtingen mogen alleen voor de volgende doeleinden worden gebruikt :
1° toepassing van de andere artikelen van dit deel;
2° opmaken van statistieken;
3° wetenschappelijk onderzoek inzake bescherming van het leefmilieu, voor zover de bezitter van de gegevens zich er ten opzichte van de Regering vooraf schriftelijk toe verbindt noch die gegevens te verspreiden of door derden te laten verspreiden noch te publiceren op zulke manier dat individuele toestanden onthuld zouden kunnen worden.
Afdeling 5. [1 - Bescherming van tot drinkwater verwerkbaar water [2 ...]2]1
----------
(1)
Art. D176bis.[1 Om de kwaliteit van het water te beschermen en in het kader van haar opdracht inzake de bescherming van het tot drinkwater verwerkbaar water:
1° worden de volgende maatregelen door de "S.P.G.E." georganiseerd en uitgevoerd:
a) maatregelen ter bescherming van de winningen van tot drinkwater verwerkbaar water, bestemd voor openbare distributie, door de tenuitvoerlegging van:
(1) studies om de preventie- en toezichtsgebieden rond de winningen van tot drinkwater verwerkbaar water af te bakenen;
(2) preventieve acties binnen de preventie- en toezichtgebieden rond de winningen van tot drinkwater verwerkbaar water;
(3) noodwerkzaamheden ter bestrijding van toevallige verontreiniging die de winningen van tot drinkwater verwerkbaar water zouden kunnen bereiken;
(4) alternatieve oplossingen voor de bescherming van tot drinkwater verwerkbaar water;
(5) winningsovereenkomsten;
(6) maatregelen ter bestrijding van toevallige en diffuse verontreiniging;
b) algemene maatregelen ter bescherming van tot drinkwater verwerkbare watervoorraden, namelijk:
(1) het sluiten van grondwaterovereenkomsten op het niveau van grondwaterlichamen;
(2) het zorgen voor een wetenschappelijk toezicht, de ontwikkeling van oproepen tot het indienen van projecten en innovatieve oplossingen op het gebied van de bescherming van hulpbronnen;
(3) het opmaken van een communicatieplan om de hulpbronnen te beschermen;
(4) de deelname aan de financiering van de maatregelen ter vervulling van de landbouwfunctie bedoeld in artikel D.1, § 2, 1°, van het Waals Landbouwwetboek;
c) maatregelen voor de opvang en behandeling van afvalwater, bij voorrang in de preventie- en toezichtgebieden van de winningen van tot drinkwater verwerkbaar water en in grondwaterlichamen in slechte toestand;
2° kan de "S.P.G.E." zich verenigen of samenwerken met partners uit de openbare of de privé-sector in het kader van een partnerschap waardoor financiële, menselijke of materiële middelen gezamenlijk ingeschakeld kunnen worden voor de bestrijding van toevallige en diffuse vervuilingen om de grondwater- en oppervlaktewaterlichamen te beschermen.
Dat partnerschap wordt uitgeoefend ofwel door het sluiten van een partnerschapsovereenkomst, ofwel door de deelneming van de "S.P.G.E." in een juridisch afzonderlijke instelling volgens de door de Regering goedgekeurde modaliteiten opgenomen in de beheersovereenkomst van de "S.P.G.E.";
3° maakt de "S.P.G.E." jaarlijks een verslag van de activiteiten inzake bescherming van tot drinkwater verwerkbaar water en van algemene maatregelen inzake bescherming van de watervoorraden aan de Regering over;
4° wordt minstens vijftig procent van de door de "S.P.G.E." ontvangen inkomsten voor de bescherming van tot drinkwater verwerkbaar water als bedoeld in de artikelen [2 D.254, § 2]2 en D.288, § 1, bestemd voor de financiering van punt 1°, a) en b), volgens de modaliteiten bepaald in de beheersovereenkomst van de "S.P.G.E.".
In het kader van het eerste lid, 1°, a), (3), kan de "S.P.G.E." de voorgeschoten bedragen terugvorderen volgens het beginsel "de vervuiler betaalt".]1
----------
(1)<DWG 2019-05-02/62, art. 7, 046; Inwerkingtreding : 31-08-2019>
(2)<DWG 2021-11-12/09, art. 2, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK III. - Territoriale bevoegdverklaring.
Art. D177.Om de waterkwaliteit te beschermen, kan de Regering alle nodige maatregelen treffen om het gebruik van stoffen te reglementeren zoals organische of meststoffen die in het kader van landbouwactiviteiten worden uitgestrooid.
Hiervoor kan ze o.a. :
1° zones aanduiden die een beschermingsstatuut kunnen krijgen in functie van de bijzondere milieubelasting die ze ondergaan [1 na een openbaar onderzoek volgens de modaliteiten van Boek I van het Milieuwetboek]1;
2° programma's voorzien om de uitstrooiingen bedoeld in dit artikel te beperken [1 na een openbaar onderzoek volgens de modaliteiten van Boek I van het Milieuwetboek]1;
[2 3° de laboratoria erkennen die belast worden met de grondanalyses om er de potentieel uitspoelbare stikstof, afgekort APL, te kwantificeren, of die belast worden met het uivoeren van een stikstofprofiel van de grond;]2
[2 4° de modaliteiten vastleggen volgens welke de landbouwer aantoont dat de infrastructuren voor de opslag van teelteffluenten in zijn landbouwbedrijf voldoen aan de voorschriften waarin de in 2° bedoelde beschermingsprogramma's voorzien, alsook de procedure en de modaliteiten tot afgifte van de conformiteitsattesten betreffende de opslag van teelteffluenten en de autoriteit die daarvoor instaat.]2
----------
(1)<DWG 2007-05-31/46, art. 26, 005; Inwerkingtreding : 08-03-2008>
(2)<DWG 2014-12-12/02, art. 27, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D177bis. [1 De Regering bepaalt de modaliteiten voor de opvolging door middel van metingen van potentieel uitspoelbare stikstof, voor de overeenstemming van de in kwetsbare gebieden gelegen landbouwbedrijven met de goede landbouwpraktijken die nodig zijn om het water te beschermen tegen nitraatverontreiniging uit agrarische bronnen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-06/14, art. 7, 045; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
TITEL VIII. - Financiering van het beheer van de natuurlijke cyclus.
Art. D178. De Regering kan subsidies aan de ondernemingen toekennen die een uitzonderlijk hoge financiële last dragen om te voldoen aan de voorwaarden waarop hen een milieuvergunning is verleend.
De Regering stelt de regels vast volgens dewelke deze subsidies worden toegekend.
De Regering kan subsidies aan de ondernemingen toekennen die tot één of tot verscheidene industriële sectoren behoren welke navorsingen en tests hebben ondernomen of gaan ondernemen teneinde hetzij een minder vervuilende fabricagewerkwijze te ontdekken, hetzij een doeltreffender werkwijze voor zuivering.
De Regering bepaalt de voorwaarden voor de toekenning van deze subsidies.
Art. D179. Er wordt een wetenschappelijke en technische dienst van het water opgericht die de navorsingen en de verspreiding van de resultaten inzake de bescherming van het oppervlaktewater coördineert; deze dienst oriënteert de navorsingen in de nieuwe domeinen, met name afhankelijk van de voorstellen die aan deze dienst door de [1 saneringsinstellingen]1 worden gedaan.
----------
(1)<DWG 2007-11-07/39, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
DEEL III. - Beheer van de antropogene watercyclus.
TITEL I. - Fasen van de antropogene watercyclus.
HOOFDSTUK I. - Waterproductie en -verdeling.
Afdeling 1. - Voor menselijke consumptie bestemd water.
Onderafdeling 1. [1 - Doelstellingen en bevoegdverklaringen]1
----------
(1)
Art. D180.[1 § 1. De Regering neemt de nodige maatregelen om de gezondheid en de zuiverheid van het water bestemd voor menselijke consumptie te garanderen; deze maatregelen zijn gebaseerd op het voorzorgsprincipe en leiden in geen geval, rechtstreeks of onrechtstreeks, tot een verslechtering van de huidige kwaliteit van het voor menselijke consumptie bestemde water, voor zover dit een invloed kan hebben op de bescherming van de menselijke gezondheid, of dat de verontreiniging van het voor de drinkwaterproductie bestemde water toeneemt.
§ 2 Onverminderd de artikelen D.183, § 1, en D.184, en het Sociaal Waterfonds, neemt de Regering, rekening houdend met lokale, regionale en culturele perspectieven en omstandigheden met betrekking tot de waterdistributie, de nodige maatregelen om de toegang voor iedereen tot voor menselijke consumptie bestemd water te verbeteren of te behouden, in het bijzonder voor kwetsbare en gemarginaliseerde groepen.
Daartoe moet de Regering :
1А de mensen identificeren die geen of beperkte toegang hebben tot water bestemd voor menselijke consumptie, met inbegrip van kwetsbare en gemarginaliseerde groepen, en de redenen hiervoor;
2А de mogelijkheden beoordelen om de toegang tot water voor deze mensen te verbeteren;
3А deze mensen informeren over de mogelijkheden om zich aan te sluiten op een distributienetwerk of op een andere manier toegang te krijgen tot water bestemd voor menselijke consumptie;
4А neemt de maatregelen die zij nodig en gepast acht, met inbegrip van het toekennen van subsidies, binnen de grenzen van haar bevoegdheden, om de toegang tot water bestemd voor menselijke consumptie voor kwetsbare en gemarginaliseerde groepen te waarborgen; binnen dit kader kan de Regering een projectoproep lanceren ter ondersteuning van nieuwe collectieve maatregelen ontwikkeld door lokale entiteiten, openbare lichamen of andere rechtspersonen die actief zijn in de bescherming van kwetsbare en gemarginaliseerde personen. De subsidie bedraagt maximaal 50% van de kosten voor aankopen, werkzaamheden en erelonen.
De subsidiabele uitgaven hebben betrekking op de installatie van een waterfontein voor menselijke consumptie of andere uitrusting die toegang geeft tot water bestemd voor menselijke consumptie op door de overheid aangewezen openbare plaatsen. Deze uitgaven kunnen door geen enkel ander subsidiemechanisme worden gedekt. De overheid bepaalt de voorwaarden en de procedure voor deze projectoproepen.
§ 3. De Regering zorgt ervoor dat passende en actuele informatie over voor menselijke consumptie bestemd water beschikbaar is volgens de procedures die zij bepaalt, met inachtneming van de regels die van toepassing zijn op de bescherming van gegevens.]1
----------
(1)<DWG 2023-04-20/18, art. 4, 061; Inwerkingtreding : 05-10-2023>
Art. D181.[1 § 1. Onverminderd de andere bevoegdheden waarin deze afdeling voorziet, en gelet op de doelstellingen van artikel D.180, kan de regering :
1А de kwaliteitsnormen vastleggen voor water bestemd voor menselijke consumptie in termen van parametrische, microbiologische en chemische waarden, evenals indicatorparameters voor controledoeleinden;
2А de punten bepalen waarop voldaan wordt aan de kwaliteitsnormen voor water bestemd voor menselijke consumptie;
3А de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de levering, de behandeling en de distributie van water bestemd voor menselijke consumptie onderworpen worden aan een risicogebaseerde aanpak die de hele toeleveringsketen omvat, van het stroomgebied tot het punt van naleving, met inbegrip van de onttrekking, de behandeling, de opslag en de distributie van water;
4А de nodige maatregelen nemen om de risico's te evalueren die verbonden zijn aan de waterwinningsgebieden voor de onttrekkingspunten van voor menselijke consumptie bestemd water en om die risico's te beheren;
5А de nodige maatregelen nemen om de risico's te beoordelen en te beheren die verbonden zijn aan elk leveringssysteem, met inbegrip van de onttrekking, de behandeling, de opslag en de distributie van water bestemd voor menselijke consumptie tot op het distributiepunt;
6А de parameterwaarden voor de monitoring vastleggen en de nodige maatregelen nemen om de risico's te beoordelen die verbonden zijn aan de private distributie-installaties, onder meer op prioritaire locaties die zij bepaalt, en de relevante vereisten vastleggen voor de bemonsteringspunten met het oog op de monitoring van deze parameters;
7А minimumvereisten vaststellen voor chemische behandelingsmiddelen en filtermedia die in contact komen met water bestemd voor menselijke consumptie, zodat water dat ter beschikking van de consument wordt gesteld, voldoet aan de vereisten van dit hoofdstuk;
8А de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water regelmatig wordt gecontroleerd;
9А de procedures bepalen voor corrigerende maatregelen en gebruiksbeperkingen bij niet-naleving van de kwaliteitsnormen voor water bestemd voor menselijke consumptie.
De beoordeling en het beheer van de risico's die verbonden zijn aan waterwinningsgebieden van ontrekkingspunten van voor menselijke consumptie bestemd water worden uiterlijk op 12 juli 2027 voor het eerst uitgevoerd. Deze risicobeoordeling en dit risicobeheer worden met regelmatige tussenpozen van niet meer dan zes jaar opnieuw bezien, rekening houdend met de in artikel D.168 vastgestelde vereisten, en zo nodig bijgewerkt. Deze beoordeling wordt uitgevoerd volgens de onttrekkingspunten, per grondwaterlichaam of per oppervlaktewaterlichaam in het kader van de stroomgebiedbeheerplannen waarnaar wordt verwezen in artikel D.24, Ї 3.
De Regering kan de overeenkomstig de artikelen D.17, D.17-1, D.17-2 en D.168 verzamelde informatie gebruiken om winningsgebieden voor onttrekkingspunten te karakteriseren en gevaren en gevaarlijke gebeurtenissen op te sporen. De Regering kan de monitoring die wordt uitgevoerd overeenkomstig de artikelen D.19 en D.168 of andere relevante wetgeving van de Europese Unie die zij bepaalt, gebruiken voor passende monitoring in het kader van de beoordeling van risico's in oppervlaktewater of grondwater of beide, met inbegrip van de opsporing van nieuwe stoffen die schadelijk zijn voor de menselijke gezondheid ten gevolge van het gebruik van voor menselijke consumptie bestemd water.
De Regering bepaalt de voorwaarden waaronder de betrokken waterleveranciers toegang kunnen krijgen tot de resultaten die zijn verkregen in het kader van de passende controle die met het oog op de risicobeoordeling wordt uitgevoerd.
De beoordeling en het beheer van de risico's die verbonden zijn aan bevoorradingssystemen worden uiterlijk op 12 januari 2029 voor het eerst uitgevoerd. Deze risicobeoordeling en dit risicobeheer worden met regelmatige tussenpozen van niet meer dan zes jaar opnieuw bezien, en zo nodig bijgewerkt.
De risicobeoordeling voor private distributie-installaties wordt uiterlijk op 12 januari 2029 voor het eerst uitgevoerd. Deze risicobeoordeling wordt elke zes jaar herzien en indien nodig bijgewerkt.
De in de leden 2 tot en met 6 genoemde termijnen beletten de Regering niet ervoor te zorgen dat maatregelen worden genomen zodra de risico's zijn geяdentificeerd en beoordeeld.
§ 2. De regering beoordeelt de niveaus van waterlekkage op het grondgebied aan de hand van een geschikte methode en de mogelijkheden om de vermindering van waterlekkage te verbeteren. Het legt de voorwaarden vast door middel van een actieplan dat een reeks maatregelen vastlegt die moeten worden genomen om deze lekken te verminderen, afhankelijk van het geval, door de leveranciers of door de beheerders van de wegen waaronder de pijpleidingen zich bevinden.
De Regering is bevoegd om het begrip waterlek te definiëren.]1
----------
(1)<DWG 2023-04-20/18, art. 5, 061; Inwerkingtreding : 05-10-2023>
Onderafdeling 2. - Toepassingsgebied.
Art. D182.[1 Art. R.41-12. § 1. In de zin van deze afdeling wordt verstaan onder:
1А "door de Regering aangewezen dienst": de Directie Grondwater van de Afdeling Milieu en Water van de Waalse Overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke Rijkdommen en Leefmilieu;
2А "gevaar": een biologisch, chemisch, fysisch of radiologisch agens in het water, of een ander aspect van de toestand van het water, dat de gezondheid van de mens kan schaden.
§ 2 Deze sectie is van toepassing op al het water dat bestemd is voor menselijke consumptie, met uitzondering van :
1А natuurlijk mineraalwater dat als dusdanig erkend is overeenkomstig het koninklijk besluit van 8 februari 1999 betreffende natuurlijk mineraalwater en bronwater;
2А geneeskrachtige wateren in de zin van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen voor menselijk gebruik;
3А voor menselijke consumptie bestemd water uit een individuele bron dat gemiddeld minder dan tien m3 per dag levert of dat minder dan vijftig personen levert, tenzij het wordt geleverd in het kader van een commerciыle, toeristische of openbare activiteit.
§ 2. De waterleveranciers bedoeld in paragraaf 2, 3А, zorgen ervoor dat de betrokken bevolking op de hoogte wordt gebracht van de vrijstelling bedoeld in paragraaf 2 en van elke maatregel die genomen kan worden om de menselijke gezondheid te beschermen tegen de nefaste gevolgen van verontreiniging van het voor menselijke consumptie bestemde water.
Wanneer bovendien blijkt dat de kwaliteit van dit water een potentieel gevaar vormt voor de menselijke gezondheid, geven ze de betrokken consumenten snel het gepaste advies.
§ 4. Waterleveranciers die gemiddeld minder dan tien m3 water per dag leveren of die minder dan vijftig personen bedienen in het kader van een commerciыle, toeristische of openbare activiteit, zijn eveneens onderworpen aan de verplichtingen, vermeld in artikel D.181, Ї 1, aan de bepalingen, vermeld in de artikelen D.183 en D.184, alsook aan de bepalingen, vermeld in de artikelen D.188 tot en met D.192, en aan de bepalingen krachtens deze artikelen. Zij zijn echter niet onderworpen aan de bepalingen van deze afdeling die betrekking hebben op de beoordeling en het beheer van de risico's voor de gezondheid van het water en die zijn vastgesteld krachtens artikel D.181, Ї 1, eerste lid, 3А tot en met 6А.
§ 5. In het geval van levering door een alternatieve of aanvullende bron voor het water dat wordt geleverd door een distributienetwerk, moet de eigenaar zorgen voor een volledige scheiding, zonder fysieke verbinding, van de twee leveringscircuits.]1
----------
(1)<DWG 2023-04-20/18, art. 6, 061; Inwerkingtreding : 05-10-2023>
Onderafdeling 3. - Verplichtingen van de leverancier.
A. Algemene verplichtingen.
Art. D183.[1 Ї 1. Als het water niet zuiver en proper is, mag het niet worden geleverd voor menselijke consumptie.
Onverminderd artikel D.192 wordt water bestemd voor menselijke consumptie als zuiver en proper beschouwd als aan alle volgende eisen wordt voldaan:
1А dit water geen aantal of concentratie micro-organismen, parasieten of stoffen bevat die een potentieel gevaar vormen voor de menselijke gezondheid;
2А dit water voldoet aan de door de Regering overeenkomstig artikel D.181, Ї 1, eerste lid, 1А, vastgestelde parameterwaarden voor de chemische en microbiologische parameters.
Met betrekking tot indicatorparameters worden parameterwaarden uitsluitend ingesteld voor controledoeleinden en om te voldoen aan de vereisten van artikel D.188 en D.190.
4. De regering stelt waarden vast voor aanvullende parameters die niet zijn opgenomen in de krachtens de leden 2 en 3 vastgestelde parameters, indien de bescherming van de volksgezondheid zulks vereist. De vastgestelde waarden voldoen minimaal aan de eisen van paragraaf 2, 1).
Ї 2 Onverminderd artikel D.193bis, voldoen de leveranciers aan de andere maatregelen, eisen of procedures die door de Regering krachtens artikel D.181, Ї 1, zijn vastgesteld.
Ї 3 De Regering bepaalt de procedure die moet worden gevolgd bij een incident dat de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water aantast.
Het geeft aan welke overheidsinstanties verantwoordelijk zijn voor het optreden en welke maatregelen de leveranciers minimaal moeten nemen om gevaar voor de consument te voorkomen en de gezondheid en zuiverheid van het water te herstellen.]1
----------
(1)<DWG 2023-04-20/18, art. 7, 061; Inwerkingtreding : 05-10-2023>
Art. D184.[1 Ї 1. Aan de overeenkomstig artikel D.183, Ї 1, vastgestelde parameterwaarden wordt voldaan op het punt waar :
1А voor water bestemd voor menselijke consumptie geleverd door een distributienetwerk, op het punt waar, binnen gebouwen of in een inrichting, het water de kranen verlaat die normaal worden gebruikt voor water bestemd voor menselijke consumptie;
2А voor water bestemd voor menselijke consumptie geleverd uit een tankwagen of tankschip, op het punt waar het water de tankwagen of het tankschip verlaat;
3А voor water bestemd voor menselijke consumptie in flessen of verpakkingen, in geval van panne van het distributienet wegens niet-naleving van de parameterwaarden of panne van het net geregistreerd overeenkomstig artikel D.190, op het punt waar het water wordt verpakt in flessen of verpakkingen.
Ї 2. Onverminderd de risicobeheersmaatregelen met betrekking tot de private distributie-installatie op de prioritaire plaatsen bepaald door de Regering, wordt de leverancier geacht zijn verplichtingen onder de artikelen D.183, Ї 1, en D.190, Ї 2, te hebben vervuld wanneer kan worden vastgesteld dat de niet-naleving van de parameterwaarden te wijten is aan de private distributie-installatie of het onderhoud ervan.
Ї 3 Onverminderd artikel D.193bis, wanneer het risico bestaat dat het water niet voldoet aan de overeenkomstig artikel D.183, Ї 1, vastgestelde parameterwaarden, moet de leverancier :
1А passende maatregelen nemen om dit risico te verminderen of weg te nemen, door de eigenaars te adviseren over eventueel te nemen corrigerende maatregelen en, als dit risico zich uitbreidt tot het hele watervoorzieningsgebied, andere maatregelen nemen, zoals passende behandelingstechnieken, om de aard of de eigenschappen van het water te wijzigen voordat het wordt geleverd, zodat het risico dat de parameterwaarden na de levering niet worden nageleefd, wordt verminderd of weggenomen;
2А de betrokken consumenten informeren en adviseren over eventueel te nemen bijkomende corrigerende maatregelen. ]1
----------
(1)<DWG 2023-04-20/18, art. 8, 061; Inwerkingtreding : 05-10-2023>
Art. D185.[1 Leveranciers nemen, in overeenstemming met de door de overheid vastgestelde procedures, deel aan de beoordeling van de risico's die verbonden zijn aan de winningsgebieden voor ontrekkingspunten waar voor menselijke consumptie bestemd water uit hun bevoorradingssysteem wordt betrokken.
Waterleveranciers die, overeenkomstig artikel D.19, de monitoring uitvoeren in winningsgebieden voor onttrekkingspunten, of in ruw water, delen aan de door de Regering aangeduide dienst de resultaten mee met betrekking tot de parameters, stoffen of verontreinigende stoffen die worden gemonitord, alsook alle ongewone aantallen of concentraties die voor deze parameters, stoffen of verontreinigende stoffen worden vastgesteld.]1
----------
(1)<DWG 2023-04-20/18, art. 9, 061; Inwerkingtreding : 05-10-2023>
Art. D186.[1 De leverancier beoordeelt en beheert de risico's die verbonden zijn aan zijn leveringssysteem, in overeenstemming met de door de Regering vastgestelde procedures.
Waterleveranciers die geen distributeur zijn en die gemiddeld tussen tien m3 en honderd m3 per dag leveren of die tussen vijftig en vijfhonderd personen bevoorraden, zijn vrijgesteld van de verplichting om de risico's verbonden aan het bevoorradingssysteem te evalueren en te beheren, op voorwaarde dat de Regering de criteria vastlegt voor het bepalen van de voorwaarden waaronder deze vrijstelling de kwaliteit van het voor menselijke consumptie bestemde water niet in gevaar mag brengen. In het geval van een dergelijke vrijstelling voeren vrijgestelde waterleveranciers regelmatige controles uit overeenkomstig artikel D.188.
Als de leverancier niet over alle informatie beschikt die nodig is om een risicobeoordeling van zijn toeleveringssysteem uit te voeren, verzamelt hij deze informatie bij zijn onderaannemers. Evenzo controleert hij, wanneer bij de beoordeling risico's voor het bevoorradingssysteem in onderaanneming worden vastgesteld, of zijn onderaannemers de nodige risicobeheersmaatregelen toepassen die met het oog op de toepassing van dit artikel door de bevoegde autoriteit zijn vastgesteld.]1
----------
(1)<DWG 2023-04-20/18, art. 10, 061; Inwerkingtreding : 05-10-2023>
Art. D187.[1 De Regering bepaalt de lijst en de maximumdoses van stoffen die zijn toegestaan voor de bereiding of distributie van voor menselijke consumptie bestemd water.
Voor contact met drinkwater zijn alleen materialen toegestaan die worden gebruikt voor de distributie van drinkwater of voor water bestemd voor menselijke consumptie en die op de markt mogen worden gebracht, tenzij de specifieke kwaliteit van het lokale ruwe water vereist dat de Regering strengere beschermingsmaatregelen oplegt voor het gebruik van eindmaterialen in specifieke en naar behoren gemotiveerde omstandigheden.
De leverancier neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat stoffen of materialen die worden gebruikt in nieuwe installaties en bij de versterking of herstelling van bestaande installaties en die worden gebruikt bij de bereiding of distributie van voor menselijke consumptie bestemd water, alsook onzuiverheden die in verband worden gebracht met dergelijke stoffen of materialen die in nieuwe installaties worden gebruikt, niet aanwezig zijn in voor menselijke consumptie bestemd water in een concentratie die hoger is dan nodig is om het doel te bereiken waarvoor zij worden gebruikt en dat zij niet direct of indirect de bescherming van de volksgezondheid, zoals bepaald in deze afdeling, verminderen. Bovendien veranderen ze de kleur, geur en smaak van het water niet en stimuleren ze de ontwikkeling van microbiыle flora niet.
Hetzelfde geldt voor chemische behandelingsmiddelen en filtermedia die in contact komen met water bestemd voor menselijke consumptie.]1
----------
(1)<DWG 2023-04-20/18, art. 11, 061; Inwerkingtreding : 05-10-2023>
B. Controle.
Art. D188.§ 1. Om na te gaan of het voor menselijke consumptie bestemd water aan de vereisten van deze afdeling en, meer bepaald, aan de [1 overeenkomstig artikel D.183, § 1]1 vastgelegde parameterwaarden voldoet, wordt een jaarlijks controleprogramma door de leverancier opgemaakt en uitgevoerd.
Hij maakt het jaarlijkse programma over [1 aan de door de Regering aangewezen dienst]1.
Hij neemt monsters die representatief zijn voor de kwaliteit van het gedurende het jaar verbruikte water.
Als het voor menselijke consumptie bestemde water bij de bereiding of distributie gedesinfecteerd wordt, controleert de leverancier of de desinfectiebehandeling doeltreffend is en vergewist hij zich ervan dat besmetting door subproducten van de desinfectie tot een minimum wordt herleid, zonder de desinfectie in het gedrang te brengen.
§ 2. De Regering bepaalt de modaliteiten betreffende de jaarlijkse controleprogramma's bedoeld in § 1, alsmede de plaatsen van monsterneming en de informatieverstrekking. Zij bepaalt met name de te analyseren parameters en de minimale frequenties van de monsternemingen en analyses.
[1 Onverminderd artikel D.187, lid 2, worden deze controleprogramma's toegespitst op de bevoorrading, en houden ze rekening met de resultaten van de risicobeoordeling voor de waterwinningspunten en verband houdend met de bevoorradingssytemen. Op grond van de krachtens artikel D.181, Ї 1, lid 2, ingewonnen informatie en de krachtens artikel D.185, lid 2, ingewonnen informatie kan de Regering, onder beperkte voorwaarden:
1А de leveranciers de uitvoering van een toezicht of een bijkomende behandeling voor sommige parameters opleggen;
2А leveranciers toestaan de frequentie van het toezicht op een parameter te verlagen of een parameter te schrappen van de lijst van de parameters onder toezicht, zonder een risicobeoordeling van het leveringssysteem uit te voeren. Wanneer een waterleverancier gemachtigd is om de frequentie van het toezicht op een parameter te verlagen of een parameter te schrappen uit de lijst van parameters die onder toezicht staan, vergewist de Regering zich ervan dat er een gepast toezicht op deze parameters plaatsvindt wanneer de beoordeling en het beheer van risico's in verband met de winningsgebieden herbekeken worden voor de winningspunten bedoeld onder artikel D.181, Ї 1, lid 2. ]1
§ 3. De analyses worden toevertrouwd aan een laboratorium erkend krachtens de federale wetgeving betreffende de erkenning van certificerings- en controle-instellingen alsmede proeflaboratoria, dat op zijn minst beschikt over een systeem van analytische kwaliteitscontrole.
De monsternemingen worden uitgevoerd door daartoe erkende instellingen.
De Regering bepaalt de modaliteiten voor de analyse van de parameters en voor de monsterneming.
§ 4. De leverancier laat, overeenkomstig de procedure bedoeld [1 in artikel D.183, § 3]1, een aanvullende controle uitvoeren door een erkend laboratorium indien er redenen zijn om aan te nemen dat het water stoffen of micro-organismen bevat waarvoor geen parameterwaarden [1 overeenkomstig artikel D.183, § 1]1 zijn vastgelegd en waarvan de hoeveelheid of het aantal gevaar voor de menselijke gezondheid kan inhouden.
[1 § 5. Op grond van de aandachtstoffenlijst vastgesteld door de Europese Commissie krachtens richtlijn (EU) 2020/2184 of van wetenschappelijke studies uitgevoerd onder de leiding van de Europese Unie of van het Waals Gewest kan de Regering de leveranciers controles opleggen met betrekking tot stoffen of samenstellingen die een gezondheidsbekommernis voor de burgers of voor de wetenschappelijke milieus vormen, bijvoorbeeld de farmaceutische producten, de samenstellingen die het endocrinisch systeem verstoren of de microplastics. Daartoe wordt een aandachtsstoffenlijst vastgesteld.
Op grond van wetenschappelijke studies zoals bedoeld in paragraaf 1 waaruit een aangetoond risico voor de menselijke gezondheid bestaat wegens de aanwezigheid van stoffen of samenstellingen in water bestemd voor menselijke consumptie, kan zij eveneens de leveranciers ertoe verplichten om na te gaan of de behandeling passend is om de indicatieve waarde te bereiken of desnoods om de behandeling te verbeteren. Zij zorgt ervoor dat controles worden uitgevoerd op relevante punten in de leveringsketen voor water dat bestemd is voor menselijke consumptie. ]1
----------
(1)<DWG 2023-04-20/18, art. 12, 061; Inwerkingtreding : 05-10-2023>
Art. D189. Met inachtneming van de principes betreffende de bescherming van het privé-leven en na de bewoners 48 uur op voorhand schriftelijk te hebben verwittigd, krijgen de aangestelden van de leverancier, op vertoon van een dienstkaart en van hun identiteitskaart, alsmede de controle-instellingen tussen 8 en 20 uur in het bijzijn van de bewoners of hun vertegenwoordiger vlot en veilig toegang tot de aansluiting en de privé-installatie voor waterdistributie om alle handelingen i.v.m. de controle van de waterkwaliteit uit te voeren.
C. Herstelmaatregelen en gebruiksbeperkingen.
Art. D190.§ 1. [1 Onder voorbehoud van artikel D.184, § 2]1, geeft de leverancier [1 de door de Regering aangewezen dienst]1, onmiddellijk kennis van de niet-inachtneming van de [1 overeenkomstig artikel D.183, § 1,]1 vastgelegde parameterwaarden en voert een onderzoek naar de oorzaak daarvan. Laatstgenoemde gaat na of de niet-inachtneming gevaar voor de menselijke gezondheid inhoudt. Als dat het geval is, maakt het zijn conclusies, zodra die gekend zijn, over aan de leverancier en aan de burgemeester(s) van de betrokken gemeente(n).
§ 2. De leverancier neemt zo spoedig mogelijk de nodige herstelmaatregelen om de waterkwaliteit weer op peil te brengen. Hij geeft voorrang aan de toepassing ervan, gelet met name op de mate waarin de relevante parameterwaarde is overschreden en op het mogelijke gevaar voor de menselijke gezondheid.
Als [1 de door de Regering aangewezen dienst]1, overeenkomstig § 1 een [1 gevaar]1 voor de menselijke gezondheid heeft vastgesteld, wordt het in kennis gesteld van elke maatregel die de leverancier treft, en van de evolutie van de toestand.
Als eerstgenoemde van mening is dat de niet-naleving van de parameterwaarden gevaar inhoudt voor de menselijke gezondheid, informeert de leverancier de verbruikers onmiddellijk over de toestand [1 , het potentiële gevaar voor de menselijke gezondheid, de oorzaak daarvan, de overschrijding van de parameterwaarde]1 en geeft hij hen in voorkomend geval kennis van de genomen of te nemen herstelmaatregelen.
§ 3. Als het voor menselijke consumptie bestemde water potentieel gevaar voor de menselijke gezondheid inhoudt, onderbreekt de leverancier de distributie ervan, beperkt hij het gebruik ervan of treft hij de nodige maatregelen om de menselijke gezondheid te beschermen, ongeacht het feit of de [1 overeenkomstig artikel D.183, § 1]1 vastgelegde parameterwaarden in acht genomen werden.
[1 In dat geval informeert hij onmiddellijk de consumenten en verstrekt hen de nodige raad over de consumptie- en gebruiksvoorwaarden van water, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de bevolkingsgroepen waarvoor het gezondheidsrisico in verband met water het hoogst is en werkt hij deze raad regelmatig bij. Hij licht de consumenten in als eenmaal is vastgesteld dat ieder potentieel gevaar voor de menselijke gezondheid geweken is en licht hij ze erover in dat de dienstverlening weer normaal is geworden. ]1
De leverancier beslist welke maatregelen genomen moeten worden rekening houdende met de risico's die een onderbreking van de distributie of een gebruiksbeperking van het voor menselijke consumptie bestemde water inhouden voor de menselijke gezondheid. Zijn beslissing wordt onmiddellijk voor informatie en eventueel advies aan [1 de door de Regering aangewezen dienst]1 overgemaakt.
§ 4. In geval van dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het potentiële gevaar voor de menselijke gezondheid en het onvermogen van de leverancier, kan de Regering of haar gemachtigde al de in § 3 bedoelde maatregelen nemen.
§ 5. De Regering kan regels van goede praktijk uitvaardigen zodat de leverancier kan voldoen aan zijn verplichtingen overeenkomstig paragraaf 3.
[1 Zij kan nadere communicatieregels voor de consumenten vaststellen en communicatie-eisen vaststellen bij niet-conformiteit met de minimumvereisten voor de parameterwaarden vastgesteld krachtens artikel D.183, § 1, tweede lid.]1
[1 § 6. Wanneer een parameterwaarde of een specificatie voor een indicator-parameter bedoeld in artikel D.181, Ї 1, lid 1, 1А, of voor een stof of een samenstelling opgenomen in de aandachtsstoffenlijst vastgesteld krachtens artikel D.188, Ї 5, een risico voor de menselijke gezondheid vormt, kan de Regering correctiemaatregelen opleggen om de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water te herstellen wanneer zulks nodig is om de menselijke gezondheid te beschermen. ]1
----------
(1)<DWG 2023-04-20/18, art. 13, 061; Inwerkingtreding : 05-10-2023>
Art. D191.[1 Wanneer op de in artikel 227ter, § 3, bedoelde plaatsen kan worden vastgesteld dat de niet-inachtneming van de overeenkomstig [2 artikel D.183, § 1,]2 vastgelegde parameterwaarden toe te schrijven is aan de privé-installatie voor waterdistributie of aan het onderhoud daarvan, stelt de leverancier de instelling belast met de beoordeling van de conformiteit van de gebouwen, zoals bepaald in artikel 227quater, § 1, onmiddellijk in kennis van de overeenkomstig artikel 190 genomen herstelmaatregelen.]1
----------
(1)<DWG 2019-02-28/10, art. 2, 049; Inwerkingtreding : 01-06-2021>
(2)<DWG 2023-04-20/18, art. 14, 061; Inwerkingtreding : 05-10-2023>
D. Afwijkingen.
Art. D192.§ 1. [3 De Regering kan afwijkingen toestaan voor de chemische parameterwaarden en de bijkomende waarden vastgesteld krachtens artikel D.183, Ї 1, voor zover zij geen potentieel gevaar vormen voor de gezondheid van de personen en er geen ander redelijk middel voorhanden is om de distributie van water bestemd voor menselijke consumptie in het betrokken distributiegebied in stand te houden.
Deze afwijkingen worden in de tijd beperkt en mogen niet langer dan drie jaar duren.
Aan het einde van deze periode beoordeelt de Regering of er voldoende vooruitgang is geboekt. In uitzonderlijke omstandigheden kan de Regering in de gevallen, bedoeld in 1А en 2А van het vijfde lid, een tweede afwijking toestaan voor een maximumperiode van drie jaar. Deze afwijking wordt toegestaan nadat deze beoordeling en de redenen die deze tweede afwijking rechtvaardigen, zijn meegedeeld aan de Europese Commissie.
Elke vrijstelling die door de Regering wordt verleend, moet de volgende informatie bevatten:
1А de redenen voor de afwijking;
2А de betrokken parameter, de relevante resultaten van vroegere controles, en de toelaatbare maximumwaarde bepaald uit hoofde van de afwijking;
3А de geografische zone, de hoeveelheid water die dagelijks wordt verdeeld, de getroffen bevolking en de eventuele gevolgen voor de betrokken levensmiddelenbedrijven;
4А een aangepast controleprogramma met, indien nodig, frequentere controles;
5А een samenvatting van het plan voor de nodige corrigerende maatregelen, met inbegrip van een tijdschema voor de werkzaamheden, een raming van de kosten en de regelingen voor de evaluatie van de resultaten;
6А de vereiste duur van de afwijking, beperkt tot een zo kort mogelijke periode.
De afwijkingen hebben geen betrekking op microbiologische factoren. Ze zijn beperkt tot de volgende gevallen:
1А een nieuw waterwinningsgebied voor de onttrekking van water bestemd voor menselijke consumptie;
2А een nieuwe bron van verontreiniging ontdekt in het waterwinningsgebied voor de onttrekking van water bestemd voor menselijke consumptie, of parameters die het voorwerp zijn geweest van recent onderzoek of recente detectie, of;
3А een onvoorziene en uitzonderlijke situatie, in een bestaand waterwinningsgebied voor de onttrekking van water bestemd voor menselijke consumptie, die kan leiden tot beperkte tijdelijke overschrijdingen van parameterwaarden. ]3
§ 2. De leverancier die in aanmerking komt voor één of meer afwijkingen waarin dit artikel voorziet, stelt de belanghebbende verbruikers zo spoedig mogelijk en op de gepaste wijze in kennis van de afwijking en van voorwaarden die ermee gepaard gaan. Hij geeft ook aanbevelingen aan specifieke verbruikersgroepen voor wie de afwijking een bijzonder risico kan inhouden.
De leverancier informeert [3 de door de Regering aangewezen dienst]3 over alle maatregelen die overeenkomstig het vorige lid genomen worden.
[3 § 3. Dit artikel is niet van toepassing op voor menselijke consumptie bestemd water in flessen of verpakkingen.]3
----------
(1)<DWG 2010-02-04/22, art. 9, 013; Inwerkingtreding : 14-03-2010>
(2)<DWG 2010-07-22/10, art. 68, 015; Inwerkingtreding : 30-08-2010>
(3)<DWG 2023-04-20/18, art. 15, 061; Inwerkingtreding : 05-10-2023>
E. Informatie.
Art. D193.§ 1. [2 Ten minste eenmaal per jaar informeert de leverancier de gebruikers over de kwaliteit van het geleverde water tijdens het vorige kalenderjaar. De informatie omvat het advies van de door de Regering aangewezen dienst over de mogelijke gevolgen van de kwaliteit van het geleverde water voor de gezondheid van de consument.
De leverancier levert adequate en actuele informatie over de kwaliteit van het geleverde water in het distributiegebied dat hij bevoorraadt. Hij verschaft de volgende informatie op regelmatige basis, en ten minste eenmaal per jaar:
1А informatie over de kwaliteit van water bestemd voor menselijke consumptie, inclusief indicatorparameters;
2А de prijs van het geleverde water voor menselijke consumptie, per liter en per kubieke meter;
3А het door het huishouden verbruikte volume, ten minste per jaar of per factureringsperiode, en de jaarlijkse verbruikstrends van het huishouden, voor zover dit technisch haalbaar is en indien deze informatie beschikbaar is;
4А een vergelijking van het jaarlijkse waterverbruik van het huishouden met het gemiddelde verbruik van het huishouden, indien van toepassing, overeenkomstig 3А ;
5А een link naar de website met de informatie bedoeld in paragraaf 2.
De Regering specificeert de voorwaarden waaronder waterleveranciers die ten minste tienduizend m3 per dag leveren of ten minste vijftigduizend mensen bedienen, jaarlijks aanvullende informatie aan consumenten communiceren]2.
§ 2. De leverancier verstrekt [2 de door de Regering aangewezen dienst]2 alle gegevens over de waterkwaliteit en -levering die ze nodig heeft om deze afdeling uit te voeren en om haar Europese en internationale verplichtingen na te komen.
De regering stelt de modaliteiten vast betreffende de inhoud, de vorm en de procedure voor het mededelen van die inlichtingen.
§ 3. De Regering bezorgt het Waalse Parlement een jaarverslag over de kwaliteit van het voor menselijke consumptie bestemde water. Dat verslag betreft o.a. de kwaliteit van het Waalse consumptiewater, de niet-inachtneming van de parameterwaarden door de verschillende leveranciers, de toegestane afwijkingen en de voornaamste herstelmaatregelen uitgevoerd om de kwaliteit van het voor menselijke consumptie bestemde water te herstellen.
[2 De door de Regering aangewezen dienst verzamelt en actualiseert de gegevens die nodig zijn om de verslagen op te stellen die nodig zijn voor de uitvoering van Richtlijn (EU) 2020/2184 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water.]2
[2 § 4. De paragrafen 1 en 2 doen geen afbreuk aan titel I van deel III van boek I van het Wetboek van Leefmilieu en aan het decreet van 22 december 2010 betreffende de de Waalse infrastructuur voor ruimtelijke informatie.]2
----------
(1)<DWG 2016-06-23/09, art. 15, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
(2)<DWG 2023-04-20/18, art. 16, 061; Inwerkingtreding : 05-10-2023>
Onderafdeling 4. [1 Beoordeling van de risico's in verband met particuliere distributiesystemen]1
----------
(1)
Art. D193bis. [1 Ї 1. Om de risico's te beoordelen in verband met de privщ-installaties voor de distributie van voor menselijke consumptie bestemd water voert de Rgering een algemene analyse uit van de potentiыle risico's verbonden aan privщ-verdelingsinstallaties als bedoeld in dit hoofdstuk, alsook aan daarmee gepaard gaande producten en materialen. Deze analyse wordt uiterlijk op 12 januari 2026 uitgevoerd.
