Details





Titel:

26 JUNI 2000. - Decreet houdende oprichting van een Sociaal-Economische Raad van de Duitstalige Gemeenschap (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-10-2000 en tekstbijwerking tot 06-06-2025)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. [1 - Algemene bepalingen]1
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Samenstelling.
Art. 4-5
HOOFDSTUK III. - Werking.
Art. 6-8
HOOFDSTUK IV. - Begroting, financiën en personeel.
Art. 9-14
HOOFDSTUK V. - Overgangsbepaling en inwerkingtreding.
Art. 15-16



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2001033064  2002033076  2004033023  2009202186  2020205559  2023204425 



Artikels:

HOOFDSTUK I. [1 - Algemene bepalingen]1   ----------   (1)
Artikel 1. Er wordt een " Sociaal-Economische Raad van de Duitstalige Gemeenschap " met rechtspersoonlijkheid opgericht, hierna " Raad " genoemd.
  De Raad is in Eupen gevestigd.

Art.2.De Raad heeft als opdracht :
  1° de ontwikkeling op het gebied van de opleiding en de arbeidsbemiddeling in de Duitstalige Gemeenschap te onderzoeken;
  2° op eigen initiatief of op verzoek van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, hierna " Regering " genoemd, adviezen qua opleiding en arbeidsbemiddeling uit te brengen;
  3° op eigen initiatief of op verzoek van de Regering adviezen uit te brengen m.b.t. ontwerpen van besluiten en tot ontwerpen of voorstellen van decreten van de Duitstalige Gemeenschap die de opleiding en de arbeidsbemiddeling betreffen;
  4° op grond van de voormelde onderzoeken en adviezen, aanbevelingen te formuleren.
  [1 5° verslagen, onderzoeken en adviezen opstellen over alle aspecten die verband houden met discriminatie op de arbeidsmarkt.]1
  (NOTA : De invoeging van 5° heeft de vervollediging van de omzetting van de volgende richtlijnen tot doel :
   1. Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming;
   2. Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep;
   3. Richtlijn 2002/73/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 23 september 2002 tot wijziging van Richtlijn 76/207/EEG van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen, en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden; zie DDG 2009-04-27/19, art. 15, L3)
  De Regering informeert de Raad over haar initiatieven en haar ontwerpen van decreten en besluiten inzake opleiding en arbeidsbemiddeling.
  [2 Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap kan door bemiddeling van zijn voorzitter een advies aanvragen bij de Sociaal-Economische Raad. De Raad bezorgt dat advies aan de aanvrager binnen een door het Parlement gestelde termijn.
   Als de Sociaal-Economische Raad een advies over een voorontwerp van decreet geeft, dient de Regering dat advies samen met het ontwerp van decreet in bij het Parlement.]2
  ----------
  (1)<DDG 2009-04-27/19, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<DDG 2016-11-07/03, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art.3. De onderzoeken, adviezen en aanbevelingen van de Raad betreffen in het bijzonder aspecten i.v.m. het beleid inzake arbeidsmarkt en economie, het sociaal overleg, het onderwijs, de technologische ontwikkeling met inbegrip van de nieuwe media, het nationaal en internationaal beleid, de sociale politiek en de duurzame ontwikkeling, indien deze aspecten van groot belang zijn voor de ontwikkeling van de opleiding en de arbeidsbemiddeling in de Duitstalige Gemeenschap.
  Te dien einde kan de Raad met privé of openbare inrichtingen of organisaties overleg plegen of samenwerken.

