24 DECEMBER 1996. - Koninklijk besluit houdende coördinatie van wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de organisatie van de openbare kredietsector en van het bezit van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen.
Art. 1-3
BIJLAGE.
Art. N, N1, N2
Artikel 1. Wordt gecoördineerd, overeenkomstig de bij dit besluit gevoegde tekst, de wet van 17 juni 1991 tot organisatie van de openbare kredietsector en van het bezit van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen, zoals gewijzigd door:
1° de wet van 19 juli 1991 tot wijziging van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen en tot vaststelling van een aantal bepalingen betreffende de werking van de Controledienst voor de Verzekeringen;
2° de wet van 22 juli 1991 tot erkenning van afschriften als bewijsmiddel voor de banken, particuliere spaarkassen en verzekeringsondernemingen;
3° de wet van 28 juli 1992 houdende fiscale en financiële bepalingen;
4° de wet van 28 december 1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen;
5° de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen;
6° de wet van 27 december 1993 tot wijziging van de wet van 17 juni 1991 tot organisatie van de openbare kredietsector en van het bezit van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen, alsook van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en het Wetboek der met zegel gelijkgestelde taksen en tot wijziging van het statuut van de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid;
7° de wet van 6 juli 1994 tot wijziging van de wet van 17 juni 1991 tot organisatie van de openbare kredietsector en van het bezit van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen, alsook van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;
8° de wet van 12 december 1994 tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven en van de wet van 17 juni 1991 tot organisatie van de openbare kredietsector en van het bezit van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen;
9° de wet van 23 december 1994 inzake depositobeschermingsregelingen voor de kredietinstellingen;
10° de wet van 4 april 1995 houdende fiscale en financiële bepalingen;
11° de wet van 20 december 1995 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen;
12° het koninklijk besluit van 29 september 1993 tot wijziging van de wet van 17 juni 1991 tot organisatie van de openbare kredietsector en harmonisering van de controle en de werkingsvoorwaarden van de kredietinstellingen;
13° het koninklijk besluit van 20 juli 1994 tot wijziging van het statuut van de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid en tot regeling van de inbreng in de Algemene Spaar- en Lijfrentekas-Holding van de deelneming van de Staat in de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid;
14° het koninklijk besluit van 7 april 1995 tot wijziging van de wet van 17 juni 1991 tot organisatie van de openbare kredietsector en van het bezit van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen en houdende diverse andere bepalingen inzake de verkoop van activa;
15° het koninklijk besluit van 7 oktober 1996 tot wijziging van de wet van 17 juni 1991 tot organisatie van de openbare kredietsector en van het bezit van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen en waarbij de NV. Federale Participatiemaatschappij gelast wordt haar deelneming in het Landbouwkrediet N.V. over te dragen;
16° het koninklijk besluit van 19 december 1996 genomen met toepassing van artikels 2 en 3, § 1, 6°, en § 2 van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, houdende wijziging, wat het Gemeentekrediet van België betreft, van de wetten van 16 april 1963 betreffende de controle van het Gemeentekrediet van België, van 17 juni 1991 tot organisatie van de openbare kredietsector en van het bezit van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen en van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;
17° het koninklijk besluit van 19 december 1996 wijziging, met name wat het Landbouwkrediet NV. betreft, van de wet van 17 juni 1991 tot organisatie van de openbare kredietsector en van het bezit van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen en van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen;
18° het koninklijk besluit van 23 december 1996 houdende wijziging van de wet van 17 juni 1991 tot organisatie van de openbare kredietsector en van het bezit van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen en van diverse andere bepalingen, wat betreft de Nationale Kas voor Beroepskrediet.
Art.2. De coördinatie zal volgende benaming dragen: "Gecoördineerde wet tot organisatie van de openbare kredietsector en van het bezit van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen".
Art.3. Onze Minister van Financiën is gelast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, op 24 december 1996.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën,
Ph. MAYSTADT
BIJLAGE.
Art. N. Bijlage. - Gecoördineerde wet tot organisatie van de openbare kredietsector en van het bezit van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen.
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 31-12-1996, p. 32667-32689).
Art. N1. Bijlage 1. - Niet in de coördinatie opgenomen bepalingen.
Art. 21, leden 3 en 4.