Deze algemene analyse maakt de potentiыle risico's duidelijk, verbonden aan deze verdelingsinstallaties en aan de daarmee gepaard gaande producten en materialen waarbij bepaald kan worden of de potentiыle risico's een effect hebben op de waterkwaliteit daar waar het water uit de kranen stroomt die normalerwijze worden gebruikt bij menselijke consumptie. Deze analyse heeft geen betrekking op individuele eigendommen.
Ї 2. De Regering voert een toezichtssysteem in op de relevante parameters met als doel de beoordeling van de risico's verband houdend met de privщ-verdelingsinstallaties bedoeld in artikel D.181, Ї 1, lid 1, 6А, in de plaatsen waar, bij de algemene analyse bedoeld in paragraaf 1, bijzondere risico's voor de waterkwaliteit en de menselijke gezondheid zijn aangetroffen.
Dat toezicht kan een verplichting tot zelftoezicht en een verplichting tot communicatie van de resultaten aan de door de Regering aangewezen dienst inhouden. Bemonstering en analyse worden uitgevoerd in overeenstemming met artikel D.188, Ї 3.
Ї 3. Wanneer de algemene analyse van de potentiыle risico's die kunnen voorkomen in privщ-verdelingsinstallaties en de daarmee gepaard gaande producten en materialen duidelijk maakt dat er een risico bestaat voor de menselijke gezondheid wegens privщ-verdelingsinstallaties of daarmee gepaard gaande producten en materialen of wanneer het toezicht van de relevante parameters voor deze beoordeling aantoont dat de parameterwaarden niet worden nagekomen, worden er door de Regering passende maatregelen genomen om het risico op niet-inachtneming van deze waarden uit te schakelen of te beperken.
Wat betreft de Legionella bacteriыn, hebben deze maatregelen minstens betrekking op de prioritaire plaatsen. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2023-04-20/18, art. 18, 061; Inwerkingtreding : 05-10-2023>
Afdeling 2. [1 - Algemene voorwaarden voor de openbare distributie van voor menselijk verbruik bestemd water]1
----------
(1)
Onderafdeling 1. - Definities.
Art. D194.
<Opgeheven bij DWG 2016-06-23/09, art. 16, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Onderafdeling 2. - Toegang tot de openbare waterdistributie en -aansluiting.
Art. D195.[1 1. Elke persoon die houder is van een zakelijk recht op een gebouw mag bedoeld gebouw op eigen verzoek en voor eigen rekening op het net van de openbare waterdistributie laten aansluiten.
De uitbreiding of de versterking van het openbare distributienet die eventueel nodig zijn voor de aansluiting van het gebouw zijn integraal voor rekening van de verzoeker.
§ 2. Als het gaat om een aanvraag tot aansluiting van een nieuw gebouw dat hoofdzakelijk voor individuele bewoning bestemd is in de zin van artikel 1 van de Waalse huisvestingscode en waarvoor een uitbreiding of een versterking van het openbare distributienet noodzakelijk is, geniet de aanvrager een door de verdeler toegekende premie waarvan het bedrag en de desbetreffende berekenings- en betaalmodaliteiten door de Regering bepaald worden.
§ 3. Als het gaat om een aanvraag tot aansluiting van een gebouw dat gedekt is door een niet verlopen bebouwingsvergunning of door een niet verlopen vergunning voor gegroepeerde constructies, wordt de aanvraag niet in aanmerking genomen zolang de uitrusting of de versterking inzake de waterdistributie niet is doorgevoerd.
§ 3. De uitrusting of de versterking inzake de waterdistributie voor gebouwen die gedekt zijn door een niet verlopen bebouwingsvergunning of een niet verlopen vergunning voor gegroepeerde constructies, met inbegrip van de eventueel noodzakelijke versterking van het bestaande net, zijn integraal voor rekening van de houder van de vergunning.]1
----------
(1)<DWG 2016-06-23/09, art. 17, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Art. D195bis. [1 § 1. Behoudens instemming van de verdeler, mag de uitbreiding van het openbare distributienet die noodzakelijk is voor de wateraansluiting of -uitrusting van een gebouw niet aangelegd worden in een privéweg.
De verdeler verleent deze afwijking op voorwaarde dat de aanvrager gratis afstand doet van de zakelijke rechten die noodzakelijk zijn voor de uitbreiding, het toezicht erop, het onderhoud en de vervanging ervan, met inbegrip van het recht om elk ogenblik ongehinderd toegang te hebben tot de weg en de ondergrond met de leidingen, toestellen, kamers en installaties die onder het openbare distributienet ressorteren.
§ 2. Het voordeel van artikel D.195, § 2, is uitgesloten voor het gedeelte van de uitbreiding of de versterking aangelegd in of langs een private weg.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2016-06-23/09, art. 18, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Art. D195ter. [1 De uitbreiding van het openbare waterdistributienet die noodzakelijk is voor de wateraansluiting of -uitrusting van een gebouw, begint bij de aansluiting op het bestaande net en eindigt, in of langs de weg, ter hoogte van de scheidingsgrens tussen het perceel waarvoor de wateraansluiting of -uitrusting gevraagd wordt en het belendende perceel. Als de bijzondere configuratie van de plek het rechtvaardigt of als het belendende perceel niet bebouwbaar is ten opzichte van het stedenbouwkundig statuut ervan dat van kracht is op de datum van de aanvraag, legt de verdeler de grens van de uitbreiding vast op hoogstens zes meter afstand verderop het aansluitingspunt van de laatste aansluiting die op die uitbreiding verricht moet worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2016-06-23/09, art. 19, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Art. D196.§ 1. De aansluitingswerken zijn voor rekening van [1 de eigenaar]1 en maken het voorwerp uit van een bestek.
De aansluiting wordt integraal betaald vóór de inbedrijfstelling ervan.
Als [1 de eigenaar]1 verzoekt om de wijziging van de aansluiting of om de stopzetting van de dienst, zijn de werken eveneens voor zijn rekening en wordt een bestek opgemaakt.
Het bestek wordt aan de verzoeker overgemaakt binnen tien kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag.
Een voorschot van hoogstens 50 % van het bestek kan door de verdeler geëist worden.
Behalve overmacht wordt het werk door de verdeler uitgevoerd binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van de uitdrukkelijke instemming van de verzoeker met het uitvoeringsbestek en onder voorbehoud van de uitvoeringsvoorwaarden waarin het voorziet.
§ 2. Als [1 de eigenaar]1 om de stopzetting van de dienst verzoekt, neemt de verdeler alle technische maatregelen om de veiligheid en de gezondheid niet in het gedrang te brengen.
Als [1 de eigenaar]1 niet de gebruiker is, mag de aanvraag slechts met de uitdrukkelijke instemming van de gebruiker in overweging worden genomen.
§ 3. De verdeler draagt de kosten van de wijzigingen die hij op de aansluiting uitvoert.
§ 4. Onverminderd artikel 198 behoort de aansluiting toe aan de verdeler. Hij is er verantwoordelijk voor en staat in voor haar onderhoud.
----------
(1)<DWG 2016-06-23/09, art. 20, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Art. D197.[1 Elke aansluiting wordt van minstens één meter voorzien.
Voor nieuwe aansluitingen wordt een meter geplaatst om het verbruik van elke woning, commerciële activiteit of gebouw afzonderlijk te meten. Als de aansluiting van meer dan één meter voorzien wordt, wordt een bijkomende meter geplaatst om het gemeenschappelijke verbruik te registreren.
In geval van wijziging van een bestaande aansluiting, is de aanpassing van het aantal meters voor rekening van de aanvrager. De aansluiting van de binneninstallaties op elke meter is voor rekening van de eigenaar(s).
De Regering bepaalt de voorwaarden tot uitvoering van de aansluiting die de verdeler moet vervullen alsook de technische voorschriften betreffende de normen voor de bescherming van de installaties. Ze kan ook de voorwaarden bepalen m.b.t. de uitvoering en het gebruik van de private binneninstallaties van de gebruikers en de eigenaars.]1
----------
(1)<DWG 2016-06-23/09, art. 21, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Art. D198.[1 De eigenaar]1 en de gebruiker treffen alle maatregelen om beschadiging van de meter te voorkomen. Ze geven de verdeler kennis van elke beschadiging.
Ze zijn verantwoordelijk voor vorstschade aan de meter en voor het gedeelte van de aansluiting gelegen binnen elk gebouw waar zich een meter bevindt, behalve als vast staat dat de verdeler een fout heeft begaan bij het ontwerpen of het plaatsen van de aansluiting.
De verdeler informeert [1 de eigenaars]1 minstens één keer per jaar of op hun verzoek over de maatregelen ter voorkoming van elke beschadiging van de meter.
Elke meter wordt voorzien van zegels die niet vervalst mogen worden op straffe van een boete waarvan de modaliteiten door de Regering bepaald worden, onverminderd een eventuele onmiddellijke onderbreking van de dienst.
----------
(1)<DWG 2016-06-23/09, art. 22, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Art. D199.Bij verandering [1 van eigenaar]1 verwittigen de voormalige en de nieuwe houder van zakelijke rechten op het aangesloten gebouw de verdeler; zolang ze die verplichting niet nakomen, dragen ze de lasten van de dienst.
De Regering bepaalt de modaliteiten van die verplichting.
----------
(1)<DWG 2016-06-23/09, art. 23, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Onderafdeling 3. - Bevoorrading, gebruik en bescherming van de installaties.
§ 1. - Terbeschikkingstelling
Art. D200. Naast de wettelijke en reglementaire voorschriften bedoeld in de artikelen 180 tot 193, 411 tot 415 en 430, voert de verdeler zijn opdracht van openbare dienst uit wanneer hij de op het openbare distributienet aangesloten gebouwen regelmatig bevoorraadt, behoudens uitzonderlijke omstandigheden of omstandigheden die redelijkerwijs niet beheerst kunnen worden.
De Regering bepaalt de voorwaarden van een regelmatige bevoorrading.
Alle werken die nuttig zijn om de bevoorrading te waarborgen, worden zo spoedig mogelijk door de verdeler uitgevoerd.
Art. D201. Elke klacht van een gebruiker van de dienst wordt onmiddellijk in aanmerking genomen; de verdeler wijst binnen zijn midden personen aan die de klachten in ontvangst nemen en behandelen.
Art. D202. De openbare watervoorziening van een gebouw dat gedeeltelijk of geheel voor woning bestemd is, mag slechts afgesloten worden :
- voor de bescherming van de openbare gezondheid, de salubriteit, de continuïteit van de dienst;
- op verzoek van de gebruiker;
- ter uitvoering van een rechterlijke beslissing wegens niet-betaling waarbij de distributie onderbroken mag worden;
- als behoorlijk vastgesteld is dat de toegang tot de meter verhinderd wordt, overeenkomstig [1 artikel D.207]1.
De openbare watervoorziening van een gebouw dat niet voor woning bestemd is mag slechts afgesloten worden :
- in de gevallen bepaald bij of krachtens het decreet;
- op verzoek van de gebruiker;
- bij niet-betaling na aanmaning;
- als behoorlijk vastgesteld is dat de toegang tot de meter verhinderd wordt, overeenkomstig artikel 207.
Als de dienst om veiligheids- of openbare gezondheidsredenen onderbroken wordt, verwittigt de verdeler onmiddellijk de burgemeester van betrokken gemeente en geeft hij hem kennis van de gronden van de onderbreking.
Als de dienst onderbroken wordt na een rechterlijke beslissing, wordt de voorzitter van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn zo spoedig mogelijk door de verdeler verwittigd.
De bijzondere bepalingen betreffende de onderbreking van de dienst worden door de Regering bepaald.
----------
(1)<DWG 2007-11-07/39, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
Art. D203.De verdeler kan de dienst opschorten in geval van overmacht of telkens als de noodzaak van herstel-, vernieuwings-, wijzigings-, verplaatsings-, onderhouds- of exploitatiewerken het rechtvaardigt.
De verdeler doet er alles aan om de onderbrekingen uit te voeren op tijdstippen waarop de gezamenlijke verbruikers zo min mogelijk hinder ondervinden en beperkt het aantal en de duur ervan.
Behoudens dringende noodzakelijkheid worden de gebruikers drie werkdagen op voorhand [1 ...]1 verwittigd.
Onverminderd artikel 200 en artikelen 180 tot 193, 411 tot 415 en 430 komt de verdeler de verplichting na waarbij alle middelen ingezet moeten worden om de handelingen van de dienst uit te voeren.
§ 2. - Gebruik en bescherming van de installaties
----------
(1)<DWG 2016-06-23/09, art. 24, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Art. D204.[1 De Regering bepaalt de technische voorschriften betreffende de plaatsing van de aansluitingen, de voorwaarden voor de uitvoering en het gebruik van de private binneninstallaties alsook de bescherming van de installaties van de verdeler.
De Regering kan de modaliteiten bepalen m.b.t. de opname van de meterstand, de forfaitaire schatting van de verbruiken, de controle op de meter, de rechtzetting van de rekeningen van de gebruiker, de vergoeding van de verdeler voor de kosten van de prestaties die hij verricht op verzoek of door de schuld van de gebruiker of de eigenaar alsook voor de vergoeding van de verdeler ingevolge overtredingen begaan door de gebruiker of de eigenaar.]1
----------
(1)<DWG 2016-06-23/09, art. 25, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Art. D205. De gebruiker zorgt voor een zuinig watergebruik en houdt rekening met de beslissingen en richtlijnen van de verdeler waarbij het watergebruik beperkt wordt in geval van droogte, van technische incidenten of van problemen i.v.m. de kwaliteit van het water, onverminderd de bevoegdheden waarover de bevoegde overheden beschikken.
Art. D206.[1 De eigenaars]1 en de gebruikers treffen de nodige maatregelen om hun installaties te beschermen tegen alle eventuele ongevallen te wijten aan een drukvariatie of aan de tijdelijke opschorting van de dienst.
De verdeler verstrekt minstens jaarlijks of op verzoek van de [1 eigenaars]1 of gebruikers nuttige informatie voor de bescherming van de installaties.
§ 3. Toegang tot de installaties en de meters
----------
(1)<DWG 2016-06-23/09, art. 26, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Art. D207.Mits inachtneming van de beginselen inzake bescherming van het privé-leven en na schriftelijke verwittiging van de bewoners binnen minimum de voorafgaande achtenveertig uren krijgen de aangestelden van de verdeler die over een dienstkaart en hun identiteitskaart beschikken tussen acht en twintig uur vlotte en veilige toegang tot de aansluiting en de privé-distributie-installatie om elke handeling uit voeren [1 m.b.t. de installaties van de verdeler]1.
----------
(1)<DWG 2016-06-23/09, art. 27, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Onderafdeling 4. - Registratie van het verbruik.
Art. D208.[1 De verbruikte volumes worden geregistreerd d.m.v. de meter die door de verdeler geplaatst wordt. Het tijdstip en de periodiciteit van de meting van de verbruikte volumes worden door de verdeler bepaald. De meting wordt minstens één keer per jaar uitgevoerd. De gebruiker verleent de verdeler toegang tot de installaties onder de voorwaarden waarin artikel D.207 van dit Wetboek voorziet.]1
----------
(1)<DWG 2016-06-23/09, art. 28, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Onderafdeling 5. - Informatie.
Art. D209. De verdeler legt een lijst van de geldende tarieven alsook de technische en administratieve voorschriften ter inzage van de gebruiker.
De verdeler is verplicht de gebruikers actief te informeren over de technische en administratieve voorwaarden waaronder de kwaliteit van de door hem verstrekte dienst wordt bepaald.
Bepaalde gegevens worden mogelijkerwijs evenwel niet meegedeeld als de mededeling de bescherming van het privé-leven belet, tegen het algemeen belang indruist of de openbare veiligheid in het gedrang zou kunnen brengen.
Behoudens andersluidende wetsbepaling kan de verdeler op verzoek en met de instemming van de gebruiker hem elk gegeven i.v.m. de stand van zijn rekeningen meedelen, alsook aan de instellingen die een opdracht inzake sociale begeleiding vervullen.
HOOFDSTUK II. - Herstel van schade veroorzaakt door het winnen en pompen van grondwater.
Art. D210. § 1. De uitbater van een grondwaterwinning en de bouwheer van de publieke of private werken die door hun activiteit een daling van de grondwaterlaag veroorzaken, zijn objectief aansprakelijk :
1° voor de schade aan de oppervlakte die eruit voortvloeit voor de onroerende goederen en voor de machines en installaties geïncorporeerd in deze onroerende goederen;
2° de nadelen veroorzaakt door de niet-bezetting of het niet-gebruik van de geteisterde goederen, indien de niet-bezetting of het niet-gebruik voor oorzaak heeft de schade voortvloeiend uit de daling van de waterlaag;
3° de kosten van herhuisvesting en verhuis van de bewoners van de geteisterde goederen.
Elke schade bedoeld in het eerste lid wordt verondersteld veroorzaakt te zijn door een daling van de waterlaag uitgelokt door de activiteit van de uitbater van een grondwaterwinning of de bouwheer van publieke of private werken, tenzij deze bewijzen dat hun activiteit hetzij de daling van de grondwaterlaag, hetzij de daaruit voortvloeiende schade niet veroorzaakt hebben.
§ 2. Zij die, door hun gezamenlijke activiteit, de daling van de grondwaterlaag veroorzaken, zijn solidair aansprakelijk voor de schade die eruit voortvloeit.
§ 3. Hoe dan ook, wanneer onder hen die deze gezamenlijke activiteit hebben uitgeoefend, sommigen het deden met inachtname van de wettelijke bepalingen en de reglementen betreffende het volume van uitwinning van grondwater, terwijl anderen ze overtraden gedurende geheel of een deel van de periode waarin de daling van de grondwaterlaag zich voordeed door onwettige afname van een volume van meer dan 96 m3 per dag, zijn de hiernavolgende regels van toepassing bij afwijking van artikel 1214, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek :
1° de uitbater of de bouwheer die wettelijk, gedurende gans de uitwinningsperiode, water heeft uitgewonnen en die het slachtoffer heeft moeten vergoeden overeenkomstig § 1, heeft het recht de volledige terugbetaling te eisen van de betaalde vergoeding, meer de intresten, ten laste van gelijk welke uitbater of bouwheer die het water onwettelijk putte, en dit zelfs indien de overtreding slechts een deel van de hiervoorgenoemde periode duurde;
2° de uitbater of de bouwheer die onwettelijk, gedurende gans de hiervoorgenoemde periode of gedurende een deel van deze periode, water putte, mag geen enkel deel opeisen, of het ook zij ten laste van een uitbater of een bouwheer die wettelijk water putte.
§ 4. Indien dezen die een gezamenlijke activiteit, bedoeld in § 2, uitoefenden met inachtname van de wettelijke bepalingen en reglementen betreffende het volume van grondwaterwinning en enkelen onder hen een fout begingen in de zin van artikel 1382 e.v. van het Burgerlijk Wetboek, wordt er rekening gehouden met het bestaan van deze fout voor de toepassing van de solidariteitsregel bedoeld in § 2.
§ 5. Het huidige hoofdstuk is niet van toepassing op de schade voortvloeiend uit de drooglegging van de mijnen.
Art. D211. Enkel de vrederechter is bevoegd om kennis te nemen in eerste aanleg, welk ook het bedrag is van de vraag, van de vorderingen gesteund op het huidige hoofdstuk.
Hij beslist in laatste aanleg op de vragen betreffende het bedrag dat 12 500 euro niet overschrijdt.
Art. D212. De dagvaarding voor de vrederechter dient, op straffe van onontvankelijkheid van de vordering, te worden voorafgegaan door een verzoeningspoging, gedaan door oproeping in verzoening voor de vrederechter.
Indien de aansprakelijkheid niet wordt betwist, zijn de gedaagden verplicht een voorstel van schadevergoeding te doen binnen een termijn van drie maanden vanaf de eerste verschijning in verzoening, of, in geval van hoogdringendheid, binnen de termijn vastgesteld door de vrederechter.
Het proces-verbaal van verschijning vermeldt het akkoord of het niet-akkoord. Het bedrag van het eventuele aanbod wordt erin vermeld.
Een uitgifte van het proces-verbaal bekleed met de uitvoerende formule wordt afgeleverd.
In geval van niet-akkoord moet de benadeelde persoon, op straffe van onontvankelijkheid van de vordering, de dagvaarding inleiden voor de vrederechter binnen de drie maanden die volgen op afgifte van de uitgifte van proces-verbaal dat het niet-akkoord vaststelt.
Art. D213. § 1. De eisers dienen vooraf de schade te laten vaststellen door de bevoegde beambten van het Ministerie van het Waalse Gewest die ertoe gehouden zijn de vaststelling te doen en te betekenen aan eisers binnen een termijn van veertig dagen vanaf de aanvraag tot vaststelling gedaan bij een per post aangetekende brief.
De vaststelling gedaan vóór 17 januari 1986 door de bevoegde beambten in toepassing van de wet van 10 januari 1977 regelende het herstel van de schade veroorzaakt door grondwaterwinning en pomping, zijn eveneens geldig.
§ 2. De verzoeken tot verzoening gesteund op het huidige hoofdstuk dienen ingeleid te worden voor de vrederechter binnen de twee jaar vanaf de betekening van de vinding van de schade overeenkomstig § 1.
Na deze termijn zal het gemeenrecht van toepassing zijn.
§ 3. Indien het feit dat een verzoek werd gericht aan het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water bij een per post aangetekende brief, deze niet is overgegaan tot de vaststelling binnen een termijn van veertig dagen, kan de verzoeker een verzoek tot verzoening inleiden zonder dat de vaststelling heeft plaatsgehad.
§ 4. Gevat door het beroep tot verzoening kan de vrederechter bevel geven aan het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water om over te gaan tot de vaststellingen binnen een termijn van vijftien dagen. De bevelschriften zijn gericht aan de beambten hiertoe aangeduid door de Regering.
§ 5. De Regering mag ook experten erkennen om over te gaan tot de vaststellingen in de plaats van de beambten, overeenkomstig de modaliteiten die zij bepaalt; deze experten zullen hun functie uitoefenen op kosten van het Gewest, overeenkomstig het tarief vastgelegd door de Regering.
Art. D214. De eiser wordt veroordeeld geheel of gedeeltelijk tot de kosten indien het bedrag van de vergoeding toegekend door de vrederechter minder bedraagt dan deze van het aanbod bedoeld in artikel 212.
Art. D215. Iedere uitbater van een grondwaterwinning kan door de bevoegde dienst van de regionale administratie, in zijn installaties, het debiet van het gewonnen water en de genomen voorzorgen laten vaststellen.
Hij ontvangt een voor eensluidend verklaard afschrift van deze vaststelling. De Regering stelt het tarief van de kosten van bevinding vast die ten laste vallen van de verzoeker.
HOOFDSTUK III. - Zuivering van het water.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art. D216.[1 De Regering belast de " S.P.G.E. "bij beheerscontract met de uitvoering van de beheersplannen voor de Waalse stroomgebieden, wat betreft de collectieve en autonome sanering van de afvalwateren volgens de prioriteiten die in de betrokken beheersplannen vastliggen.]1
----------
(1)<DWG 2016-06-23/09, art. 29, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Afdeling 2. - Bepalingen betreffende de rioleringen en de afvloeiing en de verwerking van afvalwater.
Art. D217. Voor de toepassing van de Richtlijnen van de Europese Commissie en van andere internationale akten inzake bescherming van het oppervlaktewater kan de Regering de gemeenten verplichten tot het uitvoeren van rioleringswerkzaamheden op een gedeelte of op het geheel van hun grondgebied, onder de voorwaarden en binnen de termijn die zij bepaalt.
Om dezelfde doelstelling te bereiken kan ze bovendien criteria vaststellen waardoor die van de werken vermeld in het in artikel 218 bedoelde [1 saneringsplan per deelstroomgebied]1 kunnen worden bepaald. Deze werken moeten bij voorrang worden uitgevoerd hetzij om de optimalisering van de werking van de zuiveringsstations te waarborgen, hetzij nog om een snelle bescherming van de kwetsbare gebieden zoals de voorkomings- of toezichtgebieden te verzekeren.
----------
(1)<DWG 2007-11-07/39, art. 15, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
Art. D218. § 1. De Regering legt een algemeen zuiveringsreglement vast voor de afvoer en de behandeling van het stedelijk afvalwater.
Het algemeen zuiveringsreglement bepaalt :
- de algemene verplichtingen i.v.m. de afvoer en de behandeling van het stedelijk afvalwater,
- de autonome en overgangsstelsels inzake collectieve zuivering;
- de bepalingscriteria en de verplichtingen i.v.m. de toepassing van die stelsels binnen de agglomeraties en de zones;
- de modaliteiten voor de toepassing van de zuiveringsstelsels per agglomeratie of per zone, alsook de evolutie ervan;
- de principes voor de vastlegging van de zuiveringsplannen per hydrografisch onderbekken en de voorwaarden voor de herzieningen en bijwerkingen ervan.
§ 2. Het algemeen zuiveringsreglement voorziet in een zuiveringsplan voor ieder hydrografisch onderbekken.
Het zuiveringsplan per hydrografisch onderbekken vermeldt de agglomeraties of de zones en de stelsels voor de zuivering van het stedelijk afvalwater die erop van toepassing zijn.
Die zuiveringsplannen worden uitgewerkt door de S.P.G.E., uitgevoerd door de erkende [1 saneringsinstellingen]1 en goedgekeurd door de Regering.
----------
(1)<DWG 2007-11-07/39, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
Art. D219. [1 De gemeenten stellen een verslag op aan de hand van de door de Regering bepaalde modaliteiten, alvorens het naar de S.P.G.E. en de erkende saneringsinstellingen te sturen met het oog op de uitvoering en de bijwerking van de saneringsplannen per deelstroomgebied.]1 Dat verslag bevat :
1° een inventaris inzake afvoer en verwerking van het afvalwater afkomstig van op hun grondgebied gelegen gebouwen alsmede hun effecten op voorkomings- of toezichtgebieden;
2° het programma van de afwateringswerkzaamheden die de gemeenten wensen uit te voeren;
3° de coördinatie tussen de afwateringswerken en de zuiveringsinstallaties die bestaan of die binnen de vijf volgend jaren moeten worden aangelegd en die het afvalwater afkomstig van rioleringen kunnen opvangen.
Dat verslag wordt bij de gemeentelijke begroting gevoegd. De gemeente maakt het bestaan van dat verslag bekend op de gemeentelijke aanplakplaatsen en stelt het ter beschikking van de bevolking die het het hele jaar door tijdens de openingsuren op het gemeentebestuur kan inzien.
----------
(1)<DWG 2007-11-07/39, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
Art. D220. [1 De gemeenteraad vaardigt een gemeentelijk reglement uit ter aanvulling van de verplichtingen tot afvoer van het afvalwater die vastliggen in het algemeen zuiveringsreglement bedoeld in artikel 218, § 1, betreffende de bepaling van de bezoldiging en de modaliteiten voor elke aansluiting van de riolering op het openbaar domein.]1
Alle gemeentelijke werkzaamheden i.v.m. de zuivering van stedelijk afvalwater worden opgenomen in het zuiveringsplan betreffende het grondgebied van de gemeente waar ze uitgevoerd worden.
----------
(1)<DWG 2007-11-07/39, art. 17, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
Art. D221. In geval van dringende noodzakelijkheid - met name als de volksgezondheid of het milieu ernstig worden bedreigd - kan de Regering de door haar aangewezen gemeente(n) verplichten rioleringswerkzaamheden of andere werkzaamheden i.v.m. de afvoer van afvalwater binnen de door haar vastgestelde termijn te laten uitvoeren.
Indien de voorgeschreven werkzaamheden niet binnen de vastgestelde termijn worden uitgevoerd, kan de Regering de Gouverneur opdracht geven om ze op rekening van de gemeente te laten uitvoeren. De aldus uitgevoerde werkzaamheden kunnen het voorwerp van een subsidie uitmaken.
Art. D222.§ 1. [3 De Regering kan regels voorschrijven voor het onderhoud van de individuele zuiveringssystemen, voor de ruiming en de verwijdering van het slijk uit septische putten en individuele zuiveringssystemen. Ze kan, met name, de verplichting opleggen het slijk te overhandigen aan ruimers erkend overeenkomstig de regels die zij bepaalt.]3
§ 2. [2 De erkende ruimers zijn verplicht het slijk op te ruimen hetzij door het te overhandigen aan een zuiveringsstation dat daartoe door een saneringsinstelling is aangewezen overeenkomstig paragraaf 3, hetzij beheerd overeenkomstig de bepalingen betreffende het afvalbeheer.]2
§ 3. De Regering stelt de regels vast die moeten worden gevolgd door de [1 saneringsinstellingen]1 voor wat het aantal, het vermogen en de inplanting van de zuiveringsinstallaties betreft, bestemd voor het opvangen en behandelen van het ruimslijk.
De Regering kan aan de ruimers het verbod opleggen, via een besluit of in de erkenningsakte, een beroep op bepaalde uitgeruste stations te doen teneinde het slijk te verdelen, afhankelijk van de vermogens van de stations.
[2 § 4.[3 De behandeling van het slijk wordt door de erkende saneringsinstelling waargenomen in het kader van haar dienstcontract inzake zuivering en inzameling als het slijk uitsluitend voortkomt uit de behandeling van huishoudelijk afvalwater geproduceerd in het Waalse Gewest. ". De behandeling door de erkende saneringsinstelling van slijk dat voortkomt uit de behandeling van buiten het Waalse Gewest geproduceerd huishoudelijk afvalwater is een betaaldienst.]3 ]2
----------
(1)<DWG 2007-11-07/39, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
(2)<DWG 2007-11-07/39, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
(3)<DWG 2016-06-23/09, art. 30, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Afdeling 3. [1 - Bepalingen betreffende het openbare beheer van de autonome sanering]1
----------
(1)
Onderafdeling 1. [1 - Opdrachten]1
----------
(1)
Art. D222/1.[1 De openbare dienstopdracht betreffende het openbare beheer van de autonome zuivering wordt aan de " S.P.G.E. " toevertrouwd op het grondgebied bepaald naar gelang van de dienstencontracten gesloten met [2 verdelers]2. Ze beoogt een gecoördineerd en eenvormig beheer van de gezamenlijke zuivering van de huishoudelijke afvalwateren, met inachtneming van de begrippen mutualisering van de kosten en billijke afwenteling op de waterverbruikers van de zuiveringskosten alsook informatieverstrekking aan de burger, samen met de gemeenten en het Gewest, m.b.t. zijn verplichtingen krachtens het Algemeen zuiveringsreglement waarin artikel D.218 voorziet.
Deze opdracht omvat coördinatie en financiële tegemoetkoming, onder de voorwaarden die de Regering bepaalt, wat betreft :
1° de toekenning van een premie of een lening, met subsidierente, bij de installatie of de sanering van individuele zuiveringssystemen;
2° de controle op de werking van de individuele zuiveringssystemen;
3° de financiële tenlasteneming en de opvolging van de ruiming en van het beheer van het door de individuele zuiveringssystemen voorgebrachte slijk dat in de zuiveringsstations aangenomen wordt;
4° de financiële deelname bij het onderhoud van de individuele zuiveringssystemen, vastgelegd door de Regering op een forfaitaire basis en vatbaar voor indexering.
De Regering kan de modaliteiten bepalen voor de betaling van de premie volgens de regeling van de betalende derde.
Wat betreft de leningen verleend door of via de " S.P.G.E. " voor de geleidelijke uitvoering van de autonome sanering, mag de Regering een vergoeding toekennen om de rentevoet van die leningen tot nul procent te reduceren.
De Regering kan de regels bepalen voor de toekenning van die leningen met vergoeding en die opdracht nader bepalen via het beheerscontract met de " S.P.G.E. ".
De specifieke opdracht inzake de controle op de werking wordt uitgeoefend onverminderd de controlebevoegdheden van het Gewest, van de gemeente of van de agent(en) aangewezen overeenkomstig boek I van het Milieuwetboek. De persoon belast met de controle heeft toegang tot het individuele zuiveringssysteem en tot de bijgebouwen ervan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2016-06-23/09, art. 31, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
(2)<DWG 2021-11-12/09, art. 3, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Onderafdeling 2. [1 - Bijzondere verplichtingen]1
----------
(1)
Art. D222/2. [1 § 1. Het individuele zuiveringssysteem wordt ontworpen, uitgevoerd, gesaneerd en onderhouden voor de te behandelen afvalwaterstroom.
§ 2. De eigenaar wordt belast met het goede onderhoud en de werking van het individuele zuiveringssysteem.
§ 3. De Regering kan de opvolging van de individuele zuiveringssystemen reglementeren. Ze kan ondermeer het onderhoud ervan verplicht maken, verplichten het slijk te overhandigen aan ruimers erkend overeenkomstig de regels opgenomen in artikel D.222 en voorzien in controles op de werking van de individuele zuiveringssystemen.
§ 4. De gegevens betreffende de publiek- of privérechtelijke natuurlijke of rechtspersonen die over een individueel zuiveringssysteem beschikken, worden door de Administratie aan de " S.P.G.E. " meegedeeld opdat ze haar opdracht inzake het openbare beheer van de autonome sanering kan vervullen overeenkomstig de artikelen D.2, D.222/1. De verstrekte gegevens hebben betrekking op :
1° de naam en het adres van de verschuldigde;
2° de kadastrale referentie waarop het individuele zuiveringssysteem is geïnstalleerd;
3° de datum waarop de vrijstelling van de betaling van de CVA werd verleend;
4° het bedrag van de premies die eventueel werden toegekend;
5° de omvang van het geïnstalleerde systeem;
6° de resultaten van de verrichte controles;
7° de technische gegevens betreffende de geïnstalleerde individuele zuiveringssystemen;
8° een afschrift van de aangiften en milieuvergunningen betreffende het geïnstalleerde individuele zuiveringssysteem.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2016-06-23/09, art. 31, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Onderafdeling 3. [1 - Organisatie]1
----------
(1)
Art. D222/3. [1 De " S.P.G.E. " coördineert en financiert het openbare beheer van de autonome sanering.
Deze opdracht wordt uitgeoefend met de medewerking van de saneringsinstellingen erkend krachtens de artikelen D.343 tot D.345.
Aldus zorgen de erkende zuiveringsinstellingen met name voor :
1° de overlegging van technische adviezen;
2° de sensibilisering van de verschillende doelpublieken;
3° de opvolging van de ruimingen en van het beheer van het slijk naar gelang van de capaciteiten van de zuiveringsstations;
4° de controle op de werking van de individuele zuiveringssystemen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2016-06-23/09, art. 31, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Onderafdeling 4. [1 - Evaluatie en controle]1
----------
(1)
Art. D222/4. [1 Het beheerscontract voorziet in de modaliteiten voor de evaluatie en de controle van de opdracht inzake het openbare beheer van de autonome sanering door de Regering.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2016-06-23/09, art. 31, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Afdeling 4. [1 - Certificering van installateurs van individuele zuiveringsystemen]1
----------
(1)
Art. D222bis. [1 Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder installateur, de onderneming opgericht als natuurlijke of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de goede uitvoering van de installatie en de inbedrijfname van een individueel zuiveringssysteem.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2017-01-19/09, art. 15, 035; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. D222bis-1. [1 § 1. De Regering voert een systeem voor de certificering van de installateurs op vrijwillige basis in om de personen die het wensen, in staat te stellen om een beroep te doen op een gecertificeerde installateur. Daartoe kan ze :
1° de voorwaarden en de procedure van de certificering van de installateurs bepalen;
2° een dossierrecht vaststellen betreffende de behandelingskosten van de certificeringsaanvraag en van de opvolging ervan;
3° de geldigheidsduur van de certificering bepalen;
4° de procedure en de modaliteiten voor de verificatie van de naleving van de verbintenissen van de gecertificeerde installateur bepalen;
5° de voorwaarden voor de intrekking, de opschorting en de hernieuwing van de certificering bepalen;
6° de beroepsmodaliteiten bepalen.
§ 2. In het kader van haar openbare opdracht betreffende het openbare beheer van de autonome sanering bedoeld in artikel D.222/1 wordt de "S.P.G.E." aangewezen als bevoegde overheid om een certificering toe te kennen, op te schorten of in te trekken.
§ 3. De erkende saneringsinstellingen zorgen voor de controle en het toezicht op de kwaliteit van het werk van de gecertificeerde installateurs.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2017-01-19/09, art. 16, 035; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
HOOFDSTUK IV. - Gemeenschappelijke bepalingen inzake waterproductie, -distributie en -zuivering.
Afdeling 1. [1 Verklaring van openbaar nut betreffende installaties voor waterproductie of -distributie of voor de verzameling of sanering van afvalwater]1
----------
(1)
Art. D223. § 1. De Regering kan na [6 een openbaar onderzoek volgens de modaliteiten van Boek I van het Milieuwetboek]6 onderzoek verklaren dat het algemeen belang biedt dat installaties voor de productie en de distributie van water of de verzameling of de zuivering van afvalwater aangebracht worden onder, op of boven onbebouwde privé terreinen of privé domein.
Die verklaring van algemeen belang geeft de beheerder van de installaties ten gunste van wie ze wordt afgelegd, het recht om dergelijke installaties aan te leggen onder, op of boven privé-terreinen of privé-domein, om er toezicht op uit te oefenen en de nodige werkzaamheden uit te voeren met het oog op de werking en het onderhoud ervan onder de voorwaarden die in de verklaring vastliggen.
[1 Onder " beheerder " wordt verstaan, naargelang van het geval, de exploitant, de eigenaar of de opdrachtgever van installaties voor waterproductie of -distributie of voor de verzameling of sanering van afvalwater in wiens naam de aanvraag tot verklaring van openbaar nut werd ingediend of elke persoon die hem later eventueel opvolgt in de exploitatie, het opdracht geven of het bezitten van deze installaties.]1
De werkzaamheden mogen pas aangevat worden na afloop van een termijn van twee maanden, te rekenen van de kennisgeving die bij aangetekend schrijven gericht wordt aan de houders van zakelijke rechten en aan de belanghebbende huurders.
§ 2. De begunstigde van de erfdienstbaarheid bedoeld in paragraaf 1 is gehouden tot de betaling van een vergoeding ten gunste van de eigenaar van het met die erfdienstbaarheid bezwaarde erf of van houders van zakelijke rechten i.v.m. dat erf.
[2 De vergoeding wordt in één keer uitbetaald en geldt als forfaitaire vergoeding.]2
[3 In geval van mede-eigendom tussen de houders van zakelijke rechten op de met de erfdienstbaarheid bezwaarde grond wordt het bedrag van de forfaitaire vergoeding onder hen verdeeld naar rato van hun respectieve quotiteiten in de mede-eigendom.
In geval van verdeling van het eigendomsrecht i.v.m. de met die erfdienstbaarheid bezwaarde grond wordt het bedrag van de forfaitaire vergoeding uitbetaald aan de houder van het zakelijk genotsrecht op bedoeld gebouw, onverminderd het eventuele beroep van de blote eigenaar, de erfpachter of de grondbezitter tegen deze houder van het zakelijk recht op grond van de regels van aansprakelijk recht die hun relaties regelen.
Als een bezette grond met een contractuele of wettelijke erfdienstbaarheid bezwaard is, wordt de forfaitaire vergoeding volledig uitbetaald aan de eigenaar van het bezwaarde erf, onverminderd het eventuele beroep van de begunstigde van de bestaande erfdienstbaarheid tegen deze eigenaar op grond van de regels van aansprakelijk recht die hun relaties regelen.]3
§ 3. De Regering bepaalt :
1° de in acht te nemen procedure betreffende de verklaring van algemeen belang bedoeld in paragraaf 1, meer bepaald het aanvraagformulier, de bij de aanvraag te voegen stukken, de behandeling van het dossier en [6 ...]6 de termijnen waarin de bevoegde overheid moet beslissen en de aanvrager kennis moet geven van haar beslissing [4 ...]4;
2° [5 de wijze waarop de in paragraaf 2 bedoelde bijdragen berekend en geïndexeerd worden. Zij kan verschillende basiswaarden bepalen die voor de berekening gebruikt moeten worden in functie van o.a. het soort bedoelde installaties, de geografische ligging en bestemming van de bezette gronden.]5
----------
(1)<DWG 2007-11-07/39, art. 19, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
(2)<DWG 2007-11-07/39, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
(3)<DWG 2007-11-07/39, art. 21, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
(4)<DWG 2007-11-07/39, art. 22, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
(5)<DWG 2007-11-07/39, art. 23, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
(6)<DWG 2007-05-31/46, art. 27, 005; Inwerkingtreding : 08-03-2008>
Art. D224. Bij de gedeeltelijke bezetting van de privé-terreinen of het privé-domein wordt rekening gehouden met het gebruik waarvoor ze bestemd zijn. De bezetting geeft niet aanleiding tot onteigening maar tot een wettelijke erfdienstbaarheid van openbaar nut die elke handeling verbiedt waardoor schade kan worden berokkend aan de installaties of aan de exploitatie ervan.
De Regering legt de verbodsbepalingen en voorschriften vast die in acht genomen moeten worden door iedereen die in de buurt van de installaties werken of handelingen uitvoert, laat uitvoeren of overweegt uit te voeren.
[1 Bij overtreding van de in of krachtens dit artikel voorziene verbodsbepalingen en voorschriften heeft de beheerder het recht om de opgerichte bebouwing en beplanting af te breken en de plaatsen in hun vroegere staat te herstellen, alsook elke noodzakelijk geachte conservatoire maatregel te nemen, het geheel op kosten van de overtreder, onverminderd de schadevergoeding waartoe de overtreding aanleiding zou kunnen geven.
Als de overtreding een dringend noodzakelijke interventie op de installaties die de erfdienstbaarheid genieten niet belet, moet de beheerder de overtreder evenwel eerst aanmanen onmiddellijk een einde aan de overtreding te maken en de plaats in haar vroegere staat te herstellen. Daartoe geeft hij de overtreder een termijn van minstens dertig dagen.]1
[2 Lid hier opgeheven en eerste lid van art. 224bis geworden.]2
----------
(1)<DWG 2007-11-07/39, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
(2)<DWG 2007-11-07/39, art. 25 en 44, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
Art. D224bis. [1 De eigenaar van het met de erfdienstbaarheid bezwaarde erf kan de Regering binnen de haar bepaalde termijn informeren dat hij de begunstigde van de erfdienstbaarheid verzoekt het bezette terrein te kopen. Bij gebrek aan een minnelijke verkoopovereenkomst tussen de eigenaar van het bezwaarde erf en de netbeheerder zijn de bepalingen van artikel 227 van toepassing.
Als de beheerder op aanvraag van de eigenaar het geheel of een deel van de grond die laatstgenoemde bezet, aankoopt of onteigent, maakt de forfaitaire vergoeding die geïnd is ter compensatie van de erfdienstbaarheid van algemeen nut die bedoelde grond bezwaart, deel uit van een voorschot op de koopprijs of onteigeningsvergoeding die onderling wordt overeengekomen of die, in voorkomend geval, door de rechter wordt bepaald in het kader van de onteigeningsprocedure.
Om deze prijs of onteigeningsvergoeding vast te leggen wordt geen rekening gehouden met de minderwaarde voortvloeiend uit de verplichtingen i.v.m. de bezetting van de grond door de installaties van de beheerder.
