10 APRIL 2003. - Wet houdende toekenning van de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie aan bepaalde ambtenaren van de fiscale administraties ter beschikking gesteld van de federale politie.
Art. 1-2
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2. In artikel 31 van de wet van 30 maart 1994 tot uitvoering van het globaal plan op het stuk van de fiscaliteit, gewijzigd bij de wet van 13 maart 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid wordt aangevuld als volgt :
" Te dien einde hebben de terbeschikkinggestelde ambtenaren die belast zijn met het opsporen en vaststellen van strafbare feiten gedurende de terbeschikkingstelling de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings en van de arbeidsauditeur. ";
2° er wordt een derde lid ingevoegd, luidend als volgt :
" Om hun bevoegdheden te kunnen uitoefenen, leggen ze in handen van de procureur-generaal van het rechtsgebied van hun woonplaats de eed af, in de volgende bewoordingen : " Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk en het mij toegekende ambt trouw waar te nemen. " Hun bevoegdheden zijn nochtans niet beperkt tot dat rechtsgebied. Bij verandering van woonplaats wordt de akte van eedaflegging overgeschreven en geviseerd op de griffie van het hof van beroep waaronder de nieuwe woonplaats ressorteert. "
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 10 april 2003.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN
De Minister van Financiën,
D. REYNDERS
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN.