19 AUGUSTUS 1997. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de modaliteiten voor de aanwerving van wetenschappelijke onderzoekers in de universitaire onderwijsinrichtingen en in de federale wetenschappelijke instellingen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-08-1997 en tekstbijwerking tot 27-10-2015)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - De verdeling van de subsidies.
Art. 3-6
HOOFDSTUK III. - Vereffenings- en controlemodaliteiten.
Art. 7-12
HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 13-15
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.In de zin van dit artikel wordt verstaan onder :
a) [1 Instelling : de universitaire onderwijsinrichtingen en de federale wetenschappelijke instellingen die onderzoekers krijgen toegewezen, hetzij :
1° elk van de volgende instellingen, die "instellingen van de eerste groep" worden genoemd :
1) " Université Catholique de Louvain ";
2) " Université Libre de Bruxelles ";
3) " Université de Liège ";
4) " Université de Mons ";
5) " Université de Namur ";
6) " Université Saint-Louis - Bruxelles ";
2° elk van de volgende instellingen, die "instellingen van de tweede groep" worden genoemd :
1) " Katholieke Universiteit Leuven ";
2) " Universiteit Gent ";
3) " Universiteit Antwerpen ";
4) " Vrije Universiteit Brussel ";
5) " Universiteit Hasselt ";
3° de federale wetenschappelijke instellingen waarvan de lijst is opgenomen in artikel 1 van het koninklijk besluit van 30 oktober 1996 tot aanduiding van de federale wetenschappelijke instellingen;]1
b) [1 Operator : de organismen die genieten van subsidies, hetzij :
1° de federale wetenschappelijke instellingen, bedoeld onder a), of hun groeperingen, ieder voor wat haar betreft;
2° het Fonds national de la Recherche scientifique (afgekort : het F.R.S - FNRS) voor wat de instellingen van de eerste groep betreft;
3° het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen (afgekort : het FWO) voor wat de instellingen van de tweede groep betreft;]1
c) Loonkosten : het eigenlijke salaris en de daaraan verbonden werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid als daar reden toe is. Dit begrip omvat tevens het bedrag van het vakantiegeld en de eventuele eindejaarspremie.
d) [1 Administratie : de federale overheidsdienst bevoegd voor het wetenschapsbeleid;]1
e) Minister : de Minister die bevoegd is voor Wetenschapsbeleid.
f) Personeelsbestand : het aantal personeelsleden, in voltijds equivalent, van de operator onderworpen aan de volledige of gedeeltelijke betaling van de sociale zekerheidsbijdragen, afgezien van :
- voor wat betreft het [1 FWO]1. en het [1 F.R.S. - FNRS]1., het personeel aangeworven in het kader van de overeenkomst die op 14 december 1992 werd gesloten tussen de Staat en het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek betreffende een impulsactie voor het fundamenteel onderzoek;
- voor wat betreft de federale wetenschappelijke [1 ...]1 instellingen, het personeel aangeworven in het kader van het programma tot wetenschappelijke ondersteuning van de versterking van het wetenschappelijk en technologisch potentieel van de federale wetenschappelijke instellingen, goedgekeurd door de Ministerraad tijdens zijn zitting van 17 december 1993;
- voor wat betreft alle operatoren, het personeel aangeworven in het kader van het koninklijk besluit van 15 mei 1996 tot vaststelling van de modaliteiten voor de aanwerving van bijkomende onderzoekers in het kader van het meerjarenplan voor de werkgelegenheid.
g) [1 Bijkomende onderzoeker : iedere persoon die aan het geheel van volgende voorwaarden beantwoordt :
1° hij wordt door de operator voor wetenschappelijk onderzoek aangeworven, hetzij in een tijdelijke functie binnen een periode van drie jaar volgend op het behalen van de doctoraatstitel, hetzij in het kader van een specifiek wetenschappelijk project waarvoor een masterdiploma vereist is, voor zover hij in de loop van een periode van twee jaar voorafgaand aan de eerste aanwerving in het kader van dit besluit nog niet als werknemer verbonden was aan de operator;
2° hij kan door de operator aangenomen worden bij overeenkomst;
3° zijn aanwerving zorgt ervoor dat het VTE-volume voor de wetenschappelijke onderzoekers binnen het personeelsbestand van, respectievelijk, het geheel van de federale wetenschappelijke instellingen, het FWO evenals het F.R.S.-FNRS tijdens het academiejaar waarvoor deze subsidies worden toegekend minstens stabiel blijft ten aanzien van het VTE-volume tijdens het voorgaande academiejaar.]1
----------
(1)<KB 2015-10-08/12, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 28-10-2015>
Art.2. § 1. Volgens de voorwaarden vastgelegd door dit besluit en binnen de grenzen van de begrotingskredieten die daartoe zijn ingeschreven in de wet die de algemene uitgavenbegroting van de Staat omvat, kan de Minister aan de operatoren subsidies toekennen met het oog op de aanwerving van bijkomende onderzoekers ten bate van de instellingen waarvoor de operatoren bevoegd zijn.