In voorkomend geval wordt het positieve saldo tussen de koopprijs of onteigeningsvergoeding en het ontvangen voorschot met een rente verhoogd die berekend wordt tegen de geldende wettelijke rentevoet over de periode die ingaat op de begindatum van de effectieve bezetting van de grond door de beheerder en eindigt op de datum van het eerste onderlinge koopaanbod dat de beheerder aan de eigenaar richt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2007-11-07/39, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
Art. D224ter. [1 Behalve als het geheel of een deel van de grond bezwaard met een erfdienstbaarheid van algemeen nut wordt gekocht, dient de eigenaar of houder van zakelijke rechten op dit goed het bestaan van deze erfdienstbaarheid aan te geven in elke akte, ongeacht of hij onderhands of authentiek is, in elke akte van overdracht of aanwijzing van eigendom, van genotsrecht van meer dan negen jaar, van erfpacht of van oppervlakte van het geheel of een deel van de grond, met inbegrip van de akte die een pacht vaststelt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2007-11-07/39, art. 26, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
Art. D225. § 1. De installaties worden verplaatst en desnoods verwijderd op verzoek van de eigenaar van het bezwaarde erf of van degene die het recht heeft om er gebouwen op trekken, als ze gebruik wensen te maken van dat recht. De Regering kan de begunstigde van de erfdienstbaarheid een bijkomende termijn geven zodat hij de nodige vergunningen kan verkrijgen voor die verplaatsing.
Als de belanghebbenden gebruik maken van dat recht zonder de verplaatsing of de verwijdering van die installaties te eisen, behoudt de begunstigde van de erfdienstbaarheid het recht om toezicht op de installaties uit te oefenen en om de werken uit te voeren die nodig zijn voor hun werking, onderhoud en herstel.
De verplaatsingskosten en die i.v.m. de verwijdering van de installaties worden door de begunstigde van de erfdienstbaarheid gedragen; de personen bedoeld in het eerste lid zijn evenwel verplicht schriftelijk te verwittigen binnen zes maanden vóór de aanvang van de geplande werken.
§ 2. Niettegenstaande paragraaf 1 kan de begunstigde van de erfdienstbaarheid, om de verplaatsing van de installaties te voorkomen, voorstellen dat de eigenaar het bezette terrein koopt. Hij geeft de Regering kennis daarvan. Bij gebrek aan een minnelijke overeenkomst tussen de eigenaar van het bezwaarde erf en de netbeheerder zijn de bepalingen van artikel 227 van toepassing.
Art. D226. De beheerder van de installaties is gehouden tot het herstel van de schade veroorzaakt door de werken die hij heeft uitgevoerd bij de aanleg of de exploitatie van zijn installaties, alsmede tot de vergoeding van de schade berokkend aan derden, hetzij door zijn werken, hetzij wegens het gebruik van het door de erfdienstbaarheid bezwaarde erf. De gezamenlijke vergoedingen i.v.m. de veroorzaakte schade worden door de beheerder gedragen. Ze zijn verschuldigd aan de personen die de schade lijden. Het bedrag ervan worden hetzij minnelijk, hetzij door de rechtbanken bepaald.
Art. D227.De beheerder van de installaties ten gunste van wie de Regering een besluit tot verklaring van algemeen belang heeft genomen, kan, op eigen verzoek en binnen de perken van dat besluit, door de Regering gemachtigd worden om de nodige onteigeningen op eigen kosten voort te zetten namens het Gewest of in eigen naam als hij beschikt over de bevoegdheid om krachtens een decreetbepaling te onteigenen. [1 ...]1.
----------
(1)<DWG 2018-11-22/12, art. 82, 044; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Art. D227bis. [1 Op het gedeelte van het tracé van de leiding in een privé domein, mogen bovenop de aansluitingen geen bouwwerken opgetrokken of ingegraven worden, noch struiken aangeplant worden op de oppervlakte die zich aan weerskanten van de as van de leiding uitstrekt tot op anderhalve meter vanaf die as.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2016-06-23/09, art. 32, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Afdeling 2. [1 Certificering "Water" voor bebouwde onroerende goederen.]1
----------
(1)
Art. D227ter.[1 § 1. De Regering organiseert een procedure voor de afgifte van een document, CertIBEau genoemd, ter beoordeling van de conformiteit van bebouwde onroerende gebouwen met de verplichtingen met betrekking tot de in de artikelen [2 D.182, § 5]2, D.195 tot D.207 en D.227bis bedoelde aansluiting en particuliere waterdistributie-installatie en de krachtens deze artikelen genomen wettelijke bepalingen, alsook met de verplichtingen betreffende het afvoeren en de behandeling van stedelijk afvalwater vermeld in het algemene reglement ter sanering van het stedelijke afvalwater bedoeld in artikel D.218.
§ 2. Het verkrijgen van een CertIBEau ter bevestiging van de conformiteit van de bebouwde onroerende gebouwen met de verplichtingen bedoeld in paragraaf 1 is verplicht vóór de aansluiting van een gebouw op openbare waterdistributie.
In afwijking van het eerste lid, is deze verplichting niet van toepassing op voorlopige aansluitingen op openbare waterdistributie tijdens de duur van bouwwerven.
De verplichting bedoeld in het eerste lid is toepasselijk op onbebouwde kampeerterreinen.
§ 3. Het verkrijgen van een CertIBEau met betrekking tot de privé-installatie voor waterdistributie is verplicht in lokalen en inrichtingen waar het publiek van water wordt voorzien, binnen termijnen en overeenkomstig regels die door de Regering worden vastgesteld. [2 Wanneer de certificeerder tijdens de uitoefening van zijn opdrachten een risico en de aanwezigheid van relevante parameters vaststelt overeenkomstig artikel D.193bis, § 2, informeert hij de dienst die door de Regering is aangewezen overeenkomstig deze zelfde bepaling.]2
De Regering bepaalt de lijst van de categorieën lokalen en inrichtingen die onder de bepalingen van deze paragraaf vallen, en bepaalt een procedure en termijnen voor de certificering van de privé-installaties voor distributie.
§ 4. Elke eigenaar van een onroerend goed kan verzoeken om een CertIBEau ter beoordeling van de conformiteit ervan met de verplichtingen bedoeld in paragraaf 1.
§ 5. Het CertIBEau blijft geldig tot ingrijpende wijziging van de aansluiting, van de privé-installatie voor waterdistributie van het onroerend goed of van de aansluiting ervan op het afvoersysteem van stedelijk afvalwater of de behandeling ervan. De Regering bepaalt wat verstaan moet worden onder " ingrijpende wijziging ".
§ 6. In elke akte onder de levenden, ongeacht of hij onderhands of authentiek is, in elke akte van overdracht, ongeacht of hij een akte van aanwijzing, oprichting of overdracht is van een zakelijk recht of van een persoonlijk genotsrecht van meer dan negen jaar, evenwel met uitzondering van de akten tot vestiging van een hypotheek en de overdrachten die voortspruiten uit een huwelijkscontract of uit de wijziging van een huwelijkstelsel en van de overdrachten die voortspruiten uit een wettelijk samenlevingscontact of uit de wijziging van een dergelijke overeenkomst, met betrekking tot een onroerend goed dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een CertIBEau, moeten uitdrukkelijk worden vermeld :
- de datum van het opstellen van het CertIBEau;
- de conclusies vervat in het CertIBEau;
- de verklaring van de overdrager dat hij in kennis is gesteld van deze conclusies.
Wanneer de conclusies van CertIBEau op de conformiteit van het onroerend goed met de in paragraaf 1 bedoelde verplichtingen wijzen, wordt in de akte ook uitdrukkelijk vermelding gemaakt:
- hetzij, van de verklaring van de overdrager waaruit blijkt dat, voor zover hem bekend, sinds de opstelling van het "CertIBEau", geen wijziging is opgetreden in de aansluiting op het openbare distributienet, met inbegrip van de privé distributie-installatie, of in de aansluiting van het onroerend goed op het afvoersysteem van stedelijk afvalwater of de behandeling ervan;
- hetzij, van de beschrijving van de wijziging(en) in de aansluiting op het openbare distributienet, privé distributie-installatie inbegrepen, of in de aansluiting van het onroerend goed op het afvoersysteem van stedelijk afvalwater of de behandeling ervan, opgetreden sinds de opstelling van het "CertIBEau".
Wanneer de conclusies van CertIBEau op de non-conformiteit van het onroerend goed met de in paragraaf 1 bedoelde wettelijke en reglementaire verplichtingen wijzen, wordt in de akte uitdrukkelijk melding gemaakt van de verklaring van de overdrager waarbij hij op de hoogte wordt gebracht dat het onroerend goed aan deze wettelijke en reglementaire verplichtingen niet voldoet.
§ 7. Wanneer, aan het einde van het voorafgaande controlebezoek aan de inrichting van het CertIBEau, een onmiddellijk gevaar voor de menselijke gezondheid wordt vastgesteld, stelt de in artikel D.227quater bedoelde erkende certificeerder de eigenaar van het onroerend goed, de bevoegde burgemeester en de krachtens artikel D.140 van Boek I van het Milieuwetboek aangewezen toezichthoudende ambtenaren onmiddellijk in kennis daarvan.
§ 8. Het door de in artikel D.227quater bedoelde certificeerder vastgestelde tarief voor het opstellen van een CertIBEau omvat gedeeltelijk een vergoeding, waarvan het bedrag door de Regering wordt vastgesteld, betreffende de administratieve werkingskosten van het CertIBEau-certificatiesysteem.
De certificeerder bedoeld in artikel D.227quater stort aan de "SPGE" het bedrag van de toelage geïnd voor elk opgesteld "CertIBEau".]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2019-02-28/10, art. 5, 049; Inwerkingtreding : 01-06-2021>
(2)<DWG 2023-04-20/18, art. 19, 061; Inwerkingtreding : 05-10-2023>
Art. D227quater. [1 § 1. De Regering kan de certificeringsopdracht van de onroerende goederen bedoeld in artikel D.227ter toevertrouwen aan natuurlijke of rechtspersonen die erkend worden als certificeerders.
§ 2. Om te worden erkend, moeten de personen bedoeld in het eerste lid voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° van zijn burgerlijke en politieke rechten genieten, of onder de bestuurders of personen die de vennootschap kunnen binden, enkel personen tellen die hun politieke en burgerlijke rechten genieten;
2° niet veroordeeld zijn, of, onder de bestuurders of personen die de vennootschap kunnen binden, geen enkele persoon tellen die veroordeeld is bij een beslissing die in kracht van gewijsde is getreden wegens een inbreuk op het Waterwetboek, op het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 houdende algemeen reglement voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren, in de openbare riolen en in de kunstmatige afvoerwegen voor regenwater, op het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en de uitvoeringsbesluiten ervan of op elke andere gelijkwaardige regelgeving van een Lidstaat van de Europese Unie;
3° niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een intrekking van de erkenning binnen de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning;
4° de opleiding bedoeld bij de Regering met vrucht hebben gevolgd of een voldoende aantal personen in dienst nemen die bedoelde opleiding met vrucht hebben gevolgd om het verwachte activiteitenvolume te halen;
5° beschikken over financiële garanties en beschikken over of zich ertoe verbinden te beschikken over voldoende technische en menselijke middelen zodat de activiteiten waarvoor de erkenning wordt aangevraagd, worden gewaarborgd;
6° door een verzekeringsovereenkomst gedekt zijn ter dekking van de burgerlijke aansprakelijkheid voortvloeiend uit de activiteiten waarvoor een erkenning wordt aangevraagd;
7° beschikken over, of ter beschikking stellen van het gecertificeerde personeel dat de controlehandelingen uitvoert, van de minimale technische uitrusting in goede staat van werking;
8° zich ertoe verbinden permanente opleidingen te volgen, of zich ertoe verbinden bedoelde opleidingen op te leggen aan het gecertificeerde personeel.
De Regering is bevoegd om deze voorwaarden nader te bepalen en andere erkenningsvoorwaarden vast te stellen.
Bij wijziging van een van de elementen bedoeld in het eerste lid, verwittigt de houder van de erkenning onmiddellijk de "S.P.G.E.".
De Regering bepaalt de erkenningsprocedure voor de certificeerders en de beroepsprocedures tegen de beslissingen tot toekenning of weigering van de erkenning.
Een dossier, waarvan het bedrag en de stortingsvoorwaarden door de Regering worden vastgesteld, kan worden aangevraagd aan elke persoon die een aanvraag tot erkenning bedoeld in dit artikel indient. In voorkomend geval wordt het recht op de datum van de aanvraag vereist.
De opbrengst van de rechten van het dossier wordt gestort aan het Fonds voor de bescherming van het leefmilieu, afdeling "waterbescherming" bedoeld in artikel D.170 van Boek I van het Milieuwetboek.
§ 3. De Regering bepaalt de erkenningsprocedures van de centra die de opleidingen verstrekken die gevolgd moeten worden of waarvoor geslaagd moet worden met het oog op de erkenningsmogelijkheid van de certificeerders.
Om te worden erkend, moeten de opleidingscentra voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° in staat zijn om de opleidingen en examens te organiseren;
2° in staat zijn om de doorlopende opleidingen te organiseren;
3° beschikken over gekwalificeerd onderwijspersoneel;
4° beschikken over de nodige technische uitrustingen voor het vlotte verloop van de opleidingen en examens;
5° minder dan drie jaar voor de indiening van de erkenningsaanvraag niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een besluit tot erkenningsintrekking bedoeld in paragraaf 7.
Bij wijziging van een van de elementen bedoeld in het tweede lid, verwittigt de houder van de erkenning onmiddellijk de "S.P.G.E.".
§ 4. De lijst van de erkende certificeerders en erkende opleidingscentra wordt door de "S.P.G.E." bijgehouden.
§ 5. De Regering kan de controleopdracht met betrekking tot de kwaliteit van de rapporten van de certificeerders overdragen aan de bevoegde saneringsinstellingen en openbare maatschappijen, die zelf de in dit artikel bedoelde erkenning van certificeerder hebben. In dit geval mogen de bevoegde saneringsinstellingen en de openbare maatschappijen geen CertIBEau afgeven.
Bij vastgestelde tekortkomingen verwittigt de controleinstelling de "S.P.G.E.".
§ 6. In het kader van zijn opdracht van openbare dienst bedoeld in artikel D.332, § 2, 9°, wordt de "S.P.G.E." aangewezen als bevoegde overheid belast met het verlenen, de schorsing of de intrekking van een erkenning aan een certificeerder of aan een opleidingscentrum. De Regering bepaalt deze opdracht van de "S.P.G.E." in haar beheersovereenkomst.
§ 7. De "S.P.G.E." kan de erkenning van een certificeerder of van een opleidingscentrum schorsen of intrekken wanneer wordt vastgesteld dat hij zijn verplichtingen niet is nagekomen, na een procedure die door de Regering wordt vastgesteld die voorziet in de mogelijkheid voor de betrokken persoon om zich schriftelijk en mondeling te verdedigen.
De Regering bepaalt de beroepsprocedure tegen de beslissingen bedoeld in het eerste lid.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2019-02-28/10, art. 6, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. D227quinquies. [1 § 1. De Regering zorgt voor de organisatie en het beheer van een databank met de informatie van het CertIBEau.
De Regering kan deze opdracht toevertrouwen aan de "S.P.G.E." en deze opdracht nader bepalen via de beheersovereenkomst met de "S.P.G.E.". In een dergelijk geval is de "S.P.G.E.", in de zin van artikel 5 van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens en artikel 4 van de algemene verordening gegevensbescherming 2016/679, verantwoordelijk voor de verwerking van persoonsgegevens die via het computerplatform worden doorgegeven.
De Regering stelt een computerplatform op dat ten minste toegang geeft tot de volgende informatie :
1° de gegevens van de eigenaars van het bebouwd onroerend goed en van de certificeerder die het CertIBEau heeft opgesteld;
2° een unieke code uit het meternummer;
3° het bezoekverslag CertIBEau;
4° in dat geval, het bewijs fat het bebouwd gebouw conform is met de verplichtingen bedoeld bij artikel D.227ter, § 1.
§ 2. De database bevat de "CertIBEau" die erin zijn opgenomen door de certificeerders bedoeld in artikel D.227quater via het computerplatform dat de verzameling, de goedkeuring en de structurering van de "CertIBEau" mogelijk maakt, alsook de terbeschikkingstelling van de nodige gegevens voor het opstellen van nieuwe "CertIBEau" voor hetzelfde onroerend goed en om de overdragers op de hoogte ervan te brengen bij de akten van overdracht bedoeld in artikel D.227ter, § 6.
§ 3. De doeleinden van de verwerking van de gegevens zijn de volgende :
1° de voorafgaande controle van de conformiteit van een bebouwd roerend goed vóór de aansluiting ervan op de openbare waterdistributie;
2° de openbaarheid ten opzichte van de overdragers, in het kader van de overdrachten bedoeld in artikel D.227ter, § 6;
3° de verificatie van de staat van conformiteit van de bebouwde roerende goederen met de verplichtingen met betrekking tot de aansluiting en de privé-installatie voor waterdistributie en de bepalingen van het algemeen zuiveringsreglement;
4° het beheer van de risico's van verontreiniging van het distributienet of van beschadiging van de kwaliteit van het binnen een woning gedistribueerde water;
5° de statistische behandeling van geaggregeerde gegevens met milieudoeleinden en karakterisering van het bebouwd gedeelte.
§ 4. Overeenkomstig de modaliteiten die door de Regering kunnen worden bepaald, hebben toegang tot alle of een deel van de informatie die in paragraaf 1 wordt vermeld en ter beschikking wordt gesteld :
1° het Departement Leefmilieu en Water van het Operationeel directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van de Waalse Overheidsdienst (DGO3) dat over een toegang tot alle informatie beschikt;
2° het Departement Energie en Duurzaam Gebouw van het Operationeel Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, Erfgoed en Energie (DGO4);
3° de gemeenten die toegang hebben tot de gegevens van de "CertIBEau" van de onroerende goederen gelegen op hun grondgebied;
4° de notarissen en de aankoopcomité's van onroerende goederen die toegang hebben tot alle nuttige informatie voor hun functie;
5° de certificeerders bedoeld in artikel D.227quater, § 1, die enkel een beperkte toegang hebben tot de "CertIBEau" die ze hebben opgesteld;
6° de verdelers, zoals omschreven in artikel D.2, 28°, die toegang hebben tot de gegevens van "CertIBEau" van de onroerende goederen gelegen op hun grondgebied;
7° de "S.P.G.E." en de erkende saneringsinstellingen die toegang hebben tot de gegevens van de "CertIBEau" van de onroerende goederen gelegen op hun grondgebied;
8° elke eigenaar van een onroerend goed dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een "CertIBEau" heeft toegang tot zijn eigen gegevens.
Elk organisme of elke instelling bedoeld in het vorige lid heeft de verantwoordelijkheid om de toegang van de gemachtigde personen in hun midden te beperken en om de vertrouwelijkheid en de beveiliging van de gegevens te bewaren.
§ 5. De identificatiegegevens van de eigenaars en certificeerders van de onroerende goederen vermeld in de "CertIBEau" blijven in de databank zolang het betreffende gebouw bestaat.
§ 6. De kosten in verband met de oprichting en de werking van dit IT-platform moeten worden vastgesteld en het voorwerp uitmaken van een overeenkomst in het kader van het beheerscontract tussen de Regering en de "S.P.G.E.". Deze kosten kunnen geen invloed hebben op de prijs van het water.
§ 7. De Regering bepaalt de wijze van financiering voor de invoering en het beheer van deze databank.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2019-02-28/10, art. 7, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
TITEL II. - Financiering van het beheer van de antropogene watercyclus.
HOOFDSTUK I. - Waterprijs.
Afdeling 1. [1 - Tarifering en facturering van voor menselijk verbruik bestemd water]1
----------
(1)
Onderafdeling I. [1 - Tarifering van voor menselijk verbruik bestemd water]1
----------
(1)
Art. D228.Krachtens het principe van vervuiler-betaler wordt een eenvormige watertarifering ingevoerd die toepasselijk is op het verbruik waarvoor een mogelijkerwijs vooraf betaalbare jaarlijkse heffing per meter betaald wordt die dient voor de betaling van het voordeel gebonden aan de terbeschikkingstelling van water ongeacht of er al dan niet verbruik is. De tarifering bestaat uit drie tranches opgedeeld naar gelang van de jaarlijkse verbruiksvolumes berekend volgens onderstaande formule :
Heffing : (20 x C.V.D.) + (30 x C.V.A.)
Verbruik :
eerste tranche van 0 tot 30 m3 : 0.5 x C.V.D.
tweede tranche van 30 tot 5 000 m3 : C.V.D. + C.V.A.
derde tranche boven 5 000 m3 : (0.9 x C.V.D.) + C.V.A.
De bijdrage in het Sociaal Waterfonds wordt op het grondgebied van het Franse taalgebied aan dit tarief toegevoegd.
[2 De C.V.D. wordt door de verdeler bepaald op grond van een meerjarige en toekomstgerichte projectie uitgewerkt op basis van een gekende boekhoudtoestand en vastgesteld met inachtneming van de evaluatieregels bepaald in het geuniformiseerde boekhoudplan dat door de Regering is vastgelegd. De Regering kan de methode en de vorm van berekening van de C.V.D. bepalen.]2
De C.V.A. wordt voor het gezamenlijke Waalse grondgebied door de S.P.G.E. bepaald krachtens de beheersovereenkomst die ze met de Regering gesloten heeft.
Dezelfde verdeler mag slechts één enkel tarief toepassen op het grondgebied van een hydrografisch onderbekken zoals bepaald bij artikel 7.
[3 Het toegepaste tarief kan van bovenbedoelde tariefstructuur afwijken voor de jaarlijkse verbruikvolumes boven 25 000 m3 per vermindering van de coëfficiënt die op de CVD toegepast wordt.]3
De distributiewaterprijs is het voorwerp van een tweejarig evaluatierapport. Dat rapport wordt na advies van het comité voor watercontrole de oneven jaren uiterlijk 31 maart door de Regering aan het Waalse Parlement overgemaakt, enerzijds, op grond van de gegevens verstrekt door de verdeler wat de C.D.V. betreft, en, anderzijds, op grond van de gegevens verstrekt door de 'S.P.G.E.' wat de C.V.A. betreft.
----------
(1)<DWG 2007-11-07/39, art. 27, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
(2)<DWG 2010-07-22/10, art. 69, 015; Inwerkingtreding : 30-08-2010>
(3)<DWG 2016-06-23/09, art. 33, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Art. D229.[1 n het kader van de tarifering bedoeld in artikel D.228 wordt de C.V.A. niet toegepast in de volgende gevallen:
1° op de watervolumes verdeeld aan de gebruikers onderworpen aan de belasting op het lozen van industrieel afvalwater;
2° op de watervolumes verbruikt door de landbouwbedrijven onderworpen aan de belasting op de milieulasten, met uitzondering van het volume gelijk aan het vermoedelijke verbruik van het gezin, met name 90 kubieke meter.
Als de gebruiker bedoeld onder punt 1° onderworpen is aan de belasting op het lozen van industrieel afvalwater, wordt de C.V.A. door een belasting op het lozen van industrieel afvalwater vervangen volgens de modaliteiten waarin artikel D.268 voorziet.]1
----------
(1)<DWG 2016-06-23/09, art. 34, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Art. D229bis. [1 § 1. De verdeler stelt de klant regelmatig schriftelijk in kennis van de voorwaarden voor de toekenning van het voorkeurstarief.
§ 2. Aan de klant wordt een voorkeurstarief voor zijn waterfactuur toegekend, overeenkomstig de in paragraaf 3 bedoelde modaliteiten, op voorwaarde dat :
1° de abnormale toename van het verbruik van drinkwater het gevolg is van een verborgen lekkage, zoals bepaald in punt 53°bis van artikel D.2. van titel II van deel I;
2° de klant ofwel een kopie van een betaalde factuur van een herstelbedrijf aan de verdeler verstrekt, aangevuld met foto's voor en na de uitvoering van de werkzaamheden, waaruit blijkt dat het lek is hersteld en met vermelding van de plaats van het lek en de datum van de herstelling, ofwel een verklaring op erewoord van de eigenaar, aangevuld met foto's voor en na de uitvoering van de werkzaamheden, waaruit blijkt dat het lek door hemzelf is hersteld en met vermelding van de locatie van het lek en de datum van de herstelling;
De verdeler kan elke verificatie ter plaatse uitvoeren. In geval van bezwaar tegen de verificatie kan hij de procedure voor de volledige terugvordering van de verschuldigde bedragen inleiden.
3° in de drie jaar voorafgaand aan het jaar van abnormaal verbruik, er niet meer dan één index was die door de verdeler werd geschat wegens een gebrek aan overdracht door de gebruiker.
§ 3. De toekenning van een voorkeurstarief overeenkomstig de voorwaarden bedoeld in paragraaf 2, wordt als volgt berekend:
De verdeler berekent de overconsumptie door het verschil te berekenen tussen het geregistreerde verbruik op basis van de opmeting van de meter en het gemiddelde verbruik van de klant over de laatste drie jaar. Bij gebrek aan drie jaar historiek, wordt het gemiddelde verbruik vastgesteld op basis van het volume dat in het voorgaande jaar is verbruikt of, bij gebrek aan historiek, een raming van het jaarlijkse verbruik op basis van de waarnemingen in de vier maanden na het lekherstel.
De hoeveelheid water die het gemiddelde verbruik vertegenwoordigt, wordt gefactureerd volgens de geldende tarifering van voor menselijk verbruik bestemd water.
De hoeveelheid water die overeenkomt met de abnormale toename van het drinkwaterverbruik wordt gefactureerd aan 50 procent van de CVD "werkelijke kostprijs bij de distributie" met een maximum van 2.000 m3 en de vrijstelling op de RKS "Reële Kostprijs Sanering" is volledig; het Sociaal Waterfonds blijft van toepassing op de volledige hoeveelheid water die wordt verbruikt.
Het toegekende voorkeurstarief moet als een uniek en uitzonderlijk gebaar worden beschouwd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/76, art. 2, 047; Inwerkingtreding : 23-09-2019>
Onderafdeling 2. - Facturatie.
Art. D230. Er wordt een jaarlijkse factuur door de verdeler opgesteld. Daarnaast worden minstens om de drie maanden voorschotten of tussentijdse facturen opgesteld.
Bij verandering van gebruiker alsook in geval van wijziging van de facturatieperiode door de verdeler worden de heffing en de verbruikstranches berekend naar evenredigheid van de periode van bewoning van het gebouw of van gebouwgedeelte waarop de factuur betrekking heeft. In voorkomend geval is de vooraf betaalde heffing het voorwerp van een regularisatie.
Art. D231. De Regering bepaalt de standaardregels voor de overlegging van de facturen, die de diverse elementen van de C.D.V. en de C.V.A., alsook de bijdrage in het Sociaal Waterfonds duidelijk vermelden. De verdeler wordt volgens de door de Regering bepaalde regels vergoed voor de gezamenlijke kosten i.v.m. de inning van de C.V.A.
Art. D231bis. [1 Als de gebruiker bijdraagt in de kosten van de industriële sanering waarin artikel D.260 voorziet, wordt de C.V.A. rechtstreeks gefactureerd door de " Société publique de gestion de l'eau ".]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2016-06-23/09, art. 35, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Onderafdeling 3. - Betaling van de facturen en invordering.
Art. D232.In geval van niet-nakoming van de verlichtingen en, meer bepaald, in geval van niet-betaling binnen de voorgeschreven termijn van de sommen die [1 ...]1 aan de verdeler verschuldigd zijn, gaat deze laatste met alle rechtsmiddelen over tot de invordering van zijn schuldvordering ten laste van de gebruikers en, in voorkomend geval, van de abonnee zoals bedoeld in artikel 233.
De Waalse Regering bepaalt de modaliteiten voor de betaling van de facturen en voor de invordering ervan en legt de desbetreffende minimumtermijnen vast.
De verdeler kan wegens de specifieke en objectieve kenmerken van de gebruiker verzoeken om een garantie voor de betaling van de hem verschuldigde bedragen.
Het maximumbedrag en de modaliteiten betreffende die garantie worden door de Regering bepaald en zijn [1 ...]1 van toepassing op de openbare waterdistributie van een gebouw dat niet [1 uitsluitend]1 voor bewoning bestemd is.
----------
(1)<DWG 2016-06-23/09, art. 36, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Art. D233.[1 § 1. De gebruiker is de verdeler alle sommen verschuldigd die hem toekomen vanwege de openbare waterdistributie, met uitzondering van de kosten of vergoedingen die de eigenaar uitdrukkelijk verschuldigd is.
§ 2. Als het aangesloten pand bestaat uit woningen, handelsruimten of bouwwerken en als de aansluiting niet voorzien is van verschillende meters waarmee de respectieve geïndividualiseerde verbruiken gemeten kunnen worden, ongeacht of de woningen, bouwwerken of handelsruimten al dan niet door verschillende gebruikers gebruikt worden, krijgt de eigenaar de hoedanigheid van gebruiker wat betreft de facturering van de dienst en de desbetreffende rechten en plichten.
§ 3. Als de gebruiker niet houder is van een zakelijk recht op het aangesloten gebouw, mag de eigenaar jegens de verdeler niet hoofdelijk en ondeelbaar gehouden worden tot de betaling van alle sommen die de gebruiker niet betaald heeft voorzover :
1° hij het bewijs levert dat hij de verdeler uiterlijk dertig kalenderdagen na de datum van de wijziging van het gebruik van het goed schriftelijk kennis gegeven heeft van de identiteit van de intrekkende en vertrekkende gebruikers, alsook van de meterindex op die datum;
2° een ongewoon hoog verbruik niet te wijten is aan de staat van de private installaties.
§ 4. Als verschillende personen houder zijn van onverdeelde zakelijke rechten op een aangesloten gebouw, zijn ze hoofdelijk en ondeelbaar gehouden tot de verplichtingen van de eigenaar.
§ 5. In het geval van een niet gebruikte gebouw krijgt de eigenaar de hoedanigheid van gebruiker, waardoor hij de verdeler de kosten van de heffing en van het geregistreerde verbruik verschuldigd is totdat melding wordt gemaakt van het gebruik van het gebouw door een nieuwe gebruiker.]1
----------
(1)<DWG 2016-06-23/09, art. 37, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Afdeling 1bis. [1 - Fonds de solidarité internationale pour l'eau"0.]1
----------
(1)
Onderafdeling 1. [1 - Algemene bepalingen.]1
----------
(1)
A. [1 Begripsomschrijving.]1
----------
(1)
Art. D233bis.
<Opgeheven bij DWG 2023-12-13/13, art. 252, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
B.
Art. D233bis.1.
<Opgeheven bij DWG 2023-12-13/13, art. 252, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Onderafdeling 2.
Art. D233bis.2.
<Opgeheven bij DWG 2023-12-13/13, art. 252, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D233bis.3.
<Opgeheven bij DWG 2023-12-13/13, art. 252, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Onderafdeling 3.
Art. D233bis.4.
<Opgeheven bij DWG 2023-12-13/13, art. 252, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D233bis.5.
<Opgeheven bij DWG 2023-12-13/13, art. 252, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D233bis.6.
<Opgeheven bij DWG 2023-12-13/13, art. 252, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Onderafdeling 4.
Art. D233bis.7.
<Opgeheven bij DWG 2023-12-13/13, art. 252, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D233bis.8.
<Opgeheven bij DWG 2023-12-13/13, art. 252, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D233bis.9.
<Opgeheven bij DWG 2023-12-13/13, art. 252, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Onderafdeling 5.
Art. D233bis.10.
<Opgeheven bij DWG 2023-12-13/13, art. 252, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 2. - Sociaal Waterfonds.
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen.
A. Toepassingsgebied.
Art. D234. Deze afdeling regelt, krachtens artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikel 128, § 1, van de Grondwet. Ze is slechts van toepassing op het Franse taalgebied.
B. Definitie.
Art. D235. In de zin van deze afdeling verstaat men onder "verbruiker" : elke natuurlijke persoon die, rechtstreeks of onrechtstreeks, het genot heeft van het water dat een verdeler hem in zijn hoofdverblijfplaats ter beschikking stelt voor een uitsluitend huishoudelijk gebruik, en zodoende inspeelt op zijn behoeften en op die van zijn gezin.
C. Doelstelling.
Art. D236. Deze afdeling beoogt de invoering van een financieel mechanisme, met name het "Sociaal Waterfonds", dat voornamelijk zal tussenkomen in de betaling van de waterfactuur van de verbruiker.
Onderafdeling 2. - Financieel mechanisme.
A. Algemene bepalingen.
Art. D237. Iedere verbruiker die, onder welke titel ook, in aanmerking komt voor een sociale hulpverlening, overeenkomstig artikel 57 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, kan een tegemoetkoming in de betaling van zijn waterfacturen genieten.
Art. D238. Die tegemoetkoming berust op een financieel mechanisme, met name het "Sociaal Waterfonds", waarbij de verdelers, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de "S.P.G.E." betrokken zijn.
Art. D239.Elke waterfactuur die een verdeler stuurt, vermeldt, als bestanddeel van de reële waterprijs, het bestaan van een bijdrage ten laste van de verdelers die vastgelegd is op [1 0,025]1 euro per gefactureerde m3 water.
Die bijdrage kan aangepast worden bij besluit van de Waalse Regering, na evaluatie van de noden. De gecumuleerde verhogingen mogen in geen geval hoger zijn dan 10 % van het bedoelde bedrag.
----------
(1)<DWG 2014-12-12/02, art. 32, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D240.De bijdrage bedoeld in artikel 239 financiert :
1° voor minimum [1 80 %]1 ervan, de uitgaven i.v.m. de tegemoetkoming bedoeld in artikel 237;
2° voor minimum 9 % ervan, de uitgaven i.v.m. de werkingskosten van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
3° voor maximum 1 % ervan, de uitgaven i.v.m. de werkingskosten van de "S.P.G.E." in het kader van deze afdeling;
4° voor een bedrag gelijk aan het saldo ervan, de uitgaven i.v.m. de nodige technische verbeteringen waardoor de verbruikers die in aanmerking komen voor de in artikel 237 bedoelde tegemoetkoming, bijgestaan kunnen worden door de verdelers met het oog op een rationeel waterbeheer.
De modaliteiten voor de verdeling van die uitgaven worden door de Regering vastgelegd op voorstel van de Minister.
De modaliteiten voor de tegemoetkoming in de werkingskosten bedoeld in het eerste lid, 2° en 3°, worden door de Regering vastgelegd, o.a. op grond van :
- het aantal verbruikers met betalingsmoeilijkheden, zoals bedoeld in artikel 241;
- het aantal personen die recht hebben op maatschappelijke integratie overeenkomstig de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie;
- het aantal aansluitingen op het openbaar netwerk voor waterverdeling in de gemeente.
----------
(1)<DWG 2017-01-19/06, art. 2, 034; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
B. Regels betreffende de tegemoetkoming in de betaling van de waterfacturen.
Art. D241. In geval van betalingsmoeilijkheden wordt de verbruiker in de rappelbrief van de verdeler geïnformeerd dat hij in aanmerking kan komen voor de tegemoetkoming bedoeld in artikel 237.
De brief wijst erop dat de verbruiker zich tegen die tegemoetkoming mag verzetten.
Behoudens verzet van de verbruiker, maakt de verdeler de lijst van verbruikers met betalingsmoeilijkheden over aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn zodat het contact kan opnemen met de verbruikers.
De modaliteiten betreffende het verzet van de klant en de overmaking van die lijst worden door de Regering vastgelegd.
Art. D242. § 1. Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn beslist binnen dertig dagen over de toekenning en het bedrag van de tegemoetkoming binnen de perken bepaald bij deze afdeling en de daaruit voortvloeiende reglementaire bepalingen. Artikel 60 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn is toepasselijk op de besluitvorming terzake.
Overeenkomstig artikel 62bis van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn wordt de beslissing inzake tegemoetkoming, genomen door de raad voor sociale hulp of door één van de organen waaraan de raad bevoegdheden heeft overgedragen, bij ter post aangetekend schrijven of tegen ontvangbewijs aan de verbruiker meegedeeld binnen acht dagen, te rekenen van de datum van de besluitvorming.
Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn geeft de verdeler kennis van zijn beslissing m.b) t. de aangevraagde tegemoetkoming.
§ 2. De beslissing is met redenen omkleed en vermeldt de mogelijkheid om beroep in te dienen overeenkomstig artikel 71 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de indieningstermijn, de vorm van het verzoek, het adres van de bevoegde beroepsinstantie en de naam van de contactdienst of -persoon binnen het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
§ 3. De openbare centra voor maatschappelijk welzijn bezorgen de "S.P.G.E." jaarlijks een activiteitenverslag over de uitvoering van deze afdeling. De Regering bepaalt de gegevens die het verslag moet bevatten, alsook de kalender van de berichten.
§ 4. Vanaf de datum waarop de rappelbrief door de verdeler aan de verbruiker gestuurd wordt, overeenkomstig de voorwaarden bedoeld in artikel 241, tot een beslissing door het O.C.M.W. wordt genomen, zoals bedoeld in paragraaf 1 van dit artikel, is elke eenzijdige afsluiting van de watervoorziening door de verdeler wegens niet-betaling van de factuur, verboden.
Deze bepaling is niet van toepassing als de verbruiker zich verzet tegen een tegemoetkoming zoals bedoeld in deze afdeling.
Art. D243. De Regering bepaalt, op voorstel van de "S.P.G.E." en na advies van het Comité voor watercontrole, de modaliteiten voor de tegemoetkoming bedoeld in artikel 237 en voor de berekening van het maximumbedrag ervan.
Voor elke verbruiker wordt de tegemoetkoming beperkt tot een maximumbedrag, al naar gelang de samenstelling van het gezin.
Art. D244. De tegemoetkoming bedoeld in artikel 237 dekt, binnen de perken van de begrotingskredieten, de gehele of gedeeltelijke betaling van de facturen betreffende de individuele of gezinswoning van de verbruiker.
Art. D245. De Regering bepaalt de modaliteiten voor de verdeling van de beschikbare bedragen onder de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor het lopende boekjaar.
Die verdeling wordt uitgevoerd op grond van o.a. :
- het aantal verbruikers met betalingsmoeilijkheden, zoals bedoeld in artikel 241;
- het aantal personen die recht hebben op maatschappelijke integratie overeenkomstig de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie;
- het aantal aansluitingen op het openbaar netwerk voor waterdistributie in de gemeente.
C. Opdrachten van de "S.P.G.E." in het kader van het sociaal fonds.
Art. D246. De "S.P.G.E." staat in, onder de voorwaarden en binnen de perken van deze afdeling, voor het beheer van het in artikel 236 bedoelde financieel mechanisme, dat tussenkomt in de betaling van de waterfactuur van de verbruiker.
Art. D247. De "S.P.G.E." legt het bedrag van de tussenkomsten van elke verdeler, zoals bedoeld in artikel 239, jaarlijks vast op grond van de gefactureerde hoeveelheden van het vorige jaar.
Art. D248. De "S.P.G.E." geeft de openbare centra voor maatschappelijk welzijn uiterlijk 31 maart van elk jaar kennis van de beschikbare bedragen, per verdeler, bestaande uit de bijdragen bedoeld in artikel 239 en uit de niet-gebruikte overtollige saldo's, verminderd met de uitgaven bedoeld in artikel 240, lid 1°, 2°, 3° en 4°.
Art. D249. De "S.P.G.E." maakt jaarlijks een verslag over de werking van het in artikel 236 bedoelde financieel mechanisme over aan de Regering en aan het Comité voor watercontrole.
De Regering richt dat verslag binnen drie maanden aan de Voorzitter van het Waalse Parlement.
De Regering bepaalt de gegevens die in dat verslag vermeld moeten worden, alsook de kalender van de berichten.
Art. D250. Het overtollige saldo van het vorige boekjaar wordt uiterlijk 31 maart van elk jaar door de verdelers aan de "S.P.G.E." gestort.
De Regering bepaalt de modaliteiten voor de storting van die saldo's alsook voor hun aanwending door de "S.P.G.E.".
D. Verplichtingen van de verdelers.
Art. D251.De verdelers moeten :
1° de tijdens het afgelopen jaar door de verdeler gefactureerde hoeveelheden uiterlijk op [1 28 februari]1 van elk jaar aan de "S.P.G.E." overmaken;
2° de som voor de werkingskosten uiterlijk op 31 maart van elk jaar aan de "S.P.G.E." storten, overeenkomstig artikel 240, eerste lid, 2° en 3°;
3° het saldo van de in artikel 239 bedoelde bijdrage bewaren na storting van de bedragen bedoeld onder 2° en 8° om het aan te wenden voor de doeleinden bedoeld in artikel 240, eerste lid, 1° en 4°;
4° de financiële stromen betreffende het Sociaal Waterfonds uiterlijk op 31 maart van elk jaar individualiseren op specifieke balans- en beheersrekeningen;
5° zorgen voor het dagelijks beheer van de aandelen die toegekend worden aan elk openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de gemeenten die de verdeler bedient, in nauwe samenwerking met hen;
6° zorgen voor het beheer van de fondsen voor technische verbeteringen;
7° de "S.P.G.E." uiterlijk [1 28 februari]1 van elk jaar kennis geven van het aantal verbruikers met betalingsmoeilijkheden, zoals bedoeld in artikel 241, derde lid, van het aantal tegemoetkomingen waartoe besloten werd door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn [1 ...]1 en van het globale bedrag van de tegemoetkomingen per gemeente;
8° de eventuele overtollige saldo's aan de "S.P.G.E." storten binnen de termijn bedoeld in artikel 250;
9° de "S.P.G.E." jaarlijks uiterlijk op 28 februari alle stukken en gegevens verstrekken die noodzakelijk zijn voor het vastleggen van het bedrag van hun bijdrage alsook van de bedragen waarover de openbare centra voor maatschappelijk welzijn mogen beschikken.
De Regering bepaalt de modaliteiten voor de uitvoering van die verplichtingen.
----------
(1)<DWG 2017-01-19/06, art. 3, 034; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
HOOFDSTUK II. [1 - Mechanismen tot terugwinning van andere kosten dan de tarifering]1
----------
(1)
Afdeling 1. [1 - Algemene bepalingen]1
----------
(1)
Art. D252. [1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan administratie : de dienst(en) aangewezen door de Regering.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 37, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 2. [1 - Belasting en bijdrage op de waterwinningen]1
----------
(1)
Onderafdeling 1. [1 - Winplaatsen voor tot drinkwater verwerkbaar water]1
----------
(1)
Art. D253.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D254.[1 § 1. Elke uitbater van een winning van tot drinkwater verwerkbaar water op het grondgebied van het Waalse Gewest draagt naar rato van de geproduceerde volumes van tot drinkwater verwerkbaar water bij tot de financiering van de maatregelen tot bescherming van het tot drinkwater verwerkbaar water.
§ 2. Wanneer het geproduceerde water een openbaar distributienet bevoorraadt, moet de producent die dit water opneemt :
1° hetzij een dienstencontract voor de bescherming van het tot drinkbaar water verwerkbaar water met de "S.P.G.E." sluiten;
2° hetzij een afnamebelasting betalen.
