26 MAART 2009. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap ter uitvoering van artikel 10 van het decreet van 26 juni 2000 houdende oprichting van een sociaal-economische raad van de Duitstalige Gemeenschap
Art. 1-6
Artikel 1. Het werkjaar van de sociaal-economische raad van de Duitstalige Gemeenschap, hierna "SER" genaamd, begint op 1 januari en eindigt op 31 december van datzelfde jaar.
Art.2. De "SER" dient uiterlijk op 30 april van elk jaar zijn balans en resultatenrekening voor het vorige werkjaar in bij de regering van de Duitstalige Gemeenschap.
Daarnaast dient de "SER" uiterlijk op 30 april van elk jaar een afrekening van de begroting in bij de Regering van de Duitstalige Gemeenschap. Die afrekening van de begroting moet zijn opgebouwd volgens het stramien van het door de Regering van de Duitstalige Gemeenschap goed te keuren begrotingsplan, zoals dat is vastgelegd in artikel 11 van het decreet van 26 juni 2000 houdende oprichting van een sociaal-economische raad van de Duitstalige Gemeenschap, en moet naar het vorige werkjaar verwijzen.
Art.3. Met het oog op het toezicht op het effectieve gebruik van de dotatie legt de "SER" de bewijsstukken en de integrale boekhouding op eenvoudig verzoek van de afdeling van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap die voor Tewerkstelling bevoegd is, voor en staat de "SER" toe dat een ambtenaar van het ministerie ter plaatse de boekhouding en de activiteiten controleert.
Art.4. De Regering van de Duitstalige Gemeenschap kan de uitvoering van de controle aan een accountant toevertrouwen.
Art.5. In zijn boekhouding opent de "SER" een rekening die bedoeld is als reservefonds zonder bepaalde aanwending dat gespijsd wordt met de eventuele overschotten op de begroting. Het maximumbedrag van dit reservefonds bedraagt 35.000 EUR. De "SER" zal het bedrag van het maximumfonds jaarlijks bepalen binnen de limiet van bovenvermelde maximumgrens. Het besluit over de vastlegging van het bedrag moet door de Regering worden goedgekeurd.
Art. 6. De voor Tewerkstelling bevoegde Minister wordt belast met de uitvoering van voorliggend decreet.
Eupen, 26 maart 2009.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap :
De Minister-president, Minister van Lokale besturen,
K.-H. LAMBERTZ
De Vice-Minister-president, Minister van Vorming en Werkgelegenheid, Sociale Aangelegenheden en Toerisme,
B. GENTGES