12 AUGUSTUS 2000. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de toepassingsmodaliteiten van de wet tot bepaling van de voorwaarden waaronder de plaatselijke overheden een financiële bijstand kunnen genieten van de staat in het kader van het stedelijk beleid. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-08-2000 en tekstbijwerking tot 25-05-2001).
Art. 1-5
Artikel 1. In dit besluit moet worden verstaan onder:
- de wet : de wet van 17 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden waaronder de plaatselijke overheden een financiële bijstand kunnen genieten van de Staat in het kader van het stedelijk beleid.
- de overeenkomst : de overeenkomst bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de voornoemde wet.
Art.2. De plaatselijke overheden bedoeld in artikel 3 van de wet zijn :
De plaatselijke overheden van de stedelijke centra Antwerpen, Charleroi, Gent (, Oostende, Bergen, La Louvière, Seraing,) en Luik, alsook binnen het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zoals dit wordt omschreven in artikel 2, § 1, van de wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen Brussel, Anderlecht, Sint-Gillis, Sint-Joost-ten-Node, Sint-Jans-Molenbeek, Schaarbeek en Vorst. <KB 2001-09-26/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 29-10-2001>
(De plaatselijke overheden van de stedelijke centra Mechelen en Sint-Niklaas, alsook de stedelijke centra bedoeld in het eerste lid, in het kader van de initiatieven ter verbetering van de maatschappelijke integratie en sociale samenhang, via betere huisvestingsmogelijkheden.) <KB 2005-04-28/36, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 04-06-2005>
Komen evenzeer in aanmerking : de plaatselijke overheden en met name de OCMW's van (...) Leuven, Brugge, Kortrijk, (...) Roeselare, Aalst, Dendermonde, (...) Genk, Hasselt, (...), Moeskroen, (...), Doornik, (...), Verviers, Namen, Elsene, Ukkel en Etterbeek, zoals ingeschreven in het Lente-programma Wie Werkt Wint, goedgekeurd op de Ministerraad van 17 maart 2000. <KB 2001-09-26/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 29-10-2001> <KB 2005-04-28/36, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 04-06-2005>
Art.3. De overeenkomst preciseert ondermeer de omschrijving van de opdrachten toevertrouwd aan de plaatselijke overheid, de te bereiken resultaten, de aanduiding van de verantwoordelijke van het project binnen de plaatselijke overheid en de diensten aangewezen door de federale Staat om na te gaan of de vastgestelde doelstellingen nageleefd worden, zoals omschreven in artikel 4 van de wet.
Art.4. (Er wordt een interministerieel comité opgericht dat bestaat uit de Ministers van Binnenlandse Zaken, Werk, Mobiliteit, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en de Minister belast met het toezicht op de Regie der Gebouwen.) <KB 2005-04-28/36, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 04-06-2005>
Het in het eerste lid bedoelde interministerieel comité legt de ontwerpovereenkomsten ter goedkeuring voor aan de Ministerraad en heeft de supervisie over de goede uitvoering ervan.
Art. 5. Onze Ministers van Werkgelegenheid, van Maatschappelijke Integratie, van Vervoer, van Binnenlandse Zaken en Onze Minister belast met het toezicht op de Regie der Gebouwen en Onze Minister belast met het Grootstedenbeleid zijn belast, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Nice, 12 augustus 2000.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werkgelegenheid
Mevr. L. ONKELINX
Voor de Vice-Eerste Minister,
Minister Van begroting, van Maatschappelijke Integratie en van Sociale Economie, afwezig,
De Minister van Sociale Zaken en Pensioen,
F. VANDENBROUCKE
De Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer,
Mevr. I. DURANT
De Minister van Binnenlandse Zaken,
A. DUQUESNE
De Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en- Participaties,
R. DAEMS
De Minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast met het Grootstedenbeleid,
Ch. PICQUE.