8 APRIL 2003. - Koninklijk besluit betreffende de eventuele cessie of overdracht van alle of een deel van de activa en passiva van Credibe(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-04-2003 en tekstbijwerking tot 24-12-2015)
Art. 1-8
Artikel 1. De Federale Participatiemaatschappij wordt ermee gelast de cessie of de overdracht, in één of meerdere keren, van alle of een deel van de activa en passiva van de naamloze vennootschap CREDIBE te organiseren.
Deze cessies of overdrachten kunnen ondermeer betrekking hebben op de hypothecaire schuldvorderingen, de hypothecaire activiteit, de lopende overeenkomsten en de niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen van CREDIBE.
Art.2. Artikel 62, tweede lid, van de gecoördineerde wet tot organisatie van de openbare kredietsector en van het bezit van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen, ingevoegd bij koninklijk besluit van 3 juni 1999, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Niettegenstaande het eerste lid, is het de vennootschap toegelaten om, in één of meerdere keren, alle of een gedeelte van haar activa en passiva, met inbegrip van haar hypothecaire schuldvorderingen, haar hypothecaire activiteit, de lopende overeenkomsten en de niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen, te cederen of over te dragen. "
Art.3. In artikel 65 van dezelfde gecoördineerde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 3, ingevoegd bij koninklijk besluit van 3 juni 1999, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 3. De cessies en overdrachten bedoeld in artikel 62, tweede lid, worden georganiseerd door de Federale Participatiemaatschappij. De akten en overeenkomsten met betrekking tot deze verrichtingen worden verleden door CREDIBE en worden voorafgaandelijk goedgekeurd door de Minister van Financiën, de Minister van Begroting en de Minister bevoegd voor overheidsbedrijven. ";
2° § 4, ingevoegd bij koninklijk besluit van 3 juni 1999, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 4. Onverminderd de eventuele toepassing van artikel 31 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, van artikel 51, § 1, of artikel 53 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet of van artikel 765 van het Wetboek van vennootschappen, is iedere overdracht van rechten en verplichtingen van CREDIBE, in het raam van een verrichting bedoeld in artikel 62, lid 2, aan derden tegenstelbaar door de bekendmaking van de verrichting in het Belgisch Staatsblad door toedoen van de Minister bevoegd voor overheidsbedrijven. "
Art.4.§ 1. De Staat neemt alle of een deel van de rechten en verbintenissen over die voortvloeien uit de door CREDIBE onder staatswaarborg met derden aangegane leningsovereenkomsten en de eventuele daarop betrekking hebbende dekkingscontracten en -instrumenten.
De Staat zal uit dien hoofde schuldeiser worden van CREDIBE.
Ingevolge deze overname zal CREDIBE bevrijd zijn ten aanzien van andere derden dan de Staat.
§ 2. De voorwaarden van de overname van de rechten en verbintenissen bedoeld in § 1, zijn onderworpen aan de voorafgaandelijke goedkeuring van de Minister van Financiën, de Minister van Begroting en de Minister bevoegd voor overheidsbedrijven.
§ 3. Het bedrag van de schuldvordering van de Staat op CREDIBE uit hoofde van deze overname zal worden vastgesteld bij koninklijk besluit op advies van [1 de Algemene Administratie van de Thesaurie]1, na overleg met de Federale Participatiemaatschappij en CREDIBE.
§ 4. Deze overname is tegenstelbaar aan derden, met inbegrip van de medecontractanten van CREDIBE, door de bekendmaking van een bericht in het Belgisch Staatsblad door toedoen van de Minister bevoegd voor overheidsbedrijven en op de datum die in het aldus bekendgemaakte bericht zal zijn aangegeven.
----------
(1)<KB 2015-11-19/07, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2016>
Art.5. § 1. De Staat zal inschrijven op een kapitaalverhoging van de Federale Participatiemaatschappij door de inbreng, in één of meerdere keren, van zijn schuldvordering bedoeld in artikel 4, § 3 en van zijn schuldvordering op CREDIBE uit hoofde van de bestaande leningen die door CREDIBE bij de Staat werden aangegaan of van andere eventueel door CREDIBE aan de Staat verschuldigde sommen.
§ 2. De Federale Participatiemaatschappij zal de ingevolge de inbreng bedoeld in § 1 verkregen schuldvorderingen op CREDIBE, in één of meerdere keren, inbrengen in het kapitaal van CREDIBE.
Art.6. § 1. Het begrotingsfonds, opgericht in de sectie " Rijksschuld " van de algemene uitgavenbegroting door artikel 26 van de wet van 5 september 2001 tot waarborging van een voortdurende vermindering van de overheidsschuld en tot oprichting van een Zilverfonds, genoemd " Diverse niet-fiscale ontvangsten bestemd voor het Zilverfonds ", zal worden gespijsd met het volledige bedrag dat overeenkomstig artikel 6, § 4, aan de Staat wordt terugbetaald of uitbetaald.
§ 2. Met het oog op de toewijzing bedoeld in § 1, zal het kapitaal van CREDIBE worden verminderd, door een terugbetaling aan de aandeelhouder, met een bedrag gelijk aan het bedrag van de kapitaalverhoging bedoeld in artikel 5, § 2, of met een lager bedrag in de mate dit noodzakelijk zou zijn om het netto-actief van CREDIBE te behouden op een bedrag van twee miljoen euro na deze kapitaalvermindering.
§ 3. Indien het bedrag van de opbrengst van de cessies of overdrachten bedoeld in artikel 1, na aftrek van de lasten en kosten die rechtstreeks of onrechtstreeks voortvloeien uit deze verrichtingen, met inbegrip van de eventueel door CREDIBE aan te leggen voorzieningen, hoger is dan het bedrag van de kapitaalverhoging bedoeld in artikel 5, § 2, zal het saldo door CREDIBE aan haar aandeelhouder worden uitbetaald onder de vorm van dividend.
§ 4. Het kapitaal van de Federale Participatiemaatschappij zal worden verminderd met hetzelfde bedrag bedoeld in § 2, door een terugbetaling aan de aandeelhouder en, in voorkomend geval, zal de Federale Participatiemaatschappij aan haar aandeelhouder een dividend uitbetalen, gelijk aan het bedrag, na belastingen, van het dividend bedoeld in § 3.
Art.7. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 8.Onze Minister van Begroting, onze Minister van Financiën en onze Minister van Overheidsbedrijven en Participaties zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.