15 JANUARI 1999. - Wet betreffende de Studiecommissie betreffende het lot van de bezittingen van de leden van de Joodse gemeenschap van België, geplunderd of achtergelaten tijdens de oorlog 1940-1945.
Art. 1-9
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art.2. Bij de diensten van de eerste minister wordt opgericht een "Studiecommissie betreffende het lot van de bezittingen van de leden van de Joodse gemeenschap van België, geplunderd of achtergelaten tijdens de oorlog 1940-1945", hierna "de Studiecommissie" genoemd.
Haar opdracht bestaat erin alle opzoekingswerk te verrichten om opheldering te brengen over het lot van de in die omstandigheden achtergelaten bezittingen en de regering daarover verslag uit te brengen binnen twee jaar volgend op haar oprichting. Zij brengt een eerste tussentijds verslag uit binnen zes maanden.
Art.3. Het mandaat van de Studiecommissie kan eventueel door de Koning worden verlengd voor een periode van twee jaar indien bij het verstrijken van de twee jaar, conform artikel 2, tweede lid, zou blijken dat het nodig is dat de Studiecommissie haar werkzaamheden voortzet.
Art.4. De Studiecommissie kan de verwerkingen van persoonsgegevens verrichten welke noodzakelijk zijn voor de uitvoering van haar opdracht omschreven in artikel 2.
Zij kan inzonderheid een gegevensbank oprichten betreffende de personen die het slachtoffer zijn geweest van de anti-joodse maatregelen genomen door de Duitse autoriteiten.
Zij heeft tevens toegang tot het rijksregister van de natuurlijke personen en kan het identificatienummer van bedoeld register gebruiken binnen de grenzen, onder de voorwaarden en voor de doelstellingen die de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit en na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bepaalt.
De ingewonnen persoonsgegevens worden na beëindiging van de werkzaamheden van de Studiecommissie bezorgd aan de regering die na het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer te hebben ingewonnen, over de bestemming ervan beslist.
Art.5. Niettegenstaande enige andere wetsbepaling kan de Studiecommissie door toedoen van haar voorzitter, bij alle openbare overheden alsook bij alle instellingen voor privaatrecht mededeling verkrijgen van alle gegevens en stukken die nuttig zijn voor de tenuitvoerlegging van haar opdracht.
Art.6. Met opsluiting van vijf tot tien jaar wordt gestraft eenieder die documenten of andere dragers van gegevens, die de Studiecommissie kan gebruiken bij het vervullen van haar opdracht, doet verdwijnen, vernietigt, naar het buitenland overbrengt of laat overbrengen of de raadpleging ervan bemoeilijkt.
Art.7. De Koning bepaalt de nadere regels inzake de samenstelling en de werking van de Studiecommissie.
Art.8. _ Het koninklijk besluit van 6 juli 1997 tot oprichting van een Studiecommissie betreffende het lot van de bezittingen van de leden van de Joodse gemeenschap van België, geplunderd of achtergelaten tijdens de oorlog 1940-1945, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 oktober 1997, wordt opgeheven.
Art. 9. Deze wet heeft uitwerking met ingang van 12 juli 1997.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 15 januari 1999.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
T. VAN PARYS
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
T. VAN PARYS