Wanneer het geproduceerde water geen openbaar distributienet bevoorraadt, moet de uitbater een afnamebelasting betalen.
Het bedrag van de afnamebelasting is vastgelegd op 0,0829 euro per kubieke meter water geproduceerd in de loop van het jaar van afname.
De producent wordt vrijgesteld van zijn verplichting voor een bepaald volume water indien een andere producent deze verplichting voor dit volume op zich neemt.
§ 3. Elke uitbater van een winning van tot drinkwater verwerkbaar water moet ook een jaarlijkse afnamebijdrage betalen over de hoeveelheden water die uit deze winning worden geproduceerd; het bedrag daarvan is vastgesteld op 0,0829 euro per kubieke meter water die in het jaar van afname wordt geproduceerd.
§ 4. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder geproduceerde hoeveelheden water niet verstaan:
1° de hoeveelheden water die door saneringsinstellingen worden opgepompt in het kader van hun opdracht inzake het afvoeren van overstromingswater, met uitzondering van de hoeveelheden die zij verkopen aan een producent of die zij verdelen via het openbare net;
2° de hoeveelheden water die in het kader van het proefpompen gedurende een periode van ten hoogste twee maanden zijn opgevangen;
3° het bemalingswater, inclusief verwerkbaar bemalingswater;
4° de hoeveelheden water die in het natuurlijk milieu of in de riolering worden geloosd, met inbegrip van niet-conform water, waswater, overstortwater, spuiwater, leegpompwater of bemalingswater.]1
----------
(1)<DWG 2021-11-12/09, art. 4, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. D255.[1 Elke verdeler draagt naar rato van de geproduceerde hoeveelheid water die hij in het Waalse Gewest verdeelt, tot de financiering van de sanering van afvalwater. De hoeveelheid verdeeld water wordt berekend op basis van de aan de verbruikers gefactureerde hoeveelheid.
Om dit te doen, moet de verdeler :
1° hetzij een dienstencontract voor sanering met de " S.P.G.E." sluiten;
2° hetzij zelf zorgen voor de uitvoering van de collectieve afvalwaterzuivering alsook van het openbaar beheer van de autonome afvalwaterzuivering, in overeenstemming met de hoeveelheid water die hij op het grondgebied van het Waals Gewest verdeelt.
De verdeler is vrijgesteld van zijn verplichting voor de hoeveelheden water die hij in het Waals Gewest verdeelt en waarvoor aan de "S.P.G.E." een industriële saneringskost wordt betaald op basis van een contract voor industriële sanering.]1
----------
(1)<DWG 2021-11-12/09, art. 5, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Onderafdeling 2. [1 - Winplaatsen van grondwater dat niet tot drinkwater verwerkbaar is]1
----------
(1)
Art. D256.[1 § 1. De [3 ...]3 winplaatsen van niet tot drinkwater verwerkbaar water, met uitzondering van de winningen onder 3.000 kubieke meter, worden onderworpen aan een jaarlijkse winningsbelasting waarvan het bedrag vastgelegd is als volgt:
1° op de schijf van 0 tot 20 000 kubieke meter water : 0,03 euro per kubieke meter opgenomen water;
2° op de schijf van 20.001 tot 100.000 kubieke meter water : 0,06 euro per kubieke meter opgenomen water;
3° op de schijf boven 100.000 kubieke meter water : 0,09 euro per kubieke meter opgenomen water.
[3 § 2]3. De volgende grondwaterwinplaatsen zijn niet onderworpen aan een winningsbelasting bedoeld in [3 paragraaf 1]3 :
1° het oppompen door de saneringsinstellingen in het kader van hun opdracht inzake afvoer van overstromingswater, met uitzondering van het watervolume dat ze verkopen of verdelen;
2° proefpompingen tijdens een periode van hoogstens twee maanden. ".
3° tijdelijke oppompingen verricht ter gelegenheid van openbare of privé werken inzake civiele bouwkunde;
4° oppompingen ter bescherming van goederen, met uitzondering van de oppompingen verricht voor industriële of winstgevende doeleinden;
5° oppompingen van geothermaal water voor de collectieve verwarming van openbare woningen of gebouwen.]1
[3 6° de winningen van bemalingswater]3
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 43, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DWG 2016-07-20/19, art. 6, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2016> <bekrachtigd bij DWG 2016-06-23/09, art. 41, 032; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(3)<DWG 2021-11-12/09, art. 6, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Onderafdeling 2/1. [1 Winningen van bemalingswater]1
----------
(1)
Art. D256/1. [1 De winningen van bemalingswater worden jaarlijks onderworpen aan een afnamebijdrage van 0,0407 euro per kubieke meter bemalingswater betreffende de grondwatervolumes.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2021-11-12/09, art. 8, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Onderafdeling 3. [1 - Waterwinnningen van niet tot drinkwater verwerkbaar oppervlaktewater]1
----------
(1)
Art. D257.[1 § 1. De waterwinnningen van niet tot drinkwater verwerkbaar oppervlaktewater, met uitzondering van de winningen onder 10.000 kubieke meter, worden onderworpen aan een jaarlijkse winningsbelasting waarvan het bedrag vastgelegd is als volgt :
1° op de schijf van 0 tot 999 999 kubieke meter water : 0,063 euro per kubieke meter opgenomen water;
2° op de schijf van 1 000 000 tot 9 999 999 kubieke meter water : 0,037 euro per kubieke meter opgenomen water;
3°[2 [3 op de schijf boven 10 kubieke meter water : 0,02 euro per kubieke meter opgenomen water.]3]2
4° [2 [3 ...]3]2
Er wordt een verminderingscoëfficiënt van de in het eerste lid bedoelde winningsbijdrage toegepast op de opgenomen volumes die in de oppervlaktewateren teruggeloosd worden. Die coëfficiënt is gelijk aan [1-((Teruggeloosd volume/opgenomen totaal volume)/2)].
§ 2. De volgende grondwaterwinplaatsen zijn niet onderworpen aan de winningsbelasting bedoeld in paragraaf 1 :
1° het oppompen door de saneringsinstellingen in het kader van hun opdracht inzake afvoer van overstromingswater, met uitzondering van het watervolume dat ze verkopen of verdelen;
2° tijdelijke oppompingen verricht ter gelegenheid van openbare of privé werken inzake civiele bouwkunde;
3° oppompingen ter bescherming van goederen;
4° oppompingen voor de collectieve verwarming van openbare woningen of gebouwen, met uitzondering van de oppompingen verricht voor industriële of winstgevende doeleinden;
5° de winningen die uitsluitend bestemd zijn voor de productie van groene elektriciteit in de zin van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 45, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DWG 2017-12-13/09, art. 14, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(3)<DWG 2018-07-17/04, art. 44, 039; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
Afdeling 3. [1 - Belasting op de lozing van industrieel en huishoudelijk afvalwater]1
----------
(1)
Onderafdeling 1. [1 - Algemene bepalingen]1
----------
(1)
Art. D258. [1 Er wordt een jaarlijkse belasting op lozingen van afvalwater vastgelegd]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 48, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D259. [1 De belasting is van toepassing op :
1° elke natuurlijke of rechtspersoon, publiek- of privaatrechtelijk, incluis de intercommunales, behalve in het kader van de uitoefening van de opdrachten i.v.m. het statuut van erkende saneringsinstelling, hierna "bedrijven" genoemd, die industrieel afvalwater lozen in de openbare rioleringen, afvalwatercollectoren, zuiveringsstations van de saneringsinstellingen of in de oppervlakte- of grondwateren;
2° elke natuurlijke of rechtspersoon, publiek- of privaatrechtelijk, incluis de intercommunales, behalve in het kader van de uitoefening van de opdrachten i.v.m. het statuut van erkende saneringsinstelling die huishoudelijk afvalwater lozen in de collectoren bedoeld onder 1° en die wegens een niet openbare bevoorrading niet bijdraagt in de saneringskosten vervat in de reële kostprijs van het water, behalve als ze een vrijstelling genieten, overeenkomstig artikel D.270;
3° elke natuurlijke of rechtspersoon, publiek- of privaatrechtelijk, incluis de intercommunales, behalve in het kader van de uitoefening van de opdrachten i.v.m. het statuut van erkende saneringsinstelling die huishoudelijk afvalwater lozen in de collectoren bedoeld onder 1° en die de in artikel D.229, 2°, bedoelde vrijstelling van de C.V.A. genieten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 49, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Onderafdeling 2. [1 - Bijzondere bepalingen betreffende de lozingen van industrieel afwalwater]1
----------
(1)
Art. D260.[1 § 1. De jaarlijkse belasting op het lozen van industrieel afvalwater is evenredig met de hoeveelheid verontreinigende stoffen ervan berekend overeenkomstig de in de artikelen D.262 en D.265 bepaalde formules.
De in aanmerking te nemen hoeveelheid verontreinigende stoffen is die van het industriële afvalwater geloosd gedurende het jaar dat aan het belastingjaar voorafgaat.
§ 2. De onderneming die industrieel afwalwater in een openbaar zuiveringsstation loost, sluit een dienstencontract voor industriële sanering. Ze moet de kosten van de in dit contract bedoelde industriële sanering voor het geloosde afvalwatergedeelte betalen.
De onderneming die een dienstencontract voor industriële sanering heeft gesloten, wordt vrijgesteld van de in § 1 bedoelde jaarlijkse belasting op het lozen van industrieel afvalwater [2 en onderworpen aan de betaling van de industriële saneringsprijs op 1 januari van het jaar volgend op de datum van ondertekening van het contract [3 voor alle lozingen van industrieel afvalwater in een openbaar zuiveringsstation]3]2.
[4 Wanneer de onderneming na 1 januari 2019 een vergunning voor een nieuwe vestiging krijgt, kan het industrieel dienstencontract gesloten worden en op hetzelfde ogenblik in werking treden en geldt de vrijstelling van de belasting betreffende het industrieel afvalwater vanaf dat ogenblik.]4
§ 3. De Regering keurt het model van het dienstencontract voor industriële sanering goed.
Het contract bevat minstens de volgende gegevens:
1) de bepaling van de diensten inzake de opvang en de zuivering van het industrieel water verleend door de "S.P.G.E." en de erkende zuiveringsinstellingen;
2) de geraamde hoeveelheid en de aard van het water geloosd door de industrie in het net of het station waarvoor een akkoord tussen partijen is gesloten;
3) de modaliteiten voor de berekening van de kosten van de industriële sanering bedoeld in artikel D.2, 20° bis;
4) [2 ...]2
5) de sancties voorzien indien de partijen hun verplichtingen niet naleven;
6) de oorzaken die een einde kunnen maken aan het contract en de gevolgen van het eventuele einde van het contract;
7) de uitzonderingen of eventuele afwijkingen van het principe volgens welk het contract voor een onbepaalde duur wordt gesloten.
[5 8) In geval van afstand, overdracht of delegatie van activiteiten aan een andere persoon blijven de wederzijdse rechten en verplichtingen van het contract van kracht.]5
Rekening houdende met sociale, leefmilieu- en economische impacten van de afwenteling van de kosten van de diensten, is de kostprijs van de industriële sanering gelijk aan de reële kostprijs of aan de tegenwaarde van de belasting op het lozen van industrieel afvalwater indien de reële kostprijs hoger is dan die belasting.
[2 De Administratie of de " S.P.G.E. " kan het industriële afvalwater opmeten of laten opmeten voor de vastlegging of de bevestiging van de belasting of de prijs van de industriële sanering.]2
Om het bestaan en het bedrag van het dienstencontract voor industriële sanering te bepalen, mag de "S.P.G.E." of de door de "S.P.G.E." gemachtigde erkende zuiveringsinstelling alle bewijsmiddelen aanwenden die door het gemene recht worden toegelaten.
[2 Ze zijn bevoegd om alle gegevens te verzamelen of op te eisen die nodig zijn voor de nauwkeurige inning van de industriële CVA. Ze kunnen zich daaroe laten bijstaan door een ambtenaar van de Waalse Regering bedoeld in artikel 12ter van het decreet van 6 mei 1999 of door een personeelslid aangewezen krachtens artikel D.140 van Boek I van het Milieuwetboek. De opmetingen en analyses worden verricht door een laboratorium erkend krachtens artikel D.147 van Boek I van het Milieuwetboek of door het referentielaboratorium van het Waalse Gewest. Het bedrijf verleent toegang tot de kamers en de voorzieningen voor de controle op de lozing(en) van het industriële afvalwater. Na afloop van de opmetingscampagnes en na kennisgeving van de resultaten van de analyses aan de " S.P.G.E. ", de Administratie of aan bovenbedoelde ambtenaren of personeelsleden met het oog op de bepaling van de gemiddelde waarden, wordt er rekening gehouden met een gemiddelde van de resultaten van de analyses om de prijs van de industriële sanering vast te leggen. De Regering is bevoegd om de modaliteiten voor de toepassing van dat gemiddelde te bepalen op basis van de weging van de gemiddelde waarden van de door de " S.P.G.E. " en het bedrijf gebruikte resultaten, van de type-afwijkingen ervan en van het aantal jaarlijkse monsters.]2
Wanneer de onderneming die industrieel afvalwater loost, de waarden van de in aanmerking te nemen parameters niet meedeelt aan de "S.P.G.E.", mag laatstgenoemde monsternemingen en analysen verrichten of laten verrichten om die waarden te bepalen, waarbij de daaruit voortvloeiende kosten ten laste zijn van de onderneming. Bij gebrek aan analysen wordt de last die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de reële kostprijs van de industriële sanering geraamd op basis van de beschikbare relevante inlichtingen.
De "S.P.G.E." kan op verzoek van de Waalse Regering de dienstencontracten per categorie industrieën zonder vergoeding en mits een opzegging van 12 maanden opzeggen.
§ 4. De "S.P.G.E." of de exploitant van de openbare saneringsinfrastructuur mogen de sanering onderbreken of beperken telkens als herstel-, renovatie-, wijzigings-, verplaatsings-, onderhouds- of exploitatiewerken het rechtvaardigen.
In dit geval zal de exploitant zich inspannen om het aantal onderbrekingen en de duur ervan tot een minimum te beperken. De betrokken ondernemingen die industrieel afvalwater lozen, worden uiterlijk vijf werkdagen vóór het begin van de werken op de hoogte gebracht van de werken.
In spoedgevallen of in geval van onderbrekingen van minder dan één uur, worden de betrokken ondernemingen die industrieel afvalwater lozen, op de hoogte gebracht van de werken binnen een redelijke termijn voor het begin ervan. Bewarende maatregelen of maatregelen bestemd om de schade te beperken kunnen uitgevoerd worden vóór hun kennisgeving aan de betrokken ondernemingen die industrieel afvalwater lozen.
Tijdens de onderbrekingen of de stopzettingen van de dienst wegens het algemeen belang in geval van overmacht of ingebrekestelling van de onderneming die industrieel afvalwater loost, zijn de S.P.G.E. of de exploitant niet verplicht een schadeloosstelling of een compensatie te betalen.
§ 5. Met het oog op de bevordering van het goede beheer van het industrieel afvalwater kan de Waalse Regering de overdracht aan de S.P.G.E. van een onroerend goed gelegen in een bedrijfsruimte of een deel van een dergelijk onroerend goed, in volle eigendom of in de ondergrond, toelaten na instemming van de S.P.G.E. en zonder terugbetaling van de steun of van de subdiside toegekend krachtens het decreet van 11 maart 2004 betreffende de ontsluitingsinfrastructuur voor economische bedrijvigheid. De saneringsinstallatie wordt door de overdrager met de normen in overeenstemming gebracht.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 51, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015, behalve §2 en §3 : 01-01-2019>
(2)<DWG 2016-06-23/09, art. 42, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
(3)<DWG 2018-07-17/04, art. 45, 039; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
(4)<DWG 2018-07-17/04, art. 45bis, 039; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
(5)<DWG 2018-07-17/04, art. 46, 039; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
Art. D261. [1 Het basisbedrag van de belasting per eenheid verontreinigende stoffen van het geloosde industriële afvalwater, hierna eenheidsbelasting genoemd, wordt vanaf 1 januari 2015 vastgesteld op 13 euro.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 52, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D262.[1 De hoeveelheid verontreinigende stoffen van het geloosde industriële afvalwater wordt berekend aan de hand van de volgende formule:
"N = N1 + N2 + N3 + N4 + N5"
Waarbij:
1° "N" = het totale aantal eenheden verontreinigende stoffen;
2° "N1 = (Q/180)*[a + (0.35*MS/500) + (0.45*D.C.O./525)]*(0.4 + 0.6 d)"
Waarbij:
a) [2 "N2" = het aantal eenheden verontreinnigende stoffen verbonden aan de aanwezigheid van zware metalen. De te bepalen metalen zijn " totale metalen ";]2
b) "Q" = het dagelijkse gemiddelde volume industrieel afvalwater, exclusief koelwater, uitgedrukt in liter, geloosd door de onderneming tijdens de drukste maand van het jaar. Het gemiddelde volume is het resultaat van de deling van het maandelijkse volume door het aantal lozingsdagen tijdens de drukste maand;
c) "MS" = het gehalte aan zwevende stoffen, uitgedrukt in mg/l, van het ruwe water waarop Q betrekking heeft;
d) "COD" = het chemische zuurstofverbruik, uitgedrukt in mg/l, van het water waarop Q betrekking heeft na bezinking van twee uren;
e) "a" = een coëfficiënt met als waarde 0,2, behalve als het water rechtstreeks in het oppervlaktewater wordt geloosd; dan is de waarde gelijk aan 0;
f) "d" = de verbeterende factor resulterende uit een breuk met als noemer 225 en als teller het aantal dagen gedurende dewelke het afvalwater wordt geloosd; die factor wordt in aanmerking genomen voor de seizoensgebonden of periodieke activiteiten waarvoor kan worden bewezen dat gedurende minder dan 225 kalenderdagen per jaar afvalwater wordt geloosd; in de andere gevallen is de factor gelijk aan 1.
3° "N2 = [Q1 (Xi + 0,2 Yi + 10 Zi)]/500"
Waarbij:
a) [3 "N2" = het aantal eenheden verontreinnigende stoffen te wijten aan de aanwezigheid van zware metalen. De te doseren metalen zijn "totale metalen";]3
b) "Q1" = het jaarlijkse volume industrieel afvalwater, exclusief koelwater, uitgedrukt in m3, dat tijdens het jaar is geloosd;
c) "Xi" = de som van de gemiddelde arsenicum-, chroom-, koper-, nikkel-, lood-, zilverconcentraties, gemeten in het water waarop Q1 betrekking heeft en uitgedrukt in mg/l;
d) "Yi" = de gemiddelde zinkconcentratie, gemeten in het water waarop Q1 betrekking heeft en uitgedrukt in mg/l;
e) "Zi" = de som van de gemiddelde cadmium-, kwik-, nikkel- en loodconcentraties, gemeten in het water waarop Q1 betrekking heeft en uitgedrukt in mg/l;
4° "N3 = (Q1 (N + P))/10.000"
Waarbij:
a) "N3" = het aantal eenheden verontreinigende stoffen verbonden aan de aanwezigheid van voedingsstoffen;
b) "Q1" = het jaarlijkse volume industrieel afvalwater, exclusief koelwater, uitgedrukt in m3, dat tijdens het jaar is geloosd;
c) "N" = de gemiddelde concentratie van totale stikstof, gemeten in het afvalwater waarop Q1 betrekking heeft en uitgedrukt in mgN/l;
d) "P"= de gemiddelde concentratie van totaal fosfor, gemeten in het afvalwater waarop Q1 betrekking heeft en uitgedrukt in mg P/l;
5° "N4" = 0,2.Q2 dt/10.000" :
Waarbij :
a) "N4" = het aantal eenheden verontreinigende stoffen verbonden aan het temperatuurverschil tussen het geloosde afvalwater en het ontvangende oppervlaktewater;
b) "Q2" = het door het bedrijf jaarlijks geloosde volume koelwater, uitgedrukt in m3;
c) "dt" = het gemiddelde temperatuurverschil, uitgedrukt in C°, tussen het opgevangen en het geloosde water waarop Q2 betrekking heeft;
d) "N4" enkel in aanmerking wordt genomen indien Q2 dt of groter dan of gelijk is aan 1 000 000.
6° "N5 = e.(Q1.TU)/1000" :
Waarbij:
a) "N5" = het aantal eenheden verontreinigende stoffen verbonden aan het toxiciteitsniveau;
b) [3 "e" = een verminderingscoëfficiënt dat een evolutief karakter moet geven aan de introductie van de ecotoxicologie. De coëfficiënt "e" is gelijk aan 0 tot 31 december 2016.
Vanaf 1 januari 2017 is de coëfficiënt gelijk aan 0,25.
Vanaf 1 januari 2018 is de coëfficiënt gelijk aan 0,50.
Vanaf 1 januari 2019 is de coëfficiënt gelijk aan 1;]3
c) "Q1" = het jaarlijkse geloosde volume industrieel afvalwater, exclusief koelwater, uitgedrukt in m3;
d) " TU " zijn de toxiciteitseenheden voor 1 kubieke meter, uitgedrukt in equitox, en zijn gelijk aan
100
Ec50- 24 h'
e) EC50-24uur = de concentratie met een immobibilisatie-effect op de helft van de bevolking van "daphnia Magna" (microschaaldieren van zoetwater) na 24uur blootstelling aan het afvalwater, waarbij haar waarde uitgedrukt wordt in percentage afvalwater dat aan de proef wordt onderworpen.
Wanneer de EC50-24uur-waarde bedoeld in het tweede lid, 6°, e) hoger is dan 100 %, wordt het afvalwater als niet-giftig beschouwd (TU = 0).
De Regering bepaalt de activiteitssectoren onderworpen aan de toepassing van "N5", bedoeld in het tweede lid, 6°, a), naar gelang van de karakterisering van de lozingen en bepaalt er de analysemodaliteiten van.]1
[3 De belastingsdrempel voor de parameter N5 is bereikt als het aantal vuilvrachteenheden i.v.m. de toxiciteitsgraad hoger dan of gelijk is aan vijftig kilo-equitox per jaar.]3
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 53, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DWG 2015-12-17/14, art. 41, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(3)<DWG 2016-06-23/09, art. 43, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Art. D263.[1 § 1. [3 § 1. De waarden van de in artikel D.262 bedoelde parameters zijn de in de milieuvergunning van de belastingplichtige vermelde maximale waarden, voor zover zij erin vermeld staan en de belastingplichtige de bewoordingen van de milieuvergunning of de werkelijke gemiddelde waarden in acht neemt, die bepaald zijn door een laboratorium erkend door de Regering overeenkomstig artikel D.147, Boek I, van het Milieuwetboek, of door het referentielaboratorium van het Waalse Gewest, volgens de voorschriften en onder het toezicht van de Administratie.
Als de belastingplichtige de in aanmerking te nemen parameterwaarden verzuimt mede te delen aan de Administratie of aan de "S.P.G.E." voor de ondernemingen die een industrieel saneringscontract hebben gesloten, gaat bedoelde Administratie tot monsternemingen en analyses over of laat ze daartoe overgaan om die waarden te bepalen, waarbij de daaruit voortvloeiende kosten ten laste komen van de belastingplichtige.
Onverminderd wat voorafgaat, kan de Administratie of de "S.P.G.E." voor de ondernemingen die een industrieel saneringscontract hebben gesloten, opmetingscampagnes organiseren om de gemiddelde waarden van de belastingsparameters te bepalen. Daartoe verleent ze machtiging aan een laboratorium dat door de Waalse Regering is erkend krachtens artikel D.147 van Boek I van het Milieuwetboek of aan het referentielaboratorium van het Waalse Gewest. De Regering is bevoegd om de modaliteiten te bepalen voor de te verrichten debietmetingen en monsternemingen ten einde zich te vergewissen van de goede representativiteit ervan. De belastingplichtige verleent toegang tot de kamers en de voorzieningen voor de controle op de lozing(en) van het industriële afvalwater.
Als de Administratie, na afloop van opmetingscampagnes of op grond van analyseresultaten verkregen door andere diensten van de Waalse Regering, de belasting vastlegt ingevolge een procedure tot rechtzetting van de aangifte van de belastingplichtige of van een procedure tot belasting van ambtswege, wordt er rekening gehouden met een gemiddelde van de resultaten van de door de belastingplichtige eventueel uitgevoerde analyses en van de resultaten van analyses verkregen tijdens de opmetingscampagnes. Voor de ondernemingen die een dienstovereenkomst inzake industriële sanering hebben gesloten bij gebrek aan gegevens waarmee de waarde van de parameters kan worden bepaald, stelt de "S.P.G.E." de kosten van de industriële sanering vast op basis van een gemiddelde van de resultaten van de uitgevoerde analyses.
De Regering is bevoegd om de modaliteiten voor de toepassing van dat gemiddelde te bepalen op basis van de weging van de gemiddelde waarden van de resultaten gebruikt door de Administratie of de " S.P.G.E." voor de ondernemingen die een industrieel saneringscontract hebben gesloten, en door de belastingplichtige, en van de type-afwijkingen ervan en van het aantal jaarlijkse monsters.
De Regering stelt de technische modaliteiten vast voor de bepaling van de waarden van de in artikel D.262 bedoelde parameters.]3
§ 2. Van de in het geloosde afvalwater gemeten waarden van de parameters MS, COD, Xi, Yi, Zi, N en P kan de belastingplichtige overeenstemmende waarden aftrekken die, overeenkomstig de hem bepaalde voorschriften en onder toezicht van het Bestuur, op zijn kosten worden gemeten door een door de Regering erkend laboratorium.
De aftrek gebeurt afzonderlijk en mag niet tot gevolg hebben dat de waarden van bepaalde parameters negatief worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 54, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DWG 2016-06-23/09, art. 44, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
(3)<DWG 2018-07-17/04, art. 47, 039; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
Art. D263 TOEKOMSTIG RECHT. [1 § 1. [3 § 1. De waarden van de in artikel D.262 bedoelde parameters zijn de in de milieuvergunning van de belastingplichtige vermelde maximale waarden, voor zover zij erin vermeld staan en de belastingplichtige de bewoordingen van de milieuvergunning of de werkelijke gemiddelde waarden in acht neemt, die bepaald zijn door een laboratorium erkend door de Regering overeenkomstig [4 artikel D.163]4, Boek I, van het Milieuwetboek, of door het referentielaboratorium van het Waalse Gewest, volgens de voorschriften en onder het toezicht van de Administratie.
Als de belastingplichtige de in aanmerking te nemen parameterwaarden verzuimt mede te delen aan de Administratie of aan de "S.P.G.E." voor de ondernemingen die een industrieel saneringscontract hebben gesloten, gaat bedoelde Administratie tot monsternemingen en analyses over of laat ze daartoe overgaan om die waarden te bepalen, waarbij de daaruit voortvloeiende kosten ten laste komen van de belastingplichtige.
Onverminderd wat voorafgaat, kan de Administratie of de "S.P.G.E." voor de ondernemingen die een industrieel saneringscontract hebben gesloten, opmetingscampagnes organiseren om de gemiddelde waarden van de belastingsparameters te bepalen. Daartoe verleent ze machtiging aan een laboratorium dat door de Waalse Regering is erkend krachtens [4 artikel D.163]4 van Boek I van het Milieuwetboek of aan het referentielaboratorium van het Waalse Gewest. De Regering is bevoegd om de modaliteiten te bepalen voor de te verrichten debietmetingen en monsternemingen ten einde zich te vergewissen van de goede representativiteit ervan. De belastingplichtige verleent toegang tot de kamers en de voorzieningen voor de controle op de lozing(en) van het industriële afvalwater.
Als de Administratie, na afloop van opmetingscampagnes of op grond van analyseresultaten verkregen door andere diensten van de Waalse Regering, de belasting vastlegt ingevolge een procedure tot rechtzetting van de aangifte van de belastingplichtige of van een procedure tot belasting van ambtswege, wordt er rekening gehouden met een gemiddelde van de resultaten van de door de belastingplichtige eventueel uitgevoerde analyses en van de resultaten van analyses verkregen tijdens de opmetingscampagnes. Voor de ondernemingen die een dienstovereenkomst inzake industriële sanering hebben gesloten bij gebrek aan gegevens waarmee de waarde van de parameters kan worden bepaald, stelt de "S.P.G.E." de kosten van de industriële sanering vast op basis van een gemiddelde van de resultaten van de uitgevoerde analyses.
De Regering is bevoegd om de modaliteiten voor de toepassing van dat gemiddelde te bepalen op basis van de weging van de gemiddelde waarden van de resultaten gebruikt door de Administratie of de " S.P.G.E." voor de ondernemingen die een industrieel saneringscontract hebben gesloten, en door de belastingplichtige, en van de type-afwijkingen ervan en van het aantal jaarlijkse monsters.
De Regering stelt de technische modaliteiten vast voor de bepaling van de waarden van de in artikel D.262 bedoelde parameters.]3
§ 2. Van de in het geloosde afvalwater gemeten waarden van de parameters MS, COD, Xi, Yi, Zi, N en P kan de belastingplichtige overeenstemmende waarden aftrekken die, overeenkomstig de hem bepaalde voorschriften en onder toezicht van het Bestuur, op zijn kosten worden gemeten door een door de Regering erkend laboratorium.
De aftrek gebeurt afzonderlijk en mag niet tot gevolg hebben dat de waarden van bepaalde parameters negatief worden.]1
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 54, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DWG 2016-06-23/09, art. 44, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
(3)<DWG 2018-07-17/04, art. 47, 039; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
(4)<DWG 2019-05-06/14, art. 8, 045; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art. D264. [1 Als het Bestuur de waarden van de parameters van de in artikel D.262 bepaalde formule niet kent en die parameters niet redelijkerwijs kan vaststellen op basis van de beoordelingselementen waarover het beschikt, of als technische of economische moeilijkheden de betrouwbare vaststelling van de reële gemiddelde waarden van die parameters in de weg staan, berekent het de hoeveelheid verontreinigende stoffen aan de hand van de in artikel D.265 bepaalde vereenvoudigde formule.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 55, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D265. [1 De vereenvoudigde formule van de hoeveelheid verontreinigende stoffen is de volgende :
"N = N1 + N2"
Waarbij:
1° "N" = het totale aantal eenheden verontreinigende stoffen;
2° "N1 = A C1/B":
Waarbij:
a) "N1" = het aantal eenheden verontreinigende stoffen verbonden aan de aanwezigheid van zwevende en oxydeerbare stoffen;
b) "A" = de jaarlijkse bedrijvigheid uitgedrukt overeenkomstig de gebruikte basis;
c) "B" = de basis vermeld in kolom 3 van de tabel in bijlage 1;
c) "C1" = de omzettingscoëfficiënt vermeld in kolom 4 van de tabel in bijlage I.
3° " N2 = (Q1. - Q2) C2 + Q2 C3 " :
Waarbij:
a) "N2" = het aantal eenheden verontreinigende stoffen verbonden aan de aanwezigheid van zware metalen, voedingsstoffen en koelwater;
b) "Q1" = het jaarlijkse volume van het geloosde industriële afvalwater, uitgedrukt in m3;
b) "Q2" = het jaarlijkse volume van het geloosde koelwater, uitgedrukt in m3;
d) "C2" = het 1/100ste behalve wanneer een andere omzettingscoëfficiënt wordt vermeld in kolom 5 van de tabel in bijlage 1.
e) "C3" = het 1/10 000ste;
f) Het product Q2 C3 wordt enkel in aanmerking genomen als Q2 groter dan of gelijk is aan 200 000 m3.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 56, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D266. [1 § 1. De jaarlijkse belasting is het product van de vermenigvuldiging van de in artikel D.261 bedoelde eenheidsbelasting met het aantal N eenheden verontreinigende stoffen bepaald in artikel D.262 of in artikel D.265.
§ 2. Als verscheidene ondernemingen hun afvalwater gezamenlijk lozen of behandelen, wordt de belasting in gelijke aandelen onder hen verdeeld.
De in het eerste lid bedoelde ondernemingen moeten de bepalingen van de artikelen D.276 tot D.280 naleven.
De ondernemingen die hun hoeveelheid verontreinigende stoffen nauwkeurig kunnen bepalen, mogen echter afzonderlijk worden belast.
Het saldo van de belasting wordt dan door het Bestuur in gelijke aandelen verdeeld onder de overblijvende ondernemingen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 57, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Onderafdeling 3. [1 - Bijzondere bepalingen betreffende de lozingen van huishoudelijk afvalwater]1
----------
(1)
Art. D267.[1 De jaarlijkse belasting op het lozen van huishoudelijk afvalwater is evenredig met het volume geloosd water, uitgedrukt in mü.
[9 De eenheidsbelasting per kubieke meter geloosd afvalwater, bedoeld in artikel D.259, 2°, wordt vastgelegd op :
- 1,935 euro van 1 januari 2015 tot 31 december 2015;
- 2,115 euro van 1 januari 2016 tot 31 december 2017;
- 2,365 euro vanaf 1 januari 2018".]9
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 59, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DWG 2016-07-20/19, art. 4, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2016, idem DWG 2016-12-21/01, art. 22, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(3)<DWG 2017-12-13/09, art. 12, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(4)<DWG 2018-11-29/09, art. 17, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
<DWG 2019-12-19/04, art. 12, 048; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(5)<DWG 2020-12-17/27, art. 12, 050; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(6)<DWG 2021-12-22/08, art. 12, 052; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(7)<DWG 2022-12-21/28, art. 13, 057; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(8)<DWG 2023-12-13/04, art. 13, 062; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
(9)<DWG 2024-12-18/03, art. 9, 070; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art. D268.[1 § 1. Het watervolume onderworpen aan de in artikel D.267 bedoelde belasting wordt overeenkomstig de in die bepaling vermelde regels bepaald door middel van de meetinrichtingen voor het door de belastingplichtige opgevangen water, of bij gebrek eraan, op basis van zijn geraamd waterverbruik of van ieder ander bewijsstuk waarover het Bestuur beschikt om zijn waterverbruik vast te stellen.
Het geraamde waterverbruik van de belastingplichtige is gelijk aan het product van de vermenigvuldiging van het in bijlage II bedoelde aantal eenheden met het overeenstemmende geraamde waterverbruik. Het in aanmerking te nemen aantal eenheden is het maximumaantal eenheden dat in de loop van het lozingsjaar op dezelfde dag wordt geregistreerd.
§ 2. In afwijking van § 1 wordt het volume voor de landbouwbedrijven forfaitair vastgesteld op 90 mü.
§ 3. Voor personen die industrieel en huishoudelijk afvalwater lozen, is de in artikel D.267 bedoelde belasting van toepassing op het gedeelte van het totaal opgevangen volume dat als huishoudelijk afvalwater wordt geloosd.]1
[2 § 4. Als personen die water buiten de openbare distributie opnemen, bijdragen in de industriële saneringskost en tegelijkertijd industrieel afvalwater en huishoudelijk afvalwater lozen, wordt de in paragraaf 3 bedoelde belasting op het lozen van huishoudelijk afvalwater die toegepast wordt op het gedeelte van het opgevangen totale volume dat als huishoudelijk afvalwater wordt geloosd, door de CVA vervangen.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 60, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DWG 2016-06-23/09, art. 45, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Art. D269. [1 De jaarlijkse belasting is het product van de vermenigvuldiging van de in artikel D.269 bedoelde eenheidsbelasting met het in mü uitgedrukte watervolume bepaald in artikel D.268.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 61, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D270.[1 De publiek- of privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersonen die huishoudelijk afvalwater dat ze voortbrengen of voor behandeling opvangen, zuiveren, genieten de vrijstelling of de terugbetaling van de belasting [2 ...]2 onder de door de Regering bepaalde voorwaarden.
De watervolumes [3 gefactureerd aan de]3 begunstigden van een vrijstelling of een terugbetaling van de belasting [2 ...]2 worden niet meegerekend in [3 het verdeelde volume bedoeld in artikel D.255]3.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 62, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DWG 2016-06-23/09, art. 46, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
(3)<DWG 2021-11-12/09, art. 9, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 4. [1 - Belasting op de milieulasten veroorzaakt door de landbouwbedrijven]1
----------
(1)
Art. D271.[1 Om de terugbetaling van de milieukosten gebonden aan de waterbron te verzekeren, wordt een jaarlijkse belasting op de milieulast veroorzaakt door de landbouwbedrijven vastgesteld.]1
[2 Belastingplichtig is de landbouwer in de zin van het Waals landbouwetboek die minstens één van de volgende voorwaarden vervult :
1° hij is houder van fokdieren waarvan de vuilvracht drie eenheden overschrijdt;
2° hij bezit een oppervlakte van andere teelten dan weiden van minstens een halve hectare;
3° hij bezit een oppervlakte van weiden van minstens 30 hectaren.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 64, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DWG 2016-06-23/09, art. 47, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Art. D272.[1 De globale milieulast die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van de jaarlijkse belasting [2 houdt rekening met de milieulast "fokdieren"]2 en de milieulast "gronden" veroorzaakt door het bedrijf tijdens het jaar vóór het belastingjaar.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 65, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DWG 2016-06-23/09, art. 48, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Art. D273.[1 § 1. Het aantaal eenheden milieulast wordt aan de hand van de volgende formule berekend:
[2 N = 2 + N1 + N2]2
Waarbij:
"N" = het totale aantal eenheden milieulast.
§ 2. [2 N1 is de milieulast " teeltdieren ". De last wordt bepaald door het optellen van de producten uit de vermenigvuldiging van het aantal dieren van elke categorie met de stikstofcoëfficiënt ervan die opgenomen is in de tabel van bijlage III.]2
De stitkstofcoëfficient is gelijk aan de waarde van de jaarlijkse productie van stikstof per soort dieren.
N1 = aantal dieren per categorie x stiktofcoëfficient van de overeenstemmende categorie.
§ 3. [2 N2 is de milieulast " gronden ". De last wordt bepaald door het optellen van de producten uit de vermenigvuldiging van de teelt- en weideoppervlaktes met de volgende coëfficiënten :
1° coëfficiënt " teelt " = 0.3
2° coëfficiënt " biologische teelt " = 0.15
3° coëfficiënt " weide " = 0.06
4° coëfficiënt " biologische weide " = 0.03
Deze coëfficiënten zijn een weergave van het gemiddelde stikstofoverschot in de grond, van het gemiddelde gebruik van pesticiden en van het erosiepotentieel van de teelten en weiden.
De Regering kan bepaalde landbouwpraktijken die de kwaliteit en de staat van het grond- en oppervlaktewater beschermen gelijkstellen met de biologische teelten in de zin van de coëfficiënten.
N2 = oppervlaktes per categorie x coëfficiënt van de overeenstemmende categorie.]2 ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 66, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DWG 2016-06-23/09, art. 49, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Art. D274.[1 § 1. Het basisbedrag van de belasting per eenheid last gebonden aan het landbouwbedrijf, hierna eenheidsbelasting genoemd, wordt vanaf 1 januari 2015 vastgesteld op 10 euro.
§ 2. [2 ...]2
§ 3.Het voor elke categorie in aanmerking te nemen aantal dieren is het gemiddelde aantal gehouden of gefokte dieren tijdens het jaar vóór het belastingjaar.
§ 4. De gemiddelde eenheid milieulast "gronden" van een landbouwbedrijf wordt verkregen door de milieulast "gronden" (N2) te delen door de totale oppervlakte van het bedrijf, uitgedrukt in ha.
§ 5. De eerste dertig hectare van een bedrijf worden van de belasting vrijgesteld.
Die vrijstelling wordt berekend door de gemiddelde eenheid milieulast "gronden" van het bedrijf met 30 te vermenigvuldigen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 67, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DWG 2016-06-23/09, art. 50, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Art. D275.[1 § 1. In afwijking van artikel D.273, § 2, is de milieulast "[2 fokdieren]2 " nul wanneer de belastingplichtige over een conformiteitsattest van de infrastructuren voor de opslag van teelteffluenten beschikt, dat krachtens artikel D.177 is afgegeven, of wanneer de afgifte van dit attest behandeld wordt. Indien die behandeling bewijst dat de infrastructuren voor de opslag van de teelteffluenten niet conform zijn, [2 kan de Administratie, binnen twee jaar na de vaststelling van de non-conformiteit, de berekening van de belasting rectificeren tot vier jaar voorafgaand aan die vaststelling en uitsluitend voor de jaren waarop de vaststelling van de non-conformiteit betrekking heeft]2 na de vaststelling ervan.
[2 ...]2
§ 2. [2 ...]2
§ 3. [2 ...]2 ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 68, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DWG 2016-06-23/09, art. 51, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Afdeling 5. [1 - Aangifte, betaling en invordering van de belastingen en taksen]1
----------
(1)
Art. D276. [1 Het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de Waalse gewestelijke belastingen is van toepassing op de belastingen en taksen bedoeld in dit hoofdstuk. De specifieke bepalingen bedoeld in deze afdeling zijn ook van toepassing.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 70, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D277. [1 Elke belastingplichtige moet het Bestuur jaarlijks alle gegevens verstrekken die nodig zijn voor de bepaling van de tijdens het jaar tevoren geproduceerde of uitgepompte hoeveelheid water of van de tijdens het vorige jaar veroorzaakte last.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 71, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D278.[1 § 1. De aangifte wordt opgemaakt d.m.v. het formulier vastgelegd door de Regering De aangifte wordt rechtstreeks aan de belastingplichtigen door het Bestuur afgegeven en gezonden vóór 31 januari van het belastingjaar.
De belastingplichtigen die het formulier niet ontvangen hebben, moeten er één bij het Bestuur aanvragen.
Bij stopzetting van de activiteiten moet de belastingplichtige een aangifteformulier bij het Bestuur aanvragen en het er binnen twee maanden na de stopzetting terug naartoe zenden.
§ 2. Indien het Bestuur toegang heeft tot de gegevens geïntegreerd in het GBCS in het kader van het Waalse Landbouwwetboek, gelden die gegevens als aangfite voor de bepaling van de belasting op de milieulasten.
§ 3. De Regering bepaalt de voorwaarden waarin de belastingplichtige zijn aangifte per e-mail kan indienen.
De Regering kan de voorwaarden waarin die procedure verplicht is, bepalen.
§ 4. De gepaste gegevens ingewonnen door het Bestuur of de S.P.G.E. die bijdragen tot de maatregelen voor de invordering van de kosten, worden tussen beide eenheden uitgewisseld.
De volgende gegevens worden door het Bestuur aan de S.P.G.E. meegedeeld zodat ze de inning en de betaling van de reële saneringsprijs of van de industriële saneringsprijs kan verrichten overeenkomstig de artikelen D.228, D.229 en D.260:
1° de naam van de belastingplichtige en zijn bankgegevens;
2° het adres van de belastingplichtige, zijn bedrijfszetel, zijn btw-nummer [2 en zijn bedrijfs- of producentnummer]2 [3 in de zin van het Waalse Landbouwwetboek]3;
3° de door de belastingplichtige uitgepompte hoeveelheid, waarbij de hoeveelheden afkomstig en niet-afkomstig van de openbare distributie worden onderscheiden;
4° het bedrag van de reële saneringsprijs vermeld op de waterfacturen die de belastingplichtige in het kader van zijn aangifte aan het Bestuur meededeelt;
5° het bedrag van de belastingen op het lozen van industrieel en huishoudelijk afvalwater;
6° de resultaten van de autocontrole van de ondernemingen aangesloten op een openbaar zuiveringsstation;
7° de vergunning m.b.t. het lozen van industrieel afvalwater die in de milieuvergunning bedoeld is.
