24 DECEMBER 2001. - Wet houdende de Rijksmiddelenbegroting voor het begrotingsjaar 2002(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-12-2001 en tekstbijwerking tot 01-09-2015)
Art. 1-19
BIJLAGE.
Art. N
2002003008 2002003019 2002003055 2002003122 2002003123 2002003124 2002003125 2002003209 2002003253 2002003281 2002003313 2002003442 2002022397 2002022398 2002022399 2002022400 2003015144
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 74, 3&§61616; van de Grondwet.
Art.2. Voor het begrotingsjaar 2002 worden de lopende ontvangsten van de Staat geraamd :
Voor de fiscale ontvangsten op EUR 39 890 612 000
Voor de niet-fiscale ontvangsten EUR op EUR 3 223 108 000
Zegge te samen EUR 43 113 720 000
overeenkomstig Titel I van de hierbijgaande tabel.
Art.3. Voor het begrotingsjaar 2002 worden de kapitaalontvangsten geraamd op de som van 835 701 000 euro, overeenkomstig Titel II van de hierbijgaande tabel.
Art.4. Voor het begrotingsjaar 2002, wordt de opbrengst van leningen géraamd op 25 869 746 000 euro, overeenkomstig Titel III van de hierbijgaande tabel.
Art.5. De op 31 december 2001 bestaande directe en indirecte belastingen, in hoofdsom en opdeciemen ten behoeve van de Staat, worden tijdens het jaar 2002 ingevorderd volgens de wetten, besluiten en tarieven waarbij de zetting en invordering ervan worden geregeld, met inbegrip van de wetten, besluiten en tarieven die slechts een tijdelijk of voorlopig karakter hebben.
Art.6. De toepassing van de artikelen 3 en 4, § 1, van de wet van 28 december 1954, houdende de Rijksmiddelenbegroting voor het dienstjaar 1955, is verlengd tot 31 december 2002.
Art.7. De Koning kan, binnen de perken en onder de voorwaarden die Hij bepaalt, vrijstelling van belasting verlenen voor de inkomsten van leningen die in 2002 door de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies, de agglomeraties, de gemeenten en de openbare instellingen of organismen, voornamelijk in het buitenland zouden worden uitgegeven of geplaatst, en in het bijzonder de Schatkistbons in vreemde munt.
Wat de inkomsten van de effecten betreft van deze leningen die zouden gehouden worden door Belgische verblijfhouders, kunnen de fiscale vrijstellingen echter alleen worden verleend aan de financiële instellingen of de hiermee gelijkgestelde ondernemingen en de professionele beleggers bedoeld in artikel 105, 1° en 3° van het KB/WIB 92, alsmede, onverminderd de toepassing van artikel 262, ° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, aan de rechtspersonen bedoeld in artikel 220 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
Art.8. § 1. Om het tekort van de ontvangsten in verhouding tot de uitgaven voor het jaar. 2002 te dekken, met inbegrip van de terugbetalingen van leningen en de eventuele uitgaven als gevolg van de financiële beheersverrichtingen bedoeld in § 3, 1° hierna, of om de tijdelijke schatkistonevenwichten in de loop van het begrotingsjaar te dekken :
1° wordt de Koning gemachtigd om openbare leningen uit te geven.
Wanneer de Koning een algemeen uitgiftekader voor leningen heeft bepaald dat de grenzen van de bevoegdheden vastlegt die kunnen worden gedelegeerd, kan de Minister van Financiën gemachtigd worden om, tijdens het begrotingsjaar, de leningen die binnen dit kader vallen uit te geven;
2° wordt de Minister van Financiën gemachtigd om Schatkistcertificaten, Schatkistbons of om het even welk rentend financieringsinstrument verschillend van de openbare leningen uit te geven.
De leningen bedoeld in 1° en 2° hierboven kunnen zowel in België als in het buitenland worden uitgegeven, en zowel in euro als in vreemde munt.
§ 2. Het beheer van de overheidsschuld heeft als voornaamste doel de financiële kost van de Staatsschuld te verminderen in het kader van een beheer van de marktrisico's en van de operationele risico's rekening gehouden met de algemene doelstellingen van het begrotings- en het monetair beleid.
Daarom stelt de Minister van Financiën, op voorstel van het strategisch Comité van de schuld dat werkt binnen de Administratie der Thesaurie, de algemene richtlijnen vast die van toepassing zijn op het beheer van de Staatsschuld; deze richtlijnen hebben in het bijzonder betrekking op de structuur van dé portefeuille van de schuld en op het niveau van de risico's, die daaraan kunnen verbonden zijn.