Bij de oprichting van de vennootschap werden de tegoeden van de Spaarkas opgericht binnen de vroegere Algemene Spaar- en Lijfrentekas op de Lijfrente- en Verzekeringskassen en de Rentekas voor Arbeidsongevallen opgericht binnen de vroegere Algemene Spaar- en Lijfrentekas van rechtswege omgezet in vorderingen en werden de verplichtingen van dezelfde Spaarkas tegenover deze kassen, van rechtswege omgezet in schulden. Deze vorderingen en schulden zijn tegenstelbaar aan derden.
Art. 21, lid 3, wet 17 juni 1991, vervangen door art. 18, 4°, KB 29 september 1993.
De Algemene Spaar- en Lijfrentekas-Bank is van rechtswege in de rechten en verplichtingen getreden voor het bestuur van de Spaarkas opgericht binnen de vroegere Algemene Spaar- en Lijfrentekas. De overdracht van die rechten en verplichtingen is tegenstelbaar aan derden.
Art. 21, lid 4, wet 17 juni 1991, vervangen door art. 18, 5°, KB 29 september 1993.
Art. 39, lid 3.
De Algemene Spaar- en Lijfrentekas-Verzekeringen is van rechtswege in de rechten en verplichtingen getreden voor het bestuur van de Lijfrente- en Verzekeringskassen en de Rentekas voor Arbeidsongevallen van de Algemene Spaar- en Lijfrentekas. De overdracht van die rechten en verplichtingen is tegenstelbaar aan derden.
Art. 39, lid 3, wet 17 juni 1991, gewijzigd door art. 25, 4°, KB 29 september 1993.
Art. 40, lid 3, tweede en derde zin.
Zij neemt de bijzondere wettelijke opdrachten over van de Lijfrente- en Verzekeringskassen en de Rentekas voor Arbeidsongevallen van de Algemene Spaar- en Lijfrentekas. Artikel 39, derde lid is van toepassing op de rechten en verplichtingen die aan deze opdrachten zijn verbonden.
Art. 40, lid 3, tweede en derde zin, wet 17 juni 1991, gewijzigd door art. 26, 2°, KB 29 september 1993.
Art. 75, lid 1.
De vennootschap is ontheven van alle verplichtingen die voortvloeien uit de dotatie die werd gevormd overeenkomstig artikel 6 van het koninklijk besluit van 2 juni 1956 houdende omwerking van het statuut van de Nationale Kas voor Beroepskrediet.
Art. 75, lid 1, wet 17 juni 1991, vervangen door art. 7 KB 23 december 1996.
Art. 175, eerste zin.
Het aanvankelijk maatschappelijk kapitaal wordt vastgesteld door de Minister van Financiën op verslag van een bedrijfsrevisor.
Art. 175, eerste zin, wet 17 juni 1991, vervangen door art. 31 KB 7 april 1995.
Art. 212, lid 5.
In afwijking van de artikelen 157 tot 163 en 218 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wordt geen vermeerdering toegepast op iedere voorafbetaling die gedaan is ten laatste binnen een maand na de bekendmaking van de wet van 28 december 1992 in het Belgisch Staatsblad voor de belasting verschuldigd voor het aanslagjaar 1993 door vennootschappen ontstaan uit een in het eerste lid bedoelde verrichting en volgens de voorwaarden en modaliteiten bepaald in uitvoering van artikel 167 van hetzelfde Wetboek.
Art. 212, lid 5, wet 17 juni 1991, ingevoegd door art. 130 wet 28 december 1992.
Art. 213.
Artikel 216 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 216. Het tarief van de vennootschapsbelasting bedraagt :
1° 21,5 pct. voor de Belgische dienst voor bedrijfsleven en landbouw;
2° 5 pct. voor de plaatselijke handelsvennootschappen en de gewestelijke of beroepsverenigingen van die vennootschappen, die tot uitvoering van het statuut van de NV. Beroepskrediet krediet voor ambachtsoutillage mogen verstrekken, alsmede voor de vennootschappen voor huisvestingskrediet als vermeld in artikel 56, § 2, 2°, j".
Art. 213 wet 17 juni 1991, vervangen door art. 35 wet 28 december 1992 en gewijzigd door art. 1 KB 23 december 1996.
Art. 238.