§ 5. De gegevens ingewonnen door het Bestuur in het kader van de bepaling van de belasting op het lozen van afvalwater of van de voorheffingsbelastingen kunnen megedeeld worden aan andere diensten van de Waalse Overheidsdienst zodat ze hun opdrachten inzake de invordering, het toezicht en het beheer van waterlichamen kunnen uitvoeren.
§ 6. De Regering kan de uitwisseling van gegevens tussen de diensten vermeld in de artikelen D.278, § 4 en D.278, § 5 toelaten. De Regering bepaalt er de modaliteiten van.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 72, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DWG 2016-06-23/09, art. 52, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
(3)<DWG 2021-11-12/09, art. 10, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. D279. [1 De aangifte wordt jaarlijks vóór 31 maart aan de zetel van de Administratie gericht of overgemaakt. Jaarlijks vóór 31 maart richt de "S.P.G.E." aan de Administratie de gegevens van de lijsten die betrekking hebben op de lozingen van industrieel afvalwater.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 73, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D280. [1 De aangifte wordt onderzocht en het bedrag van de belastingen of heffingen wordt door de Administratie opgesteld.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 74, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D281. [1 De winningsheffing en de belasting worden d.m.v. driemaandelijkse voorschotten geïnd.
Elke voorschot is gelijk aan 20 % van het bedrag van de laatste winningsheffing of belasting die door de Administratie is vastgesteld.
Als er nog geen winningsheffing of belasting is vastgesteld, is elk voorschot m.b.t. het eerste jaar gelijk aan 20 % van het bedrag dat overeenstemt met de door de belastingplichtige in zijn vergunningaanvraag aangegeven winningen.
De winning heeft het debiteren van de voorschotten tot gevolg.
De voorschotten zijn betaalbaar uiterlijk de twintigste van de maand na elk kwartaal van het winningsjaar.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 75, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D282.[1 [2 De kohieren worden vastgesteld door de Directeur-generaal van het Operationeel Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van de Waalse Overheidsdienst of door de door hem afgevaardigde ambtenaar en uitvoerbaar verklaard door de Directeur-generaal van het van [3 de Waalse Overheidsdienst Financiën]3 of door de ambtenaar die dit ambt uitoefent of door de door hem afgevaardigde ambtenaar]2
De Waalse Regering kan het eerste lid wijzigen in geval van wijziging van de structuur van de Waalse Overheidsdienst om de in het eerste lid bedoelde bevoegde ambtenaar aan te passen aan de nieuwe structuur.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 76, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<BWG 2019-07-18/21, art. 8, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(3)<DWG 2021-12-22/12, art. 50, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. D283.[1 De Regering bepaalt :
1° de uitvoeringsmodaliteiten voor artikel D.281;
2° de administratieve kosten, ten laste van de belastingplichtige, en overeenstemmend met de handelingen die [2 de Waalse Overheidsdienst Financiën]2 werkelijk heeft verricht i.v.m. de inning van de belastingen en de heffingen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 77, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DWG 2021-12-22/12, art. 50, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 6. [1 - Subsidies]1
----------
(1)
Art. D284. [1 De Regering kan de installatie van erkende zuiveringssystemen subsidiëren.
De Regering kan de gemeente of de erkende saneringsinstelling betrekken bij de procedure van aanvraag en uitbetaling van de subsidie of bij het toezicht op de installatie van het erkende zuiveringssysteem. Ze bepaalt de vergoeding voor de door de gemeente of de erkende saneringsinstelling bewezen dienst. Ze stelt de modaliteiten voor de toekenning van de subsidies vast in het kader van het in artikel D.218 bedoelde algemene reglement.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 79, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D285. [1 De Regering kan de installatie en de werking subsidiëren van controle en autocontrolesystemen die betrekking hebben op de lozingen van industrieel afvalwater en die voor de optimalisering van de wateropnemingen van de bedrijven moeten zorgen. Ze stelt de modaliteiten voor de toekenning van de subsidies vast.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 80, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK III. [1 - Budgettaire bepalingen]1
----------
(1)
Art. D286. [1 § 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder "Fonds", het "Fonds pour la protection de l'Environnement "(Fonds voor de bescherming van het leefmilieu), afdeling "protection des eaux" (bescherming van de wateren) bedoeld in artikel D.170 van Boek I van het Milieuwetboek.
De ontvangsten geïnd overeenkomstig de mechanismen tot terugwinning van de kosten veroorzaakt door de waterwinningen, door de lozingen van industrieel en huishoudelijk afvalwater en door landbouwactiviteiten alsook de verwijlinteresten verschuldigd door de belastingplichtigen bij gebrek aan betaling binnen de voorgeschreven termijnen, worden uitsluitend voor het "Fonds" bestemd.
§ 2. Het Fonds wordt bestemd voor de financiering van de opdrachten omschreven in de artikelen D.288, D.289 en D.291.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 82, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D287.[1 Het Fonds wordt gefinancierd door:
1° de opbrengst van de winningsheffing bedoeld in artikel [3 D.254, § 2]3;
2° de opbrengst van de bijdrage voor de winning van tot drinkwater verwerkbaar water bedoeld in artikel [3 D.254, § 3]3;
[3 2°/1 de opbrengst van de bijdrage voor de winning van bemalingswater bedoeld in artikel D.256/1]3
3° de opbrengst van de bijdrage voor de winning van niet tot drinkwater verwerkbaar grondwater bedoeld in artikel D.256;
4° de opbrengst van de bijdrage voor de winning van niet tot drinkwater verwerkbaar oppervlaktewater bedoeld in artikel D.257;
5° de opbrengst van de belasting op het lozen van industrieel afvalwater bedoeld in artikel D.260;
6° de opbrengst van de belasting op het lozen van huishoudelijk afvalwater bedoeld in artikel 267;
7° de opbrengst van de belasting op de milieubelasting veroorzaakt door de landbouwbedrijven bedoeld in artikel D.272;
8° de boetes en verwijlinteresten m.b.t. de procedures bedoeld in afdeling 5 van hoofdstuk II van deze titel;
9° de verloning van de kapitaalinbrengen van het Waalse Gewest aan de "S.W.D.E." en aan de "S.P.G.E.";
10° de giften en alle andere toevallige ontvangsten die in verband staan met de uitoefening van de bevoegdheden van het Gewest op het gebied van de zuivering van het oppervlaktewater;
11° de bijdragen van Belgische, buitenlandse of internationale instellingen aan uitgaven op het gebied van de bescherming van de watervoorraad;
12° de terugbetaling van de terugvorderbare voorschotten die in toepassing van artikel D.21 werden toegekend;
13° de bedragen geïnd krachtens de indeplaatsstelling bedoeld in artikel D.290 § 2;
14° de krachtens artikel D. 290, § 3 terugbetaalde bedragen;
15° de vrijwillige stortingen van de personen die niet onderworpen zijn aan de winningsheffing bedoeld in artikel [3 D.254, § 2, eerste lid]3 die zich onvoorwaardelijk richten naar de verplichtingen ontstaan uit de toepassing van de artikelen D.167, D.167bis, D.171, D.172 en D.175;
16° de bijdragen van de natuurlijke of rechtspersonen van privaat of publiek recht waarvan de activiteiten de aard hebben om de schade bedoeld door dit hoofdstuk te veroorzaken of te verzwaren.
[2 17° De opbrengst van het dossierrecht bedoeld in artikel D.227quater, § 2.]2
Wat punt 16° betreft, bepaalt de Regering het deel van iedere categorie van inkomsten en de onderwerpingscriteria, de modaliteiten van bijdrage van de ondernemingen ten gunste van het Fonds en de modaliteiten van invordering van de bijdragen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 83, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DWG 2019-02-28/10, art. 8, 049; Inwerkingtreding : 01-06-2021>
(3)<DWG 2021-11-12/09, art. 11, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. D288.[1 § 1. De opbrengst van de belasting op het lozen van industrieel afvalwater bedoeld in artikel D.260 en de opbrengst van de belasting op het lozen van huishoudelijk afvalwater bedoeld in artikel D.267, zijn voor 95 percent voor de "S.P.G.E." bestemd. [2 De opbrengst van de winningsbelasting bedoeld in artikel [4 D.254, § 2]4, wordt volledig bestemd voor de "S.P.G.E." voor de financiering van de bescherming van tot drinkwater verwerkbaar water bedoeld in artikel D.176bis."]2
[3 De opbrengst van het dossierrecht bedoeld in artikel D.227quater, § 2 wordt bestemd aan de "S.P.G.E.".]3
§ 2. De ontvangsten van het Fonds worden aangewend in het kader van opdrachten betreffende de bescherming van het grondwater, namelijk:
1° de door de milieuvergunninghouders binnen de preventiezone getroffen maatregelen zoals :
a) studies;
b) de nodige werken voor de bescherming van de zone;
c) de in artikel D.174 bedoelde vergoedingen;
d) de werken voor de bestrijding van toevallige vervuilingen binnen de preventiezone;
2° de nodige studies voor het afbakenen van toezichtszones;
3° de vergoedingen voor werken die particulieren uitvoeren om watervervuiling te voorkomen;
4° de werken voor de bestrijding van toevallige vervuilingen in de toezichtszones;
5° de maatregelen inzake toezicht en controle op het voor menselijke consumptie bestemde water;
6° de systemen voor het toezicht en de controle op de grondwatervoorraden;
7° het beheer en de verbetering van de kwaliteit en de kwantiteit van het tot drinkwater verwerkbare water dat beschikbaar is;
8° het beheer en een rationeler gebruik van het grondwater;
9° de studies en de uitvoering van werken die een einde moeten maken aan de overexploitatie van bepaalde waterlagen;
10° de inventarisatie van de grondwatervoorraden van het Gewest en een lijst van de bestaande waterwinningen;
11° de aankoop van onroerende goederen binnen de preventiezones;
12° de getroffen maatregelen voor de terugwinning van het uitgepompte water;
13° de werken voor de bescherming van het grondwater;
Wat de toepassing van de artikelen D.167, D.169, D.171 tot D.176, [4 D.254 en]4 D. 255, betreft, verleent het Fonds zijn tegemoetkoming:
1° op basis van programma's voorgelegd door [4 de exploitanten van winningen van tot drinkwater verwerkbaar water die bijdragen tot de financiering van de bescherming van het tot drinkwater verwerkbaar water overeenkomstig artikel D.254,]4 en goedgekeurd door de Regering;
2° op basis van het door de Regering vastgestelde programma.
§ 3. De ontvangsten van het Fonds worden ook aangewend voor de uitgaven i.v.m. de uitvoering van de volgende opdrachten:
1° de beschermingsmaatregelen waarbij wordt voldaan aan de algemene immissienormen in de zones van tot drinkwater verwerkbaar water;
2° het uitwerken en het uitvoeren van actieprogramma's voor kwetsbare zones;
3° de inning en de invordering van de belastingen en heffingen;
4° de administratieve behandeling van de door het Gewest overeenkomstig de artikelen D.3, D.13, D.167, D.169, D.171 tot D.176, D.252, D.254 tot D.283 ingediende dossiers;
5° de maatregelen inzake toezicht en de dringende maatregelen bedoeld in artikel D.19;
6° de maatregelen die nodig zijn om de doelstellingen bedoeld in artikel D.22 te bereiken en die o.a. betrekking hebben op de huishoudens, bedrijven en landbouw;
7° het opmaken van het bewakingsprogramma, het maatregelenprogramma en het beheersplan voor de stroomgebieden, zoals bedoeld in de artikelen D.19, D.23 en D.24;
8° de maatregelen ter bestrijding van de overstromingen;
9° de financiering van de participaties ten gunste van het Waalse Gewest in het kapitaal van de "S.W.D.E." en in het kapitaal van de "S.P.G.E", waarop ingetekend is door het Waalse Gewest;
10° het opstellen van statistieken waartoe krachtens artikel D.165 werd besloten;
11° het toezicht op de staat van het oppervlaktewater waarin voorzien is bij artikel D.20;
12° het opsporen, het vaststellen en het vervolgen van de overtredingen, krachtens de artikelen D.392 tot D.406;
13° de installatie van erkende zuiveringssystemen en de uitgaven om de controle ervan uit te voeren krachtens artikel D.284;
14° de subsidies bedoeld in artikel D.178;
15° de betaling als tegenprestatie voor de opdrachten en verbintenissen die de "S.P.G.E." en de "S.W.D.E" krachtens het beheerscontract hebben overgenomen;
16° de kosten voor de werking van de wetenschappelijke en technische Waterdienst bedoeld in artikel D.179;
17° de in artikel D.21 bedoelde terugvorderbare voorschotten;
18° de bezoldiging van de door de Regering aangewezen deskundigen om haar bij te staan in de functies die zij moet vervullen krachtens het Waterwetboek en krachtens artikel 81 van de speciale wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen indien het gaat om de onderhandeling over internationale akkoorden betreffende één van de doelstellingen van dit hoofdstuk;
19° de bijdrage tot het "Fonds de solidarité internationale pour l'eau" (Internationaal solidariteitsfonds voor water);
20° de "infrasts" bedoeld in artikel D.285.;
21° de betaling als tegenprestatie voor de opdrachten toevertrouwd aan de operatoren van de watersector.
22° de subsidies aan de "S.W.D.E." om haar openbare opdrachten te vervullen.]1
[5 23° de financieringen en de subsidies aan de "SWDE" om haar opdrachten van openbare dienst te vervullen;]5
[6 24° de financiering van internationale ontwikkelingsprojecten voor de toegang tot water of de sanering van afvalwater in derdewereldlanden, alsook van de projecten met betrekking tot de strijd tegen de klimaatopwarming.]6
[2 § 4. De opbrengst van de winningsbelasting bedoeld in artikel [4 D.254, § 2]4, en de opbrengst van de bijdrage uit de winning van tot drinkwater verwerkbaar water bedoeld in artikel [4 D.254, § 3]4, worden uitsluitend bestemd voor de bescherming van de watervoorraad.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 84, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DWG 2019-05-02/62, art. 8, 046; Inwerkingtreding : 31-08-2019>
(3)<DWG 2019-02-28/10, art. 9, 049; Inwerkingtreding : 01-06-2021>
(4)<DWG 2021-11-12/09, art. 12, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(5)<DWG 2023-12-13/10, art. 50, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
(6)<DWG 2024-12-18/09, art. 118, 071; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art. D289. [1 § 1. Het Fonds heeft onder meer als opdracht het herstel van schade veroorzaakt door grondwaterwinningen en oppompingen.
§ 2. De Waalse Regering kan, ten laste van het Fonds, binnen de voorwaarden en de perken van de artikelen D.210 tot D.215 en D.289 tot D.291, voorschotten toekennen in de gevallen van schade bedoeld in artikel D210, alsook voorschotten voor de financiering van de studies en expertises nodig voor de vaststelling en de evaluatie van de schade.
§ 3. De uitgaven verbonden aan de uitvoering van de maatregelen en de algemene studies met het oog op het voorkomen en het beperken van de schade bedoeld in artikel D.210, kunnen bovendien aangerekend worden op het Fonds.
Deze studies die, onder andere, betrekking hebben op belangrijke toekomstige en bestaande grondwaterwinningen, dienen als basis voor elke expertise die opgesteld wordt in geval van een verzoek tot vergoeding.
§ 4. De Regering mag de grenzen, de modaliteiten en de voorwaarden voor de uitoefening van de in de paragrafen 1 tot 3 bedoelde opdrachten nader bepalen.
§ 5. Het "Fonds wallon d'avances pour la reparation des dommages provoqués par les prises et pompages d'eau souterraine" (Waals fonds van voorschotten voor het herstel van schade veroorzaakt door grondwaterwinning en -oppomping), bedoeld in artikel D.325 van het Waterwetboek gecoördineerd bij het besluit van de Waalse Regering van 3 maart 2005 betreffende Boek II van het Milieuwetboek, vervalt.
§ 6. Het Gewest verzekert de verplichtingen van het Nationaal Fonds voor voorschotten opgericht bij artikel 7 van de wet van 10 januari 1977 houdende regeling van de schadeloosstelling voor schade veroorzaakt door het winnen en het pompen van grondwater.
§ 7. De ten voordele van het Waals Fonds voor voorschotten toegekende wettelijke hypotheken worden van rechtswege overgedragen naar het Waalse Gewest.
§ 8. De Regering kan de krachtens dit artikel genomen hypotheken opheffen voor zover een gelijkwaardige zekerheid ten gunste van het Waalse Gewest wordt gesteld.
§ 9. De ambtenaren van de Waalse Overheidsdienst die eerder aangewezen werden om de werking van het Waals fonds van voorschotten te verzekeren, zijn belast met de uitbetaling van dit Fonds.
§ 10. De tegoeden van het Waals Fonds van voorschotten voor het herstel van schade veroorzaakt door grondwaterwinningen en pompingen worden overgedragen aan het Gewest en aangewend in het Fonds voor Milieubescherming, afdeling " waterbescherming ", bedoeld in artikel 170 van Boek I van het Milieuwetboek.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 85, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D290. [1 § 1. In het geval dat een dagvaarding in rechte ingeleid wordt overeenkomstig artikel D.212, kan een voorschot worden toegekend naar billijkheid indien een beknopt onderzoek het bestaan van een relatie tussen de schade, de daling van de grondwaterlaag en de waterwinning of pomping heeft aangetoond.
§ 2. Het Waalse Gewest wordt in de rechten en rechtsvorderingen van de benadeelde persoon gesubrogeerd ten belope van het volledige voorschot en gaat over, ten laste van het Fonds, tot invordering van haar voorschotten.
§ 3. De begunstigde van het voorschot wiens rechtsvordering bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing verworpen werd, moet het voorschot terugbetalen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 86, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D291.<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D292.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D293.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D293bis.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D294
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D295.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D296.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D297.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D298.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D299.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D300.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D301.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D302.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D303.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D304.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D305.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D306.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D307.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D308.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D309.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D310.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D311.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D312.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D313.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D314.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D315.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D316.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D317.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D318.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 34, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D319.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 34, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D320.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 34, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D321.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 34, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D322.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 34, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D323.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 34, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D324.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 34, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D325.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 34, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D326.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 34, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D327.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 34, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D328.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 34, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D329.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 34, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D330.
<Opgeheven bij DWG 2014-12-12/02, art. 34, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D330-1.[1 Het bedrag van de belastingen, retributies en bijdragen bedoeld in dit Wetboek [8 met uitzondering van [10 met uitzondering van [11 de winningsbijdrage bedoeld in artikel D.254, § 3, voor de in 2024 gewonnen volumes, en]11 de belasting bedoeld in artikel D.267]10 wordt jaarlijks op 1 januari automatisch en van rechtswege geïndexeerd op basis van het indexcijfer van de consumptieprijzen dat zes weken vóór de datum van de indexering van kracht is.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 87, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DWG 2016-07-20/19, art. 5, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2016, idem DWG 2016-12-21/01, art. 23, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(3)<DWG 2017-12-13/09, art. 13, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
<DWG 2018-11-29/09, art. 18, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
<DWG 2019-12-19/04, art. 13, 048; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(4)<DWG 2020-12-17/27, art. 13, 050; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(5)<DWG 2021-12-22/08, art. 13, 052; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(6)<DWG 2022-12-21/28, art. 14, 057; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(7)<DWG 2022-12-21/67, art. 103, 058; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(8)<DWG 2023-12-13/04, art. 14, 062; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
(9)<DWG 2023-12-13/13, art. 99, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
(10)<DWG 2024-12-18/03, art. 10, 070; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
(11)<DWG 2024-12-18/03, art. 11, 070; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
TITEL III.. - Instellingen voor het beheer van de antropogene watercyclus.
HOOFDSTUK I. - Inzake bescherming van winningen en zuivering.
Afdeling I. - "Société publique de gestion de l'eau" (Openbare Maatschappij voor Waterbeheer).
Onderafdeling I. - Oprichting, maatschappelijk doel en toepasselijke wetten, werking, samenstelling en controle.
Art. D331.§ 1. [5 Er wordt een vennootschap opgericht met de naam "Société publique de gestion de l'eau", afgekort "S.P.G.E.". ".
[6 Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]6 is van toepassing op de "S.P.G.E"., onverminderd de bepalingen van deze afdeling en voor zover dit HOOFDSTUK daarvan niet afwijkt wegens het openbare karakter van de "S.P.G.E.". De "S.P.G.E." is een vennootschap in de zin van het Wetboek van economisch recht.
Artikel 2:56, lid 2, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen is niet van toepassing op de aansprakelijkheid van bestuurders.]5
§ 2. De statuten van de "S.P.G.E." en hun wijzigingen behoeven de goedkeuring van de Regering.
[5 ...]5
§ 3. De [5 "S.P.G.E."]5 wordt vrijgesteld van de onroerende voorheffing.
§ 4. De maatschappelijke en administratieve zetel van de [5 "S.P.G.E."]5 worden gevestigd te Verviers.
§ 5. [5 ...]5
----------
(1)<DWG 2007-11-07/39, art. 35, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
(2)<DWG 2017-01-19/09, art. 17, 035; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
(3)<DWG 2019-05-02/62, art. 9, 046; Inwerkingtreding : bij de eerstvolgende volledige vernieuwing van de Raad van bestuur van de "Société publique de Gestion de l'Eau".>
(4)<BWG 2023-04-27/11, art. 11, 059; Inwerkingtreding : 09-01-2023>
(5)<DWG 2023-12-13/10, art. 1, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
(6)<DWG 2023-04-06/06, art. 75, 066; Inwerkingtreding : 02-11-2023>
Art. D332.§ 1. De [7 S.P.G.E.]7 heeft tot doel :
1° [3 [4 het tot drinkwater verwerkbaar water]4 te beschermen, voor de collectieve sanering van het afvalwater te zorgen en het openbare beheer van de autonome sanering waar te nemen;]3
2° [7 tussen te komen in de operaties die deel uitmaken van de watercyclus en de coördinatie van deze operaties en de implementatie van synergieën bevorderen, met de mogelijkheid om sectorale samenwerkingsplatforms en gedeelde dienstencentra te implementeren, waarbij gestreefd wordt naar de optimalisatie en harmonisatie van de activiteiten in de watersector in het Waals Gewest;]7
3° tot de doorzichtigheid van de verschillende kosten die optreden in de kringloop van het water bij te dragen;
4° onderzoeken uit te voeren om de haar opgelegde doelstellingen te bereiken;
5° opdrachten te vervullen die haar zijn toevertrouwd door de Waalse Regering in de watersector en met name zoals bepaald in de statuten.
§ 2. Bij het nastreven van haar maatschappelijk doel [7 ...]7 vervult de [7 S.P.G.E.]7 de volgende openbare opdrachten :
1° als dienstverlening, de [3 collectieve]3 zuivering van het afvalwater op het grondgebied van het Waalse Gewest om een duurzame, evenwichtige en rechtvaardige drinkwatervoorziening aan de verbruikers te garanderen met inachtneming van de naleving van de beginselen van de reële kost en van de solidariteit.
Deze opdracht wordt uitgeoefend met de medewerking van [1 saneringsinstellingen]1 erkend krachtens artikelen 344 tot 345;
[3 1°bis als dienstverlening, het openbare beheer van de autonome sanering overeenkomstig de artikelen D.222/1 tot D.222/4;]3
2° [4 de bescherming van tot drinkwater verwerkbaar water [6 ...]6 ten gunste van de producenten van tot drinkwater verwerkbaar water.
Die opdracht wordt overeenkomstig artikel D.176bis uitgevoerd en kan met de in artikel D.169 bedoelde houders van waterwinningen uitgeoefend worden;]4
3° de ontwikkeling van middelen die nodig zijn om haar maatschappelijk doel te bereiken, met name via de eigen middelen die ze ontwikkelt als tegenprestatie voor de diensten die ze verleent inzake bescherming en zuivering en via elke willekeurige financiële verrichting;
4° de bevordering van een coördinatie tussen de afwatering en de zuivering via een tegemoetkoming in de kosten van de uitvoering van de afwateringswerken bedoeld in artikel 217, tweede lid. De tegemoetkomingsvoorwaarden worden bepaald door de Waalse Regering op voorstel van de "S.P.G.E.";
5° [7 de nodige studies uit te voeren om het beheer van de waterkringloop te verbeteren door de convergentie tussen producenten, verdelers en saneringsinstellingen te identificeren en te bevorderen;]7
6° de opdrachten uitvoeren die haar toevertrouwd worden bij artikelen 234 tot 251;
[2 7° alle verrichtingen die betrekking hebben op het beheer van industrieel afvalwater uitvoeren of laten uitvoeren;]2
[3 8° de rol van aankoop- of opdrachtencentrale te vervullen.]3
[5 9° het verlenen, de opschorsing of de intrekking van de erkenning als certificeerders voor de toepassing van het "CertIBEau" van de personen bedoeld in artikel D.227quater, § 1, en als opleidingscentra bedoeld in artikel D.227quater, § 3]5
[2 § 3. De Regering kan de "S.P.G.E." ermee belasten werken uit te voeren voor de bescherming [4 van tot drinkwater verwerkbaar water]4 wanneer deze nodig blijken te zijn en voor zover ze in de in § 2 bedoelde programma's niet worden vermeld en voorgesteld door de producenten.]2
[2 § 4. [7 De "S.P.G.E." kan rechtstreeks of onrechtstreeks participeren in Belgische of buitenlandse publiek of privaatrechtelijke ondernemingen, verenigingen en instellingen, met inbegrip van de oprichting van filialen, waarvan het maatschappelijk doel overeenstemt met hun doel.
Wanneer de S.P.G.E. besluit bedrijven als bedoeld in lid 1 te verwerven of af te stoten, stelt zij de Minister-President van de Regering, de verantwoordelijke minister en de minister van Begroting daarvan per aangetekende brief met ontvangstbevestiging in kennis. De Regering beschikt over een termijn van dertig dagen, te rekenen vanaf de datum van kennisgeving van deze beslissing, om haar opmerkingen kenbaar te maken of zich daartegen te verzetten.
Bij gebreke daarvan wordt de beslissing geacht te zijn goedgekeurd.]7]2
----------
(1)<DWG 2007-11-07/39, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
(2)<DWG 2014-12-12/02, art. 88, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(3)<DWG 2016-06-23/09, art. 53, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
(4)<DWG 2017-01-19/09, art. 18, 035; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
(5)<DWG 2019-02-28/10, art. 10, 049; Inwerkingtreding : 01-06-2021>
(6)<DWG 2021-11-12/09, art. 13, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(7)<DWG 2023-12-13/10, art. 2, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Onderafdeling 2. [1 - Maatschappelijk kapitaal, Raad van bestuur en Directiecomité]1
----------
(1)
A. Maatschappelijk kapitaal.
Art. D333.[1 § 1. Het bij de oprichting van de "S.P.G.E." geplaatst kapitaal wordt vastgesteld op 24.789.352,48 euro.
Het kan verhoogd worden, overeenkomstig de voorwaarden bepaald in de statuten. De regering keurt de kapitaalverhogingen goed.
De "S.P.G.E." kan in verschillende aandelencategorieën voorzien en preferente dividenden toewijzen aan één of meer van deze categorieën. Deze preferente dividenden mogen niet hoger zijn dan het jaarlijkse daggemiddelde van de OLO-rente op 10 jaar plus 2 procent.
Ze kan bovendien in winstdelende aandelen voorzien, waarop de oprichters al dan niet inschrijven.
Ze kan tenslotte ook in aandelen met of zonder stemrecht voorzien.
§ 2. Mogen aandeelhouders zijn van de "S.P.G.E." :
1° het Waalse Gewest;
2° de "Société de financement des eaux";
3° de door de Regering erkende financiële instellingen;
4° de waterverdelers;
5° De erkende saneringsinstelling.
§ 3. De openbare aandeelhouders vormen minimum 75 % van het kapitaal plus één aandeel.
§ 4. Een recht van voorkoop op de afgestane aandelen wordt toegekend aan de "Société de financement des eaux". Als de bedoelde maatschappij dit recht geheel of gedeeltelijk niet uitoefent, wordt het toegekend aan de "S.W.D.E". Als deze dit recht van voorkoop geheel of gedeeltelijk op de blijvende aandelen niet uitoefent, wordt het toegekend aan het Waalse Gewest.
§ 5. Elke afstand wordt ter beslissing voorgelegd aan de Raad van bestuur die met eenparigheid van de aanwezige of vertegenwoordigde leden beslist. Bij gebrek aan overeenstemming binnen de Raad van bestuur wordt de vraag verwezen naar de algemene Vergadering waar de beslissing tot afstand met een gekwalificeerde meerderheid van 75 % van de vertegenwoordigde aandelen wordt getroffen. Zonder goedkeuring is de afstand verboden.
§ 6. Een afstand die wordt gemaakt met veronachtzaming van de paragrafen 4 en 5 kan niet worden afgedwongen tegen S.P.G.E. of een derde partij.
§ 7. De aandeelhouder die de in § 2 bedoelde voorwaarden niet meer vervult, moet de aandelen van de "S.P.G.E." die hij bezit afstaan tegen een door de deskundige mede te delen bepaalde prijs. Deze aandelen worden voorgesteld aan de verschillende openbare aandeelhouders, overeenkomstig de in § 4 bedoelde volgorde van voorkoop.
Als de aandeelhouder een rechtspersoon is, kunnen zijn aandeelhouders vóór de uitoefening van het recht van voorkoop bedoeld in § 4 een percentage van de afgestane aandelen bij voorkeur verkrijgen dat maximum gelijk is aan het percentage dat ze binnen de "S.P.G.E." bezitten dankzij hun deelneming in de rechtspersoon.]1
----------
(1)<DWG 2023-12-13/10, art. 3, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
B. [1 Raad van bestuur en directiecomité]1.
----------
(1)
Art. D334.[1 De "S.P.G.E." wordt bestuurd door een raad van bestuur en een directiecomité.
Het lidmaatschap van de Raad van Bestuur of van het Directiecomité is onverenigbaar met de uitoefening van een functie die zijn onafhankelijkheid bij de uitoefening van zijn opdrachten binnen de "S.P.G.E." en bij de uitvoering van het beheerscontract in het gedrang kan brengen.
Onverminderd bijzondere volmachten wordt de "S.P.G.E." voor alle handelingen jegens derden, met inbegrip van gerechtelijke procedures, rechtsgeldig vertegenwoordigd door :
1° de Voorzitter of, bij diens verhindering, de ondervoorzitter van de Raad van Bestuur;
2° twee gezamenlijk handelende bestuurders;
3° door een individueel handelend lid van het directiecomité.]1
----------
(1)<DWG 2023-12-13/10, art. 5, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D334bis.[1 § 1. Onverminderd de handelingen die de wet, het decreet of de statuten voorbehouden aan de algemene vergadering, is de raad van bestuur bevoegd voor:
1° het bepalen van het algemene beleid en de strategie van de "S.P.G.E.", met inbegrip van :
a) het identificeren en de opvolging van de strategische uitdagingen en bijbehorende risico's voor "S.P.G.E.";
b) de aanneming, de opvolging en de bijwerking van het financiële plan van de "S.P.G.E." ;
c) de aanneming en de opvolging van het financieel beleid, d.w.z. leningen en obligatie-uitgiftes goedkeuren;
d) de aanneming en opvolging, na overleg met het Waals Gewest, van beschermings- en investeringsprogramma's en de bijbehorende financiële middelen;
e) het vaststellen van tarieven voor diensten die worden geleverd als onderdeel van de openbare opdrachten van de "S.P.G.E.", met uitzondering van speciale contracten;
f) de vaststelling van de reële kostprijs (CVA) onder onderworpen aan de goedkeuring door de Waalse Regering;
g) de opvolging van de coördinatie van sectorale kwesties;
2° het afsluiten van het beheerscontract met de Waalse Regering;
3° contracten voor zuiverings- en ophaaldiensten afsluiten met erkende saneringsorganisaties;
4° het opvolgen en controleren van de uitvoering van de verbintenissen ten aanzien van het Waals Gewest voorzien in het beheerscontracten, binnen de grenzen van de financiële middelen van de "S.P.G.E.";
5° toezicht en controle op het operationeel beheer door het Directiecomité;
6° de verwerving van elke participatie als bedoeld in artikel D.332, § 4, evenals de benoeming van vertegenwoordigers van de S.P.G.E. bij vennootschappen, verenigingen en instellingen waarin zij een participatie bezit en de controle over deze vertegenwoordigers;
7° het bijeenroepen van de algemene vergadering en het vaststellen van de agenda;
8° het controleren en afwerken van de jaarrekeningen die ter goedkeuring moeten worden voorgelegd aan de Algemene Vergadering;
9° het opstellen en meedelen van zijn beheersverslag overeenkomstig het decreet van 12 februari 2004 betreffende het beheerscontract en de verplichtingen tot informatieverstrekking;
10° aanneming en wijziging van het huishoudelijk reglement ;
11° het voorstellen aan de Algemene Vergadering van de aanneming of wijziging van de statuten of het huishoudelijk reglement van de Algemene Vergadering;
12° de goedkeuring van het huishoudelijk reglement van het directiecomité;
13° het afsluiten van contracten met de leden van de raad van bestuur bedoeld in artikel D. 334ter, § 4;
14° de aanneming van algemene bepalingen inzake personeel;
15° overheidsopdrachten van strategische aard opstarten, gunnen, stopzetten of beëindigen, volgens de criteria en binnen de grenzen die hij bepaalt;
16° elke beslissing van strategische aard die het Directiecomité beslist aan hem voor te leggen of die de Raad van Bestuur van hem overneemt, met inbegrip van elke beslissing die een belangrijke impact zou kunnen hebben op de stabiliteit of de ontwikkeling van de S.P.G.E;
17° handelingen die bij wet of decreet uitdrukkelijk zijn voorbehouden aan de raad van bestuur, onverminderd dit hoofdstuk.
Wat het eerste lid, 5°, betreft, kan de Raad van bestuur via zijn voorzitter het directiecomité elk ogenblik verzoeken om een verslag over de activiteiten van de "S.P.G.E." of over een deel ervan.
§ 2. De raad van bestuur bestaat uit veertien leden die door de Regering voor een mandaat van vijf jaar worden benoemd en die als volgt wordt samengesteld
1° drie leden worden benoemd op voorstel van de "Société de financement des eaux";
2° elf leden worden benoemd op voordracht van de Waalse Regering, van wie er vier lid zijn van de Raad van Bestuur van de "S.W.D.E.". De elf leden worden benoemd rekening houdend met de evenredige vertegenwoordiging van de politieke fracties die erkend zijn in het Waals Parlement, door toepassing van het mechanisme bepaald in artikelen 167 en 168 van de Kieswetboek.
Twee regeringscommissarissen wonen de vergaderingen van de raad van bestuur bij.
§ 3. Onverminderd wettelijke en decretale verplichtingen, evenals de statuten, is het mandaat van bestuurder onverenigbaar met :
1° de hoedanigheid van lid van het directiecomité;
2° de hoedanigheid van personeelslid of gepensioneerde van de "S.P.G.E.".
Indien de bestuurder gedurende de looptijd van zijn mandaat aanvaardt een functie of een mandaat bedoeld in 1° en 2°, uit te oefenen, eindigt zijn mandaat van rechtswege.
§ 4. Onder de bestuurders die ze benoemt, wijst de Regering een voorzitter en een ondervoorzitter aan.
De statuten stellen de regels betreffende de respectievelijke bevoegdheden van de voorzitter en ondervoorzitter vast.
Bij staking van de stemmen in de raad van bestuur is de stem van de voorzitter beslissend.
§ 5. De bestuurder die één van de vier leden van de raad van bestuur van de "S.W.D.E" is en dat niet langer deel uitmaakt van dit orgaan, wordt geacht van rechtswege ontslagnemend te zijn en heeft niet langer zitting binnen de raad van bestuur van de "S.P.G.E"]1.
----------
(1)<DWG 2023-12-13/10, art. 6, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D334ter. [1 § 1. Het Directiecomité is verantwoordelijk voor het operationeel beheer van de "S.P.G.E.", wat het dagelijks bestuur omvat in de zin van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen, de voorbereiding en uitvoering van beslissingen van de Raad van Bestuur en alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de verwezenlijking van het maatschappelijk doel van de "S.P.G.E." die niet bij wet of decreet zijn voorbehouden aan de Algemene Vergadering of de Raad van Bestuur.
§ 2. Behoudens in geval van belangenconflict die hen betreft, wonen de leden van het directiecomité de vergaderingen van de raad van bestuur met raadgevende stem bij.
Het directiecomité brengt regelmatig verslag uit aan de Raad van bestuur over de uitoefening van zijn operationeel beheer.
§ 3. Het directiecomité bestaat uit maximum drie leden, onder wie een voorzitter. Hij is ook voorzitter van het directiecomité van de "S.W.D.E."
De beraadslagingen van het directiecomité zijn collegiaal, onder voorbehoud van de delegaties die het aan zijn leden verleent.
§ 3. Het directiecomité kan de bevoegdheden die hem zijn toegewezen overdragen aan personeelsleden overeenkomstig de modaliteiten en de voorwaarden bepaald bij de statuten.
§ 4. De leden van het directiecomité worden aangesteld voor een periode van vijf jaar.
Als een lid van het directiecomité minder dan vijf jaar voor het bereiken van de wettelijke pensioengerechtigde leeftijd wordt aangewezen, eindigt zijn ambtstermijn op de dag waarop hij de wettelijke pensioengerechtigde leeftijd bereikt.
De Regering kan zijn aanwijzing verlengen tot na de wettelijke pensioenleeftijd, op basis van een verzoek van het lid van het directiecomité aan de raad van bestuur.
Zijn aanwijzing kan na de wettelijke pensioenleeftijd met maximaal een jaar worden verlengd. Bedoelde periode kan volgens dezelfde modaliteiten verlengd worden voor een eenmalige nieuwe periode van maximum één jaar.
De wederzijdse rechten, inclusief beloning, en verplichtingen van de leden van de Raad van Bestuur enerzijds en S.P.G.E. anderzijds worden geregeld in een contract tussen de betrokken partijen.
De leden van het Directiecomité die op het ogenblik van hun benoeming statutair verbonden zijn met een ander publiekrechtelijk lichaam dat afhangt van het Gewest, worden voor de duur van hun mandaat automatisch voor de duur van het mandaat met verlof gestuurd voor een opdracht van algemeen belang.
§ 5. De Regering wijst de leden van de raad van bestuur aan volgens de in de paragrafen 5 tot en met 7 bedoelde procedure.
De raad van bestuur van de S.P.G.E. legt ter goedkeuring voor aan de Regering:
1° de ambtbeschrijving;
2° een nota met een omschrijving van de algemene beheersopdrachten en de te bereiken collectieve en individuele doelstellingen, zowel op het vlak van beheer als van strategie;
3° de benoeming van de leden van de jury, die voor ten hoogste twee derden uit leden van hetzelfde geslacht bestaat en als volgt is samengesteld :
a) de voorzitter en de ondervoorzitter van de Raad van bestuur en de voorzitter van het bezoldigingscomité;
b) twee externe deskundigen gekozen buiten de ministeriële kabinetten, de diensten van de Waalse Regering en de instellingen van openbaar nut die vallen onder het decreet van 22 januari 1998 betreffende het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut die onder het Waalse Gewest ressorteren, met minstens tien jaar ervaring in verband met het vastgestelde functieprofiel en aangewezen door de Regering. Ten minste één van deze twee experts heeft tien jaar ervaring in management of human resources;
c) een lid van een Franstalige Belgische universiteit wiens vakgebied verband houdt met de vacante functie of met management- of personeelskwesties;
d) indien van toepassing, de Directeur-generaal of Directeurs-generaal van de Waalse Overheidsdienst waarvan de functionele bevoegdheden verband houden met de opdrachten van het orgaan, of zijn of haar vertegenwoordiger.
In het voorstel voor de jury dat door de Raad van Bestuur wordt geformuleerd, wordt bepaald wie van de onder b) of c) bedoelde juryleden de jury zal voorzitten.
§ 6. De Raad van Bestuur doet een oproep voor externe en interne kandidaten, waaronder ten minste :
1° de ambtbeschrijving;
2° de wijze en de uiterste datum van de indiening van de kandidaturen;
3° de voor de betrekking vereiste diploma's en ervaringen;
4° de modaliteiten voor de organisatie van de proeven en de gehanteerde selectiecriteria;
5° de documenten die de kandidatuurakte op straffe van nietigheid moet omvatten;
6° de dienst waar de nota, vermeld in paragraaf 5, tweede lid, 2°, en alle andere nuttige inlichtingen of documenten kunnen worden verkregen;
7° de voorgestelde bezoldiging voor de duur van het mandaat en de beëindigingsmodaliteiten.
§ 7. De jury organiseert selectieproeven die haar in staat stellen om aan de hand van de selectiecriteria, vermeld in paragraaf 6, 4°, de leidinggevende en organisatorische vaardigheden en de persoonlijkheid van de kandidaten vast te stellen.
Op basis van de resultaten van de selectieproeven stelt de selectiejury een schriftelijk verslag op waarin de vaardigheden van elke kandidaat worden beschreven en in twee categorieën worden ingedeeld:
1° een geschikte categorie;
2° een ongeschikte categorie;
De selectiejury stuurt dit rapport naar de Regering.
Op basis van het verslag van de jury wijst de Regering de leden van het directiecomité aan uit de kandidaten die door de jury geschikt worden geacht. Het stuurt de aanwijzing door naar de "S.P.G.E.".
§ 8. De Raad van Bestuur van de "S.P.G.E." draagt zijn bezoldigingscomité op om het directiecomité en zijn leden voor te leggen aan :
1° een jaarlijkse evaluatie van de verwezenlijking van de doelstellingen van het voorgaande jaar;
2° een tussentijdse evaluatie, in beginsel dertig maanden na zijn benoeming, en een eindevaluatie, in beginsel zestig maanden na zijn benoeming, die beide betrekking hebben op de uitoefening van de in zijn functieomschrijving vermelde bevoegdheden, de realisatie van de in het beheerscontract opgenomen doelstellingen en de algemene beheersopdrachten en -doelstellingen die als directiecomité en als lid van het directiecomité moeten worden gerealiseerd, zowel op het vlak van beheer als op het vlak van strategie, opgenomen in de nota bedoeld in paragraaf 5, tweede lid, 2°.
Het bezoldigingscomité kan een beroep doen op externe deskundigen voor de tussentijdse evaluatie en op externe deskundigen voor de eindevaluatie. De externe deskundigen beschikken over de ervaring bedoeld in paragraaf 5, alinea 2, 3°, b).
Wanneer de Regering meent dat de situatie of de reputatie van de "S.P.G.E." dit vereist, kan zij op eigen initiatief een evaluatie van het lid of de leden van de raad van bestuur vragen. Deze evaluatie wordt uitgevoerd in overeenstemming met de paragrafen 8, 9 en 10. Hiervoor doet de raad van bestuur een beroep op externe personen die voldoen aan de voorwaarden waarnaar wordt verwezen in paragraaf 5, alinea 2, 3°, b). In geval van een negatieve evaluatie kan de Regering de benoeming van het lid of de leden van het directiecomité beëindigen, op advies van de raad van bestuur.
