19 MAART 1999. - Koninklijk besluit waarbij aan de Studiecommissie betreffende het lot van de bezittingen van de leden van de Joodse gemeenschap van België, geplunderd of achtergelaten tijdens de oorlog 1940-45 toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en machtiging wordt verleend het identificatienummer van dat register te gebruiken.
Art. 1-5
Artikel 1. Aan de Studiecommissie betreffende het lot van de bezittingen van de leden van de Joodse gemeenschap van België, geplunderd of achtergelaten tijdens de oorlog 1940-45 die is opgericht bij de Diensten van de Eerste Minister, wordt binnen de grenzen, onder de voorwaarden en ten behoeve van de doelstellingen omschreven in de artikelen 2 tot 4 :
1° toegang verleend tot de gegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 6° en 8°, en tweede lid van de wet d.d. 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen;
2° machtiging verleend om het identificatienummer van voornoemd register te gebruiken.
De toegang en het gebruik bedoeld in het eerste lid zijn toegestaan :
a) aan de voorzitter en aan de leden van de commissie die door hem zijn aangewezen;
b) aan de historici en de ambtenaren van niveau 1 die de Diensten van de Eerste Minister en andere ministeries ter beschikking stellen van de Commissie.
Art.2. De gegevens verkregen op grond van artikel 1, eerste lid, 1°, mogen uitsluitend worden aangewend voor de tenuitvoerlegging van de onderzoeksopdracht van de Commissie.
Zij mogen niet aan derden worden medegedeeld.
In verband met de toepassing van het eerste lid worden volgende personen en instanties niet als derden beschouwd :
1° de natuurlijke personen op wie de gegevens betrekking hebben, alsook hun wettelijke vertegenwoordigers en hun rechthebbenden;
2° de openbare overheden en de instellingen aangewezen op grond van artikel 5 van voornoemde wet van 8 augustus 1983.
Art.3. De personen bedoeld in artikel 1, tweede lid, kunnen het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen in hun bestanden en repertoria alleen als identificatie- middel gebruiken :
1° voor interne beheersdoeleinden;
2° in hun relaties met de openbare overheden en instellingen aan wie de machtiging bedoeld in artikel 8 van voornoemde wet van 8 augustus 1983 ook is verleend.
Art.4. De lijst van de personen bedoeld in artikel 1, tweede lid, met vermelding van hun functie en eventueel hun graad, wordt aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bezorgd.
Het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen mag niet worden gereproduceerd op stukken die ter kennis van andere derden dan de overheden en instellingen bedoeld in dit besluit mogen worden gebracht.
Art. 5. Onze Eerste Minister, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie, zijn ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 maart 1999.
ALBERT
Van Koningswege :
De Eerste Minister,
J.-L. DEHAENE
De Minister van Binnenlandse Zaken,
L. VAN DEN BOSSCHE
De Minister van Justitie,
T. VAN PARYS