§ 2. Het bedrag van de subsidie dekt uitsluitend de loonkosten die voortvloeien uit de aanwerving van bovengenoemde bijkomende onderzoekers.
HOOFDSTUK II. - De verdeling van de subsidies.
Art.3.In een [1 ...]1 verhouding van 10 % van het betrokken begrotingskrediet, zijn de in artikel 2 bedoelde subsidies bestemd voor de in artikel 1 bedoelde federale wetenschappelijke en culturele instellingen, op basis van de door die instellingen ingediende aanvragen.
----------
(1)<KB 2015-10-08/12, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 28-10-2015>
Art.4. Het restant van de begrotingskredieten, na aftrek van de in artikel 3 vermelde 10 %, wordt verdeeld op de volgende manier :
a) 44 % ten voordele van de instellingen van de eerste groep in de zin van deze tekst;
b) 56 % ten voordele van de instellingen van de tweede groep in de zin van deze tekst.
Art.5.[1 § 1. De in artikel 4, a), bedoelde begrotingskredieten worden door het F.R.S.-FNRS verdeeld onder de instellingen van de eerste groep, vermeld in artikel 1, a), 1°, van dit besluit.
De in artikel 4, b), bedoelde begrotingskredieten worden door het FWO verdeeld onder de instellingen van de tweede groep, vermeld in artikel 1, a), 2°, van dit besluit.
§ 2. Bij de verdeling, vermeld in paragraaf 1, houden de operatoren rekening met :
1° de kwaliteit van de kandidaten, waaronder wordt verstaan hun onderzoeksvaardigheid, creativiteit, wetenschappelijke zelfstandigheid en het aantal en de kwaliteit van hun publicaties;
2° de kwaliteit van het voorgestelde project, waaronder wordt verstaan de originaliteit, het vernieuwende karakter en de haalbaarheid ervan.]1
----------
(1)<KB 2015-10-08/12, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 28-10-2015>
Art.6. De aan de operator toevertrouwde opdrachten zijn, voor de instellingen die hem aanbelangen :
a) het in ontvangst nemen van de door de instellingen ingediende projecten;
b) de selectie van de projecten die aan de Minister zullen worden voorgelegd;
c) de voorlegging van de weerhouden projecten aan de Minister;
d) de aanwerving, in het kader van een arbeidsovereenkomst, van bijkomende onderzoekers op basis van de bepalingen van de in artikel 2 bedoelde beslissing van de Minister;
e) het toezicht op de naleving van de voorwaarden van dit besluit door de begunstigde instellingen.
HOOFDSTUK III. - Vereffenings- en controlemodaliteiten.
Art.7. § 1. De operatoren die genieten van de bepalingen van dit besluit zullen niet kunnen overgaan tot de aanwerving van onderzoekers vóór de datum van inwerkingtreding van het in artikel 2 van dit besluit bedoelde ministeriële besluit houdende toekenning van subsidies aan de operator.
Dit ministerieel besluit bevat minstens :
a) voor elke begunstigde instelling en per onderzoeksprogramma :
- de titel van het onderzoeksprogramma;
- het aantal bijkomende onderzoekers, in voltijds equivalent, waarvan de aanwerving is goedgekeurd krachtens dit besluit, en hun geschatte loonkosten.
b) het cijfer van het personeelsbestand, in voltijds equivalent, van de operator, onderworpen aan de gedeeltelijke of volledige betaling van de sociale zekerheidsbijdragen, zoals vermeld in de aangifte bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) voor het voorlaatste trimester, voorafgaand aan het trimester tijdens hetwelke het besluit in werking treedt;
c) het bedrag van de toegekende subsidie en de door die subsidie of dotatie gedekte periode en de doeleinden waarvoor de toekenning is bestemd.
