23 APRIL 1996. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 november 1963 tot uitvoering van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.
Art. 1-5
Artikel 1. § 1. In artikel 153quindecies, § 2, eerste en tweede lid, en § 3, eerste en derde lid, van het koninklijk besluit van 4 november 1963 tot uitvoering van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 april 1991, worden de woorden "drie werkdagen" vervangen door de woorden "zeven dagen".
§ 2. Aan artikel 153quindecies van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 april 1991, wordt een § 4 toegevoegd luidend als volgt :
"§ 4. De diensten of inrichtingen die rechthebbenden huisvesten die zijn gerangschikt in de afhankelijkheidscategorieën A, B of C moeten een verzorgingsdossier per rechthebbende bijhouden.
Dat individueel verzorgingsdossier dient minstens de volgende gegevens te bevatten :
a) het plan inzake verzorging en bijstand in de handelingen van het dagelijks leven, dat wordt opgemaakt door de persoon die in de inrichting verantwoordelijk is voor de verzorging, en die de bijdrage van de verschillende categorieën van personeel dat voorzien is in de forfaitaire tegemoetkoming, omschrijft. Dat plan wordt op zijn minst één keer per maand geëvalueerd en aangepast in functie van de ontwikkeling van de zorgafhankelijkheid;
b) in geval het gaat om rechthebbenden die gedesoriënteerd zijn in tijd en ruimte, een preciese opsomming van de verwarrende gedragsstoornissen inzonderheid :
1. uitdrukkingsmoeilijkheden;
2. verbaal storend gedrag;
3. onwelvoeglijk gedrag;
4. rusteloos gedrag;
5. destructief gedrag;
6. verstoord nachtelijk gedrag;
c) voor de technische handelingen die worden verricht door het verpleegkundig en paramedisch personeel dat voorzien is in de forfaitaire tegemoetkoming : de geneeskundige voorschriften, de aard en de frequentie van de technische handelingen en de identiteit van degene die ze heeft toegediend. ".
Art.2. Artikel 153sedecies, § 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 april 1991, wordt vervangen door de volgende bepalingen :
"§ 2. Als het gaat om een rechthebbende die is opgenomen in een rust- en verzorgingstehuis of in een in artikel 34, 12°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, bedoelde inrichting, stelt de adviserend geneesheer de afhankelijkheidscategorie die overeenstemt met de toestand van de rechthebbende, vast, rekening houdende met de in artikel 153quaterdecies bepaalde voorwaarden, alsmede de periode tijdens welke de tegemoetkoming voor verzorging en bijstand in de handelingen van het dagelijks leven wordt toegekend. Die periode, die niet langer dan één jaar mag duren, gaat ten vroegste in de dag van de opneming als de in artikel 153quindecies, § 3, bedoelde aanvraag binnen zeven dagen na de dag van de opneming is ingediend.
Als die termijn van zeven dagen niet in acht wordt genomen, gaat de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging in, de dag van ontvangst van de voormelde aanvraag.
De adviserend geneesheer stelt de afhankelijkheidscategorie vast, hetzij op basis van de in artikel 153quindecies, § 3, bedoelde aanvraag, hetzij na een lichamelijk onderzoek, hetzij op basis van een verslag, daartoe opgesteld door een door hem gemandateerde verpleegkundige na een onderzoek ter plaatse. De adviserend geneesheer kan de behandelende geneesheer vragen hem alle medische informatie te verstrekken die hij nodig acht. De adviserend geneesheer en de door hem gemandateerde verpleegkundige kunnen het in artikel 153quindecies, § 4, bedoelde individueel verzorgingsdossier van de rechthebbende bij het uitvoeren van hun opdracht raadplegen.
In voorkomend geval kan, een maand vóór het verstrijken van de instemming, een verlenging van de in het eerste lid van deze paragraaf bedoelde periode worden aangevraagd door de instelling die instaat voor de verzorging van de rechthebbende, volgens de in artikel 153quindecies, § 3, beschreven procedure. In dat geval stelt de adviserend geneesheer de afhankelijkheidscategorie die overeenstemt met de toestand van de rechthebbende, vast, rekening houdende met de in artikel 153quaterdecies bepaalde voorwaarden, alsmede de periode tijdens welke de tegemoetkoming voor verzorging en bijstand in de handelingen van het dagelijks leven wordt toegekend. Die periode, die niet langer dan één jaar mag duren, gaat ten vroegste in de dag van de indiening van de aanvraag om verlenging bij de verzekeringsinstelling waarbij de rechthebbende is aangesloten of ingeschreven. Het poststempel geldt als bewijs voor de datum van de aanvraag.
Tijdens de voormelde periodes moet volgens dezelfde procedure een aanvraag om herziening van de beslissing van de adviserend geneesheer worden ingediend als de situatie van de rechthebbende zo evolueert dat een andere afhankelijkheidscategorie in overweging zou kunnen worden genomen. In dat geval stelt de adviserend geneesheer de afhankelijkheidscategorie die overeenstemt met de toestand van de rechthebbende, vast, rekening houdende met de in artikel 153quaterdecies bepaalde voorwaarden, alsmede de periode tijdens welke de tegemoetkoming voor verzorging en bijstand in de handelingen van het dagelijks leven wordt toegekend. Die periode, die niet langer dan één jaar mag duren, gaat ten vroegste in de dag van de indiening van de aanvraag om herziening bij de verzekeringsinstelling waarbij de rechthebbende is aangesloten of ingeschreven. Het poststempel geldt als bewijs voor de datum van de aanvraag.
Als de beslissing van de adviserend geneesheer niet overeenstemt met de in artikel 153quindecies, § 3, bedoelde aanvraag, kan een aanvraag om herziening van die beslissing wegens een verergering van de afhankelijkheidsgraad evenwel pas worden ingediend ten minste zes maanden na de datum van de laatste beslissing van de adviserend geneesheer, behalve in geval van een medische of verpleegkundige indicatie die wordt gestaafd door een omstandig verslag van de behandelend geneesheer.
De adviserend geneesheer stelt de rechthebbende uiterlijk de vijftiende dag na ontvangst van de aanvraag in kennis van zijn beslissing. Hij zendt terzelfdertijd een afschrift van deze kennisgeving aan de verzekeringsinstelling waarbij de rechthebbende is aangesloten of ingeschreven en aan de inrichting waarin de rechthebbende is opgenomen.
De adviserend geneesheer kan te allen tijde zijn beslissing herzien. Die nieuwe beslissing moet gemotiveerd zijn en kan geen terugwerkende kracht hebben. ".
Art.3. § 1. In artikel 153septies decies, 2°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 april 1991, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het derde lid wordt aangevuld als volgt :
"Zij blijft geldig voor een periode van maximum één jaar. Tijdens de eerste zes maanden volgend op die beslissing mag geen enkele nieuwe aanvraag wegens verergering van de afhankelijkheidsgraad bij de adviserend geneesheer worden ingediend, behalve in geval van een medische of verpleegkundige indicatie die wordt gestaafd door een omstandig verslag van de behandelend geneesheer. ".
2° het vierde lid wordt vervangen door de volgende bepalingen :
"Van die beslissing wordt kennis gegeven aan de rechthebbende, aan de verzekeringsinstelling waarbij hij is aangesloten of ingeschreven, aan de inrichting waarin hij is opgenomen of aan de verpleegkundige die instaat voor de in het kader van de thuisverpleging vereiste zorg. ".
Art.4. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 5. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 april 1996.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Sociale Zaken,
M. DE GALAN