Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

17 FEBRUARI 1997. - Wet betreffende de nachtarbeid. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-04-1997 en tekstbijwerking tot 05-01-2001)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan de arbeidswet van 16 maart 1971.
Art. 2-6
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering en aan de wet van 17 maart 1987 betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen.
Art. 7-8
HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 9-12



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1971031602  1978080401  1987012264 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan de arbeidswet van 16 maart 1971.
Art.2. § 1. In hoofdstuk III, afdeling IV, van de arbeidswet van 16 maart 1971 worden de artikelen 35 tot 38, gewijzigd door de wetten van 4 februari 1987, 17 maart 1987 en 21 maart l995 en door het koninklijk besluit nr. 225 van 7 december 1983, vervangen door de volgende bepalingen :
  " Afdeling IV. - Nachtarbeid.
  Onderafdeling 1. - Het verbod op nachtarbeid.
  Art. 35. § 1. De werknemers die onder het toepassingsgebied vallen van hoofdstuk III, afdeling II, zoals vastgesteld door de artikelen 1, 3 en 4 of krachtens deze bepalingen, mogen geen nachtarbeid verrichten.
  § 2. Onder nachtarbeid wordt verstaan de arbeid verricht tussen 20 en 6 uur.
  Onderafdeling 2. - Afwijkingen op het verbod op nachtarbeid.
  Art. 36. In afwijking van artikel 35 mag er nachtarbeid worden verricht voor zover de aard van de werken of de activiteit dit rechtvaardigt :
  1° in hotels, motels, kampeerterreinen, restaurants, restauratiebedrijven, in de traiteurszaken, in de verbruikszalen en drankslijterijen;
  2° in ondernemingen van openbare vertoningen en vermakelijkheden;
  3° in dagbladondernemingen;
  4° in agentschappen voor inlichtingen en reisagentschappen;
  5° in ondernemingen voor scheepsherstellingen en -onderhoud;
  6° in ondernemingen die brandstof en olie voor autovoertuigen in 't klein verkopen, doch enkel wat de werknemers betreft die met de verkoop zijn belast;
  7° in ondernemingen die autoparkeerterreinen exploiteren;
  8° in ondernemingen voor productie, verwerking of overbrenging van gas, electriciteit, stoom of kernenergie en in de ondernemingen voor watervoorziening;
  9° in instellingen of door personen die geneeskundige, profylactische of hygiënische verzorging verlenen;
  10° voor het uitvoeren van landbouwarbeid;
  11° voor het uitvoeren van werken die wegens de aard niet mogen worden onderbroken;
  12° voor het uitvoeren van werken van vervoer, laden en lossen;
  13° in apotheken;
  14° in fotografie- en filmbedrijven, alsook in de bedrijven voor radio- en televisiedistributie en voor radio- en televisie-uitzendingen;
  15° in ondernemingen voor verdeling van petroleumproducten aan particulieren;
  16° voor het uitvoeren van werken van inventarissen en balansen op voorwaarde dat er per werknemer en per kalenderjaar niet meer dan zeven nachten wordt gewerkt;
  17° in artisanale brood- en banketbakkerijen;
  18° in opvoedings- en huisvestingsinrichtingen;
  19° voor het uitvoeren van toezichtswerkzaamheden en bewaking die niet op een ander ogenblik kunnen worden verricht;
  20° voor het schoonmaken, herstellen en onderhouden in zover deze werkzaamheden voor de regelmatige voortzetting van het bedrijf nodig zijn;
  21° in de gevallen bedoeld bij artikel 26 van deze wet.
  Art. 37. § 1. De Koning kan, zo nodig en onder de door Hem te stellen voorwaarden, nachtarbeid toestaan in sommige bedrijfstakken, ondernemingen of beroepen of voor het uitvoeren van sommige werken.
  § 2. Indien de Koning de bevoegdheid die Hem krachtens § 1 is toegekend niet heeft uitgeoefend binnen zes maanden na de inwerkingtreding van dit artikel, zal na verloop van deze termijn de procedure van artikel 38 kunnen worden toegepast om in de volgende gevallen een arbeidsregeling met nachtprestaties in te voeren :
  1° voor het uitvoeren van arbeid in opeenvolgende ploegen;
  2° voor het uitvoeren van werken waarvoor een permanentie noodzakelijk wordt geacht;
  3° in bedrijven waar de verwerkte stoffen zeer snel kunnen ontaarden.
  Onderafdeling 3. - Het invoeren van een arbeidsregeling met nachtprestaties.
  Art. 38. § 1. Is er een vakbondsafvaardiging, dan kan een arbeidsregeling met nachtprestaties maar worden ingevoerd voor de werknemers waarvoor zij bevoegd is en mits er tussen de werkgever en alle organisaties die in deze vakbondsafvaardiging vertegenwoordigd zijn een collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in de zin van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.
  In afwijking van de artikelen 11 en 12 van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen worden de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst die het arbeidsreglement wijzigen, ingevoerd zodra deze collectieve arbeidsovereenkomst werd neergelegd op de griffie van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.
  § 2. In de ondernemingen waar geen vakbondsafvaardiging bestaat wordt een arbeidsregeling met nachtprestaties ingevoerd volgens de bepalingen van de artikelen 11 en 12 van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen.
  § 3. Alvorens de procedures te beginnen bepaald in de §§ 1 en 2, is de werkgever ertoe gehouden de werknemersvertegenwoordigers te raadplegen betreffende de noodzakelijke aanpassingen van de arbeidsvoorwaarden van de werknemers tewerkgesteld in arbeidsregelingen bedoeld in § 4.
  De Koning bepaalt over welke onderwerpen deze raadplegingen tenminste moeten gaan.
  Deze raadplegingen gebeuren in de ondernemingsraad, of bij ontstentenis daarvan, met de vakbondsafvaardiging. Bij ontstentenis van ondernemingsraad en van vakbondsafvaardiging, hebben zij plaats met het personeel.
  Het verslag van deze raadplegingen wordt overgemaakt aan het bevoegde paritair comité. De Koning bepaalt hiertoe de modaliteiten.
  § 4. De Koning bepaalt wat moet worden verstaan onder een arbeidsregeling met nachtprestaties.
  § 5. Een arbeidsregeling met nachtprestaties, ingevoerd overeenkomstig de bepalingen van de §§ 1 en 2, of van de wet van 17 maart 1987 betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen kan maar worden toegepast indien de werkgever de bepalingen respecteert van de collectieve arbeidsovereenkomsten, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de begeleidingsmaatregelen voor ploegenarbeid met nachtprestaties alsook voor andere vormen van arbeid met nachtprestaties en van de collectieve arbeidsovereenkomsten die in uitvoering van deze overeenkomsten zijn gesloten.
  § 6. De Koning kan een andere procedure vastleggen voor de werkgevers die niet vallen onder het toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. Deze procedure laat toe de vermeldingen die zijn opgenomen in het arbeidsreglement te wijzigen zo deze werkgevers onderworpen zijn aan de bepalingen van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen.
  Hij kan voor de werkgevers die niet vallen onder het toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités eveneens voorwaarden vastleggen die gelijkwaardig zijn aan deze die zijn vastgelegd door de bepalingen van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de begeleidingsmaatregelen voor ploegenarbeid met nachtprestaties alsook voor andere vormen van arbeid met nachtprestaties. "
  § 2. In hetzelfde hoofdstuk III, afdeling IV, wordt artikel 38bis, ingevoegd door de wet van 30 juni 1971 en gewijzigd door het koninklijk besluit nr. 225 van 7 december 1983, opgeheven.
  § 3. In de Nederlandse tekst van artikel 17 van dezelfde wet van 16 maart 1971, gewijzigd door de wet van 17 maart 1987, worden de woorden " ploegenarbeid verrichten " vervangen door de woorden " arbeid verrichten in opeenvolgende ploegen ".
  § 4. In de Nederlandse tekst van artikel 22, 1°, van dezelfde wet van 16 maart 1971, gewijzigd door het koninklijk besluit nr. 225 van 7 december 1983, worden de woorden " ploegenarbeid wordt verricht " vervangen door de woorden " arbeid in opeenvolgende ploegen wordt verricht ".