§ 2. De Minister bepaalt daarin de voorwaarden en de controlemodaliteiten van de aanwending van de subsidie.
Art.8. Het in artikel 2 bedoelde ministerieel besluit tot toekenning van de subsidie, is van kracht voor een periode van maximaal één jaar. Het kan worden verlengd voor perioden van dezelfde duur.
Het kan op elk moment worden gewijzigd op initiatief van de Minister of op verzoek van de operator opdat deze zou kunnen genieten van federale wets- en reglementaire bepalingen betreffende het wetenschappelijk onderzoek.
Art.9. § 1. Jaarlijks, vóór 30 juni, richt de instelling, als daar reden toe is, aan de operator die haar aanbelangt in het geval van de instellingen van de eerste en de tweede groep, een met redenen omklede aanvraag tot verlenging of wijziging van de bepalingen van het ministerieel besluit.
§ 2. Jaarlijks, vóór 30 augustus, verzoekt de operator de Minister om de verlenging of wijziging van de bepalingen van het ministerieel besluit dat hem aanbelangt.
Art.10. De in artikel 2 bedoelde subsidies maken het voorwerp uit van driemaandelijkse vereffeningen door de administratie.
Art.11.§ 1. Het gebruik van de in artikel 2 bedoelde subsidies is onderworpen aan de controle van de administratie.
§ 2. Jaarlijks, in de loop van de maand die deze van de verjaardag van de datum van inwerkingtreding van het ministerieel besluit dat hem de subsidie toekent, van zijn verlenging of van zijn hernieuwing voorafgaat, maakt de operator, voor de instellingen die hem aanbelangen, aan de administratie een rapport over betreffende het gebruik van de subsidies die betrekking hebben op het voorbije kalenderjaar.
§ 3. [1 Uit het in paragraaf 2 vermelde rapport moet, rekening houdend met de bijkomende onderzoekers aangeworven ingevolge de bepalingen van dit besluit, blijken dat het wetenschappelijke personeelsbestand, in voltijds equivalent, van, respectievelijk, het geheel van de federale wetenschappelijke instellingen, het F.R.S.-FNRS en het FWO minstens stabiel blijft tussen de laatste dag van het voorlaatste trimester voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van het bovengenoemd ministerieel besluit, van zijn laatste hernieuwing of verlenging, en de laatste dag van het voorlaatste trimester voorafgaand aan dit tijdens hetwelk bovengenoemd rapport wordt opgesteld.
Uit het in paragraaf 2 vermelde rapport moet in overeenstemming met artikel 2, § 2, van de wet tot instelling van een programma voor de terbeschikkingstelling van wetenschappelijke onderzoekers ten bate van de universitaire onderwijsinstellingen en de federale wetenschappelijke instellingen, tevens blijken dat de verleende subsidies worden aangewend voor onderzoek als bedoeld in artikel 6bis, § 2, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen.]1
§ 4. De Minister kan de andere minimumnormen waaraan dit rapport moet beantwoorden vastleggen, inzonderheid in termen van wetenschappelijke evaluatie van de projecten van de instellingen die genieten van de bepalingen van dit besluit.
----------
(1)<KB 2015-10-08/12, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 28-10-2015>
Art.12. In geval van niet-naleving van de voorwaarden waaraan de toekenning van de door dit besluit beoogde subsidies is onderworpen, kan de Minister besluiten tot de opschorting van de betaling ervan of tot de volledige of gedeeltelijke terugvordering van de reeds vereffende sommen.
HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art.13. Onverminderd de bepalingen van lid 2 van dit artikel, wordt het koninklijk besluit van 15 mei 1996 tot vaststelling van de modaliteiten voor de aanwerving van bijkomende onderzoekers in het kader van het meerjarenplan voor de werkgelegenheid opgeheven.
Wat evenwel de onderzoekers en hun eventuele plaatsvervangers, die werden aangeworven in het kader van het in het vorig lid vervatte koninklijk besluit van 15 mei 1996 betreft, blijven de artikels 3 tot 5 van dit besluit, waarin de verdeelsleutel van de begrotingskredieten wordt vastgelegd, van toepassing. Dit besluit is van toepassing voor wat betreft de modaliteiten voor de verlenging van hun tewerkstellingscontracten.
Art.14. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 15. Onze Minister van Wetenschapsbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.