Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

26 JANUARI 1999. - Wet houdende nieuwe maatregelen ten voordele van de oorlogsslachtoffers. (NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 26-02-1999 en tekstbijwerking tot 05-07-2001)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Commissie van nationale erkentelijkheid.
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Heropening van de termijnen voor het indienen van aanvragen tot het bekomen van een statuut van nationale erkentelijkheid van de oorlog 1940-1945 en van de veldtocht in Korea.
Art. 3-5
HOOFDSTUK IV. - Bepalingen die de leden van de joodse gemeenschap betreffen.
Art. 6-8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1947020502 



Uitvoeringsbesluit(en):

1999022368  1999022369  1999022370  1999022398  2003022086 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK II. - Commissie van nationale erkentelijkheid.
Art.2. § 1. Een Commissie van nationale erkentelijkheid wordt opgericht om de bevoegde Minister advies te verstrekken voor het toekennen van een statuut, dat hij krachtens deze wet eershalve verleent.
  (De minister tot wiens bevoegdheid de oorlogsslachtoffers behoren, kan evenwel in laatste aanleg uitspraak doen over de krachtens deze wet ingediende aanvragen tot erkenning van de statuten als bedoeld in artikel 3, 3°, 4°, 5°, 7°, 8°, 12°, 13°, 16° en 17°, en in de artikelen 6 en 7, op grond van een dossier dat enerzijds, wat de burgerlijke statuten betreft, werd behandeld door de dienst van de oorlogsslachtoffers en anderzijds, wat de militaire statuten betreft, door de centrale dient van de naamrol. Wordt de aanvraag afgewezen, dan dient die beslissing met redenen te worden omkleed.) <W 2001-06-10/46, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 15-07-2001>
  § 2. Voor elk statuut zal, in de schoot van deze Commissie, een kamer worden ingesteld, samengesteld als volgt :
  - een voorzitter;
  - een ambtenaar van de bevoegde administratie;
  - een afgevaardigde van een erkende vaderlandslievende vereniging.
  Plaatsvervangende leden kunnen benoemd worden.
  § 3. De Koning benoemt de leden van de Commissie en regelt haar werkzaamheden.

HOOFDSTUK III. - Heropening van de termijnen voor het indienen van aanvragen tot het bekomen van een statuut van nationale erkentelijkheid van de oorlog 1940-1945 en van de veldtocht in Korea.
Art.3. De termijnen voor het indienen van aanvragen tot het bekomen van de volgende statuten van nationale erkentelijkheid worden heropend :
  1° het statuut van gewapend weerstander, ingesteld bij de besluitwet van 19 september 1945, gewijzigd bij de wetten van 30 mei 1953 en 1 april 1965;
  2° het statuut van inlichtings- en actieagent, ingesteld bij de besluitwet van 16 februari 1946 ter aanvulling en vervanging van de besluitwet van 1 september 1944;
  3° het statuut van gedeporteerde tot de verplichte tewerkstelling, ingesteld bij de besluitwet van 24 december 1946, ingetrokken bij de wet van 7 juli 1953;
  4° het statuut van burgerlijk weerstander en werkweigeraar, ingesteld bij de besluitwet van 24 december 1946, gewijzigd bij de wet van 2 april 1958;
  5° het statuut van buitenlander politiek gevangene, ingesteld bij de wet van 5 februari 1947, gewijzigd bij wet van 10 maart 1954;
  6° het statuut van krijgsgevangene, ingesteld bij de wet van 18 augustus 1947, gewijzigd bij de wetten van 25 februari 1957 en 10 oktober 1967;
  7° het statuut van weerstander door de sluikpers, ingesteld bij de wet van 1 september 1948, gewijzigd bij de wetten van 9 juli 1951 en 24 juli 1952;
  8° het statuut van politiek gevangene en zijn rechthebbenden, geco"rdineerd bij het koninklijk besluit van 16 oktober 1954;
  9° het statuut van lid van de Belgische Strijdkrachten in Groot-Brittannië, ingesteld bij de wet van 21 juni 1960, gewijzigd bij de wetten van 10 oktober 1967 en 10 juli 1969;
  10° het statuut van Belgisch militair die tijdens de verschillende fazen van de oorlog 1940-1945 dienst volbracht heeft, ingesteld bij het koninklijk besluit van 28 augustus 1964;
  11° het statuut van oorlogsvrijwilliger, ingesteld bij het koninklijk besluit van 4 december 1974;
  12° het statuut van weerstander tegen het nazisme, ingesteld bij de wet van 21 november 1974, gewijzigd bij de wet van 4 juni 1982;
  13° het statuut van verplicht ingelijfde, ingesteld bij de wet van 21 november 1974;
  14° het statuut van gemobiliseerde, ingesteld bij het koninklijk besluit van 20 februari 1975;
  15° het statuut van ontvluchte, ingesteld bij het koninklijk besluit van 11 maart 1975, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 maart 1979 en 13 december 1983;
  16° het statuut van zeevisser, ingesteld bij het koninklijk besluit van 8 februari 1984;
  17° het statuut van vrijwilliger bij de Recruteringscentra van het Belgisch Leger, ingesteld bij het koninklijk besluit van 12 april 1990;
  18° het statuut van geïnterneerde-verzetsstrijder, ingesteld bij het koninklijk besluit van 10 december 1990;
  19° het statuut van lid van het Expeditiekorps voor Korea, ingesteld bij het koninklijk besluit van 22 juni 1983, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 oktober 1983.