Art.3. In hoofdstuk III van dezelfde wet wordt een nieuwe afdeling V ingevoegd, luidend als volgt :
  " Afdeling V. - Het naleven van de uurroosters
  Art. 38bis. Het is verboden arbeid te doen of te laten verrichten buiten de arbeidstijd vastgesteld in het arbeidsreglement of in het bericht bedoeld in artikel 14, 1°, van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen bij toepassing van artikel 25 van deze wet.
  Het eerste lid is niet van toepassing :
  1° in geval van arbeid om het hoofd te bieden aan een voorgekomen of dreigend ongeval;
  2° in geval van dringende arbeid aan machines of materieel voor zover de uitvoering ervan buiten de normale arbeidsuren onontbeerlijk is;
  3° in geval van arbeid die door een onvoorziene noodzakelijkheid wordt vereist, mits de bij artikel 26, § 1, 3°, bedoelde procedure wordt gerespecteerd;
  4° voor het uitvoeren van werken van inventarissen en balansen op voorwaarde dat er per werknemer en per kalenderjaar niet meer dan zeven dagen wordt gewerkt;
  5° in ondernemingen voor scheepsherstellingen en -onderhoud;
  6° voor het uitvoeren van werken van vervoer, laden en lossen;
  7° in geval van toepassing van de afwijking bedoeld bij artikel 24, § 2, van deze wet. "