Het strategisch Comité van de schuld neemt de uitvoeringsmaatregelen voor deze algemene richtlijnen.
Deze laatste omlijnen de uitvoering van de eigenlijke financiële verrichtingen door het Agentschap van de schuld opgericht binnen de Administratie van de Thesaurie.
§ 3. De Minister van Financiën wordt gemachtigd :
1° om iedere financiële beheersverrichting af te sluiten binnen de grenzen gesteld in § 2 hiervoor.
Onder financiële beheersverrichting wordt verstaan :
a) de dagelijkse beheersverrichtingen van de Schatkist, meer bepaald de financiële verrichtingen die noodzakelijk zijn om het dagelijks kasevenwicht te waarborgen;
b) de omruilingen van effecten;
c) de aanpassing van de contractuele voorwaarden of van de terugbetalingstermijnen van bestaande leningen, gedaan in overleg met de geldschieters, en conform marktvoorwaarden;
d) alle soorten beleggingen, met inbegrip van deze die noodzakelijk zijn voor de continuïteit van de financiering van de Schatkist;
e) de interestswaps en de deviezenswaps; de opties, de termijncontracten en elk ander instrument van het financieel, budgettair en kredietrisicobeheer dat verband houdt met de Staatsschuld en die toegelaten zijn door de Minister van Financiën in toepassing van § 2 hiervoor;
f) de terugkopen rechtstreeks op de secundaire markten van uitsluitend op rekening ingeschreven gedematerialiseerde effecten;
g) de tijdelijke terbeschikkingstelling via cessie-retrocessieverrichtingen of andere verrichtingen met een gelijkaardig economisch effect, van schatkistcertificaten en lineaire obligaties aan de primary dealers en recognized dealers die markthouder zijn in het elektronisch " inter-dealer broker " systeem, aangeduid door de Schatkist voor de markt van Belgische Schatkistwaarden, teneinde de goede werking van de secundaire markt te verzekeren.
De Schatkist kan die tijdelijke terbeschikkingstelling uitbreiden tot andere instellingen die markthouder zouden zijn in hetzelfde elektronische systeem.
De tijdelijke terbeschikkingstelling van effecten, zoals beschreven in eerste lid, kunnen ook betrekking hebben op gesplitste effecten van lineaire obligaties.
2° om, in afwijking van artikel 6 van de wet van 2 augustus 1955 houdende opheffing van het Fonds tot delging der Staatsschuld en van artikel 7 van het koninklijk besluit van 27 februari 1956 tot regeling van de werking van de Amortisatiekas opgericht door genoemde wet, bij de rijkskassier ter aflossing teruggekochte effecten aan toonder in bewaring te houden om ze, indien nodig, beschikbaar te stellen voor de omzetting van inschrijvingen op naam of van gedematerialiseerde waarden;
3° om, naast de omruiling van effecten van bestaande, leningen tegen nieuwe lineaire obligaties, de intrestprorata's van de effecten in omloop te betalen aan de rechthebbenden door middel van lineaire obligaties;
4° krachtens de overeenkomst van 5 januari 1994 afgesloten met de Nationale Bank van België, gedematerialiseerde effecten ter vertegenwoordiging van de Staatsschuld te creëren, die dezelfde eigenschappen hebben als deze van de in omloop zijnde effecten, met het oog op het uitlenen van deze effecten op korte termijn aan de Nationale Bank van België in functie van de behoeften van haar effectenclearingstelsel;
5° over te gaan tot de uitgifte van de gedematerialiseerde effecten uitgedrukt in vreemde munt, voorafgaand aan de valutadag van hun inschrijving, opdat de investeerders kunnen beschikken over deze effecten op de bedoelde valutadag binnen de clearingstelsels bedoeld in artikel 1, § 2, b en c van het koninklijk besluit van 14 juni 1994 tot vaststelling van de regels van toepassing op het aanhouden op rekening -van gedemiterialiseerde effecten uitgedrukt in vreemde munten of in rekeneenheden andere dan euro;
6° over te gaan tot de uitgifte van schatkistcertificaten en lineaire obligaties, in te schrijven op een rekening van de Schatkist binnen het effectenclearingstelsel van de Nationale Bank van België teneinde de verrichtingen voorzien in 1&§61616;, g) mogelijk te maken.