Artikel 42, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 op de bankcontrole en het uitgifteregime voor titels en effecten, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" De voorschriften van het eerste lid, 9° van dit artikel zijn van toepassing op de openbare kredietinstellingen bedoeld in artikel 62 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen. "
Art. 238 wet 17 juni 1991, vervangen door art. 57 KB 7 april 1995 en in een ander hoofdstuk ondergebracht door art. 58 KB 7 april 1995.
Art. 240.
In artikel 1 van de wet van 28 december 1973 betreffende de budgettaire voorstellen 1973-1974 worden volgende wijzigingen aangebracht :
a) In § 2, eerste lid, worden het 1° tot 3° vervangen door volgende bepaling: "1° voor de door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen gecontroleerde kredietinstellingen, bij reglement van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, goedgekeurd door de Minister van Financiën en de Minister van Economische Zaken;" en wordt "4°" vervangen door "2°".
b) In § 3, eerste lid, worden het 1° tot 4° vervangen door volgende bepaling :
"1° voor de kredietinstellingen als bedoeld in § 2, eerste lid, 1°, door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen. "
"2° voor de instellingen als bedoeld in § 2, 2°, gezamenlijk door de Minister van Financiën en de Minister(s) die ook voor deze instellingen bevoegd is (zijn). "
Art. 243.
Artikel 327, § 5, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 5. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen en het Interventiefonds van de Beursvennootschappen lichten onmiddellijk de Minister van Financiën in wanneer zij vaststellen dat een instelling waarover zij de controle uitoefenen heeft bijgedragen tot het opzetten van een mechanisme dat tot doel of tot gevolg heeft inbreuken te organiseren op de fiscale wetgeving en dat een medeplichtigheid insluit tussen de instelling en de cliënt met het oog op belastingontduiking".
Art. 243 wet 17 juni 1991, vervangen door art. 36 wet 28 december 1992.
Art. 252.
Artikel 91, § 2, van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, is niet langer van toepassing vanaf de datum die door de Koning wordt vastgesteld.
Art. 252, lid 1, wet 17 juni 1991, vervangen door art. 6 wet 27 december 1993.
Artikel 91, § 3 van dezelfde wet is niet langer van toepassing op de openbare kredietinstellingen met vennootschapsvorm vanaf het boekjaar waarin deze wet in werking treedt en, voor de andere openbare kredietinstellingen, vanaf het boekjaar waarin zij tot vennootschap zijn omgevormd.
Art. 252, lid 2, wet 17 juni 1991.
Artikel 91, § 3, van dezelfde wet is niet langer van toepassing op het Centraal bureau voor Hypothecair Krediet vanaf het boekjaar waarin het tot publiekrechtelijke vennootschap wordt omgevormd.
Art. 252, lid 3, wet 17 juni 1991, ingevoegd door art. 62 KB 7 april 1995.
Art. 256.
De rechten en verplichtingen van de personeelsleden van de Algemene Spaar- en Lijfrentekas als geregeld door de wet van 16 maart 1865 worden, bij een indeling bij het personeel van de Algemene Spaar- en Lijfrentekas-Bank of de Algemene Spaar- en Lijfrentekas-Verzekeringen, van rechtswege voortgezet ten laste of ten gunste van deze instellingen.
Art. 257.
Met een beslissing van hun directiecomités en na bekrachtiging door hun raden van bestuur, kunnen de Algemene Spaar- en Lijfrentekas-Bank en de Algemene Spaar- en Lijfrentekas-Verzekeringen een einde maken aan het bestuursrechtelijk statuut dat voor hun personeel geldt.
De betrokken beslissingen treden in werking op hetzelfde tijdstip als de collectieve arbeidsovereenkomsten die zullen zijn gesloten in deze instellingen om de arbeidsverhoudingen te regelen tussen deze instellingen en hun personeelsleden die op grond van individuele arbeidsovereenkomsten met deze zijn verbonden.
Aan de personeelsleden van de vennootschappen wordt uiterlijk tien dagen vóór de inwerkingtreding van de beslissingen en van de collectieve arbeidsovereenkomsten een individuele arbeidsovereenkomst ter ondertekening overgelegd. De individuele arbeidsovereenkomsten hebben uitwerking vanaf de datum van vermelde inwerkingtreding.