Over de tussentijdse en eindevaluaties wordt een gemotiveerd verslag opgesteld dat per aangetekende post met ontvangstbewijs naar het directiecomité wordt gestuurd. De evaluatie is positief of negatief.
In de statuten van de "S.P.G.E." staan de evaluatieprocedures en voorwaarden.
§ 9. Het directiecomité of een van zijn leden kan binnen tien dagen na ontvangst per aangetekende post beroep aantekenen bij de raad van bestuur tegen zijn negatieve tussentijdse of definitieve evaluatie. Bij ontstentenis wordt het proces-verbaal definitief.
In het geval van een beroep door het directiecomité of een van zijn leden, kunnen deze binnen tien dagen na de mededeling van hun beroep aan de Raad van Bestuur de gronden voorleggen waarop zij de evaluatie betwisten. Hij kan om een hoorzitting verzoeken, die de raad van bestuur op aanvraag toestaat.
Na bestudering van de gronden voor het beroep kan de raad van bestuur de evaluatie wijzigen. Als de evaluatie ondanks het beroep negatief blijft, worden het beroep en de redenen daarvoor opgenomen in het evaluatierapport.
De raad van bestuur stuurt zijn beslissing, het evaluatieverslag, met inbegrip van een eventueel beroep en de redenen daarvoor, naar de Regering en kan de beëindiging van de ambtstermijn van een of meer leden van het directiecomité voorstellen.
§ 10. De definitieve tussentijdse of eindevaluatieverslagen worden door de raad van bestuur naar de regering gestuurd.
In geval van een negatieve tussentijdse evaluatie kan de Regering de aanwijzing van het directiecomité of een van zijn leden vroegtijdig beëindigen. Indien nodig wordt een nieuwe procedure voor de aanwijzing van het directiecomité of een van zijn leden gestart.
In het geval van een negatieve eindevaluatie eindigt de aanwijzing van het directiecomitébenoeming van de raad van bestuur of een van zijn leden aan het einde van de vastgestelde termijn. Er is een nieuwe aanwijzigingsprocedure gestart. Het directiecomité of een van zijn aftredende leden die een negatieve eindevaluatie heeft gekregen, mag niet deelnemen aan deze nieuwe procedure.
Het directiecomité of zijn leden die een positieve eindevaluatie krijgen, kunnen door de Regering worden herbenoemd voor een periode van vijf jaar zonder dat een nieuwe aanwijzingsprocedure nodig is.
Het directiecomité of zijn leden die een positieve eindevaluatie krijgen, kunnen door de Regering worden herbenoemd voor een periode van vijf jaar zonder dat een nieuwe aanwijzingsprocedure nodig is.
§ 11. Er wordt afgeweken van Hoofdstuk 1 van Titel 4 van Boek 7 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen.
In afwijking van de artikelen 7:141, § 1, en 7:172 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen is het directiecomité verantwoordelijk voor het uitgeven van afschriften en uittreksels van de notulen van de Algemene Vergadering.
In afwijking van de artikelen 7:28, 7:33, lid 1, 7:34, lid 2, en 7:74, leden 1 en 2, van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen is het directiecomité verantwoordelijk voor het houden van registers van effecten en voor het verstrekken van uittreksels uit deze registers.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2023-12-13/10, art. 7, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
C. [1 Coördinatiecomité van de watersector.]1
----------
(1)
Art. D334quater. [1 § 1. Binnen de "S.P.G.E." is een coördinatiecommissie voor de watersector opgericht.
§ 2. Het in lid 1 bedoelde coördinatiecomité bestaat uit door de raad van bestuur aangewezen leden, die ieder één stemrecht hebben. Deze leden zijn :
1° vertegenwoordigers van verdelers, met één vertegenwoordiger per 100.000 aansluitingen, met een maximum van drie vertegenwoordigers per verdeler;
2° één vertegenwoordiger voor elk van de erkende saneringsinstellingen;
3° een vertegenwoordiger van een verdeler die niet vertegenwoordigd is onder 1° of 2°.
De leden van het Directiecomité van de "S.P.G.E." worden met raadgevende stem op de vergaderingen uitgenodigd.
Deskundigen kunnen ook worden uitgenodigd om met raadgevende stem deel te nemen aan de vergaderingen van het coördinatiecomité.
§ 3. De statuten van de "S.P.G.E." of een krachtens de statuten vastgesteld huishoudelijk reglement bepalen de opdrachten en werkwijze van het in paragraaf 1 bedoelde comité, met inbegrip van de criteria en procedures voor het betrekken van deskundigen bij de werkzaamheden van het coördinatiecomité. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2023-12-13/10, art. 9, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
D. [1 Controle van de rekeningen.]1
----------
(1)
Art. D334quinquies. [1 § 1. De controle op de financiële toestand, de jaarrekeningen en de regelmatigheid, ten aanzien van de wetgeving en de statuten, van de verrichtingen i.v.m. de jaarrekeningen, wordt opgedragen aan een college van commissarissen dat uit drie leden bestaat.
Hun beraadslagingen zijn collegiaal.
Hun verslagen en opmerkingen worden overgemaakt aan de Regering en aan de algemene Vergadering.
Twee leden van het college van commissarissen worden door de algemene vergadering benoemd onder de leden van het Instituut der Bedrijfsrevisoren, overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. Ze hebben de hoedanigheid van bedrijfsrevisor.
Het derde lid wordt benoemd door de Regering uit de leden van de Rekenkamer op voorstel van deze laatste. Hij is voorzitter van het college.
De commissarissen worden benoemd voor drie jaar.
§ 2. De algemene vergadering bepaalt de bezoldiging van de commissarissen. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2023-12-13/10, art. 11, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Onderafdeling 3. - Beheerscontract.
A. Aard en inhoud van het beheerscontract.
Art. D335.[1 De voorschriften, modaliteiten en doelstellingen volgens dewelke de "S.P.G.E." de haar toevertrouwde openbare opdrachten vervult, liggen vast in het beheerscontract dat de "S.P.G.E." voor vijf jaar met het Waalse Gewest gesloten heeft.
De samenwerkingsvoorwaarden tussen het Waals Gewest en de "S.P.G.E." in het kader van haar openbare dienstverleningsopdrachten zijn vastgelegd in het beheerscontract.
De protocollen die in dit kader met het Waalse Gewest zijn gesloten en de documenten waarin de opdrachten worden beschreven die door de Regering aan de "S.P.G.E." zijn gedelegeerd, zijn bij het beheerscontract gevoegd.]1
----------
(1)<DWG 2023-12-13/10, art. 12, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
B. Sluiting en duur van het beheerscontract.
Art. D336.
<Opgeheven bij DWG 2023-12-13/10, art. 13, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
C. Bedrijfsplan en instrumentenborden.
Art. D337.De "S.P.G.E." :
a) maakt een bedrijfsplan op dat met name een intern systeem voor controle op het beheer aan de hand van prestatiewijzers omvat;
b) bepaalt jaarlijks instrumentenborden voor de algemene prestatie van de watersector en met name de resultaten die behaald zijn [1 inzake de collectieve sanering en het openbare beheer van de autonome sanering]1 en de bescherming [2 tot drinkwater verwerkbaar water]2.
----------
(1)<DWG 2016-06-23/09, art. 55, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
(2)<DWG 2017-01-19/09, art. 20, 035; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Onderafdeling 4. - Technische bijstand en personeel.
Art. D338.§ 1. Het Gewest kan mits toestemming van de Raad van bestuur van de "S.P.G.E." via een besluit van Regering verslag uitbrengen over het beheers-, gebruiks- en genotsrecht alsmede over elk recht betreffende de percelen van zijn domein dat nuttig is voor de uitoefening van de opdrachten van de "S.P.G.E." met inbegrip van het bouwrecht.
In dat geval zijn de nieuwe verbintenissen die het gevolg zijn van de uitoefening van de door het Gewest afgestane rechten, ten laste van de "S.P.G.E.".
§ 2. Nadat ze ervoor door de Regering is gemachtigd, kan de "S.P.G.E." voor het bereiken van haar maatschappelijk doel gebouwen onteigenen [1 ...]1 en de concessies voor de bouw van de autosnelwegen.
----------
(1)<DWG 2018-11-22/12, art. 83, 044; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Art. D339.De Waalse Regering is ertoe gemachtigd personeel van haar diensten ter beschikking te stellen van de [1 S.P.G.E.]1 op grond van de regels betreffende de opdrachten en volgens de door haar bepaalde voorwaarden.
----------
(1)<DWG 2023-12-13/10, art. 14, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Onderafdeling 5. - Comité van de deskundigen.
Art. D340.
<Opgeheven bij DWG 2017-01-19/09, art. 21, 035; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Onderafdeling 6. - Ontbinding van de [1 S.P.G.E.]1.
----------
(1)
Art. D341. De ontbinding van de "S.P.G.E." wordt slechts uitgesproken krachtens een decreet dat de vereffeningswijze en voorwaarden zal regelen.
Onderafdeling 7. - Diverse bepalingen.
Art. D342. Het Gewest kan mits toestemming van de Raad van bestuur van de "S.P.G.E." via een besluit van de Regering de goederen die aan het domein van het Gewest toebehoren in natura inbrengen bij de "S.P.G.E.", met name de aandelen die het Gewest bezit binnen de "S.W.D.E".
De deelnemingen van de "S.P.G.E." in het kapitaal van de "S.W.D.E." mogen 20 % niet overschrijden.
Art. D342bis.[1 [3 Indien een producent of een verdeler zijn verplichtingen vermeld in de artikelen D.254, § 2, en D.255 niet vervult]3 worden deze vervuld door de bevoegde overheden om hun opdrachten van openbare dienst voort te zetten en om zich te houden aan de verplichtingen vermeld in artikel [3 D.254, § 2, en D.255]3.
Als de bevoegde overheden de verplichtingen niet vervullen, worden ze dan tot dezelfde doeleinden door de bevoegde overheden of het Waalse Gewest vervuld. De bedragen ten laste [3 van de wanbetalende producent of verdeler]3 worden door het Waalse Gewest teruggevorderd.]1
[2 De Regering kan de " S.P.G.E. " belasten met de uitoefening van de opdrachten inzake de collectieve sanering en het openbare beheer van de autonome sanering en [3 de wanbetalende verdeler]3 ermee belasten het gelijkwaardige bedrag van de C.V.A. aan de " S.P.G.E. " te storten.]2
----------
(1)<DWG 2014-12-12/02, art. 89, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DWG 2016-06-23/09, art. 56, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
(3)<DWG 2021-11-12/09, art. 15, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 2. - [1 Saneringsinstellingen]1
----------
(1)
Art. D343. Onverminderd artikel 135 van de nieuwe gemeentewet van 24 juni 1988 kan de Regering publiekrechtelijke rechtspersonen erkennen als [1 saneringsinstelling]1 om de in artikel 344 bedoelde opdrachten in een bepaald territoriaal rechtsgebied te vervullen.
De Regering kan aanmaningen richten, de erkenning intrekken wanneer de [1 saneringsinstelling]1 verzuimt haar verplichtingen voortvloeiend uit het in artikel 345 bedoelde beheerscontract na te komen.
De Regering bepaalt de redenen van de erkenningsintrekking.
----------
(1)<DWG 2007-11-07/39, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
Art. D344.Om als [1 saneringsinstelling]1 te worden erkend moet de publiekrechtelijke rechtspersoon de vorm aannemen van een intercommunale en [5 een contract hebben met de "S.P.G.E." voor de zuivering en de opvang van water]5 en met name de volgende opdrachten als doel hebben :
1° tot de uitwerking van zuiveringsprogramma's bijdragen ter uitvoering van het beheersplan voor de stroomgebieden en voor de zuiveringsdienst zorgen;
2° voor de beheersing van de opzet, de verwezenlijking en de inrichting van de werken bestemd voor de opvang en de zuivering van afvalwater afkomstig van openbare rioleringen zorgen;
3° de doeltreffendheid van de installaties die in het territoriaal rechtsgebied van de instelling zorgen voor de zuivering van het door de openbare rioleringen opgevangen afvalwater, beheren, exploiteren en verbeteren;
4° een afzonderlijke boekhouding voeren voor haar zuiveringsverrichtingen, die voldoet aan de door de Regering bepaalde regels;
5° [4 het door erkende rioolruimers afgegeven slijk in de daartoe voorziene zuiveringsstations aanvaarden en verwijderen;]4
6° meewerken aan de verwezenlijking van zuiveringsplannen voor elk hydrografisch onderbekken en aan de herzieningen ervan onder de verantwoordelijkheid en het toezicht van de "S.P.G.E";
7° [2 op verzoek van de van de Regering of van de S.P.G.E. andere opdrachten inzake de [3 ...]3 sanering vervullen;]2;
8° [5 het Departement Leefmilieu en Water van de Waalse Overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke hulpbronnen en Leefmilieu]5 verwittigen over de aankomst van abnormale afvalstoffen en verstoringen in het te behandelen afvalwater die binnen haar territoriaal rechtsgebied zijn vastgesteld;
9° een perfecte coördinatie tussen de zuivering en de gemeentelijke afwatering met de gemeenten die zich op het territoriaal rechtsgebied van de instelling bevinden, organiseren;
[2 10° advies verlenen aan de exploitanten die zich aansluiten op het rioleringssysteem of het opvangnetwerk, inzake de lozing van industrieel afvalwater volgens de modaliteiten vastgelegd door de Regering.]2
[4 11° de door de " S.P.G.E. " overgedragen opdrachten inzake het openbare beheer van de autonome sanering uitvoeren.]4
----------
(1)<DWG 2007-11-07/39, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
(2)<DWG 2007-11-07/39, art. 37, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
(3)<DWG 2010-02-04/22, art. 10, 013; Inwerkingtreding : 14-03-2010>
(4)<DWG 2016-06-23/09, art. 57, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
(5)<DWG 2023-12-13/10, art. 16, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D345.§ 1. [2 De "S.P.G.E." vervult haar collectieve zuiveringsopdrachten die vermeld staan in het in artikel 335 bedoelde beheerscontract hetzij rechtstreeks, hetzij via een onderaannemer, aan de hand van een met de 1 saneringsinstellingen gesloten dienstencontract voor zuivering en opvang. De S.P.G.E. heeft een zakelijk recht op de faciliteiten die zij bouwt, renoveert of exploiteert op het gebied van collectieve sanering. ]2
§ 2. Het dienstencontract voor zuivering en opvang valt onder toepassing van de bovenvermelde regels. De regels van het burgerlijk recht zijn van toepassing onder aanvullende titel.
Het dienstencontract voor zuivering en opvang omvat een kadercontract gesloten voor een termijn van twintig jaar en wordt met aanvullende clausules nader bepaald, die perioden van drie jaar dekken, met uitzondering van de eerste aanvullende clausule, die een periode van twee jaar dekt.
[2 Het dienstencontract voor zuivering en opvang omvat een kadercontract gesloten voor een termijn van twintig jaar en wordt gespecificeerd door uitvoeringscontracten met een looptijd van vijf jaar. . Als er tijdens deze periode van vijf jaar een nieuw beheerscontract wordt afgesloten, wordt het bestaande toepassingscontract vervangen door een nieuw toepassingscontract en houdt het van rechtswege op uitwerking te hebben uiterlijk zes maanden na de datum waarop het nieuwe beheerscontract van kracht wordt. Als er geen nieuw beheerscontract van kracht wordt wanneer het vorige afloopt, worden de huidige kader- en toepassingscontracten met zes maanden verlengd. Als er aan het einde van een eventueel verlengd beheercontract nog geen nieuw beheercontract van kracht is geworden, blijven het bestaande kadercontract en het toepassingscontract van toepassing totdat het nieuwe beheercontract van kracht wordt. ]2
[2 De toepassingscontracten]2 regelen met name de rechten en verplichtingen betreffende de volgende elementen :
1° de uit te voeren werken, de uitvoeringstermijnen en de bedoelde zuiveringszone;
2° de werken waarvoor de werking moet worden verzekerd;
3° [2 de delegaties, de verantwoordelijkheden en mandaten die toevertrouwd zijn aan de saneringsinstelling om namens en voor rekening van de "S.P.G.E." werken te beheren ;]2
[2 De lijst van werken bedoeld in paragraaf 4, 1° en 2°, wordt jaarlijks bijgewerkt door middel van aanvullende clausules.]2
Een jaar vóór het verstrijken van de termijn van [2 het toepassingscontract]2 beginnen de onderhandelingen om de termijnen van [2 het volgend toepassingscontract]2 vast te stellen.
§ 3. Wat betreft de opdrachten die vervuld zijn door de instellingen en die in tijd en geld moeilijk geëvalueerd kunnen worden, kan een forfaitair bedrag overeengekomen worden naar verhouding tot de omvang van de werken waarvoor deze opdrachten worden vervuld.
Wanneer de [1 saneringsinstellingen]1 de overheidsprocedure gebruiken voor de uitvoering van enkele opdrachten of prestaties, worden deze laatste tegen de kostprijs bezoldigd.
§ 4. De [1 saneringsinstellingen]1 komen hun verplichtingen na zoals bedoeld in het contract met inachtneming van de wetgeving over de overheidsopdrachten.
§ 5. [2 ...]2.
§ 6. De ontwerpen betreffende werken bestemd om de zuivering van het oppervlaktewater te verzekeren moeten opgenomen worden in het in artikel 335 bedoelde beheersplan en aan de krachtens artikel 162 bepaalde technische regels en de door de Regering vastgestelde criteria voldoen.
§ 7. [2 ...]2.
§ 8. De Regering kan op voorstel van de "S.P.G.E." de regels voor het voeren van een afzonderlijke boekhouding betreffende de opdrachten die haar krachtens artikel 344 worden toevertrouwd, bepalen.
§ 9. De Regering zorgt ervoor dat de [1 saneringsinstellingen]1 de regels van deze afdeling in acht nemen. Ze bepaalt de regels van die controle en wijst de ambtenaren van het "Directoraat-generaal natuurlijke hulpbronnen en energie", Afdeling Water aan die ze daartoe machtigt om de zuiveringsinstallaties te betreden en zich alle technische en boekhoudingsdocumenten die er bijgehouden moeten worden, te laten overleggen. De controleverslagen worden zo spoedig mogelijk aan de "S.P.G.E." overgemaakt.
----------
(1)<DWG 2007-11-07/39, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
(2)<DWG 2023-12-13/10, art. 17, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK II.. - Inzake waterproductie en -distributie.
Afdeling I. - Algemene bepalingen.
Art. D346.§ 1. Er wordt een maatschappij onder de naam (Société wallonne des eaux" (Waalse watermaatschappij)) opgericht. Zij is een publiekrechtelijke rechtspersoon, opgericht in de vorm van een b.v.b.a., hieronder "de Maatschappij" genoemd. <DWG 2006-07-19/54, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 16-09-2006>
[1 ...]1.
De zetel van deze maatschappij is te Verviers gevestigd.
----------
(1)<DWG 2023-12-13/10, art. 18, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D347.Het Waalse Gewest, de "S.P.G.E.", de provincies, gemeenten, intercommunales en publiek- (...) personen maken deel uit van de maatschappij, al naar gelang de voorwaarden waarin haar statuten voorzien. <DWG 2006-07-19/54, art. 2, 1°, 003; Inwerkingtreding : 16-09-2006>
(De toetreding van een gemeente tot de maatschappij brengt van rechtswege een exclusieve onttrekking jegens de maatschappij van de bevoegdheid van deze gemeente inzake openbare dienstverlening de waterproductie en/of -distributie op betrokken geografisch grondgebied.) <DWG 2006-07-19/54, art. 2, 2°, 003; Inwerkingtreding : 16-09-2006>
[1 In geval van aftreding of uitsluiting van een gemeentelijke [2 aandeelhouder]2, bewaart de maatschappij die bevoegdheid alsook de eigendom van de ingebrachte onroerende rechten, behoudens andersluidend akkoord tussen de partijen.]1
----------
(1)<DWG 2016-06-23/09, art. 58, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
(2)<DWG 2023-12-13/10, art. 19, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D348.De wettelijke en reglementaire bepalingen, die van toepassing zijn op de coöperatieve vennootschappen [1 ...]1, gelden ook voor de maatschappij voor zover dit hoofdstuk er niet van afwijkt op grond van haar publieke karakter.
De [1 aandeelhouders]1 mogen zich slechts afzonderlijk en ten belope van een bepaalde som verbinden.
De maatschappij is niet onderworpen aan de bepalingen [1 van boek XX van het Wetboek van economisch recht]1
[1 Wat betreft de oprichting van de maatschappij en de aansprakelijkheid van de oprichters, wordt afgeweken van de artikelen 2:5, §§ 1 en 4, lid 1, 6:12, 6:13, 6:16 en 6:17 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen. ]1
Wat de inbrengen betreft, wordt afgeweken van de artikelen [1 6.8, 6.9, 6,10 et 6.110 van het Wetboek van vennootschappen en Verenigingen]1.
[1 Wat betreft de uitgifte van nieuwe aandelen, wordt afgeweken van de artikelen 6:108, § 1, lid 2, en 6:109 tot en met 6:112 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen. ]1
[1 Wat betreft de financiering van de verwerving van aandelen van de Maatschappij door derden, wordt afgeweken van artikel 6:118 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen. ]1
[1 Wat betreft de toetreding, de uittreding en de uitsluiting van de aandeelhouders, wordt afgeweken van de artikelen 6:105 à 6:108, 6:120 tot 6:122 en 6:123 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen]1.
[1 Met betrekking tot aandeelhoudersverplichtingen, wordt afgeweken van de artikelen 6:15 et 6:40 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]1.
[1 Wat betreft de administratie, het beheer en de vertegenwoordiging van de Maatschappij, wordt afgeweken van de artikelen 6:58, 6:59, 6:61 et 6:67 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen.
Artikel 2:56, lid 2, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen is niet van toepassing op de aansprakelijkheid van bestuurders.
Met betrekking tot ontbinding en vereffening wordt, in aanvulling op wat is bepaald in artikel D.350, afgeweken van de artikelen 2:70 tot en met 2:108, 6:119 en 6:125 tot en met 6:128 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
In afwijking van de artikelen 6:63, 6:79 et 6:102 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen is het directiecomité bevoegd voor het uitgeven van afschriften en uittreksels van de notulen van de raad van bestuur en de algemene Vergadering.
In afwijking van de artikelen 6:24, lid 2, 6:27, leden 1?, 5 en 6, 6:28, lid 2, 6:50, leden 2 en 3, 6:108, § 2, lid 3, 6:120, § 2, en 6:123, § 4,, van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen is het directiecomité bevoegd voor het houden van registers van effecten en voor het verstrekken van uittreksels uit deze registers. ]1
De maatschappij geniet de vrijstelling van uitvoering voor de goederen die geheel of gedeeltelijk bestemd zijn voor de uitvoering van haar openbare opdrachten.
----------
(1)<DWG 2023-12-13/10, art. 20, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D349.De statuten van de maatschappij regelen haar werking. Ze moeten voldoen aan de bepalingen van dit hoofdstuk en aan wie welke de [1 coöperatieve vennootschappen]1 regelen.
[1 De statuten en eventuele wijzigingen daarop worden vastgesteld door de algemene vergadering met een tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Er wordt terzake afgeweken van de artikelen 6, 85 en 86 van het Wetboek van vennootschappen. ]1
[1 De statuten van de Maatschappij en hun wijzigingen worden ter goedkeuring aan de Regering voorgelegd. ]1
(Derde lid opgeheven) <DWG 2006-07-19/54, art. 3, 2°, 003; Inwerkingtreding : 16-09-2006>
----------
(1)<DWG 2023-12-13/10, art. 21, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D350. De maatschappij wordt voor een onbepaalde duur opgericht.
Haar ontbinding is slechts mogelijk op grond van een decreet waarin de modaliteiten van haar liquidatie en de toestand van de personeelsleden vastliggen.
Art. D351.[1 De aftreding van een gemeentelijke [2 aandeelhouder]2 tijdens de activiteitsperiode van de [2 Maatschappij]2 wordt slechts toegestaan bij beslissing van de algemene vergadering genomen bij meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Wat de overige [2 aandeelhouders]2 betreft, wordt de aftreding tijdens de activiteitsperiode van de [2 Maatschappij]2 slechts toegestaan bij beslissing van de algemene vergadering genomen bij meerderheid van de uitgebrachte stemmen, behoudens andersluidende overeenkomst vastgelegd bij de toelating van betrokken [2 aandeelhouder]2.]1
----------
(1)<DWG 2016-06-23/09, art. 59, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
(2)<DWG 2023-12-13/10, art. 22, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 2. - Doel van de maatschappij en openbare opdrachten.
Art. D352.De maatschappij staat in voor :
- de waterproductie;
- de watervoorziening via leidingen;
- de bescherming van de grondwaterbronnen;
- elke handeling betreffende de waterkringloop.
[1 5° de vervulling van de opdrachten toevertrouwd door de Regering in de watersector en met name de opdrachten bepaald in de statuten.]1
----------
(1)<DWG 2018-07-17/04, art. 48, 039; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
Art. D353.<DWG 2006-07-19/54, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 16-09-2006> § 1. De openbare opdrachten die de [2 Maatschappij]2 uitsluitend op het grondgebied van het Waalse Gewest uitoefent, zijn :
1° de waterproductie;
2° de watervoorziening via leidingen;
3° de bescherming van het voor menselijke consumptie bestemde water in het kader van de opdrachten die bij artikel 332, § 2, 2°, aan de "S.P.G.E." worden toevertrouwd;
4° het nakomen van alle verplichtingen voortvloeiend uit wettelijke en reglementaire voorschriften betreffende de waterkringloop;
5° het vervullen van elke opdracht die aan de verdelers toevertrouwd wordt in het kader van de reglementaire bepalingen betreffende de berekening, de heffing, de inning, de vrijstelling en de terugbetaling van de belasting op het lozen van industrieel en huishoudelijk afvalwater.
Om haar opdrachten te vervullen mag de [2 Maatschappij]2 de nodige infrastructuur kopen, bouwen, onderhouden, beheren en uitbaten.
Onder infrastructuur wordt o.a. verstaan het geheel van de voorzieningen voor de winning, de aanvoer, de opslag (watertoren, reservoirs, ...), de stuwing, het oppompen, de behandeling, de verdeling, de telling en de desbetreffende toebehoren, alsmede de terreinen waarop ze gelegen zijn, met inbegrip van de innemingen van de ondergrond en de erfdienstbaarheden waarvan de [2 Maatschappij]2 eigenaar is.
§ 2. De openbare opdrachten die de [2 Maatschappij]2 ook buiten het grondgebied van het Waalse Gewest mag vervullen in samenwerking met de bevoegde gewestelijke instellingen [1 ...]1 zijn :
1° de valorisering van de Waalse knowhow in de sector van de waterproductie en -distributie, zonder industriële, commerciële of financiële risico's te nemen;
2°de dienstverleningen van humanitaire aard of i.v.m. ontwikkelingshulp inzake voorziening en toegang tot drinkwater in het kader van samenwerkingsprogramma's.
§ 3. De [2 Maatschappij]2 mag haar openbare opdrachten niet uitvoeren ten nadele van de in het Waalse Gewest gevestigde operatoren die een gelijkaardige activiteit uitoefenen.
----------
(1)<DWG 2018-07-17/04, art. 49, 039; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
(2)<DWG 2023-12-13/10, art. 23, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 3. - Beheerscontract.
Onderafdeling I. (...)
Art. D354.<DWG 2006-07-19/54, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 16-09-2006> De voorschriften, modaliteiten en doelstellingen volgens dewelke de [1 Maatschappij]1 de haar toevertrouwde openbare opdrachten vervult, liggen vast in het beheerscontract dat ze voor vijf jaar met het Waalse Gewest gesloten heeft.
[1 De samenwerkingsvoorwaarden tussen het Waals Gewest en de Maatschappij in het kader van haar openbare dienstverleningsopdrachten zijn vastgelegd in het beheerscontract. De protocollen die in dit kader met het Waalse Gewest zijn gesloten en de documenten waarin de opdrachten worden beschreven die door de Regering aan de Maatschappij zijn gedelegeerd, zijn bij het beheerscontract gevoegd.]1
----------
(1)<DWG 2023-12-13/10, art. 24, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 2. (...)
Art. D355. (Opgeheven) <DWG 2006-07-19/54, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 16-09-2006>
Art. D356.(Opgeheven) <DWG 2006-07-19/54, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 16-09-2006>
Afdeling 4. - Autonomie.
Art. D357. Binnen de perken van dit hoofdstuk, mag de maatschappij alle activiteiten ontwikkelen die beantwoorden aan haar maatschappelijk doel.
De maatschappij mag binnen de perken van haar maatschappelijk doel lichamelijke en onlichamelijke goederen aankopen, gebruiken en vervreemden, zakelijke rechten op die goederen aanleggen of tenietdoen en dergelijke beslissingen uitvoeren.
Art. D358. (Opgeheven) <DWG 2006-07-19/54, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 16-09-2006>
Art. D359.De maatschappij mag met de voorafgaande toestemming van de Regering goederen en onroerende rechten ten algemene nutte onteigenen.
De [1 directiecomité]1 beslist welke minnelijk aangekochte onroerende goederen ten algemene nutte verworven worden.
----------
(1)<DWG 2016-06-23/09, art. 60, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Art. D360. De maatschappij mag op eigen initiatief en in het kader van haar opdrachten alle werken uitvoeren op of onder pleinen, wegen, straten, paden, waterlopen en kanalen van het openbaar domein van de Staat, het Gewest, de provincies en de gemeenten, overeenkomstig de wet van 17 januari 1938 tot regeling van het gebruik door de openbare besturen, de verenigingen van gemeenten en de concessiehouders van openbare diensten of van diensten van openbaar nut, van de openbare domeinen van den Staat, van de provinciën en van de gemeenten, voor het aanleggen en het onderhouden van leidingen en inzonderheid van gas- en waterleidingen.
Art. D361.<DWG 2006-07-19/54, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 16-09-2006> Na beslissing van de algemene vergadering genomen met tweederdemeerderheid van de uitgebrachte stemmen en voor zover het totaal van de positieve stemmen uitgebracht door de gemeentelijke [1 aandeelhouders]1 de volstrekte meerderheid van de stemmen vertegenwoordigt, kan de [1 Maatschappij]1, onder de door haar bepaalde voorwaarden en met haar uitdrukkelijk akkoord, haar watervoorzieningsinfrastructuur geheel of gedeeltelijk overdragen aan een gemeente of een intercommunale met hetzelfde maatschappelijk doel.
De overdracht wordt aan de goedkeuring van de Waalse Regering onderworpen. De Regering spreekt zich uit binnen een termijn van zestig dagen, die ingaat op de datum waarop ze de aanvraag van de maatschappij in ontvangst neemt.
Als de Regering zich niet uitspreekt binnen die termijn, wordt de overdracht geacht goedgekeurd te zijn.
----------
(1)<DWG 2023-12-13/10, art. 25, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D362. § 1. De maatschappij beslist binnen de perken van haar maatschappelijk doel en in voorkomend geval, overeenkomstig de bepalingen van haar beheerscontract betreffende de financiële structuur, over de omvang, de technieken en de voorwaarden van haar externe financiering.
§ 2. De maatschappij beslist over de belegging van haar beschikbare fondsen, met inachtneming van de bepalingen die eventueel vastliggen in het beheerscontract.
Art. D363.[1 § 1. De Maatschappij kan rechtstreekse of onrechtstreekse participaties nemen in de Belgische of buitenlandse publiek- of privaatrechtelijke maatschappijen, verenigingen of instellingen, met inbegrip van dochtermaatschappijen, waarvan het maatschappelijk doel overeenstemt met haar eigen doel.
§ 2. De Raad van bestuur beslist bij tweederde meerderheid van de uitgedrukte stemmen over elke participatie.
§ 3. Wanneer de Maatschappij beslist participaties als bedoeld in paragraaf 1 te nemen of af te staan, stelt zij de Minister-President van de Regering, de voogdijverantwoordelijke minister en de minister van Begroting daarvan per aangetekende brief met ontvangstbevestiging in kennis. De Regering beschikt over een termijn van dertig dagen, te rekenen vanaf de datum van kennisgeving van deze beslissing, om haar opmerkingen kenbaar te maken of zich daartegen te verzetten.
Bij gebreke daarvan wordt de beslissing geacht te zijn goedgekeurd.
§ 4. Leden van het personeel onderworpen aan het statutair stelsel van de Maatschappij kunnen verlof krijgen om te werken voor bedrijven, verenigingen en instellingen waarin het bedrijf een participatie heeft. Het verlof voor dienstopdracht wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
§ 5. Als de Maatschappij beslist om een vennootschap, vereniging of instelling waarin ze een participatie heeft genomen te betrekken bij de uitvoering van haar openbare opdrachten, moet de rechtstreekse of onrechtstreekse participatie van de publieke aandeelhouders in deze Maatschappij cumulatief aan twee voorwaarden voldoen: meer dan 50% van het kapitaal bedragen en voldoen aan de definitie van participatie gekwalificeerd in artikel 2, 22°, van het decreet van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder
Elke overdracht van aandelen die het kapitaal vertegenwoordigen, waardoor het in voorgaand lid bedoelde rechtstreeks of onrechtstreeks belang van de publieke aandeelhouder in dat kapitaal niet langer meer dan 50% bedraagt, is van rechtswege nietig indien, binnen een termijn van drie maanden na de overdracht, het belang van de overheid, door middel van een kapitaalverhoging geheel of gedeeltelijk geplaatst bij de overheid, niet boven de 50% wordt gebracht. Tijdens deze periode heeft de overdracht geen effect zolang niet is voldaan aan de deelnemingsvoorwaarde.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder "overheidsaandeelhouder" verstaan het Waals Gewest, de publiekrechtelijke rechtspersonen die onderworpen zijn aan zijn rechtstreekse of onrechtstreekse controle, alsook aan die van de Federale Staat, andere Gewesten of Belgische gemeenten. ]1
----------
(1)<DWG 2023-12-13/10, art. 26, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 5. - Algemene Vergadering.
Art. D364.De algemene Vergadering oefent de bevoegdheden uit die haar specifiek toekomen krachtens dit hoofdstuk, de wet of de statuten.
[1 In de algemene vergadering kan elke [2 aandeelhouder]2 zich door slechts één afgevaardigde laten vertegenwoordigen. Die afgevaardigde beschikt over een stemrecht dat overeenstemt met het aantal [2 aandelen]2 waarop de [2 aandeelhouder]2 die hij vertegenwoordigt heeft ingeschreven, behalve in de gevallen waarin dit hoofdstuk, de wet of de statuten voorzien.]1
----------
(1)<DWG 2016-06-23/09, art. 61, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
(2)<DWG 2023-12-13/10, art. 27, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 6. - [1 Beheer en vertegenwoordiging]1.
----------
(1)
Onderafdeling 1. [1 Algemeen]1
----------
(1)
Onderafdeling 1/1. [1 Raad van Bestuur.]1
----------
(1)
Art. D364bis. [1 § 1. De Maatschappij wordt bestuurd door een raad van bestuur en een directiecomité.
§ 2. Onverminderd bijzondere volmachten wordt de Maatschappij voor alle handelingen jegens derden, met inbegrip van gerechtelijke procedures, rechtsgeldig vertegenwoordigd door :
1° de Voorzitter of, bij diens verhindering, de ondervoorzitter van de Raad van Bestuur;
2° twee gezamenlijk handelende bestuurders;
3° door een individueel handelend lid van het directiecomité. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2023-12-13/10, art. 30, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D365.[1 § 1. Onverminderd de handelingen die de wet, het decreet of de statuten voorbehouden aan de algemene vergadering, is de raad van bestuur bevoegd voor:
1° het bepalen van het algemene beleid en de strategie van de Maatschappij, met inbegrip van :
a) het identificeren en de opvolging van de strategische uitdagingen en bijbehorende risico's
waarmee de Maatschappij wordt geconfronteerd;
b) de aanneming van de financieringsplannen en de jaarlijkse begrotingen;
c) het bepalen van het financiële beleid, het autoriseren van leningen en
d) het bepalen van het investeringsbeleid en het aannemen van investeringsprogramma's
e) het vaststellen van de tarieven voor diensten die worden geleverd in het kader van de openbare opdrachten van de Maatschappij, met uitzondering van bijzondere contracten;
f) de vaststelling van de reële kostprijs (CVA) onder onderworpen aan de goedkeuring door de Waalse Regering;
g) de opvolging van de coördinatie van sectorale kwesties;
2° het afsluiten van het beheerscontract met de Waalse Regering;
3° toezicht en controle op het operationeel beheer door het directiecomité;
4° de creatie van nieuwe aandelen, een verhoging van het eigen vermogen en de toelating van een nieuwe aandeelhouder;
5° de verzoeken tot ontslag of de voorgestelde uitsluiting van een aandeelhouder onderzoeken en hierover verslag uitbrengen aan de algemene vergadering. Hij stelt het bedrag van het terugtrekkingsaandeel vast;
6° de verwerving van elke participatie als bedoeld in artikel D.363, § 4, evenals de aanwijzing van vertegenwoordigers van de Maatschappij bij vennootschappen, verenigingen en instellingen waarin zij een participatie bezit en de controle over deze vertegenwoordigers;
7° het bijeenroepen van de algemene vergadering en het vaststellen van de agenda;
8° het jaarlijks voorleggen aan de algemene vergadering van een verslag over de toestand van de participaties bedoeld in artikel D.363;
9° de jaarrekening en het jaarverslag opstellen en meedelen overeenkomstig artikel D.380;
10° aanneming en wijziging van het huishoudelijk reglement ;
11° het voorstellen aan de algemene vergadering van de aanneming of wijziging van de statuten of het huishoudelijk reglement van de algemene vergadering;
12° de goedkeuring van de huishoudelijke reglementen van het directiecomité en de exploitatieraden;
13° het afsluiten van contracten met de leden van de raad van bestuur bedoeld in artikel D. 37034ter, § 4;
14° de aanneming van algemene bepalingen inzake personeel;
15° overheidsopdrachten van strategische aard opstarten, gunnen, stopzetten of beëindigen, volgens de criteria en binnen de grenzen die hij bepaalt;
16° elke beslissing van strategische aard die het directiecomité beslist aan hem voor te leggen of die de raad van bestuur van hem overneemt, met inbegrip van elke beslissing die een belangrijke impact zou kunnen hebben op de stabiliteit of de ontwikkeling van de Maatschappij;
17° handelingen die bij wet of decreet uitdrukkelijk zijn voorbehouden aan de raad van bestuur, onverminderd dit hoofdstuk.
§ 2. Wat betreft paragraaf 1, kan de raad van bestuur of zijn voorzitter het directiecomité elk ogenblik verzoeken om een verslag over de activiteiten van de maatschappij of over een deel ervan. ]1
----------
(1)<DWG 2023-12-13/10, art. 31, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D366.[1 § 1. Onverminderd de toepassing van het decreet van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder, bestaat de raad van bestuur uit veertien leden die voor vijf jaar door de Regering worden benoemd.
Vier van de bestuurders zijn lid van de raad van bestuur van de "S.P.G.E."
Twee regeringscommissarissen wonen de vergaderingen van de raad van bestuur bij.
§ 2. Onder de bestuurders die ze benoemt, wijst de Regering een voorzitter en een ondervoorzitter aan.
De statuten kunnen aanvullende regels vastleggen met betrekking tot de samenstelling van de raad van bestuur en de respectieve bevoegdheden van de voorzitter en de ondervoorzitter.
Bij staking van de stemmen in de raad van bestuur is de stem van de voorzitter beslissend.
§ 3. De bestuurder die deel uitmaakt van de vier leden van de raad van bestuur van de "S.P.G.E." en dat geen lid meer is van dit orgaan, wordt geacht van rechtswege ontslagnemend te zijn en heeft niet langer zitting binnen de raad van bestuur van de Maatschappij.
§ 4. De raad van bestuur kan pas beraadslagen en beslissen als de meerderheid van zijn leden aanwezig is of vertegenwoordigd wordt. De beslissingen worden genomen bij meerderheid van stemmen, behoudens de uitzonderingen bedoeld in deze statuten, in het Wetboek van vennootschappen of in dit Hoofdstuk.]1
----------
(1)<DWG 2023-12-13/10, art. 32, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Onderafdeling 2. - Het mandaat van bestuurder.
Art. D367.§ 1. Onverminderd de [3 wettelijke en decretale verplichtingen, alsmede de statuten]3, is het mandaat van bestuurder onverenigbaar met :
[2 1°]2 de hoedanigheid van lid van het Directiecomité;
[2 2°]2 de hoedanigheid van personeelslid of gepensioneerd lid van de maatschappij.
§ 2. [2 Indien de bestuurder in de loop van zijn mandaat aanvaardt een functie of een mandaat bedoeld in § 1 uit te oefenen, eindigt zijn mandaat van rechtswege.]2
----------
(1)<DWG 2010-07-22/10, art. 9, 015; Inwerkingtreding : 30-08-2010>
(2)<DWG 2018-07-17/04, art. 53, 039; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
(3)<DWG 2023-12-13/10, art. 33, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Onderafdeling 3. - Het Directiecomité.
Art. D368.[1 Het Directiecomité bestaat uit maximum drie leden, onder wie een voorzitter. Laatstgenoemde is ook de voorzitter van het directiecomité van de "S.P.G.E.".
Het Directiecomité is verantwoordelijk voor het operationeel beheer van de Maatschappij, met inbegrip van het dagelijks bestuur, de voorbereiding en uitvoering van beslissingen genomen door de raad van bestuur en alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de verwezenlijking van het maatschappelijk doel van de Maatschappij en die niet bij wet of decreet zijn voorbehouden aan de algemene vergadering of de raad van bestuur.
De beraadslagingen van het directiecomité zijn collegiaal, onder voorbehoud van de delegaties die het aan zijn leden verleent.
§ 3. Het directiecomité kan de bevoegdheden die hem zijn toegewezen overdragen aan personeelsleden overeenkomstig de modaliteiten en de voorwaarden bepaald bij de statuten.
Behoudens in geval van belangenconflict die hen betreft, wonen de leden van het directiecomité de vergaderingen van de raad van bestuur met raadgevende stem bij.
Het directiecomité brengt regelmatig verslag uit aan de raad van bestuur over zijn operationeel beheer. ]1
----------
(1)<DWG 2023-12-13/10, art. 34, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D369.[1 § 1. De leden van het directiecomité worden aangesteld voor een periode van vijf jaar.
Als een lid van het directiecomité minder dan vijf jaar voor het bereiken van de wettelijke pensioengerechtigde leeftijd wordt aangewezen, eindigt zijn ambtstermijn op de dag waarop hij de wettelijke pensioengerechtigde leeftijd bereikt.
De Regering kan zijn aanwijzing verlengen tot na de wettelijke pensioenleeftijd, op basis van een verzoek van het lid van het directiecomité aan de raad van bestuur.