§ 4. 1° In afwijking van artikel 4 van de gecoördineerde wetten van 17 juli 1991 op de Rijkscomptabiliteit, worden de opbrengsten van de financieringsinstrumenten op korte termijn (Schatkistcertificaten, Schatkistbons en gelijkaardige instrumentera) evenals de opbrengsten voortvloeiend uit de verrichtingen bedoeld in § 3, 1°, g) gestort op thesaurierekeningen of orderekeningen van de Thesaurie;
2° ten einde de continuïteit van de financiering van de Schatkist te verzekeren, zijn de machtigingen bedoeld in § 1, 1° en 2° eveneens van toepassing op de leningen waarvan de voorwaarden worden vastgelegd in de loop van de voorgaande begrotingsjaren en waarvan de opbrengst wordt gestort in de loop van het jaar 2002;
3° de Minister van Financiën wordt ertoe gemachtigd een thesaurie in vreemde munt te beheren om elke weerslag op het voeren van een monetair beleid van de verrichtingen in vreemde munt uitgevoerd in het kader van het financieel beleid van de Schatkist, te vermijden;
4° de opbrengsten van de leningen die voortvloeien uit het afsluiten van financiële beheersverrichtingen van de Schatkist, alsmede :
a) de voorlopige uitgaven voor het vormen van activa en de bijgaande kosten;
b) de ontvangsten betreffende het realiseren van de gevormde activa, de bijkomende uitgaven en de opbrengsten voortvloeiend uit deze activa,
kunnen worden geboekt op speciale financiële rekeningen in euro of in vreemde munt, die daartoe geopend zijn bij de Nationale Bank van België, los van de directe rekening van de Schatkist en die door de Minister van Financiën worden beheerd. De gevormde activa kunnen ook worden ingeschreven op speciale effectenrekeningen; in euro of in vreemde munt, geopend op naam van de Schatkist bij het effectenclearingstelsel van de Nationale Bank van België of bij andere nationale of internationale clearingorganismen. De Minister van Financiën bepaalt, indien nodig, de beheers- en de openingsmodaliteiten van die rekeningen, alsmede de modaliteiten met betrekking tot het periodieke saldo ervan.
§ 5. De Minister van Financiën kan aan de ambtenaren-generaal van de Administratie der Thesaurie, evenals aan de leden van het personeel van het Agentschap van de schuld opgericht binnen de Administratie der Thesaurie die hij aanwijst voor de door hem voorziene specifieke taken het volgende delegeren :
a) de machtiging om binnen de grenzen voorzien door de Koning, in functie van de schatkistbehoeften, het bedrag en de financiële voorwaarden van de uitgiftes van openbare,leningen bepaald bij § 1, 1°, alsook de nodige machtigingen voor een goede afhandeling van deze uitgiftes, vast te stellen;
b) de machtigingen bepaald bij §§ 1, 2°; 3, 1° tot 6° en 4, 3° en 4°.
Art.9. De Minister van Financiën wordt ertoe gemachtigd om op de lasten van Staatsleningen in mindering te brengen :
1° de inkomsten van de plaatsingen van de opbrengsten van leningen in euro gedaan in het kader van de beheersverrichtingen van de Schatkist bedoeld in artikel 8, § 3, 1°;
2&§61616; de inkomsten van de plaatsingen van de opbrengsten van leningen in vreemde munt, gedaan in het kader van de beheersverrichtingen van de Schatkist bedoeld in artikel 8, § 3, 1°;
3° de inkomsten of de kapitalen toegewezen aan de Schatkist als gevolg van beheersverrichtingen van de Schatkist inzake interesten- of deviezenswaps, arbitrageverrichtingen, verrichtingen om risico's te dekken zoals " opties " of andere verrichtingen op Staatsleningen met als doel de financiële lasten ervan te verminderen.
Art.10. In afwijking van artikel 17 van het koninklijk besluit nr 150 van 18 maart 1935 tot samenschakeling van de wetten betreffende de inrichting en de werking van de Deposito- en Consignatiekas en tot aanbrenging van de wijzigingen daarin, krachtens de wet van 31 juli 1934, zal de rentevoet van de in 2002 uit te keren interesten voor de bij de Deposito- en Consignatiekas in bewaring gegeven consignaties, vrijwillige deposito's en borgtochten van alle categorieën, door de Minister van Financiën worden vastgesteld.
Art.11. Met het oog op de uitvoering van artikel 5, § 1, van de verordening (EEG) nr 1941/81 betreffende een geïntegreerd ontwikkelingsprogramma voor de achtergebleven gebieden van België, worden de financiële middelen voor de projecten die onder hun bevoegdheid vallen, gestort op de begrotingen van de Gewesten.