HOOFDSTUK II. - Samenstelling.
Art.4.§ 1. De Raad bestaat uit :
  1° één voorzitter;
  2° [1 zeven leden die de interprofessionele werkgeversorganisaties vertegenwoordigen die in de Duitstalige Gemeenschap gevestigd zijn en onder wie één ondervoorzitter is;]1
  3° zeven leden die de representatieve werknemersorganisaties vertegenwoordigen, onder wie één ondervoorzitter is.
  Stemgerechtigd zijn de onder punten 2 en 3 vermelde leden.
  § 2. De leden van de Raad moeten de Duitse taal machtig zijn. (...). <DDG 2004-05-03/36, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 03-05-2004>
  (Tweede lid opgeheven) <DDG 2004-05-03/36, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 03-05-2004>
  § 3. De Raad kan deskundigen uitnodigen voor bepaalde punten zijn zittingen met raadgevende stem bij te wonen.
  § 4. [2 Hoogstens twee vaste vertegenwoordigers van de Regering wonen]2 de zittingen van de Raad met raadgevende stem bij. Op verzoek van de meerderheid van de in § 1, 2° of § 1, 3° vermelde leden kan de Raad zonder de vaste [2 vertegenwoordigers]2 van de Regering geldig vergaderen.
  ----------
  (1)<DDG 2012-01-16/06, art. 53, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (2)<DDG 2021-12-15/17, art. 118, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.5. § 1. De voorzitter van de Raad wordt door de meerderheid van de in artikel 4, § 1, 2° en artikel 4, § 1, 3° vermelde leden voorgesteld en door de Regering benoemd. Wordt twee maanden na de oprichting van de Raad geen gemeenschappelijke voordracht ingediend, dan wordt de voorzitter door de Regering benoemd.
  § 2. De ondervoorzitters van de Raad die met eenparigheid van stemmen door de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties voorgesteld zijn, worden door de Raad aangewezen.
  § 3. De Regering benoemt de stemgerechtigde leden van de Raad uit dubbele lijsten waarin de representatieve werknemers- en werkgeversorganisaties hun kandidaten voorstellen. Is er geen gezamenlijke voordracht van de verschillende organisaties die kandidaten mogen voordragen, dan kiest de Regering tussen de individuele voordrachten.
  § 4. Binnen een termijn van twee maanden na het schriftelijk verzoek moeten de voordrachten bedoeld in § 3 bij de Regering ter aanwijzing van de kandidaten ingediend worden.
  § 5. Op de in § 3 bedoelde dubbele kandidatenlijsten worden per akte van voordracht telkens een man en een vrouw opgenomen.
  § 6. De leden van de Raad worden voor vijf jaar benoemd. Hun mandaat kan hernieuwd worden.
  Het mandaat van de leden van de Raad eindigt door overlijden, vrijwillig ontslag, verval van de burgerlijke of politieke rechten, verlies van het mandaat van de organisatie die kandidaten mag voordragen.
  Wordt een mandaat van de Raad vacant, dan benoemt de Regering binnen de drie maanden een nieuw lid overeenkomstig voormelde procedure. Het nieuwe lid van de Raad voltooit het mandaat van zijn voorganger.

HOOFDSTUK III. - Werking.
Art.6.De Raad stelt zijn huishoudelijk reglement op dat in het bijzonder volgende aspecten regelt :
  1° de frequentie van de zittingen;
  2° de regelen i.v.m. de bijeenroeping van de Raad en de inschrijving van de punten op de agenda;
  3° de regelen i.v.m. het voorzitterschap van de zittingen van de Raad;
  4° de regelen i.v.m. de overdracht van bevoegdheden aan de leden van de Raad of aan personeelsleden.
  5° de regelen i.v.m. het oprichten van werkgroepen en met hun werking;
  [1 6° de regels i.v.m. de manier waarop de overeenkomstig artikel 12.1, § 1, tweede lid, toegewezen subsidie onder de daarin afzonderlijk vermelde organisaties concreet wordt opgesplitst.]1
  Het huishoudelijk reglement wordt de Regering ter goedkeuring voorgelegd.
  ----------
  (1)<DDG 2018-12-11/11, art. 46, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.7. De Raad mag slechts een besluit nemen als meer dan de helft van de stemgerechtigde leden aanwezig zijn. Welke ook het aantal aanwezige stemgerechtigde leden moge zijn, kan de Raad geldige besluiten nemen m.b.t. punten die voor de tweede keer op de agenda staan.
  De besluiten van de Raad worden bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen genomen. Wordt bij de eerste stemming geen volstrekte meerderheid bereikt, dan kan het besluit bij relatieve meerderheid genomen worden tijdens een zitting die ten minste 14 dagen na de eerste stemming plaatsvindt. Bij staking van stemmen wordt het voorstel als verworpen beschouwd.