Zijn aanwijzing kan na de wettelijke pensioenleeftijd met maximaal een jaar worden verlengd. Bedoelde periode kan volgens dezelfde modaliteiten verlengd worden voor een eenmalige nieuwe periode van maximum één jaar.
§ 2. De Regering wijst de leden van de raad van bestuur aan volgens de in de paragrafen 2 tot en met 4 bedoelde procedure.
De raad van bestuur legt ter goedkeuring voor aan de Regering:
1° de ambtbeschrijving;
2° een nota met een omschrijving van de algemene beheersopdrachten en de te bereiken collectieve en individuele doelstellingen, zowel op het vlak van beheer als van strategie;
3° de aanwijzing van de leden van de jury, die voor ten hoogste twee derden uit leden van hetzelfde geslacht bestaat en als volgt is samengesteld :
a) de voorzitter en de ondervoorzitter van de Raad van bestuur en de voorzitter van het bezoldigingscomité;
b) twee externe deskundigen gekozen buiten de ministeriële kabinetten, de diensten van de Waalse Regering en de instellingen van openbaar nut die vallen onder het decreet van 22 januari 1998 betreffende het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut die onder het Waalse Gewest ressorteren, met minstens tien jaar ervaring in verband met het vastgestelde functieprofiel en aangewezen door de Regering. Ten minste één van deze twee experts heeft tien jaar ervaring in management of human resources;
c) een lid van een Franstalige Belgische universiteit wiens vakgebied verband houdt met de vacante functie of met management- of personeelskwesties;
d) indien van toepassing, de Directeur-generaal of Directeurs-generaal van de Waalse Overheidsdienst waarvan de functionele bevoegdheden verband houden met de opdrachten van het orgaan, of zijn of haar vertegenwoordiger.
In het voorstel voor de jury dat door de Raad van Bestuur wordt geformuleerd, wordt bepaald wie van de onder b) of c) bedoelde juryleden de jury zal voorzitten.
§ 3. De Raad van Bestuur doet een oproep voor externe en interne kandidaten, waaronder ten minste :
1° de ambtbeschrijving;
2° de wijze en de uiterste datum van de indiening van de kandidaturen;
3° de voor de betrekking vereiste diploma's en ervaringen;
4° de modaliteiten voor de organisatie van de proeven en de gehanteerde selectiecriteria;
5° de documenten die de kandidatuurakte op straffe van nietigheid moet omvatten;
6° de dienst waar de nota, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, 2°, en alle andere nuttige inlichtingen of documenten kunnen worden verkregen;
7° de voorgestelde bezoldiging voor de duur van het mandaat en de beëindigingsmodaliteiten.
§ 4. De jury organiseert selectieproeven die haar in staat stellen om aan de hand van de selectiecriteria, vermeld in paragraaf 3, 4°, de leidinggevende en organisatorische vaardigheden en de persoonlijkheid van de kandidaten vast te stellen.
Op basis van de resultaten van de selectieproeven stelt de selectiejury een schriftelijk verslag op waarin de vaardigheden van elke kandidaat worden beschreven en in twee categorieën worden ingedeeld:
a) de categorie geschikt;
b) de categorie ongeschikte.
De selectiejury stuurt dit rapport naar de Regering.
Op basis van het verslag van de jury wijst de Regering de leden van het directiecomité aan uit de kandidaten die door de jury geschikt worden geacht. Het stuurt de aanwijzing door naar de "SWDE.
§ 5. De raad van bestuur draagt zijn bezoldigingscomité op om het directiecomité en zijn leden voor te leggen aan :
1° een jaarlijkse evaluatie van de verwezenlijking van de doelstellingen van het voorgaande jaar;
2° een tussentijdse evaluatie, in beginsel dertig maanden na zijn aanwijzing, en een eindevaluatie, in beginsel zestig maanden na zijn aanwijzing, die beide betrekking hebben op de uitoefening van de in zijn functieomschrijving vermelde bevoegdheden, de realisatie van de in het beheerscontract opgenomen doelstellingen en de algemene beheersopdrachten en -doelstellingen die als directiecomité en als lid van het directiecomité moeten worden gerealiseerd, zowel op het vlak van beheer als op het vlak van strategie, opgenomen in de nota bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, 2°.
Het bezoldigingscomité kan een beroep doen op externe deskundigen voor de tussentijdse evaluatie en op externe deskundigen voor de eindevaluatie. De externe deskundigen beschikken over de ervaring bedoeld in paragraaf 2, alinea 2, 3°, b).
Wanneer de Regering meent dat de situatie of de reputatie van de "S.P.G.E." dit vereist, kan zij op eigen initiatief een evaluatie van het lid of de leden van het directiecomité vragen. Deze evaluatie wordt uitgevoerd in overeenstemming met de paragrafen 5 tot en met 7. Bij deze gelegenheid wordt de raad van bestuur bijgestaan door externe personen die voldoen aan de voorwaarden bedoeld in lid 2, alinea 2, 3°, b. In geval van een negatieve evaluatie kan de Regering, op advies van de raad van bestuur, de aanwijzing van het lid of de leden van het directiecomité beëindigen.
Over de tussentijdse en eindevaluaties wordt een gemotiveerd verslag opgesteld dat per aangetekende post met ontvangstbewijs naar het directiecomité wordt gestuurd. De evaluatie is positief of negatief.
De statuten van het orgaan bepalen de evaluatieprocedures en voorwaarden.
§ 6. Het directiecomité of een van zijn leden kan binnen tien dagen na ontvangst per aangetekende post beroep aantekenen bij de raad van bestuur tegen zijn negatieve tussentijdse of definitieve evaluatie. Bij ontstentenis wordt het proces-verbaal definitief.
In het geval van een beroep door het directiecomité of een van zijn leden, kunnen deze binnen tien dagen na de mededeling van hun beroep aan de Raad van Bestuur de gronden voorleggen waarop zij de evaluatie betwisten. Hij kan om een hoorzitting verzoeken, die de raad van bestuur op aanvraag toestaat.
Na bestudering van de gronden voor het beroep kan de raad van bestuur de evaluatie wijzigen. Als de evaluatie ondanks het beroep negatief blijft, worden het beroep en de redenen daarvoor opgenomen in het evaluatierapport.
De raad van bestuur stuurt zijn beslissing, het evaluatieverslag, met inbegrip van een eventueel beroep en de redenen daarvoor, naar de Regering en kan de beëindiging van de ambtstermijn van een of meer leden van het directiecomité voorstellen.
§ 7. De definitieve tussentijdse of eindevaluatieverslagen worden door de raad van bestuur naar de regering gestuurd.
In geval van een negatieve tussentijdse evaluatie kan de Regering de aanwijzing van het directiecomité of een van zijn leden vroegtijdig beëindigen. Indien nodig wordt een nieuwe procedure voor de aanwijzing van het directiecomité of een van zijn leden gestart.
In het geval van een negatieve eindevaluatie eindigt de aanwijzing van het directiecomité of een van zijn leden aan het einde van de vastgestelde termijn. Er is een nieuwe aanwijzigingsprocedure gestart. Het directiecomité of een van zijn aftredende leden die een negatieve eindevaluatie heeft gekregen, mag niet deelnemen aan deze nieuwe procedure.
Het directiecomité of zijn leden die een positieve eindevaluatie krijgen, kunnen door de Regering worden herbenoemd voor een periode van vijf jaar zonder dat een nieuwe aanwijzingsprocedure nodig is.
Het directiecomité of zijn leden die een positieve eindevaluatie krijgen, kunnen door de Regering worden herbenoemd voor een periode van vijf jaar zonder dat een nieuwe aanwijzingsprocedure nodig is. ]1
----------
(1)<DWG 2023-12-13/10, art. 35, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D370.§ 1. De wederzijdse rechten, met inbegrip van de bezoldiging, en verplichtingen van de leden van het Directiecomité, enerzijds, en van de maatschappij, anderzijds, worden bij een bijzondere overeenkomst tussen de betrokken partijen geregeld. [2 ...]2.
[2 ...]2.
De leden van het Directiecomité, die zich bij hun benoeming in een statutaire band bevinden met de maatschappij of met elke andere publiekrechtelijke persoon die onder het Gewest ressorteert, worden voor een opdracht van algemeen belang ambtshalve met verlof geplaatst voor de hele duur van het mandaat.
§ 2. De bezoldiging van de leden van het Directiecomité is voor rekening van de maatschappij.
----------
(1)<DWG 2018-07-17/04, art. 55, 039; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
(2)<DWG 2023-12-13/10, art. 36, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Onderafdeling 4. - (Bijkantoren en raden voor de exploitatie.)
A. Diensten.
Art. D371.<DWG 2006-07-19/54, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 16-09-2006> Om haar openbare opdrachten i.v.m. waterdistributie te vervullen, richt de [1 Maatschappij]1 acht bijkantoren op op het grondgebied dat zij bevoorraadt in één of meer onderstroomgebieden.
De geografische grenzen van de bijkantoren liggen vast in de statuten.
Elke [1 aandeelhoudende]1 gemeente kan onder het rechtsgebied van slechts één bijkantoor ressorteren.
De aansluiting bij een onderstroomgebied als het grondgebied van een gemeente twee of meer onderstroomgebieden bestrijkt, wordt bepaald op grond van het grootste aantal meters.
Het beheer van de [1 aandeelhoudende]1 gemeenten gelegen in de Duitstalige Gemeenschap kan ressorteren onder het rechtsgebied van hetzelfde bijkantoor, alhoewel ze tot verschillende onderstroomgebieden behoren.
----------
(1)<DWG 2023-12-13/10, art. 37, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
B. Adviescomités.
Art. D372.[1 § 1. Voor elk bijkantoor wordt een exploitatieraad opgericht, die bestaat uit een vertegenwoordiger per [2 aandeelhoudende]2 gemeente van het ambtsgebied van het betrokken bijkantoor.
Elke [2 aandeelhoudende]2 gemeente wijst zijn vertegenwoordiger binnen de exploitatieraad onder de leden van het gemeentecollege aan.
§ 2. De exploitatieraad wordt geraadpleegd over de werkprogramma's van de maatschappij, over de uitvoering ervan en de coördinatie met de gemeentelijke werven.
Hij brengt advies uit over elke vraagstuk dat hem wordt voorgelegd door de raad van bestuur of het directiecomité.
§ 3. De statuten bepalen de werkingsregels van de exploitatieraden. Ze kunnen bijkomende regels bepalen wat betreft de samenstelling en de bevoegdheden van de exploitatieraden.
§ 4. Het mandaat van lid van een exploitatieraad wordt kosteloos uitgeoefend.]1
----------
(1)<DWG 2018-07-17/04, art. 56, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<DWG 2023-12-13/10, art. 38, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D373. (Opgeheven) <DWG 2006-07-19/54, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 16-09-2006>
C. Zonecomités.
Art. D374. (Opgeheven) <DWG 2006-07-19/54, art. 21, 003; Inwerkingtreding : 16-09-2006>
Art. D375. (Opgeheven) <DWG 2006-07-19/54, art. 22, 003; Inwerkingtreding : 16-09-2006>
Art. D376. (Opgeheven) <DWG 2006-07-19/54, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 16-09-2006>
Afdeling 7. - Administratief toezicht en controle.
Onderafdeling I. - Administratief toezicht.
Art. D377.<DWG 2006-07-19/54, art. 24, 003; Inwerkingtreding : 16-09-2006> De Regering oefent controle uit op de [1 Maatschappij]1 door tussenkomst van twee commissarissen die individueel of gezamenlijk handelen.
De regeringscommissarissen wonen alle vergaderingen van de raad van bestuur van de [1 Maatschappij]1 bij.
----------
(1)<DWG 2023-12-13/10, art. 39, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D378. (Opgeheven) <DWG 2006-07-19/54, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 16-09-2006>
Onderafdeling 2. - Controle op de rekeningen.
Art. D379.[1 § 1. Het toezicht op de financiële toestand, op de jaarrekeningen en op de regelmatigheid, ten opzichte van de regelgeving en de statuten, van de verrichtingen i.v.m. de jaarrekeningen wordt opgedragen aan een College van commissarissen dat uit drie leden bestaat.
Hun beraadslagingen zijn collegiaal.
Hun verslagen en opmerkingen worden overgemaakt aan de Regering en aan de algemene Vergadering.
Twee leden van het college van commissarissen worden door de algemene vergadering benoemd onder de leden van het Instituut der Bedrijfsrevisoren, overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen. Ze hebben de hoedanigheid van bedrijfsrevisor.
Het derde lid wordt door de Regering benoemd [3 onder de leden van het Rekenhof op voorstel van deze laatste. Hij zal het college voorzitten]3.
[3 ...]3.
De commissarissen worden benoemd voor drie jaar.
§ 2. [2 De algemene vergadering bepaalt de bezoldiging van de commissarissen.]2]1
----------
(1)<DWG 2010-07-22/10, art. 70, 015; Inwerkingtreding : 30-08-2010>
(2)<DWG 2018-07-17/04, art. 57, 039; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
(3)<DWG 2023-12-13/10, art. 40, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 8. - Boekhouding en jaarrekeningen.
Art. D380.§ 1. De maatschappij voert haar boekhouding per kalenderjaar. De activiteiten in verband met haar openbare opdrachten en haar overige activiteiten worden telkens in een aparte boekhouding opgenomen.
[3 Het resultaat wordt opgedeeld volgens de regels die vastliggen in de statuten. De uitkering van dividenden aan aandeelhouders is echter niet toegelaten.]3
De bijlage bij de jaarrekeningen bevat een samenvattende staat van de rekeningen betreffende de openbare opdrachten en een commentaar. (...). <DWG 2006-07-19/54, art. 27, 1°, 003; Inwerkingtreding : 16-09-2006>
§ 2. De Raad van bestuur bezorgt de Regering de jaarrekeningen vóór 30 juni van het jaar na het bedoelde boekjaar, alsmede het beheersverslag, (het verslag van de bedrijfsrevisoren) en het verslag van het College van (Regeringscommissarissen). <DWG 2006-07-19/54, art. 27, 003; Inwerkingtreding : 16-09-2006>
De Regering stuurt de in het eerste lid bedoelde documenten vóór 31 juli van het jaar na het bedoelde boekjaar naar de Waalse Gewestraad.
----------
(1)<DWG 2020-12-17/52, art. 107, 051; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(2)<DWG 2022-12-21/67, art. 104, 058; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(3)<DWG 2023-12-13/10, art. 41, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D381. Naast haar algemene boekhouding, voert de maatschappij ook een analytische en begrotingsboekhouding.
Afdeling 9. [1 Eigen kapitalen]1
----------
(1)
Art. D382.[1 De Maatschappij kan aandelen van verschillende categorieën uitgeven.
De gemeentelijke aandeelhouders vertegenwoordigen steeds minimum 50 % van het kapitaal, plus één aandeel.
Afgezien van de omvang van de inbreng van de verschillende partijen bij de kapitaalvorming, beschikken de gemeentelijke aandeelhouders samen altijd over de meerderheid van stemmen op de algemene vergadering.
De aandelen tot kapitaalvorming mogen niet afgestaan worden. De overige aandelen van een aandeelhouder mogen alleen aan een andere aandeelhouder worden afgestaan.]1
----------
(1)<DWG 2023-12-13/10, art. 43, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 10. - Personeel.
Art. D383.<Opgeheven bij DWG 2023-12-13/10, art. 44, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D383bis.[1 De Regering stelt zich uitdrukkelijk garant voor de goede afloop van de verbintenissen van de pensioenregelingen van de [2 "Maatschappij"]2]1.
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2016-06-23/09, art. 66, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
(2)<DWG 2023-12-13/10, art. 45, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 11. - Voorlopige bepalingen.
Art. D384. (Opgeheven) <DWG 2006-07-19/54, art. 29, 003; Inwerkingtreding : 16-09-2006>
Art. D385.§ 1. [1 ...]1.
§ 2. De Regering kan goederen van de Transhennuyère inbrengen in Maatschappij. Zij bepaalt de lijst van die goederen.
De overdracht kan zonder verdere formaliteiten van rechtswege tegengeworpen worden aan derden zodra het Regeringsbesluit tot bepaling van de goederenlijst in werking treedt.
[1 ...]1.
----------
(1)<DWG 2023-12-13/10, art. 46, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D386.De eigendom van de goederen bestemd voor de activiteit van het "ERPE" die (...) aan het Gewest toebehoorden en waarvan de lijst opgenomen is in bijlage IV, wordt aan de Maatschappij overgedragen, met inbegrip van de voornaamste en bijhorende roerende en onroerende goederen en desbetreffende rechten, zelfs wanneer ze niet uitdrukkelijk overgenomen worden. <DWG 2006-07-19/54, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 16-09-2006>
De overdracht kan zonder verdere formaliteiten van rechtswege tegengeworpen aan derden.
Art. D387. § 1. Het Gewest geeft de Maatschappij zo spoedig mogelijk kennis van de akten en documenten, met inbegrip van de uittreksels uit de kadastrale leggers en uit het kadastraal plan waarin melding wordt gemaakt van de lasten, rechten en verplichtingen betreffende de goederen waarvan de eigendom bij of krachtens dit hoofdstuk is overgedragen.
Er wordt zo spoedig mogelijk een inventaris van die akten en documenten opgemaakt. Die inventaris wordt ondertekend door de Regering, alsook door de voorzitter van de raad van bestuur van de Maatschappij.
§ 2. De Maatschappij erft de rechten en verplichtingen van het Gewest voor de goederen waarvan de eigendom bij of krachtens dit hoofdstuk overgedragen wordt, met inbegrip van de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit lopende of komende gerechtelijke procedures.
In geval van geschil kan het geheel of een gedeelte van de goederen waarvan de eigendomstitels niet aan de Maatschappij zijn overgedragen, treedt het Gewest op ten gunste van de Maatschappij.
§ 3. (...) <DWG 2006-07-19/54, art. 32, 003; Inwerkingtreding : 16-09-2006>
Art. D388.
<Opgeheven bij DWG 2023-12-13/10, art. 47, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D389.
<Opgeheven bij DWG 2023-12-13/10, art. 48, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D390. (Opgeheven) <DWG 2006-07-19/54, art. 35, 003; Inwerkingtreding : 16-09-2006>
Art. D391.Het fiscale statuut van de maatschappij is hetzelfde als dat waarover de Nationale Maatschappij der Waterleidingen en de [1 "Société wallonne des Distributions d'Eau"]1 vroeger beschikten.
----------
(1)<DWG 2023-12-13/10, art. 49, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Deel IV. - [1 Vaststelling van de overtredingen en straffen.]1
----------
(1)
TITEL I. - [1 Bestraffing van de overtredingen inzake het oppervlaktewater.]1
----------
(1)
Art. D392. [1 Er wordt een overtreding van tweede categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door degene die :
1° afvalwater in de gewone oppervlaktewateren, in de openbare riolen en in de kunstmatige afvloeiingswegen loost, zonder inachtneming van de reglementen genomen krachtens de artikelen D.156 tot D.158, D.161 tot D.166 en D.406;
2° zich niet houdt aan een verbod opgelegd bij artikel D.161;
3° de krachtens artikel D.162 uitgevaardigde voorschriften overtreedt;
4° een ter uitvoering van artikel D.163 genomen reglement overtreedt.]1
----------
(1)<DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
Art. D393.[1 Er wordt een overtreding van derde categorie in de zin van deel VIII van het decreetgevend gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door :
1° de overtreder van de bepalingen die niet bedoeld worden in artikel D.392 en die door de Regering zijn aangenomen met het oog op de uitvoering van de bescherming van de oppervlaktewateren en op de bestrijding van de verontreiniging van de grondwateren vanaf oppervlaktewateren;
2° degene die het oppervlaktewater gebruikt in overtreding van een krachtens artikel D.158 uitgevaardigd verbod;
3° degene die tracht één van de in artikel D.392 vermelde daden te begaan;
4° degene die beroepshalve producten fabriceert, te koop aanbiedt, verkoopt en gebruikt in overtreding van een krachtens artikel D.164 genomen reglement;
5° degene [2 die bij derden slijk inzamelt]2, hetzij zonder te beschikken over de krachtens artikel D.222 vereiste vergunning, hetzij door het slijk weg te werken op een krachtens dat artikel verboden wijze;
6° degene die zonder de vereiste milieuvergunning een motorvoertuig, een machine of andere gelijksoortige tuigen in een gewoon oppervlaktewater of op minder dan tien meter ervan schoonmaakt terwijl het schoonmaakproduct erin wegvloeien kan.]1
----------
(1)<DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
(2)<DWG 2016-06-23/09, art. 67, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Art. D394. [1 Er wordt een overtreding van tweede categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door :
1° degene die de zuiveringsinstallaties opzettelijk vernielt of beschadigt en de vlotte werking ervan verhindert;
2° degene die dezelfde installaties opzettelijk tracht te vernielen of te beschadigen;
3° degene die weigert of verzuimt een krachtens artikel D.21, § 1, door de Regering, de provinciegouverneur of de burgemeester opgelegde noodmaatregel uit te voeren.]1
----------
(1)<DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
Art. D395.[1 Er wordt een overtreding van derde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door degene die verzuimt gegevens te verstrekken die hem gevraagd worden krachtens de artikelen D.13 en D.165 en de reglementaire bepalingen genomen krachtens die artikelen.
Er wordt een overtreding van derde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door :
1. degene die zijn langs een weg gelegen woning niet op de bestaande riolering heeft aangesloten;
2. degene die tijdens de rioleringswerken zijn woning, gelegen langs een weg die zopas van rioleringen werd voorzien, niet op de riolering heeft aangesloten;
3. degene die niet verzocht heeft om de geschreven voorafgaande toestemming van het gemeentecollege om zijn woning op de riolering aan te sluiten;
4. degene die het geheel van het regenwater en het helder parasietwater geloosd heeft in de scheidingsriolering op de gedeelten van de aldus uitgeruste weg of het regenwater niet afvoert via verliesputten, draineerbuizen, kunstmatige afvloeiingswegen of oppervlaktewateren voor zover zulks niet bij of krachtens een andere wetgeving verboden is;
5. [2 degene die een nieuwe woning niet uitgerust heeft met een systeem dat het gezamenlijke regenwater van het afvalwater scheidt, niet voorziet in een uitrusting overeenkomstig de door de Regering bepaalde modaliteiten wanneer het geloosde afvalwater niet behandeld wordt door een zuiveringsstation, het stedelijk afvalwater niet uitsluitend via het afwateringsnetwerk afvoert bij de inbedrijfstelling van het zuiveringsstation, de septische put niet buiten bedrijf stelt na advies van de erkende saneringsinstelling of de septische slijkput niet door een erkende ruimer laat ledigen;]2
6. degene die zich niet aangesloten heeft binnen honderdtachtig dagen na de kennisgeving van de beslissing tot weigering van een vergunning voor de installatie van een individueel zuiveringssysteem in de plaats van de aansluiting op de riolering;
7. degene die elke nieuwe woning, gebouwd in een zone onderworpen aan het gemeenschappelijke saneringssysteem langs een weg die nog niet van een riolering voorzien is, oorspronkelijk niet voorzien heeft van een individueel saneringssysteem dat voldoet aan de voorwaarden gesteld ter uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning indien het vaststaat dat de aansluiting op een toekomstige riolering te duur zou zijn;
8. degene die elke nieuwe woning of groep van nieuwe woningen waarop het autonome saneringsstelsel van toepassing is, niet uitgerust heeft met een individueel zuiveringssysteem;
9. degene die er niet voor zorgt dat de riolering het helder parasietwater niet opvangt door de woning niet aan te sluiten op het rioleringsnetwerk zodra het in bedrijf gesteld wordt, door een nieuwe woning, in afwachting van de inbedrijfstelling van het voorziene zuiveringssysteem, niet uit te rusten met een septische put met bypass en, desgevallend, ontvetter, en uitgerust met afzonderlijke leidingen voor de opvang van het regenwater en het huishoudelijk afvalwater;
10. degene die de woning waarop het autonome saneringsstelsel van toepassing is niet conform heeft gemaakt, [2 ...]2;]1
[2 11. niet binnen de voorgeschreven termijnen heeft voorzien in een individueel zuiveringsssyteem in elke woning die ermee uitgerust moet worden.]2
----------
(1)<DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
(2)<DWG 2016-06-23/09, art. 68, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
TITEL II. - [1 Bestraffing van de overtredingen inzake het grondwater.]1
----------
(1)
Art. D396.[1 Er wordt een overtreding van tweede categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door :
1° de overtreder van een krachtens de artikelen D.167 en D.173 van dit Wetboek genomen reglement of verbodsmaatregel;
2° [2 degene die een boring of een uitrusting voor een put uitvoert zonder over de erkenning te beschikken vereist krachtens artikel D.167bis]2.]1
[3 3° de overtreder van een krachtens artikel D.177 genomen reglement of verbodsmaatregel.]3
[4 4° de landbouwer wiens landbouwbedrijf gedurende ten minste drie jaar, al dan niet na elkaar, tijdens eenzelfde programma voor de waarneming van de metingen van potentieel uitspoelbare niet-conform wordt verklaard.]4
[5 4° degene die een of meerdere verontreinigende stoffen rechtstreeks in het grondwater loost in strijd met artikel D.167, leden 3 en 4;
5° degene die niet voldoet aan de verplichting bedoeld in artikel D.33/3, vierde lid, betreffende het vaste plantendekken langs waterlopen.]5
----------
(1)<DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
(2)<DWG 2011-10-27/04, art. 88, 018; Inwerkingtreding : 27-08-2019>
(3)<DWG 2016-06-23/09, art. 69, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
(4)<DWG 2019-05-06/14, art. 9, 045; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
(5)<DWG 2019-05-02/62, art. 13, 046; Inwerkingtreding : 31-08-2019>
Art. D397.[1 Er wordt een overtreding van derde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door :
1° degene die verzuimt de gegevens te verstrekken die hem gevraagd worden krachtens de artikelen D.13 en D.176 en de reglementaire bepalingen genomen krachtens die artikelen;
2° [2 ...]2 .]1
----------
(1)<DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
(2)<DWG 2016-06-23/09, art. 70, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Art. D398.
<Opgeheven bij DWG 2019-05-06/14, art. 10, 045; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
TITEL III. - [1 Vaststelling van de overtredingen en straffen inzake het voor menselijk verbruik bestemde water.]1
----------
(1)
Art. D399. [1 Met het oog op de uitvoering van officiële analyses doet de Regering een beroep op één of meer laboratoria geaccrediteerd krachtens de federale wetgeving betreffende de accreditatie van de certificerings- en controle-instellingen, alsook de proeflaboratoria. Ze kan modellen van analyseprotocollen vastleggen, analyse en tegenanalysemethodes bepalen, regels vastleggen voor de verdeling van de analyses onder de laboratoria, alsook voor de financiering van de kostprijs van de analyses en monsternemingen.]1
----------
(1)<DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
Art. D400.[1 Er wordt een overtreding van tweede categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door :
1° de leverancier die niet de geschikte adviezen verleent zoals bedoeld in artikel D.182, § 2, tweede lid;
2° de leverancier die niet de minimale maatregelen treft die bepaald worden volgens de overeenkomstig artikel [2 D.183, § 3]2 vastgelegde procedure;
3° de overtreder van de bepalingen van artikel [2 D.183, § 1 en § 2]2;
4° de leverancier die niet de nodige maatregelen treft waarin artikel [2 D.187, leden 3 en 4]2, voorziet;
5° de leverancier die niet een bij artikel D.188, § 1, bepaald jaarlijks programma opmaakt of ten uitvoer legt;
6° de leverancier die geen controle uitoefent op de doeltreffendheid van de toegepaste behandeling bepaald bij artikel D.188, § 1, [2 vierde lid]2;
7° de leverancier die geen informatie verstrekt aan [2 de Directie Grondwater van het Departement Leefmilieu en Water van de Waalse Overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu]2, en het onderzoek niet uitvoert overeenkomstig artikel D.190, § 1, die de bij artikel D.190, § 2, bepaalde rechtzettende maatregelen niet neemt, die de bij artikel D.190, § 3, eerste lid, bepaalde maatregelen niet neemt;
8° de leverancier die de verbruikers geen informatie verstrekt overeenkomstig artikel D.192, § 2;
9° de leverancier die geen informatie verstrekt aan de bevolking die betrokken is bij de bepalingen van artikel D.182, § 2 [2 ...]2.]1
----------
(1)<DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
(2)<DWG 2023-04-20/18, art. 20, 061; Inwerkingtreding : 05-10-2023>
Art. D401.[1 Er wordt een overtreding van vierde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door :
1° [3 de eigenaar]3 die artikel [3 D.182, § 5]3, niet naleeft;
2°[2 ...]2;
3° de particulier die de toegang tot zijn private installatie ontzegt overeenkomstig artikel D.189;
4° degene die water van het openbaar distributienetwerk aftapt buiten de gevallen bepaald bij dit Wetboek of toegelaten door de verdeler;
5° de leverancier die de bij artikel [3 D.184, § 3]3, bepaalde verplichtingen niet nakomt;
6° de leverancier die de verbruikers niet inlicht over de toestand en hen, in voorkomend geval, niet kennis geeft van de dwingende maatregelen die krachtens artikel D.190, § 2, derde lid, genomen worden;
7° de leverancier die de verbruiker niet inlicht of niet de nodige adviezen verleent overeenkomstig artikel D.190, § 3, tweede lid;
8° de leverancier die niet beslist of de overeenkomstig artikel D.190, § 3, derde lid, te nemen maatregelen niet meedeelt;
9° de leverancier die geen informatie verstrekt aan de erkende instelling bedoeld in artikel D.191;
10° de leverancier die de bij artikel D.193, § 2, bepaalde informatie niet verstrekt.]1
----------
(1)<DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
(2)<DWG 2019-02-28/10, art. 11, 049; Inwerkingtreding : 01-06-2021>
(3)<DWG 2023-04-20/18, art. 21, 061; Inwerkingtreding : 05-10-2023>
TITEL IV. - [1 Bestraffing van de overtredingen inzake de schade veroorzaakt door het winnen en pompen van grondwater.]1
----------
(1)
Art. D402. [1 Er wordt een overtreding van derde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door de overtreder van de bijdrageverplichting bepaald bij artikel D.328 en de krachtens voornoemd artikel genomen reglementaire bepalingen.]1
----------
(1)<DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
TITEL V. - [1 Vaststelling van de overtredingen en straffen inzake tarifering.]1
----------
(1)
Art. D403.[1 Indien water dat niet voldoet aan de wettelijke en reglementaire bepalingen ter beschikking van een verbruiker gesteld wordt, bij gebrek aan regelmatige bevoorrading onder de door de Waalse Regering bepaalde voorwaarden, in geval van onderbreking of opschorting van de dienst zonder inachtneming van de voorwaarden bedoeld in artikel D.203, wordt onderstaande factuur, gericht aan de gebruiker die het slachtoffer is van de nalatigheid van de dienst, verminderd met een bedrag dat berekend wordt dmv volgende formule :
A x B x C
waarbij :
A = het gefactureerde verbruik [3 gedeeld door het aantal dagen in de factureringscyclus]3;
B = het aantal dagen verzuim;
C = het tarief van de eerste schijf verbruik van kracht op het ogenblik van de facturatie.]1
----------
(1)<DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
(2)<DWG 2022-12-21/67, art. 105, 058; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(3)<DWG 2023-12-13/13, art. 100, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. D404. [1 Er wordt een overtreding van derde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door :
1° de verdeler die geen meter plaatst;
2°de verdeler die de tarifering niet toepast in schijven verdeeld in jaarlijks verbruiksvolume overeenkomstig artikel D.228;
3° de verdeler die het bij artikel D.444 bepaalde bijdragebedrag niet aanpast;
4° de verdeler die zich niet houdt aan de bepalingen betreffende de facturering en de invordering van de waterverbruiken zoals bepaald bij de artikelen D.228, D.230 en D.232;
5° de verdeler die op eenzijdige wijze een einde maakt aan de dienstverlening in de gevallen bepaald bij de artikelen D.194 tot D.209, D.228 tot D.233, D.403 tot D.405, D.443 en D.444;
6° de gebruiker die zich niet houdt aan de beslissingen en instructies van de verdeler tot beperking van het watergebruik in geval van droogte, technische incidenten of problemen ivm de kwaliteit van het water;
7° de abonnee of de gebruiker die zich niet houdt aan de modaliteiten bepaald bij artikel D.204.]1
----------
(1)<DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
Art. D405.[1 De territoriale bevoegdheid van de rechtsorganen waaraan de geschillen betreffende de toepassing van de artikelen D.194 tot D.209, D.228 tot D.233, D.403 tot D.405, D.443 en D.444 en de krachtens voornoemde artikelen genomen reglementaire bepalingen onderworpen worden, wordt overeenkomstig de regels van het Gerechtelijk Wetboek vastgelegd.]1
----------
(1)<DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
TITEL VI. [1 - Sancties voor overtredingen inzake de inning en de betaling van belastingen, heffingen, bijdragen en de invordering van de reële kostprijs van de sanering en van de kosten van de industriële sanering alsook inzake de sluiting van industriële saneringscontracten]1
----------
(1)
Art. D406.[1 Er wordt een overtreding van tweede categorie in de zin van Deel VIII van het decretale gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door degene die de betaling van het geheel of van een gedeelte van de in de artikelen D.252 tot D.283 bedoelde belasting of van de bij dit Wetboek opgelegde heffing of bijdrage ontduikt of tracht te ontduiken, of door [3 de verdeler die niet bijdraagt tot de financiering van de sanering van het afvalwater overeenkomstig artikel D.255]3.
Er wordt een overtreding van derde categorie in de zin van deel VIII van het decretale gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door degene die zijn verplichtingen niet nakomt in het kader van de vastlegging van de bijdragen en belastingen bedoeld in de artikelen D.252 tot D.285.]1
[2 Er wordt een overtreding van tweede categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door de onderneming, die industrieel afvalwater in een openbaar zuiveringsstation loost, die de in artikel D.260, § 2 bedoelde dienstovereenkomst inzake industriële sanering niet sluit.]2
----------
(1)<DWG 2016-06-23/09, art. 72, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
(2)<DWG 2018-07-17/04, art. 56ter, 039; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
(3)<DWG 2021-11-12/09, art. 16, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. D406-1. [1 De Regering kan de personeelsleden van de "Société publique de gestion de l'eau" (S.P.G.E.) en van de erkende saneringsinstellingen aanwijzen die belast zijn met de controle op de naleving van de bepalingen inzake sanering bepaald bij dit Wetboek.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 91, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D406-2. [1 Er wordt tussen de Administratie en de "Société publique de gestion de l'eau" (S.P.G.E.) een inspectie- en controleprotocol voor het lozen van industrieel afvalwater opgesteld.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 92, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. D406-3. [1 Op basis van de door de administratie verstrekte bijgewerkte lijst van de ondernemingen die industrieel afvalwater in een openbaar zuiveringsstation lozen, maken de "S.P.G.E." en de saneringsinstelling het ontwerp van contract aan de onderneming over.
Bij gebrek aan antwoord van de industriesector richt de saneringsinstelling een rappelbrief aan de onderneming met afschrift aan de "S.P.G.E." en gaat ze na of de onderneming aangesloten is op het zuiveringsstation.
Bij gebrek aan antwoord van de industriesector richt de "S.P.G.E." een ingebrekestelling.
Bij gebrek aan antwoord of bij weigering om een contract te sluiten informeert de "S.P.G.E. " de door de Regering aangewezen administratie om de overtredingen vast te stellen.
De sanctionerend ambtenaar richt een afschrift van zijn beslissing aan de gemeente, aan de erkende saneringsinstelling, aan de "S.P.G.E." en aan het Bestuur Leefmilieu.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 56quater, 039; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
TITEL VII. - [1 Bestraffing van de overtredingen inzake het " Fonds social de l'Eau " (Sociaal Waterfonds).]1
----------
(1)
Art. D407.[1 Bij niet-nakoming van de verplichting bedoeld in artikel D.239 is de verdeler de " SPGE " een bedrag van [2 0,050]2 euro/m3 gefactureerd water verschuldigd waarvoor geen bijdrage is toegepast.]1
----------
(1)<DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
(2)<DWG 2014-12-12/02, art. 93, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
TITEL VIII. - [1 Bestraffing van de overtredingen inzake onbevaarbare waterlopen.]1
----------
(1)
Art. D408.[1 § 1. Er wordt een overtreding van derde categorie in de zin van deel VIII van Boek I van het Milieuwetboek begaan door :
1° degene die een nieuwe hindernis creëert in de zomerbedding van een onbevaarbare waterloop zonder een oplossing te bieden die het vrij rondzwemmen van de vissen bedoeld in artikel D. 33/10 garandeert;
2° degene die het gereserveerd debiet opgelegd krachtens artikel D. 33/11 niet naleeft;
3° de overtreder van artikel D. 37, § 3;
4° de aanwonende, de gebruiker of de eigenaar van kunstwerken op een waterloop die de doorgang verhindert van administratieve ambtenaren, werknemers en andere personen die verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van de werkzaamheden of studies of die verhindert dat de uit de rivierbedding verwijderde stoffen, alsook de materialen, het gereedschap en de tuigen die nodig zijn voor de uitvoering van de werken op zijn grond of eigendom opgeslagen worden.
5° degene die, zonder de vereiste toestemming van de beheerder van de onbevaarbare waterloop, op een wijze die daarmee in strijd is of niet voldoet aan de door de Regering gestelde voorwaarden, werken verricht of in stand houdt in de zomerbedding zoals bedoeld in artikel D. 40;
6° degene die, ofwel:
a) de zomerbedding of dijken van een onbevaarbare waterloop beschadigt of afzwakt;
b) de onbevaarbare waterloop belemmert of voorwerpen of materialen deponeert die door de stroom meegesleept kunnen worden op minder dan zes meter van de top van de oever of in gebieden met overstromingsgevaar en tot de vernietiging, beschadiging of verstopping van onbevaarbare waterlopen leidt;
c) de één meter brede strook land, landinwaarts gemeten vanaf de top van de oever van de onbevaarbare waterloop, op een andere wijze omploegt, egt, omspit of omwerkt.
d) de peilschalen, de peilnagels of elk ander op verzoek van de beheerder aangebracht positiebepalend systeem wegneemt, onherkenbaar maakt of wat dan ook wijzigt aan de schikking of plaatsing ervan;
e) op enigerlei wijze onbevaarbare waterlopen bedekt, met uitzondering van handelingen en werken zoals bepaald door de Regering;
f) een vijver of een reservoir in een onbevaarbare waterloop leegt [2 zonder te voldoen aan de door de Regering vastgestelde voorwaarden of]2 zonder de instructies van de beheerder op te volgen;
g) seizoensgebonden waterafnames aan een onbevaarbare waterloop verricht [2 zonder te voldoen aan de door de Regering vastgestelde voorwaarden of]2 zonder de instructies van de beheerder op te volgen;
h) een permanente winning van oppervlaktewater of waterlozing in een onbevaarbare waterloop installeert [2 zonder te voldoen aan de door de Regering vastgestelde voorwaarden of]2 zonder dat de instructies van de beheerder worden opgevolgd;
i) degene die plant of bouwt langs een onbevaarbare waterloop zonder te voldoen aan de door de Regering gestelde voorwaarden;
j) de toestanden veroorzaakt ten gevolge van de handelingen bedoeld in punt 6° laat voortbestaan;
7° de verplichtingen bedoeld in de artikelen D. 42/1 en D. 52/1 overtreedt;
8° de gebruiker of de eigenaar van een op een onbevaarbare waterloop gevestigd kunstwerk die er niet voor zorgt dat dat kunstwerk werkt overeenkomstig de voorschriften van de beheerder en, hoe dan ook, op zodanige wijze dat het water in de waterloop een minimumniveau bereikt, een maximumniveau niet overschrijdt of zich tussen een minimumniveau en een maximumniveau bevindt, aangegeven d.m.v. de peilnagel of elk ander positiebepalend systeem aangebracht overeenkomstig de onderrichtingen van de beheerder, en die zich, in noodgeval, niet houdt aan de bevelen van de beheerder van de waterloop;
9° degene die niet aan de voorwaarden voldoet of de werken niet uitvoert of de kunstwerken niet verwijdert binnen de door de beheerder krachtens artikel D. 45 gestelde termijn;
[3 10° de eigenaar die nalaat de werken uit te voeren of elke persoon die de verbodsbepalingen van artikel D.44/1 overtreedt. ]3
§ 2. Een overtreding van vierde categorie in de zin van deel VIII van Boek I van het Milieuwetboek wordt begaan door :
1° degene die verzuimt te voldoen aan de bevelen van de beheerder:
a) door geen peilschalen of peilnagels of elk ander positiebepalend systeem op eigen kosten in de zomerbedding van de onbevaarbare waterloop te plaatsen, of door er de plaats of schikking van de bestaande peilschalen of peilnagels of positiebepalend systeem te wijzigen;
b) door zich niet te houden aan het door de beheerder opgelegd verbod waarbij gedurende een periode van het jaar geen gebruik van sommige vaartuigen gemaakt mag worden op bepaalde delen van onbevaarbare waterlopen;
2° degene die verzuimt de onderhouds- of herstellingswerken uit te voeren aan vijvers, watervlakken en stuwdamreservoirs waarvoor hij overeenkomstig artikel D.37, § 2, derde lid, verantwoordelijk is.
3° degene die verzuimt de nodige onderhouds- of herstellingswerken uit te voeren binnen de door de beheerder opgelegde termijn en waarvoor hij overeenkomstig artikel D.39, verantwoordelijk is.]1
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 129, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
(2)<DWG 2021-11-24/09, art. 85, 054; Inwerkingtreding : 31-12-2021>
(3)<DWG 2024-01-10/13, art. 5, 063; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
TITEL IX. - [1 Bestraffing van de overtredingen inzake waterwegen.]1
----------
(1)
Art. D409.
<Opgeheven bij DWG 2018-10-04/13, art. 130, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
TITEL X. [1 Sanctie voor de gewone overtredingen inzake oppervlaktewater en water dat voor menselijk verbruik bestemd is]1
----------
(1)
Art. D410.[1 Een overtreding van derde categorie in de zin van Deel VIII van het decreetgevend gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek wordt begaan door degene die :
- een onroerend goed bedoeld in artikel D.227ter, §§ 2 en 3, op de openbare waterdistributie aansluit, dat niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een "CertiBEau" waarbij tot de conformiteit van bedoeld goed wordt besloten;
- een "CertiBEau" opstelt zonder de vereiste erkenning als certificeerder in de zin van artikel D.227quater;
- een "CertiBEau" opstelt waarvan de vermeldingen niet overeenstemmen met de werkelijkheid.]1
----------
(1)<DWG 2019-02-28/10, art. 13, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art. D411. <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
Art. D412. <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
Art. D413. <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
Art. D413bis. <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
Art. D414. <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
Art. D415. <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
Art. D416. <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
Art. D417.<Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
Art. D418. <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
Art. D419. <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
Art. D420. <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
Art. D421. <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
Art. D422. <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
Art. D423. <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
Art. D424.<Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
Art. D425.<Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
Art. D426. <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
Art. D427.<Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
Art. D428.<Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
Art. D429. <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 18, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
DEEL V. - Overgangsbepalingen.