Art.4. De toekenning van een statuut, ingevolge de heropening van de termijnen bedoeld in artikel 3, kan geen financiële weerslag hebben.

Art.5. § 1. Het statuut wordt verleend aan de aanvrager die voldoet aan de voorwaarden voorzien bij de wetten en besluiten van het betrokken statuut.
  § 2. De aanvragen tot het verkrijgen van het statuut, moeten door de belanghebbenden per aangetekend schrijven worden ingediend bij de Minister, bevoegd inzake de oorlogsslachtoffers, binnen een termijn van 12 maanden vanaf de inwerkingtreding van deze wet.

HOOFDSTUK IV. - Bepalingen die de leden van de joodse gemeenschap betreffen.
Art.6. § 1. Er wordt een statuut van het tijdens de tweede wereldoorlog ondergedoken joodse kind, ingesteld.
  § 2. De toekenning van het statuut bedoeld in § 1 kan geen financiële weerslag hebben.
  § 3. De aanvragen om aanspraak te maken op het statuut van het ondergedoken joodse kind, zullen, per aangetekend schrijven, door de belanghebbenden moeten worden ingediend bij de Minister die bevoegd is inzake burgerlijke oorlogsslachtoffers, binnen een termijn van 12 maanden vanaf de inwerkingtreding van het koninklijk besluit dat dit statuut regelt.

Art.7. § 1. Indien de feiten die aanleiding gaven tot de erkenning als burgerlijk weerstander leden van de joodse gemeenschap ten goede kwamen, kan de begunstigde van dit statuut aanspraak maken op het erediploma van Rechtvaardige.
  § 2. De Koning bepaalt de voorwaarden en de modaliteiten van dit erediploma.

Art. 8. In artikel 1 van de wet van 5 februari 1947 dragende het statuut van de buitenlanders politieke gevangenen, gewijzigd door de wet van 10 maart 1954, worden tussen de woorden "dienden" en "kunnen" de woorden "en de leden van de joodse gemeenschap die op 10 mei 1940 in België verbleven" ingevoegd.
  Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
  Gegeven te Brussel, 26 januari 1999.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Ambtenarenzaken,
  A. FLAHAUT
  Met 's Lands zegel gezegeld :
  De Minister van Justitie,
  T. VAN PARYS