Art.4. In hoofdstuk III, afdeling III, van dezelfde wet wordt een artikel 34bis ingevoegd luidend als volgt :
  " Art. 34bis. § 1. Jeugdige werknemers mogen geen nachtarbeid verrichten.
  Jeugdige werknemers ouder dan zestien jaar mogen evenwel in de bij artikel 26 bedoelde gevallen tot 23 uur worden tewerkgesteld. De werkgever die in toepassing van deze afwijking nachtarbeid doet verrichten, brengt dit binnen drie dagen schriftelijk ter kennis van de door de Koning aangewezen ambtenaar.
  De Koning kan, zo nodig en onder de door Hem vast te stellen voorwaarden, toelaten dat er 's nachts wordt gewerkt in bepaalde bedrijfstakken, bedrijven of beroepen voor het uitvoeren van bepaalde werken of voor bepaalde categorieën van jeugdige werknemers.
  De Koning mag deze bevoegdheid enkel uitoefenen voor de jeugdige werknemers ouder dan 16 jaar, tenzij voor een werkzaamheid bedoeld bij hoofdstuk II, afdeling I, onderafdeling 3.
  § 2. Onder nachtarbeid wordt verstaan de arbeid verricht tussen 20 en 6 uur.
  Deze tijdsgrenzen worden vastgesteld op hetzij 22 en 6 uur, hetzij 23 en 7 uur voor de jeugdige werknemers ouder dan 16 jaar die :
  1° arbeid verrichten die wegens de aard niet mag worden onderbroken;
  2° arbeid in opeenvolgende ploegen verrichten.
  § 3. Voor jeugdige werknemers en in geval van toepassing van § 1, derde lid, blijft nachtarbeid verboden tussen middernacht en vier uur. "

Art.5. In hoofdstuk III, afdeling III, van dezelfde wet wordt een artikel 34ter ingevoegd, luidend als volgt :
  " Art. 34ter. De tijd tussen de beëindiging en de hervatting van de arbeid moet uit ten minste twaalf opeenvolgende uren rust bestaan. "

Art.6. In Hoofdstuk III van dezelfde wet wordt een nieuwe afdeling VI ingevoegd, luidend als volgt :
  " Afdeling VI. - Rusttijden.
  Art. 38ter. § 1. De werknemers die onder het toepassingsgebied vallen van hoofdstuk III, afdeling II, zoals vastgesteld door de artikelen 1, 3 en 4 of krachtens deze bepalingen hebben in elk tijdvak van vierentwintig uur tussen de beëindiging en de hervatting van de arbeid recht op ten minste elf opeenvolgende uren rust.
  § 2. Van het in § 1 bepaalde recht kan worden afgeweken :
  1° in de gevallen bedoeld bij artikel 26;
  2° voor werkzaamheden die gekenmerkt worden door opgesplitste werkperiodes;
  3° in geval van continu-arbeid of van arbeid in opeenvolgende ploegen en uitsluitend in het geval van wisseling van ploegen; het is evenwel verboden om een werknemer in twee opeenvolgende ploegen tewerk te stellen;
  4° in de gevallen bedoeld bij een bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst. "

HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering en aan de wet van 17 maart 1987 betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen.
Art.7. Artikel 129, 1°, van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering wordt opgeheven.

Art.8. Artikel 2, 2°, van de wet van 17 maart 1987 betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " 2° het verbod om werknemers 's nachts tewerk te stellen, voorgeschreven door artikel 35 van dezelfde wet; ".

HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art.9. § 1. De bepalingen van artikel 2 van deze wet zijn niet van toepassing op de arbeidsregelingen met nachtprestaties tussen 20 en 6 uur, die op de datum van de inwerkingtreding van deze wet in het arbeidsreglement zijn opgenomen en op die datum daadwerkelijk worden toegepast.
  De vroegere bepalingen van de arbeidswet van 16 maart 1971 blijven op hen van toepassing tot het arbeidsreglement moet melding maken van een wijziging van die arbeidsregeling.
  Vanaf de inwerkingtreding van deze wet zijn deze arbeidsregelingen eveneens toegankelijk voor vrouwelijke werknemers.
  § 2. De in § 1 bedoelde arbeidsregelingen kunnen niet meer worden toegepast indien de werkgever de bepalingen niet respecteert van de collectieve arbeidsovereenkomsten, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de begeleidingsmaatregelen voor ploegenarbeid met nachtprestaties alsook voor andere vormen van arbeid met nachtprestaties en van de collectieve arbeidsovereenkomsten die in uitvoering van deze overeenkomsten zijn gesloten.
  § 3. De werknemers die voor de datum van de inwerkingtreding van deze wet in een onderneming zijn tewerkgesteld in een andere arbeidsregeling dan een arbeidsregeling met nachtprestaties tussen 20 en 6 uur en die vanaf of na de voornoemde datum in dezelfde onderneming worden tewerkgesteld in een arbeidsregeling met nachtprestaties tussen 20 en 6 uur, hebben recht op een proefperiode van drie maanden gedurende welke zij een einde kunnen maken aan hun tewerkstelling in een arbeidsregeling met nachtprestaties tussen 20 en 6 uur, door middel van een opzegging van zeven dagen. Andere modaliteiten of een andere duur voor deze proefperiode kunnen worden vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst.
  De werkgever mag geen handeling stellen die ertoe strekt eenzijdig een einde te maken aan de dienstbetrekking vanaf het ogenblik waarop hij in kennis werd gesteld van de opzegging bedoeld in het vorige lid tot het verstrijken van een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de werkhervatting in een arbeidsregeling zonder prestaties tussen 20 uur en 6 uur, behalve om redenen die vreemd zijn aan dit verzoek om een einde te stellen aan de tewerkstelling in een arbeidsregeling met prestaties tussen 20 uur en 6 uur. De werkgever dient te bewijzen dat zulke redenen voorhanden zijn.
  Zo de ingeroepen reden niet beantwoordt aan het bepaalde (van vorig lid), of bij ontstentenis van reden, zal de werkgever aan de werknemer een forfaitaire vergoeding betalen welke gelijk is aan het loon voor zes maanden, onverminderd de vergoedingen aan de werknemer verschuldigd in geval van verbreking van de arbeidsovereenkomst. <W 1998-12-04/31, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 27-12-1998>
  § 4. Vanaf de inwerkingtreding van deze wet is de werkgever ertoe gehouden de werknemersvertegenwoordigers te raadplegen betreffende de noodzakelijke aanpassingen van de arbeidsvoorwaarden van de werknemers tewerkgesteld in arbeidsregelingen bedoeld in § 1, waarin vrouwen niet mochten tewerkgesteld worden vóór de inwerkingtreding van deze wet.
  De Koning bepaalt over welke onderwerpen deze raadplegingen tenminste moeten gaan.
  Deze raadplegingen gebeuren in de ondernemingsraad, of bij ontstentenis daarvan, met de vakbondsafvaardiging. Bij ontstentenis van ondernemingsraad en van vakbondsafvaardiging, hebben zij plaats met het personeel.
  Het verslag van deze raadplegingen wordt overgemaakt aan het bevoegde paritair comité. De Koning bepaalt hiertoe de modaliteiten.
  § 5. De vervanging van een werknemer gedurende de proefperiode bedoeld in § 3 wordt beschouwd als tijdelijke arbeid in de zin van artikel 1 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers.

Art.10. De paritaire comités en de paritaire subcomités moeten bespreken hoe deze wet en inzonderheid het nieuwe artikel 37 van de arbeidswet van 16 maart 1971 worden uitgewerkt.
  De vergadering waarop deze bespreking zal gehouden worden, moet doorgaan vóór de inwerkingtreding van de andere bepalingen van deze wet.

Art.11. Een jaarlijks verslag over nachtarbeid en de evolutie ervan zal door de Nationale Arbeidsraad worden ter beschikking gesteld van de federale regering en de federale wetgevende Kamers.

Art. 12. § 1. Deze wet treedt in werking een jaar na de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
  Artikel 10 treedt evenwel in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
  § 2. (...) <W 2000-12-14/50, art. 22, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2001>
  Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
  Gegeven te Brussel, 17 februari 1997.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
  Mevr. M. SMET
  Met 's Lands zegel gezegeld :
  De Minister van Justitie,
  S. DE CLERCK