De personeelsleden die op datum van de inwerkingtreding van de beslissingen geen individuele arbeidsovereenkomst hebben ondertekend, worden geacht niet langer tewerkgesteld te zijn door de vennootschappen. Zij zullen enkel recht hebben op de vergoedingen die worden vastgesteld met toepassing van dezelfde criteria als die gehanteerd door de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
In afwachting dat het eerste en het tweede lid eventueel worden toegepast, kunnen de Algemene Spaar- en Lijfrentekas-Bank en de Algemene Spaar- en Lijfrentekas-Verzekeringen verder personeel aanwerven op grond van een arbeidsovereenkomst.
Leden 1, 2 en 5: art. 257, leden 1, 2 en 5, wet 17 juni 1991.
Leden 3 en 4: art. 257, leden 3 en 4, wet 17 juni 1991, ingevoegd door art. 2 wet 6 juli 1994.
Art. 260.
Artikel 2, § 3, nr. 1, eerste lid van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités wordt als volgt aangevuld :
" met uitzondering van de Nationale Bank van België, het Herdiscontering- en Waarborginstituut, de Commissie voor het Banken Financiewezen, de Federale Investeringsmaatschappij, de NV. Federale Participatiemaatschappij, de NV. Gemeentelijke Holding, de Algemene Spaar- en Lijfrentekas-Bank, de Algemene Spaar- en Lijfrentekas-Verzekeringen de NV. Krediet aan de Nijverheid, de NV. Beroepskrediet, het Landbouwkrediet NV., het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet de Nationale Delcrederedienst. "
Art. 260 wet 17 juni 1991, gewijzigd door artt. 1, 2 en 63 K.B. 7 april 1995, door art. 3, vijfde streepje, KB 19 december 1996 (GK) en door art. 1 KB 23 december 1996.
Art. 262.
De waarborg die, op de dag waarop deze wet in werking treedt, krachtens artikel 3, 3° van de wet van 16 maart 1865, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 1 van 24 december 1980, verbonden is aan de wettelijke en conventionele verplichtingen van de Lijfrente- en Verzekeringskassen en van de Rentekas voor Arbeidsongevallen van de Algemene Spaar- en Lijfrentekas blijft gelden tot deze verplichtingen te niet gaan.
Art. 266.
In artikel 1, eerste lid van het koninklijk besluit nr. 175 van 13 juni 1935 houdende oprichting van een Herdiscontering- en Waarborginstituut, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 67 van 30 november 1939 en de wet van 30 juni 1975, worden de woorden "aan de Belgische banken, de Belgische private spaarkassen" vervangen door de woorden "aan de kredietinstellingen".
Art. 267.
Artikel 3, vierde lid van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij de wet van 30 juni 1975, wordt vervangen door het volgende lid:
" Enkel de kredietinstellingen naar Belgisch recht mogen op deze aandelen inschrijven of ze verwerven. De inschrijvers moeten door de Minister van Financiën worden erkend. Dit geldt eveneens voor de cessionarissen. "
Art. 269.
Het vijfde en zesde lid van artikel 24 van het koninklijk besluit nr. 29 van 24 augustus 1939 betreffende de bedrijvigheid, de inrichting en de bevoegdheden van de Nationale Bank van België, gewijzigd door de wet van 28 juli 1948, worden vervangen door de volgende bepaling :
" Vijf regenten worden voorgesteld door de Minister van Financiën. "
Art. 270.
In de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, worden volgende wijzigingen aangebracht :
1° in artikel 1, eerste lid, littera C, worden de vermeldingen "Algemene Spaar- en Lijfrentekas", "Nationale Kas voor Beroepskrediet", "Nationaal Instituut voor Landbouwkrediet" en "Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet" geschrapt;
2° artikel 1, tweede lid, wordt opgeheven;
3° artikel 11, § 5, wordt opgeheven;
4° artikel 13, § 4, wordt opgeheven;
5° artikel 21 wordt opgeheven.
Art. 271.
In de wetten en besluiten worden de benamingen "Spaarkas van de Algemene Spaar- en Lijfrentekas" "Lijfrente- en Verzekeringskassen en Rentekas voor Arbeidsongevallen van de Algemene Spaar- en Lijfrentekas" vervangen door de benamingen "Algemene Spaar- en Lijfrentekas-Bank" "Algemene Spaar- en Lijfrentekas-Verzekeringen".
