16 JUNI 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 februari 1999 tot vaststelling van de lijst van zorgprogramma's zoals bedoeld in artikel 9ter van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987 en tot aanduiding van de artikelen van de wet op de ziekenhuizen die op hen van toepassing zijn.
Art. 1-3
Artikel 1. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 15 februari 1999 tot vaststelling van de lijst van zorgprogramma's zoals bedoeld in artikel 9ter van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987 en tot aanduiding van de artikelen van de wet op de ziekenhuizen die op hen van toepassing zijn, wordt aangevuld met de volgende bepaling :
" - de cardiale pathologie. ".
Art.2. In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 2bis ingevoegd luidend als volgt :
" Art. 2bis. § 1. Het in artikel 1 bedoelde zorgprogramma "cardiale pathologie" richt zich op :
1° hetzij de diagnose, behandeling, verzorging en revalidatie van patiënten met cardiale problematiek voor zover op dat ogenblik de diagnose bij deze patiënten kan gesteld worden zonder doorgedreven invasieve diagnostische exploratie en hun behandeling geen uitgesproken invasief karakter heeft, hierna genoemd het zorgprogramma "cardiale pathologie" A;
2° hetzij op de diagnose, behandeling, verzorging en revalidatie van patiënten met cardiale problematiek die van de aard is dat :
- een doorgedreven invasieve diagnostische exploratie noodzakelijk is om de diagnose met voldoende zekerheid en accuraatheid te kunnen stellen en/of de juiste therapeutische keuze te kunnen maken;
- en/of een behandeling met uitgesproken invasief karakter noodzakelijk is,
hierna genoemd het zorgprogramma "cardiale pathologie" B;
Bedoeld zorgprogramma bestaat uit drie deelprogramma's, met name het deelprogramma B1 dat de invasieve diagnostiek omvat, het deelprogramma B2, dat de interventionele, niet chirurgische therapie omvat en het deelprogramma B3 dat de cardiochirurgie omvat;
3° hetzij op de diagnose, de behandeling en de begeleiding van patiënten die in aanmerking komen voor de inplanting van een hartstimulator of bij wie reeds een hartstimulator is ingeplant, hierna genoemd zorgprogramma "cardiale pathologie" P;
4° hetzij op uitgebreid elektrofysiologisch onderzoek voor het opwekken en beëindigen van tachycardieën met behulp van drie of meer catheters en de behandeling met ablatietechniek van patiënten met ernstige hartritmestoornissen, hierna genoemd zorgprogramma "cardiale pathologie" E;
5° de behandeling van patiënten met terminaal hartfalen, refractair aan elke medicatie en chirurgische behandeling, hierna genoemd zorgprogramma "cardiale pathologie" T;
6° de diagnose, behandeling, verzorging en revalidatie van patiënten met een congenitale cordiale problematiek, hierna genoemd zorgprogramma "cardiale pathologie" C.
§ 2. De artikelen 15, 68, 71 met uitzondering van de bepaling die de integratie in het in artikel 23 bedoelde programma als erkenningsvoorwaarde oplegt, 72, 73, 74, 75 en 76 van voormelde wet zijn van toepassing op de in § 1, 1°, bedoelde zorgprogramma's A.
De artikelen 15, 23, 44ter, 68, 71, 72, 73, 74, 75 en 76 van voormelde wet zijn van toepassing op de in § 1, 2°, bedoelde zorgprogramma's B. Bovendien is het artikel 44bis van toepassing op het deelprogramma B1.
De artikelen 15, 44ter, 68, 71, 72, 73, 74, 75 en 76 van voormelde wet zijn van toepassing op de in § 1, 3°, 4°, 5°, en 6°, bedoelde zorgprogramma's P, E, T en C.
Art. 3. Onze Minister belast met Volksgezondheid en Pensioenen en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 16 juni 1999.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister belast met Volksgezondheid,
L. VAN DEN BOSSCHE
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. M. DE GALAN