18 JUNI 1999. - Ministerieel besluit betreffende de afmaking van dieren in het kader van de tijdelijke maatregelen ter bestrijding van de dioxineverspreiding en -besmetting. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-06-1999 en tekstbijwerking tot 29-10-1999)
Art. 1-3, 3bis, 4-5
1999016238 1999016239 1999016240 1999016253 1999016254 1999016277 1999016307 1999016346 1999016367 1999016399 1999016400 1999016401 1999016402 1999016413
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
- grenswaarden : de grenswaarden voor de aanwezigheid van residuen van PCB's/dioxines, voorzien in bijlage I bij het ministerieel besluit van 12 juni 1999 tot vaststelling van de modaliteiten van monsterneming en de technische competentie voor de laboratoria voor het opsporen van residuen van PCB's/dioxines in sommige producten van dierlijke oorsprong;
- dieren : de dieren, bedoeld in artikel 1 van het ministerieel besluit van 3 juni 1999 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van de dioxineverspreiding en -besmetting.
Art.2. Bij ontvangst van het resultaat van een analyse afkomstig van een erkend laboratorium die de overschrijding van de grenswaarden aantoont, bezoekt de inspecteur-dierenarts het bedrijf van herkomst van het dier waarvan het monster werd onderzocht.
(Na officiële kennisgeving van het resultaat van de analyse aan de verantwoordelijke van het bedrijf, stelt de inspecteur-dierenarts, rekening houdende met de bedrijfsomstandigheden een bevel tot afmaking op, waarin het aantal, de leeftijd, de eventuele identificatiegegevens, de modaliteiten en de termijn voor de afmaking worden vermeld. Desgevallend stelt hij een bevel tot destructie op voor de dierlijke producten afkomstig van de bovenvermelde dieren. Hij geeft het bevel tot afmaking en desgevallend tot destructie aan de verantwoordelijke.
Een kopie van het bevel tot afmaking en desgevallend tot destructie deelt hij mede aan de burgemeester.) <MB 1999-07-01/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 02-07-1999>
Een kopie van het bevel tot afmaking deelt hij mede aan de burgemeester.
(De inspecteur-dierenarts kan een bevel tot afmaking opstellen voor dieren van een ander bedrijf waarvoor na epidemiologisch onderzoek blijkt dat zij behoren tot dezelfde risicogroep als de dieren bedoeld in het tweede lid of dat zij ervan afstammen.) <MB 1999-09-06/30, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 19-06-1999>
Art.3. De bedrijven die het voorwerp uitmaken van een bewarend beslag wegens de verdenking van besmetting door dioxines moeten overgaan tot een monsterneming overeenkomstig de richtlijnen van de inspecteur-dierenarts voor het verstrijken van het bewarend beslag. Die bedrijven blijven onder beslag tot de opheffing daarvan door de inspecteur-dierenarts, na advies van de Opvolgingscommissie, voorzien bij het ministerieel besluit van 16 juni 1999 tot oprichting van een Opvolgingscommissie voor de opheffing van de bewarende maatregelen inzake dioxinecontaminatie.
Art. 3bis. <Ingevoegd bij MB 1999-10-25/32, art. 1; Inwerkingtreding : 29-06-1999> De kosten van de uitgevoerde analyses in het kader van dit besluit zijn ten laste van de basisallocatie 31/55.2.4.12.91.
Art.4. De bedrijven die het voorwerp uitmaken van een bewarend beslag wegens de verdenking van besmetting door dioxines die niet zijn overgegaan tot een monsterneming, bedoeld in artikel 3, blijven onder beslag en worden onderworpen :
- hetzij aan een monsterneming door de inspecteur-dierenarts op kosten van de verantwoordelijke;
- hetzij aan een bevel tot afmaking overeenkomstig de bepalingen van artikel 2.
Art. 5. <Ingevoegd bij MB 1999-07-01/30, art. 2; Inwerkingtreding : 02-07-1999> De kosten voor het vervoer, het doden, de opslag, het verwerken en het vernietigen van de dieren en de dierlijke producten die in toepassing van de bepalingen van dit besluit op bevel worden vernietigd vallen ten laste van de overheid.
Brussel, 18 juni 1999.
H. VAN ROMPUY