Art. 271, lid 1, wet 17 juni 1991, gewijzigd door art. 66, lid 1, KB 7 april 1995.
In de wetten en besluiten wordt de benaming "Nationaal Instituut voor Landbouwkrediet" vervangen door de benaming "Landbouwkrediet NV. ".
Art. 271, lid 2, wet 17 juni 1991, ingevoegd door art. 66, lid 2, KB 7 april 1995.
In de wetten en besluiten wordt de benaming "Nationale Kas voor Beroepskrediet" vervangen door de benaming "NV. Beroepskrediet", worden de woorden "de kredietverenigingen die zijn erkend door de Nationale Kas voor Beroepskrediet" en "de door de Nationale Kas voor Beroepskrediet erkende kredietverenigingen" vervangen door de woorden "de tot het net van het beroepskrediet toegetreden kredietverenigingen", worden de woorden "instellingen erkend door de Nationale Kas voor Beroepskrediet" vervangen door de woorden "tot het net van het beroepskrediet toegetreden instellingen" en worden de woorden "de door de Nationale Kas voor Beroepskrediet erkende vennootschappen voor onderlinge borgstelling" vervangen door de woorden "de tot het net van het beroepskrediet toegetreden vennootschappen voor onderlinge borgstelling".
Art. 271, lid 3, wet 17 juni 1991, ingevoegd door art. 25 KB 23 december 1996.
Art. 274.
Het koninklijk besluit no 427 van 5 augustus 1986 betreffende de financiering van de financiële instellingen van openbaar nut, is niet meer van toepassing op de NV. Federale Participatiemaatschappij, op de ASLK.-Bank en op de ASLK.-Verzekeringen, vanaf 1 oktober 1992, op de NV. Beroepskrediet en het Landbouwkrediet NV., vanaf 1 november 1992, op de NV. Gemeentelijke Holding, vanaf 30 december 1993, en op het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet, vanaf 14 juli 1995.
Art. 274 wet 17 juni 1991, vervangen door art. 68 K.B. 7 april 1995, gewijzigd door art. 1, zesde streepje, KB 19 december 1996 (GK), door art. 1, 8°, KB 19 december 1996 (LK) en door art. 1 KB 23 december 1996.
Art. 275.
Worden opgeheven :
1° de wet van 16 maart 1865 houdende oprichting van een Algemene Spaar- en Lijfrentekas, gewijzigd bij de wet van 21 juni 1894, de wet van 9 augustus 1897, de wet van 30 april 1958, het koninklijk besluit nr. 20 van 23 mei 1967, het koninklijk besluit nr. 44 van 24 oktober 1967, het koninklijk besluit van 15 april 1977 en bij het koninklijk besluit nr. 1 van 24 december 1980;
2° het koninklijk besluit nr. 113 van 27 februari 1935 op de inrichting van het klein beroepskrediet, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 en bij de besluitwet van 23 december 1946;
3° De artikelen 1, 2, tweede zin, en 3 tot 26 van het koninklijk besluit no 226 van 7 januari 1936 houdende instelling van een Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet, gewijzigd door het koninklijk besluit van 14 oktober 1937, het koninklijk besluit no 67 van 30 november 1939, het koninklijk besluit van 3 oktober 1955 en het koninklijk besluit no 58 van 10 november 1967;
4° het koninklijk besluit van 30 september 1937 tot oprichting van een Nationaal Instituut voor Landbouwkrediet, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 67 van 30 november 1939, het koninklijk besluit van 10 november 1955, de wet van 15 april 1958, de wet van 4 april 1963, het koninklijk besluit van 14 april 1965, het koninklijk besluit nr. 57 van 10 november 1967, de wet van 6 december 1974, de wet van 17 juli 1985 en bij de wet van 22 december 1989;
5° het koninklijk besluit van 2 juni 1956 houdende omwerking van het statuut van de Nationale Kas voor Beroepskrediet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 januari 1958, de wet van 14 februari 1962, het koninklijk besluit nr. 59 van 10 november 1967, de wet van 14 maart 1975, de wet van 4 augustus 1978, de wet van 13 juli 1983 en bij de wet van 31 juli 1984;
6° ...
