Details





Titel:

30 JANUARI 2003. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 26 van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 12-02-2003 en tekstbijwerking tot 23-03-2021)



Inhoudstafel:


Art. 1-10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1995003305  1999003327  1999003328 



Uitvoeringsbesluit(en):

2003003327  2004003330 



Artikels:

Artikel 1. De aanvragen om voorafgaande beslissingen vermeld in artikel 20 van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken maken het voorwerp uit van een ontvangstbewijs uitgereikt aan de aanvrager binnen een termijn van vijf werkdagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag.

Art.2. Elke ambtenaar van de Federale Overheidsdienst Financiën kan meewerken aan het onderzoek van de aanvraag.
  De aanvrager kan gehoord worden, al dan niet op zijn verzoek.

Art.3. (Opgeheven) <KB 2004-08-13/30, art. 7, 002; Inwerkingtreding : onbepaald et ten laatste : 01-01-2005>en aan die ermee belast worden om zich uit te spreken over de aanvragen om voorafgaande beslissingen.

Art.4. De beslissing wordt bij ter post aangetekende brief aan de aanvrager ter kennis gebracht.

Art.5.De voorafgaande beslissingen worden gepubliceerd onder de vorm van individuele [1 ...]1 samenvattingen.
  [1 Identieke voorafgaande beslissingen kunnen worden gepubliceerd als collectieve samenvattingen.]1
  ----------
  (1)<W 2021-03-16/02, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 02-04-2021>

Art.6. Het in artikel 25 van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken bedoelde jaarverslag wordt toegezonden aan de Minister van Financiën ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op dat waarop het verslag betrekking heeft.

Art.7. Het koninklijk besluit van 4 april 1995 met betrekking tot de Commissie voor voorafgaande fiscale akkoorden, bekrachtigd door de wet van 2 juni 1998, het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot inrichting van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, het ministerieel besluit van 27 mei 1999 waarbij delegatie wordt verleend om te beslissen over de aanvragen om voorafgaande beslissingen in fiscale zaken en het ministerieel besluit van 6 juni 2000 tot benoeming van de leden van de Commissie voor voorafgaande fiscale akkoorden, gewijzigd bij ministerieel besluit van 4 januari 2002, worden opgeheven.

Art.8. § 1. Het koninklijk besluit van 4 april 1995 met betrekking tot de Commissie voor voorafgaande fiscale akkoorden, bekrachtigd door de wet van 2 juni 1998, en het ministerieel besluit van 6 juni 2000 tot benoeming van de leden van de Commissie voor voorafgaande fiscale akkoorden, gewijzigd bij ministerieel besluit van 4 januari 2002, zoals ze bestonden voordat ze werden opgeheven door artikel 7, blijven van toepassing op de aanvragen om voorafgaand fiscaal akkoord ingediend voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit overeenkomstig artikel 18, § 3 tot § 6, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, en artikel 345 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals ze bestonden voor hun opheffing door artikel 27 van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, en artikel 106, tweede lid, van het Wetboek der successierechten, zoals het bestond voor het werd vervangen door artikel 28 van dezelfde wet.
  Het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot inrichting van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken en het ministerieel besluit van 27 mei 1999 waarbij delegatie wordt verleend om te beslissen over de aanvragen om voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, zoals ze bestonden voordat ze werden opgeheven door artikel 7, blijven van toepassing op de aanvragen om voorafgaande beslissing ingediend voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
  § 2. De bij artikel 2 van het voormelde koninklijk besluit van 3 mei 1999 opgerichte dienst van voorafgaande beslissingen zoals hij bestond voordat hij werd opgeheven door artikel 7 blijft haar taken uitvoeren tot dat de in § 1, eerste en tweede lid, bedoelde beslissingen werden gepubliceerd en de verslagen m.b.t. haar activiteiten werden voorgelegd aan de bevoegde overheid.
  § 3. De artikelen 20 tot 28 van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, de bepalingen ter uitvoering van artikel 22, tweede lid van dezelfde wet en de bepalingen van dit besluit zijn van toepassing :
  1° op de aanvragen om voorafgaande fiscale akkoorden die werden ingediend tussen 1 januari 2003 en 15 januari 2003 overeenkomstig artikel 18, § 3 tot § 6, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, en artikel 345 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals ze bestonden voor hun opheffing door artikel 27 van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, en op artikel 106, tweede lid, van het Wetboek der successierechten, zoals het bestond alvorens te worden vervangen bij artikel 28 van dezelfde wet;
  2° op de aanvragen om voorafgaande beslissingen die werden ingediend tussen 1 januari 2003 en de datum van publicatie van dit besluit overeenkomstig het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot inrichting van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, zoals het bestond alvorens te worden opgeheven door artikel 7.
  § 4. In afwijking van artikel 1, mag het ontvangstbewijs worden uitgereikt tot de vijfde werkdag die volgt op de datum van bekendmaking van dit besluit voor de aanvragen om voorafgaande beslissingen die zijn ingediend tussen 1 januari 2003 en deze datum van bekendmaking, alsmede voor de aanvragen vermeld in paragraaf 3.

Art.9. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003.

Art. 10. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.