Deze financiële middelen worden voorafgenomen op de terugbetalingen aan de Belgische Schatkist, waartoe- de Europese Gemeenschappen ten titel van inningskosten gehouden zijn luidens artikel 3, 1°, vijfde lid, van het besluit van 21 april 1970 van de Raad van Ministers van de Europese Gemeenschappen betreffende de vervanging van de financiële bijdragen van de Lidstaten door eigen middelen van de Europese Gemeenschappen, goedgekeurd door de wet van 23 december 1970.
De over te hevelen bedragen worden bepaald door de Minister van Financiën, zoals beslist of voorzien door de EEG-Commissie.
Art.12. Met het oog op de uitvoering van artikel 11 en artikel 18, § 2, van verordening (EG, EURATOM) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000, houdende toepassing van Besluit 94/728/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen, worden de vastgestelde niet geboekte rechten, die tijdens controles aan het licht komen, vermeerderd met de rente, ter beschikking gesteld van de Europese Commissie.
Deze vastgestelde rechten vermeerderd met de rente worden in afwijking van artikel 3 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, voorafgenomen op de terugbetalingen aan de Belgische Schatkist, waartoe de Europese Gemeenschappen ten titel van inningskosten gehouden zijn luidens artikel 3, 1°, vijfde lid, van besluit van 21 april 1970 van de raad van Ministers van de Europese Gemeenschappen betreffende de vervanging van de financiële bijdragen van de Lidstaten door eigen middelen van de Europese gemeenschappen, goedgekeurd door de wet van 23 december 1970.
Art.13. Overeenkomstig artikel 53, 1° van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur en door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten; en rekening houdend met :
- de in artikel 4, § 5 van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde toewijzing van nalatigheidsinteresten, last van verwijlinteresten, forfaitaire en proportionele fiscale boeten op de artikel 3 van dezelfde bijzondere wet bedoelde gewestelijke belastingen;
- de in artikel 5, § 3, tweede lid bedoelde toestand waarbij het Vlaamse Gewest met ingang van het aanslagjaar 1999 instaat voor de dienst van de in artikel 3, 5° van dezelfde bijzondere wet bedoelde onroerende voorheffing;
worden de in artikel 3 van dezelfde bijzondere wet bedoelde overdrachten inzake gewestelijke belastingen, verhoogd met voormelde interesten en boeten, voor het begrotingsjaar 2002 geraamd op 2 907 120 000 euro voor het Vlaamse Gewest, op 1 234 488 000 euro voor het Waalse Gewest en op 669 410 000 euro voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.
Art.14. Overeenkomstig artikel 53, 2° van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur en door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, en rekening houdend met de wet van 23 mei 2000 tot bepaling van de criteria bedoeld in artikel 39, § 2 van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989, worden de in artikel 36 van dezelfde bijzondere wet bedoelde overdrachten voor het begrotingsjaar 2002, met inbegrip van de vermoedelijke saldi van de afrekening van het begrotingsjaar 2001, geraamd op 9 091 873 000 euro voor de Vlaamse Gemeenschap en op 6 155 898 000 euro voor de Franse Gemeenschap.
Overeenkomstig artikel 59 van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap wordt de in artikel 58nonies van dezelfde wet bedoelde overdracht voor het begrotingsjaar 2002 geraamd op 4 982 000 euro voor de Duitstalige Gemeenschap.
Art.15. Overeenkomstig de artikelen 53, 3° en 35octies van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur en door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, worden de in de artikelen 34 en 35ter tot 35septies bedoelde overdrachten voor het begrotingsjaar 2002, met inbegrip van de vermoedelijke saldi van de afrekening van het begrotingsjaar 2001, geraamd op 4 405 616 000 euro voor het Vlaamse Gewest, op 2 749 932 000 euro voor het Waalse Gewest en op 592 521 000 euro voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.
Art.16. De overdracht bedoeld in artikel 65bis van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de, bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur en door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, bedraagt voor het begrotingsjaar 2002 19 831 481,98 euro voor de Franse Gemeenschapscommissie en 4 957 870,50 euro voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
Art.17. De overdracht bedoeld in artikel 46bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, laatst gewijzigd door de bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen en door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, bedraagt voor het begrotingsjaar 2002 24 789 352,48 euro.
Art.18. De overdrachten ten voordele van de gemeenschappen en de gewesten worden naargelang het geval, gestort hetzij op een toewijzingsfonds voorzien in de Algemene Uitgavenbegroting hetzij op een rekening van de Ordeverrichtingen van de Thesaurie.
Art.19. Deze wet treedt in werking op 1 januari 2002.
BIJLAGE.
Art. N. Tabellen
(Bijlagen niet opgenomen om technische redenenen, zie B.S. 29-12-2001)