Art.8.De Raad stelt jaarlijks een activiteitsverslag op dat een evaluatie van de uitgevoerde activiteiten omvat.
  Het activiteitsverslag van een jaar wordt vóór het verstrijken van het eerste trimester van het daaropvolgende jaar [1 ter kennis van de Regering en van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap]1 gebracht.
  [1 ...]1.
  ----------
  (1)<DDG 2016-11-07/03, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

HOOFDSTUK IV. - Begroting, financiën en personeel.
Art.9. Om zijn opdrachten te vervullen beschikt de Raad over de middelen die te dien einde/daarvoor in de begroting ingeschreven zijn.
  De Raad mag giften en legaten aanvaarden alsmede alle niet-commerciële ontvangsten boeken.

Art.10. De Regering legt de modaliteiten vast m.b.t. het opmaken van de begroting, de toekenning en de controle van de begrotingsmiddelen.

Art.11.De Raad maakt jaarlijks een begroting op die de Regering ter goedkeuring wordt voorgelegd.
  De begroting van een jaar wordt vóór het verstrijken van het derde trimester van het voorafgaande jaar bij de Regering ingediend, die binnen dertig dagen een advies uitbrengt. Brengt de Regering geen advies uit binnen deze termijn, dan wordt de begroting geacht goedgekeurd te zijn.
  Na goedkeuring geeft de Regering de begroting binnen één maand ter kennis van [1 het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap]1.
  ----------
  (1)<DDG 2016-11-07/03, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art.12. De begrotingsmiddelen kunnen toegekend worden om personeels- en werkingskosten, alsmede om kosten m.b.t. prestaties en infrastructuren te dekken.

Art. 12.1. [1 § 1 - Onverminderd de artikelen 9 en 12 kent de Regering een jaarlijkse subsidie van 200.000 euro toe aan de Raad.
   De Raad wijst die subsidie toe als volgt:
   1° de ene helft ten gunste van de in artikel 4, § 1, eerste lid, 2°, vermelde interprofessionele werkgeversorganisaties die vertegenwoordigd zijn in de Raad;
   2° de andere helft ten gunste van de in artikel 4, § 1, eerste lid, 3°, vermelde representatieve werknemersorganisaties die vertegenwoordigd zijn in de Raad.
   De subsidie vermeld in het eerste lid wordt aan de organisaties vermeld in het tweede lid toegekend voor de uitoefening van hun taken binnen of buiten de Raad. De organisaties benutten hun respectieve aandeel in die subsidie voor kosten inzake personeel, werking, diensten of infrastructuur. De organisaties maken jaarlijks een verslag op over de benutting van hun aandeel in die subsidie en bezorgen dat verslag aan de Regering.
   § 2 - De subsidie vermeld in paragraaf 1 is gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer vermeld in het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. Op 1 januari 2019 is spilindex 138,01 van toepassing.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2018-12-11/11, art. 47, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art.13. De Regering bepaalt het bedrag van de vergoeding en van het presentiegeld die de voorzitter en de leden van de Raad alsmede de deskundigen ten laste van de begroting van de Raad toegekend worden.

Art.14. De Raad legt alle regels vast m.b.t. het personeel.

HOOFDSTUK V. - Overgangsbepaling en inwerkingtreding.
Art.15. De Raad neemt de goederen, rechten, lasten en plichten van het Subregionaal comité voor arbeidsbemiddeling en vorming te Sankt-Vith over, met inbegrip van de arbeidsovereenkomsten van het personeel.

Art. 16. Dit decreet treedt in werking op 1 juli 2000.