Art. D430. Vanaf 14 januari 2003 beschikken de niet-erkende laboratoria die analyses uitvoeren voor rekening van een leverancier en de niet-erkende instellingen die monsters nemen sinds 1 januari 2001 krachtens de artikelen 180 tot 193, 411 tot 415 en 430 over een termijn van drie jaar om orde op zaken te stellen.
Art. D431. De Regering bepaalt de datum(s) van inwerkingtreding van de bepalingen van de artikelen 234 tot 251.
Art. D432. In afwijking van artikel 336 wordt het eerste beheerscontract afgesloten voor een periode die op 31 december 2005 verstrijkt.
Art. D433. <Opgeheven bij DWG 2007-11-07/39, art. 44, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
Art. D434.Wanneer de Regering een nieuwe beschermingszone van tot drinkwater verwerkbaar water afbakent, beschikt de exploitant van een binnen de zone gelegen waterwinning waarvoor een milieuvergunning of een aangifte wordt vereist, over een termijn van twee maanden om een aanvraag om milieuvergunning of om aangifte in te dienen. Tijdens de onderzoeksperiode van die aanvraag is artikel 409, § 1, a, niet van toepassing.
Art. D435. De op basis van de wet van 1 augustus 1924 omtrent de bescherming der minerale of thermale wateren bepaalde beschermingsomtrekken vormen de in de artikelen 3, 13, 167, 169, 171 tot 176, 252, 254 tot 274, 318, 497 tot 410, 434 en 435 voorziene voorkomingszones.
Onverminderd de uitbreiding van die omtrekken of een versterking van de desbetreffende beschermingsmaatregelen, blijven de krachtens de wet bedoeld in het eerste lid bepaalde beschermingsmaatregelen in die zones van toepassing, behoudens onderscheidende bepalingen van de Regering.
Art. D436. Binnen drie maanden na de goedkeuring door de Raad van bestuur van het in artikel 383 bedoelde statuut, wordt een procedure opgestart om de ambtenaren van het Ministerie van het Waalse Gewest die tewerkgesteld zijn bij het "Entreprise régionale de production et d'adduction d'eau", op vrijwillige basis over te plaatsen naar de maatschappij.
De modaliteiten voor de overdracht worden besproken binnen het Sectorcomité en nemen de volgende principes in acht :
1° de ambtenaren worden overgeplaatst met hun graad of een gelijkwaardige graad en in hun hoedanigheid. Zij behouden minstens de geldelijke rechten en de anciënniteit die zij hadden of gehad zouden hebben als zij in hun dienst van herkomst het ambt nog zouden bekleden dat zij bij hun overplaatsing bekleden.
De overgeplaatste ambtenaren worden van rechtswege onderworpen aan de rechten en verplichtingen voortvloeiend uit het statuut van het personeel van de maatschappij;
2° de kandidaten voor de overplaatsing worden opgeroepen binnen een termijn van drie maanden en het nominatieve overplaatsingsbesluit heeft uitwerking binnen de drie volgende maanden.
Art. D437. De directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal in dienst bij de "S.W.D.E." (Waalse Maatschappij voor Waterdistributie) op 17 maart 2001 zijn van rechtswege voorzitter en lid van het Directiecomité. Het derde lid van het Directiecomité wordt door de Regering gekozen onder de ambtenaren-generaal van de "S.W.D.E.".
Hun rechten en verplichtingen en die van de maatschappij worden geregeld krachtens de bepalingen van artikel 370.
Ze aanvaarden hun ambt de eerste dag volgend op de installatie van de eerste raad van bestuur die overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk wordt benoemd.
Art. D438.De personeelsleden van de "S.W.D.E.", die in dienst zijn op 17 maart 2001, blijven personeelslid van de "Société wallonne des Eaux". Ze behouden de voordelen die ze hadden op 17 maart 2001.
Art. D439. De voorschriften van de algemene gemeentelijke afwateringsplannen blijven van toepassing tot de inwerkingtreding van de saneringsplannen per deelstroomgebied.
Art. D440. De artikelen 386 tot 388 treden in werking op 17 maart 2001.
Art. D441.
<Opgeheven bij DWG 2018-10-04/13, art. 130, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D442.
<Opgeheven bij DWG 2018-10-04/13, art. 130, 040; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Art. D443. In afwijking van artikel 197 wordt een op de datum van inwerkingtreding van dit decreet bestaande aansluiting uiterlijk 31 december 2005 door de verdeler op zijn kosten van een meter voorzien als zulks niet het geval is.
Tijdens die overgangsperiode wordt de overeenkomstig artikel 228 ingevoerde standaardtarifering per aansluiting toegepast voor een aansluiting die niet met een meter uitgerust is.
De op 1 juli 2003 lopende specifieke overeenkomsten blijven van toepassing.
Art. D444.Artikel 228 treedt in werking op 1 januari 2005.
Art. D445.[1 Als een gebruiker bevoorraad wordt door één of verschillende aansluitingen voor meer dan 5.000 m[00b3] in totaal op jaarbasis in één enkele geografische locatie, op dezelfde plek en aan één stuk, zonder rekening te houden met de wegen of scheidingswegen, is de in aanmerking te nemen hoeveelheid voor het opmaken van de facturatie, bij wijze van afwijking, de som van het geheel van de door deze aansluitingen geleverde hoeveelheden. De heffingen en andere kosten i.v.m. de verschillende aansluitingen blijven op een geïndividualiseerde manier voor elke aansluiting van toepassing.
De gebruiker die deze afwijking wenst te genieten, dient een aanvraag in bij zijn verdeler die, na onderzoek van de ontvankelijkheid, de afwijking toepast vanaf het lopende facturatiejaar naar gelang van de datum van indiening van de aanvraag.]1
----------
(1)<DWG 2016-06-23/09, art. 73, 032; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
BIJLAGEN.
Art. N1.[1 Bijlage I.
Categorie bedrijven | Grondslag waarop de omzettingscoëfficiënt betrekking heeft | Omzettings- coëfficiënt | Opmerkingen | ||
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
1 | - Slachthuizen en slachterijen (excl. vleeswarenverwerking) | ||||
a. varkens | 1.000 kg geslacht gewicht | 0,3 | |||
indien tevens darmslijmerij aanwezig, verhoogd met | 0,23 | ||||
b. andere dieren | 1.000 kg geslacht gewicht | 0,52 | |||
Verhoging factoren : | |||||
- bij lozing pensenmest | 1,18 | ||||
- bij lozing bloed van varkens | 0,53 | ||||
- bij lozing bloed van andere dieren | 0,96 | ||||
2 | - Pluimveeslachterijen : | ||||
groep I | 1.000 kg geslacht gewicht | 0,29 | 1 | ||
groep II | 1.000 kg geslacht gewicht | 0,58 | 1 | ||
groep III | 1.000 kg geslacht gewicht | 1,02 | 1 | ||
3 | - Poets- en smeermiddelenfabriek | 1.000 kg grondstof | 3 | ||
4 | Aardewerk-, asbestcement-, beton-, steen-, kalk-, cement-, baksteenfabriek | 100 arbeidsdagen | 0,35 | 0,014 | |
5 | Autorevisiewerkplaatsen, werkplaatsen voor tram en spoor, garages, carwashinstallaties | 1 m3 gebruikt water | 0,05 | 0,032 | |
6 | - Wasserijen, met uitzondering van wassalons: | ||||
a. natwasserij | 1.000 kg witgoed, uitsluitend van ziekenhuizen en hotels: lakenpakketten en oprolhanddoeken | 0,44 | |||
1.000 kg witgoed, voor zover niet vallend onder een andere coefficient | 0,73 | ||||
1.000 bontgoed, bedrijfskleding en hand- en keukendoeken uit verhuur | 1,02 | ||||
1.000 kg stijfselgoed | 1,62 | ||||
100 arbeidsdagen | 0,18 | ||||
b. chemisch reinigen | 100 arbeidsdagen | 0,18 | |||
c. kledingververijen | 1 mü gebruikt water | 0,73 | |||
7 | - Poets- en smeermiddelen fabrieken | 100 arbeidsdagen | 4,5 | 0,011 | |
8 | - Ijzerbeitserij Extra per 1.000 kg geloosd Fe++ | 100 arbeidsdagen100 arbeidsdagen | 0,23 3,3 | 0,032 0,032 | |
9 | - Aardappelverwerking tot voorgebakken frieten | 1.000 kg aardappelen | 0,87 | ||
10 | - Fruitconservenfabrieken (incl. jamfabrieken) | 1.000 kg appelen, peren, aardbeien 1 000 kg kersen, bessen en overige zachte vruchten | 1, 02 0,73 | ||
11 | - Galvaniseerfabrieken | 1 m3 gebruikt water | 0,04 | 0,032 | |
12 | - Gasfabrieken | 1.000 kg grondstof | 1,1 | ||
13 | - Grafische en andere papierverwerkende en kartonverwerkende bedrijven | 1 m3 gebruikt water | 0,04 | 0,022 | |
14 | - laboratoria | 100 arbeidsdagen | 1,1 | 0,011 | |
15 | - Zuivelindustrie: | ||||
a. niet gesaneerde bedrijven | 1.000 kg ontvangen melk | 0,13 | |||
1.000 kg ontvangen melk in een ontvangststation | 0,06 | ||||
1.000 kg boter en boterconcentraat (uit boter) | 4,38 | ||||
1.000 kg boter (continu boterbereiding zonder wassen) | 1,47 | ||||
1.000 kg kaas | 4,38 | ||||
1.000 kg prod. in fles | 0,35 | ||||
1.000 kg melkpoeder (walsenpoeder) | 1,78 | ||||
1.000 kg melkpoeder (verstuivingstoren) | 1,47 | ||||
1.000 kg gecondenseerde melk | 0,44 | ||||
ijsbereiding per 1.000 kg grondstof | 0,44 | 2 | |||
b. gesaneerde bedrijven | 1.000 kg ontvangen melk | 0,06 | |||
1.000 kg boter | 2,27 | ||||
1.000 kg kaas | 1,78 | ||||
16 | - Plastiekverwerkende nijverheid | 100 arbeidsdagen | 11,18 | 0,017 | |
17 | - Kaarsfabrieken en wasbeklerijen | 100 arbeidsdagen | 0,65 | ||
18 | - Rood- en koekfabrieken en niet elders genoemde voedingsmiddelen | 100 arbeidsdagen | 0,45 | ||
- Eierverwerkingsbedrijven | 1.000 kg geproduceerd product | 0,5 | |||
19 | a. Bierbrouwerijen | 1.000 kg bier | 1,33 | ||
b. Idem bij terughouden van hop en bostel | 1.000 kg bier | 0,34 | |||
20 | - Pindabranderijen | 1.000 kg grondstof | 0,75 | ||
21 | - Cacao-, chocolade-, suikerwerk- en honingfabrieken | 1.000 kg eindproduct | 0,29 | ||
22 | - keramische industrie | 100 arbeidsdagen | 0,22 | 0,014 | |
23 | - chemische industrieën : | ||||
a. minerale scheikunde en transformatie activiteiten | 100 arbeidsdagen | 11,8 | 0,019 | ||
b. organische scheikunde | 100 arbeidsdagen | 23,6 | 0,011 | ||
24 | Lijmfabriek | 1.000 kg beenderlijm | 3,7 | ||
25 | - Huiden en vellen, bont: | ||||
a. chroomleerlooierijen | 1.000 kg grondstof | 6,9 | 0,012 | ||
b. plantaardige leerlooierijen | 1.000 kg grondstof | 7 | 0,011 | ||
c) witleerlooierijen | 1.000 kg grondstof | 10 | 0,011 | ||
d. pelsbereiding bedrijven | 1.000 kg grondstof | 10 | 0,011 | ||
e. zeemleerlooierijen | 1.000 kg grondstof | 20 | 0,011 | ||
26 | - Destructiebedrijven | 1.000 kg bruto gewicht te destructeren materiaal | 1,1 | 0,032 | |
27 | - Distilleerderijen | 1 m3 gebruikt water | 0,06 | ||
28 | - Emailleerderijen | 1 m3 gebruikt water | 0,04 | 0,032 | |
29 | - Groenteconservenbedrijven : | 1.000 kg aardappelen schrappen | 1,75 | ||
1.000 kg aardappelen | 1,9 | ||||
1.000 kg wortelen, ajuinen | 1,3 | ||||
1.000 kg rode bieten | 2,1 | ||||
1.000 kg soepgroenten | 0,96 | ||||
1.000 kg koolsoorten (uitgezonderd de bereiding tot zuurkool) en koolraap | 0,75 | ||||
1.000 kg prei, sperzie-, snijbonen en selderij | 0,58 | ||||
1.000 kg doperwten en capucijners | 1,02 | ||||
1.000 kg andere groenten | 0,5 | ||||
30 | - Groentewasserijen | 1.000 kg wortelen | 0,13 | ||
1.000 kg zilveruien | 0,23 | ||||
31 | - Gist- en spiritusfabrieken | 1.000 kg melasse | 9,3 | ||
32 | - Limonadefabrieken en bottelarijen | 1.000 l geproduceerd product | 0,12 | ||
33 | - Margarine vet- en spijsoliefabrieken indien uitsluitend olie wordt gewonnen door het persen van zaden | 1.000 kg ruwe oliën en vetten 1 000 kg gefabriceerd product | 0,7 | ||
34 | - Mouterijen | 1.000 kg gerst | 0,16 | ||
35 | - Metaalindustrie : | ||||
a. mechanisch bewerken, koudverwerking | 100 arbeidsdagen | 0,23 | 0,01 | ||
b. verzinken en non-ferro beitsen | 100 arbeidsdagen | 0,23 | 0,032 | ||
36 | - Metallurgische industrie | 100 arbeidsdagen | 0,23 | 0,032 | |
37 | - Papierindustrie | 1.000 kg papier uit houtslijpsel of celstof | 1,6 | ||
idem - uit ander materiaal | 7,8 | ||||
38 | - Strokartonfabrieken | 1.000 kg karton | 4,9 | ||
39 | - Parfum- en cosmeticafabrieken | 100 arbeidsdagen | 5,84 | ||
40 | - Visconservenfabrieken | 1.000 kg vis | 2,43 | ||
41 | - Vismeelfabrieken | 1.000 kg vis | 3,3 | ||
42 | - Dorserijen van erwten en capucijners | 1.000 kg grondstof | 0,034 | ||
43 | - Aardappelmeelfabrieken | 1.000 kg aardappelen | 1,44 | ||
44 | - Zeepfabrieken | 1.000 kg zeep | 0,55 | ||
- Indien onderloog wordt geloosd | 3,1 | ||||
45 | - Suikerfabrieken en suikerbietenrasperijen | 1.000 kg suikerbieten | 0,27 | ||
- Indien uitsluitend afvalwater van de condensoren wordt geloosd | 1.000 kg suikerbieten | 0,027 | |||
46 | - Textielfabrieken: | ||||
a. spinnerij | 100 arbeidsdagen | 0,18 | |||
b. weverij | 100 arbeidsdagen | 0,18 | |||
c. ververij | 1 m3 gebruikt water | 0,73 | |||
d. blekerij | 1 m3 gebruikt water | 0,73 | |||
e. wolwasserij | 1.000 kg ruwe wol | 7 | |||
47 | - Vatenwasserijen | 1 m3 gebruikt water | 0,58 | 0,021 | |
48 | - Vulcaniseerinrichting, gummiwaren, kabel- en kunstleerfabrieken | 100 arbeidsdagen | 0,08 | 0,011 | |
49 | - Vleeswarenbedrijven | 1.000 kg geproduceerd product : worst-, hamkokerijen | 0,73 | ||
1.000 kg geproduceerd product : andere | 0,45 | ||||
50 | - Plastiekverwerkende nijverheid | 100 arbeidsdagen | 0,22 | ||
51 | - Elektriciteitscentrales | 100 arbeidsdagen | 0,22 | 0,011 | |
52 | - Visteelt | 1.000 kg geloosde voedingsmiddelen | 8 | 0 | 3 |
53 | - Zwembaden | 1 m3 gebruikt water | 0,008 | 0 | |
54 | Ziekenhuizen in de zin van de artikelen 2 tot 4 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen | - bed - bed indien aanwezigheid van een wasserij in het ziekenhuis om er het wasgoed dat ter plaats wordt gebruikt te wassen | 3 3,6 | 0 0 |
Eenheid | Vermoedelijk verbruik |
Gezinnen | |
- Hoofdverblijfplaats : alleenstaand | 45 mü |
- Hoofdverblijfplaats : gezin | 100 mü |
- Bijkomende verblijfplaats | 25 mü |
Kampeerterreinen | |
- Kampeerplaats | 20 mü |
Bedrijven, kantoren | |
- Tewerkgestelde persoon | 9 mü |
Onderwijsinrichtingen | |
- Leerling | 5 mü |
Internaten, kazernes, hotels, rusthuizen, verzorgingscentra | |
- Bed | 45 mü |
Categorie dieren | Coëfficiënt stikstof | |
Runderen | melkkoe | 0.5538 |
zoogkoe | 0.4062 | |
reformkoe | 0.4062 | |
andere runderen van meer dan 2 jaar | 0.4062 | |
runderen jonger dan 6 maanden | 0.0615 | |
vaars van 6 tot 12 maanden | 0.1723 | |
vaars van 1 tot 2 jaar | 0.2954 | |
stierkalf van 6 tot 12 maanden | 0.1538 | |
stierkalf van 1 tot 2 jaar | 0.2462 | |
Schapen en geiten | schapen en geiten jonger dan 1 jaar | 0.0203 |
schapen en geiten jonger dan 1 jaar | 0.0406 | |
Paarden | paard | 0.3446 |
Varkens | zeug | 0.0923 |
beer | 0.0923 | |
mestvarkens en gelt | 0.0480 | |
mestvarkens op biobeheerst strobed | 0.0277 | |
biggetjes (4 tot 10 weken) | 0.0117 | |
Konijnen | voedsters | 0.0222 |
mestkonijn | 0.0020 | |
Pluimvee | vleeskip (40 dagen) | 0.0017 |
leg- of kweekkippen (343 dagen) | 0.0037 | |
jonge hen (127 dagen) | 0.0017 | |
fokhaan | 0.0026 | |
eend (75 dagen) | 0.0026 | |
gans (150 dagen) | 0.0026 | |
kalkoense hen, kalkoense haan (85 dagen) | 0.0050 | |
parelhoen (79 dagen) | 0.0017 | |
kwartels | 0.0002 | |
struisvogel en emoe | 0.0185 |
Vaste typering | Descriptoren |
Alternatieve karakterisering | Fysische en chemische factoren die bepalend zijn voor de kenmerken van de rivier of een deel ervan en dientengevolge voor structuur en samenstelling van de biologische populatie |
Verplichte factoren | Hoogte Breedtegraad Lengtegraad Geologie Grootte |
Facultatieve factoren | Afstand van de bron van de rivier Stromingsenergie (functie van stroming en verval) Gemiddelde waterbreedte Gemiddelde waterdiepte Gemiddeld waterverval Vorm en profiel van de hoofdrivierbedding Rivierdebiet-(stromings-)categorie Vorm van het dal Vorm van het dal Zuurneutraliserend vermogen Gemiddelde samenstelling van het substraat Chloride Bereik van de luchttemperatuur Gemiddelde luchttemperatuur Neerslag |
Alternatieve karakterisering | Fysische en chemische factoren die bepalend zijn voor de kenmerken van het meer en dientengevolge voor structuur en samenstelling van de biologische populatie |
Verplichte factoren | Hoogte Breedtegraad Lengtegraad Geologie Grootte |
Facultatieve factoren | Gemiddelde waterdiepte Vorm van het meer Verblijftijd Gemiddelde luchttemperatuur Bereik van de luchttemperatuur Mengkarakteristieken (bv. monomictisch, dimictisch, polymictisch Zuurneutraliserend vermogen Achtergrondtoestand van de nutriënten Gemiddelde samenstelling van het substraat Fluctuatie van het waterniveau |
Element | Zeer goed | Goed | Matig |
Algemeen | Er zijn geen of slechts zeer geringe antropogene wijzigingen in de waarden van de fysisch- chemische en hydromorfologische kwaliteitselementen voor het type oppervlaktewaterlichaam ten opzichte van wat normaal is voor dat type in onverstoorde staat. De waarden van de biologische kwaliteitselementen voor het oppervlaktewaterlichaam zijn normaal voor dat type in onverstoorde staat, en er zijn geen of slechts zeer geringe tekenen van verstoring. Dit zijn de typen specifieke omstandigheden en gemeenschappen. | De waarden van de biologische kwaliteitselementen voor het type oppervlaktewaterlichaam vertonen een geringe mate van verstoring ten gevolge van menselijke activiteiten, maar wijken slechts licht af van wat normaal is voor voor het type oppervlaktewaterlichaam in onverstoorde staat. | De waarden van de biologische kwaliteitselementen voor het type oppervlaktewaterlichaam wijken matig af van wat normaal is voor het type oppervlaktewaterlichaam in onverstoorde staat. De waarden vertonen matige tekenen van verstoring ten gevolge van menselijke activiteiten enzijn significant meer verstoord dan bij een goede toestand. |
Element | Zeer goed | Goed | Matig |
Fytoplankton | De taxonomische samenstelling van fytoplankton komt geheel of vrijwel geheel overeen met de onverstoorde staat. De gemiddelde abundantie van fytoplankton komt geheel overeen met de typespecifieke fysisch-chemische omstandigheden en is niet zodanig dat het typespecifieke doorzicht significant is gewijzigd. Planktonbloei treedt op met een frequentie en intensiteitdie overeenkomt met de typespecifieke fysisch-chemische omstandigheden. | Er zijn lichte veranderingen in samenstelling en abundantie van de planktontaxa in vergelijking met de typespecifieke gemeenschappen. Die veranderingen wijzen niet op een versnelde groei van algen die leidt tot ongewenste verstoringen van het evenwicht van de in het waterlichaam aanwezige organismen of de fysisch-chemische kwaliteit van het water of sediment. Er kan zich een lichte stijging voordoen in de frequentie en intensiteit van de systeemeigen planktonbloei. | De samenstelling van planktontaxa verschilt matig van de systeemeigen gemeenschap. De abundantie is matig verstoord en kan van dien aard zijn dat een significante ongewenste verstoring optreedt in de waarden van andere biologische en fysisch-chemische kwaliteitselementen. Er kan zich een matige stijging voordoen in de frequentie en intensiteit van planktonbloei. In de zomermaanden kan aanhoudende bloei voorkomen. |
Macrofyten en fytobenthos | De taxonomische samenstelling komt geheel of vrijwel geheel overeen met de onverstoorde staat. Er zijn geen waarneembare veranderingen in de gemiddelde abundantie van macrofyten en fytobenthos. | Er zijn lichte veranderingen in samenstelling en abundantie van de macrofytische en fytobentische taxa in vergelijking met de typespecifieke gemeenschappen. Die veranderingen wijzen niet op een versnelde groei van fytobenthos of hogere vormen van plantaardig leven die leiden tot ongewenste verstoringen van het evenwicht van de in het waterlichaam aanwezige organismen of de fysisch-chemische kwaliteit van het water of sediment. De fytobentische gemeenschap wordt niet negatief beïnvloed door bacterievlokken en -lagen ten gevolge van menselijke activiteiten. | De samenstelling van macrofytische en fytobentische taxa verschilt matig van de systeemeigen gemeenschap en is significant meer verstoord dan bij een goede toestand. Matige veranderingen in de gemiddelde abundantie van macrofyten en fytobenthos zijn aantoonbaar. De fytobentische gemeenschap kan verstoord en in sommige gebieden verdrongen worden door bacterievlokken en -lagen ten gevolge van menselijke activiteiten. |
Bentische ongewervelde fauna | Taxonomische samenstelling en abundantie komen geheel of vrijwel geheel overeen met de onverstoorde staat. De verhouding tussen voor verstoring gevoelige taxa en ongevoelige taxa wijkt niet af van de onverstoorde niveaus. De diversiteit van ongewervelde taxa wijkt niet af van de onverstoorde niveaus. | Er zijn lichte veranderingen in samenstelling en abundantie van ongewervelde taxa ten opzichte van de typespecifieke gemeenschappen. De verhouding tussen voor verstoring gevoelige taxa en ongevoelige taxa wijkt licht af van de typespecifieke niveaus. De diversiteit van ongewervelde taxa wijkt licht af van de typespecifieke niveaus. | Samenstelling en abundantie van ongewervelde taxa verschillen matig van de typespecifieke gemeenschappen. Belangrijke taxonomische groepen van de typespecifieke gemeenschap ontbreken. De verhouding tussen voor verstoring gevoelige taxa en ongevoelige taxa en niveau van diversiteit zijn aanzienlijk lager dan het typespecifieke niveau en significant lager dan bij een goede toestand. |
Visfauna | Samenstelling en abundantie van de soorten komen geheel of vrijwel geheel overeen met de onverstoorde staat. Alle typespecifieke voor verstoring gevoelige soorten zijn aanwezig. De leeftijdsopbouw van de visgemeenschappen vertoont weinig tekenen van antropogene verstoring en wijst niet op een verstoring in de voortplanting of ontwikkeling van een bepaalde soort. | Er zijn lichte veranderingen in samenstelling en abundantie van de soorten ten opzichte van de typespecifieke gemeenschappen ten gevolge van antropogene invloeden op de fysisch-chemische en hydromorfologische kwaliteitselementen. De leeftijdsopbouw van de visgemeenschappen vertoont tekenen van verstoring ten gevolge van antropogene invloeden op de fysisch-chemische of hydro-morfologische kwaliteitselementen en wijst in enkele gevallen op een zodanige verstoring in de voortplanting of ontwikkeling van een bepaalde soort dat sommige leeftijdsklassen kunnen ontbreken. | Samenstelling en abundantie van vissoorten verschillen matig van die van typespecifieke gemeenschappen ten gevolge van antropogene invloeden op de fysisch-chemische of hydromorfologische kwaliteitselementen. De leeftijdsopbouw van de visgemeenschappen vertoont duidelijke tekenen van zodanige antropogene verstoringen dat een matig deel van de typespecifieke soorten ontbreekt of een zeer lage abundantie heeft. |
Element | Zeer goed | Goed | Matig |
Hydrologisch regime | Stromingskwantiteit en -dynamiek en de daaruit voortvloeiende verbindingen met het grondwater weerspiegelen geheel of vrijwel geheel de onverstoorde staat. | Omstandigheden die erop wijzen dat de bovenvermelde waarden voor de biologische kwaliteitselementen zijn bereikt. | Omstandigheden die erop wijzen dat de bovenvermelde waarden voor de biologische kwaliteitselementen zijn bereikt. |
Rivier- continuïteit | De continuïteit van de rivier wordt niet verstoord door menselijke activiteiten en een onverstoorde migratie van waterorganismen en sedimenttransport is mogelijk. | Omstandigheden die erop wijzen dat de bovenvermelde waarden voor de biologische kwaliteitselementen zijn bereikt. | Omstandigheden die erop wijzen dat de bovenvermelde waarden voor de biologische kwaliteitselementen zijn bereikt. |
Morfologische omstandigheden | Kanaalpatronen, breedte- en dieptevariaties, stroomsnelheden, substraatomstandigheden en zowel de structuur als de toestand van de oeverzones komen geheel of vrijwel geheel overeen met de onverstoorde staat. | Omstandigheden die erop wijzen dat de bovenvermelde waarden voor de biologische kwaliteitselementen zijn bereikt. | Omstandigheden die erop wijzen dat de bovenvermelde waarden voor de biologische kwaliteitselementen zijn bereikt. |
Element | Zeer goed | Goed | Matig |
Algemene omstandigheden | De waarden van de fysisch-chemische elementen komen geheel of vrijwel geheel overeen met de onverstoorde staat. De nutriëntenconcentraties blijven binnen de grenzen die normaal zijn voor de onverstoorde staat. Zoutgehalte, pH, zuurstofbalans, zuurneutraliserend vermogen en temperatuur vertonen geen tekenen van antropogene verstoring en blijven binnen de grenzen die normaal zijn voor de onverstoorde staat. | Temperatuur, zuurstofbalans, pH, zuurneutraliserend vermogen en zoutgehalte bereiken geen niveau dat buiten de grenzen ligt die zijn vastgesteld om te waarborgen dat het typespecifieke ecosysteem functioneert en dat de bovenvermelde waarden voor de biologische kwaliteitselementen worden bereikt. De nutriëntenconcentraties liggen niet boven het vastgestelde niveau waarbij het ecosysteem functioneert en waarbij de bovenvermelde waarden voor de biologische kwaliteitselementen worden bereikt. | Omstandigheden die erop wijzen dat de bovenvermelde waarden voor de biologische kwaliteitselementen zijn bereikt. |
Specifieke synthetische verontreinigende stoffen | Concentraties van bijna nul en ten minste onder de detectielimieten van de meest geavanceerde analysetechnieken die algemeen worden gebruikt. | De concentraties liggen niet boven de normen die zijn vastgesteld volgens de procedure van punt.2.4, onverminderd de Richtlijnen 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en 98/8/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (< mkn). | Omstandigheden die erop wijzen dat de bovenvermelde waarden voor de biologische kwaliteitselementen zijn bereikt. |
Specifieke niet-synthetische verontreinigende stoffen | Concentraties blijven binnen de grenzen die normaal zijn voor de onverstoorde staat (an). | De concentraties liggen niet boven de normen die zijn vastgesteld volgens de procedure van punt 2.4 (2), onverminderd de Richtlijnen 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en 98/8/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (< mkn). | Omstandigheden die erop wijzen dat de bovenvermelde waarden voor de biologische kwaliteitselementen zijn bereikt. |
Element | Zeer goed | Goed | Matig |
Fytoplankton | De taxonomische samenstelling van fytoplankton komt geheel of vrijwel geheel overeen met de onverstoorde staat. De gemiddelde abundantie van fytoplankton komt overeen met de typespecifieke fysisch-chemische omstandigheden en is niet zodanig dat het typespecifieke doorzicht significant gewijzigd is. Er is planktonbloei met een frequentie en intensiteit die overeenkomt met de typespecifieke fysisch-chemische omstandigheden | Er zijn lichte veranderingen in samenstelling en abundantie van de planktontaxa in vergelijking met de typespecifieke gemeenschappen. Die veranderingen wijzen niet op een versnelde groei van algen die leidt tot ongewenste verstoringen van het evenwicht van de in het waterlichaam aanwezige organismen of de fysisch-chemische kwaliteit van het water of sediment. Er kan zich een lichte stijging voordoen in de frequentie en intensiteit van de typespecifieke planktonbloei. | Samenstelling en abundantie van planktontaxa verschillen matig van de typespecifieke gemeenschappen. De biomassa is matig verstoord en kan van dien aard zijn dat een significante ongewenste verstoring optreedt in de toestand van andere biologische kwaliteitselementen en de fysisch-chemische kwaliteit van het water of sediment. Er kan zich een matige stijging voordoen in de frequentie en intensiteit van planktonbloei. In de zomermaanden kan persistente bloei voorkomen |
Macrofyten en fytobenthos | De taxonomische samenstelling komt geheel of vrijwel geheel overeen met de onverstoorde staat. Er zijn geen waarneembare veranderingen in de gemiddelde macrofytische en fytobentische abundantie. | Er zijn lichte veranderingen in samenstelling en abundantie van de macrofytische en fytobentische taxa in vergelijking met de typespecifieke gemeenschappen. Die veranderingen wijzen niet op een versnelde groei van fytobenthos of hogere vormen van plantaardig leven die leiden tot ongewenste verstoringen van het evenwicht van de in het waterlichaam aanwezige organismen of de fysisch-chemische kwaliteit van het water. De fytobentische gemeenschap wordt niet negatief beïnvloed door bacterievlokken en -lagen ten gevolge van menselijke activiteiten. | De samenstelling van macrofytische en fytobentische taxa verschilt matig van de typespecifieke gemeenschappen en is significant meer verstoord dan bij een goede kwaliteit. Matige veranderingen in de gemiddelde abundantie van macrofyten en fytobenthos zijn aantoonbaar. De fytobentische gemeenschap kan gehinderd en in sommigegebieden verdrongen worden door bacterievlokken en -lagen ten gevolge van menselijke activiteiten. |
Bentische ongewervelde fauna | De taxonomische samenstelling en abundantie komt geheel of vrijwel geheel overeen met de onverstoorde staat. De verhouding tussen voor verstoring gevoelige taxa en ongevoelige taxa wijkt niet af van de onverstoorde niveaus. De diversiteit van ongewervelde taxa wijkt niet af van het onverstoorde niveau. | Er zijn lichte veranderingen in samenstelling en abundantie van ongewervelde taxa ten opzichte van de typespecifieke gemeenschappen. De verhouding tussen voor verstoring gevoelige taxa en ongevoelige taxa wijkt licht af van de typespecifieke niveaus. De diversiteit van ongewervelde taxa wijkt licht af van de typespecifieke niveaus. | Samenstelling en abundantie van ongewervelde taxa verschillen matig van de typespecifieke toestanden. Belangrijke taxonomische groepen van de typespecifieke gemeenschap ontbreken. De verhouding tussen voor verstoring gevoelige taxa en ongevoelige taxa en de mate van diversiteit zijn aanzienlijk lager dan het typespecifieke niveau en significant lager dan bij een goede toestand. |
Visfauna | Samenstelling en abundantie van de soorten komen geheel of vrijwel geheel overeen met de onverstoorde omstandigheden. Alle typespecifieke voor verstoring gevoelige soorten zijn aanwezig. De leeftijdsstructuur van de visgemeenschappen vertoont weinig tekenen van antropogene verstoring en wijst niet op een storing in de voortplanting of ontwikkeling van een bepaalde soort. | Er zijn lichte veranderingen in samenstelling en abundantie van de soorten ten opzichte van de typespecifieke gemeenschappen ten gevolge van antropogene invloeden op de fysisch-chemische en hydromorfologische kwaliteitselementen. De leeftijdsstructuur van de visgemeenschappen vertoont tekenen van verstoring ten gevolge van antropogene effecten op de fysisch-chemische of hydromorfologische kwaliteitselementen en wijst in enkele gevallen op een zodanige storing in de voortplanting of ontwikkeling van een bepaalde soort dat sommige leeftijdsklassen kunnen ontbreken. | Samenstelling en abundantie van vissoorten verschillen matig van die van de typespecifieke gemeenschappen ten gevolge van antropogene invloeden op de fysisch-chemische of hydromorfologische kwaliteitselementen. De leeftijdsstructuur van de visgemeenschappen vertoont op fysisch-chemische of hydromorfologische kwaliteitselementen duidelijke tekenen van zodanige antropogene verstoringen dat een matig deel van de typespecifieke soorten ontbreekt of een zeer lage abundantie heeft. |
Element | Zeer goed | Goed | Matig |
Hydrologisch regime | Stromingskwantiteit en -dynamiek, niveau, verblijftijd en de daaruit voortvloeiende verbinding met het grondwater weerspiegelen geheel of vrijwel geheel de onverstoorde staat. | Omstandigheden die erop wijzen dat de bovenvermelde waarden voor de biologische kwaliteitselementen zijn bereikt. | Omstandigheden die kloppen met de bovenvermelde waarden voor de biologische kwaliteitselementen. |
Morfologische omstandigheden | Variatie van de meerdiepte, kwantiteit en structuur van het substraat en zowel de structuur als de toestand van de meeroeverzone komen geheel of vrijwel geheel overeen met de onverstoorde staat. | Omstandigheden die erop wijzen dat de bovenvermelde waarden voor de biologische kwaliteitselementen zijn bereikt.. | Omstandigheden die kloppen met de bovenvermelde waarden voor de biologische kwaliteitselementen. |
Element | Zeer goed | Goed | Matig |
Algemene omstandigheden | De waarden van de fysisch-chemische elementen komen geheel of vrijwel geheel overeen met de onverstoorde staat. De nutriëntenconcentraties blijven binnen de grenzen die normaal zijn voor de onverstoorde staat. Zoutgehalte, pH, zuurstofbalans, zuurneutraliserend vermogen, doorzicht en temperatuur vertonen geen tekenen van antropogene verstoring en blijven binnen de grenzen die normaal zijn voor de onverstoorde staat. | Temperatuur, zuurstofbalans, pH, zuurneutraliserend vermogen, doorzicht en zoutgehalte bereiken geen niveau dat buiten de vastgestelde grenzen ligt waarbij het ecosysteem functioneert en waarbij de bovenvermelde waarden voor de biologische kwaliteitselementen worden bereikt. De nutriëntenconcentraties liggen niet boven het niveau dat is vastgesteld om te waarborgen dat het ecosysteem functioneert en dat de bovenvermelde waarden voor de biologische kwaliteitselementen worden bereikt. | Omstandigheden die kloppen met de bovenvermelde waarden voor de biologische kwaliteitselementen. |
Specifieke synthetische verontreinigende stoffen | Concentraties van bijna nul en ten minste onder de detectielimieten van de meest geavanceerde analysetechnieken die algemeen worden gebruikt. | De concentraties liggen niet boven de normen die zijn vastgesteld volgens de procedure van punt 2.4, onverminderd de Richtlijnen 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en 98/8/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (< mkn). | Omstandigheden die kloppen met de bovenvermelde waarden voor de biologische kwaliteitselementen. |
Specifieke niet-synthetische verontreinigende stoffen | De concentraties blijven binnen de grenzen die normaal zijn voor de onverstoorde staat (an). | De concentraties liggen niet boven de normen die zijn vastgesteld volgens de procedure van punt 2.4. (2) onverminderd de Richtlijnen 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en 98/8/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (< mkn). | Omstandigheden die kloppen met de ovenvermelde waarden voor de biologische kwaliteitselementen. |
Element | Maximaal ecologisch potentieel | Goed ecologisch potentieel | Matig ecologisch potentieel |
Biologische kwaliteitselementen | De waarden van de relevante biologische kwaliteitselementen zijn zoveel mogelijk normaal voor het meest vergelijkbare type oppervlaktewaterlichaam, gegeven de fysische omstandigheden die voortvloeien uit de kunstmatige of sterk veranderde kenmerken van het waterlichaam. | Er zijn lichte veranderingen in de waarden van de relevante biologische kwaliteitselementen ten opzichte van de waarden bij maximaal ecologisch potentieel. | Er zijn matige veranderingen in de waarden van de relevante biologische kwaliteitselementen ten opzichte van de waarden bij maximaal ecologisch potentieel. Deze waarden zijn aanzienlijk meer verstoord dan bij goede kwaliteit. |
Hydromorfologische elementen | De hydromorfologische omstandigheden zijn zodanig als verwacht mag worden wanneer het oppervlaktewaterlichaam alleen de effecten ondergaat die voortvloeien uit de kunstmatige of sterk veranderde kenmerken van het waterlichaam, nadat alle uitvoerbare kwaliteitsverbeteringsmaatregelen zijn genomen om te zorgen voor het beste ecologische continuum, met name voor wat betreft de migratie van fauna en geschikte paaigronden en kraamkamers. | Omstandigheden die erop wijzen dat de bovenvermelde waarden voor de biologische kwaliteitselementen zijn bereikt. | Omstandigheden die erop wijzen dat de bovenvermelde waarden voor de biologische kwaliteitselementen zijn bereikt. |
Fysisch-chemische elementen | |||
Algemene omstandigheden | De fysisch-chemische elementen komen geheel of vrijwel geheel overeen met de onverstoorde staat die normaal is voor het type oppervlaktewaterlichaam dat het meest vergelijkbaar is met het betrokken kunstmatige of sterk veranderde waterlichaam. De nutriëntenconcentraties blijven binnen de grenzen die normaal zijn voor de onverstoorde staat. Temperatuur, zuurstofbalans en pH komen overeen met die welke worden aangetroffen in de meest vergelijkbare typen oppervlaktewaterlichamen in onverstoorde staat. | De waarden voor de fysisch-chemische elementen blijven binnen de grenzen die zijn vastgesteld om te waarborgen dat het ecosysteem functioneert en dat de bovenvermelde waarden voor de biologische kwaliteitselementen worden bereikt. Temperatuur en PH bereiken geen niveau dat buiten de grenzen ligt die zijn vastgesteld om te waarborgen dat het ecosysteem functioneert en dat de bovenvermelde waarden voor de biologische kwaliteitselementen worden bereikt. De nutriëntenconcentraties liggen niet boven het niveau dat is vastgesteld om te waarborgen dat het ecosysteem functioneert en dat de bovenvermelde waarden voor de biologische kwaliteitselementen worden bereikt. | Omstandigheden die erop wijzen dat de bovenvermelde waarden voor de biologische kwaliteitselementen zijn bereikt. |
Specifieke synthetische verontreinigende stoffen | Concentraties van bijna nul en ten minste onder de detectielimieten van de meest geavanceerde analysetechnieken die algemeen worden gebruikt. | De concentraties liggen niet boven de normen die zijn vastgesteld volgens de procedure van punt 2.4, onverminderd de Richtlijnen 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en 98/8/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (< mkn). | De concentraties liggen niet boven de normen die zijn vastgesteld volgens de procedure van punt. |
Specifieke niet-synthetische verontreinigende stoffen | De concentraties blijven binnen de grenzen die normaal zijn voor de onverstoorde staat in het type oppervlaktelichaam dat het meest vergelijkbaar is met het betrokken kunstmatige of sterk veranderde waterlichaam (an). | De concentraties liggen niet boven de normen die zijn vastgesteld volgens de procedure van punt 2.4. (1), onverminderd de Richtlijnen 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en 98/8/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (< mkn). | Omstandigheden die erop wijzen dat de bovenvermelde waarden voor de biologische kwaliteitselementen zijn bereikt.. |
Veiligheidsfactor | |
Ten minste een acute L(E)C50 van elk van de drie trofische niveaus van de standaardreeks | 1 000 |
Een chronische NOEC (vis of daphnia of een voor zout water representatief organisme) | 100 |
Twee chronische NOEC's van soorten die twee trofische niveaus vertegenwoordigen (vis en/of daphnia of voor zout water een representatief organisme en/of algen) | 50 |
Chronische NOEC's van ten minste drie soorten (gewoonlijk vis, daphnia of een voor zout water representatief organisme en algen) die drie trofische niveaus vertegenwoordigen | 10 |
Andere gevallen, inclusief veldgegevens of modelecosystemen, waarmee nauwkeuriger veiligheidsfactoren berekend en toegepast kunnen worden | Evaluatie per geval |
Indeling naar ecologische toestand | Kleurcode |
Zeer goed | Blauw |
Goed | Groen |
Matig | Geel |
Ontoereikend | Oranje |
Slecht | Rood |
Indeling naar ecologisch potentieel | Kleurcode | |
Kunstmatige waterlichamen | Sterk veranderde waterlichamen | |
Goed en hoger | Gelijke groene en lichtgrijze strepen | Gelijke groene en donkergrijze strepen |
Matig | Gelijke gele en lichtgrijze strepen | Gelijke gele en donkergrijze strepen |
Ontoereikend | Gelijke oranje en lichtgrijze strepen | Gelijke oranje en donkergrijze strepen |
Slecht | Gelijke rode en lichtgrijze strepen | Gelijke rode en donkergrijze strepen |
Indeling naar chemische toestand | Kleurcode |
Goed | Blauw |
Niet goed | Rood |