7° het koninklijk besluit nr. 2 van 24 december 1980 betreffende het toezicht op de Spaarkas van de Algemene Spaar- en Lijfrentekas;
8° artikel 48 van de wet van 17 juli 1985 tot wijziging van de wetten op de kredietinstellingen, voornamelijk ter aanpassing aan het recht van de Europese Gemeenschappen.
Sub 1°, 2°, 4° en 5°: art. 275, 1°, 2°, 4° en 5°, wet 17 juni 1991
Sub 3°: art. 275, 3°, wet 17 juni 1991, vervangen door art. 69 K.B. 7 april 1995
Sub 6° en 7° : art. 275, 7° en 8°, wet 17 juni 1991
Art. N2. Bijlage 2. - Overeenstemmingstabel. Wet 17 juni 1991 Gecoordineerde wet Art. 1 Art. 1 Art. 2 Art. 2 Art. 3 Art. 4 Art. 4 Art. 5 Art. 4bis Art. 6 Art. 5 Art. 7 Art. 6 Art. 8 Art. 6bis Art. 9 Art. 7 Art. 10 Art. 8 Art. 11 Art. 9 Art. 12 Art. 10 Art. 13 Art. 11 Art. 14 Art. 12 Art. 15 Art. 13 Art. 16 Art. 14 Art. 17 Art. 15 Art. 18 Art. 16 Art. 19 Art. 17 Art. 20 Art. 18 opgeheven Art. 19 Art. 21 Art. 20 opgeheven Art. 21, leden 1 en 2 Art. 22 Art. 21, leden 3 en 4 niet opgenomen Art. 22 Art. 23 Art. 23 Art. 24 Art. 24 Art. 25 Art. 25 opgeheven Art. 26 opgeheven Art. 27 opgeheven Art. 28 opgeheven Art. 29 opgeheven Art. 30 opgeheven Art. 31 opgeheven Art. 32 opgeheven Art. 33 opgeheven Art. 34 opgeheven Art. 35 opgeheven Art. 36 opgeheven Art. 37 Art. 26 Art. 38 opgeheven Art. 39, leden 1 en 2 Art. 27 Art. 39, lid 3 niet opgenomen Art. 40, behalve lid 3, Art. 28 tweede en derde zin Art. 40, lid 3, tweede niet opgenomen en derde zin Art. 41 Art. 29 Art. 42 Art. 30 Art. 43 opgeheven Art. 44 opgeheven Art. 45 opgeheven Art. 46 opgeheven Art. 47 opgeheven Art. 48 opgeheven Art. 49 opgeheven Art. 50 opgeheven Art. 51 opgeheven Art. 52 opgeheven Art. 53 Art. 31 Art. 54 Art. 32 Art. 55 Art. 33 Art. 56 Art. 34 Art. 57 Art. 35 Art. 58 Art. 36 Art. 59 Art. 37 Art. 60 Art. 38 Art. 61 Art. 39 Art. 62 Art. 40 Art. 63 Art. 41 Art. 64 Art. 42 Art. 65 Art. 43 Art. 66 Art. 44 Art. 67 Art. 45 Art. 68 Art. 46 Art. 69 Art. 47 Art. 70 opgeheven Art. 71 opgeheven Art. 72 Art. 48 Art. 73 Art. 49 Art. 74 opgeheven Art. 75, lid 1 niet opgenomen Art. 75, leden 2 en 3 Art. 50 Art. 76 Art. 51 Art. 77 opgeheven Art. 78 Art. 52 Art. 79 Art. 53 Art. 80 opgeheven Art. 81 opgeheven Art. 82 opgeheven Art. 83. opgeheven Art. 84 opgeheven Art. 85 opgeheven Art. 86 opgeheven Art. 87 opgeheven Art. 88 opgeheven Art. 89 opgeheven Art. 90 Art. 54 Art. 90bis Art. 55 Art. 90ter Art. 56 Art. 90quater Art. 57 Art. 90quinquies Art. 58 Art. 91 Art. 59 Art. 92 opgeheven Art. 93 opgeheven Art. 94 opgeheven Art. 95 opgeheven Art. 96 opgeheven Art. 97 opgeheven Art. 98 opgeheven Art. 99 opgeheven Art. 100 opgeheven Art. 101 opgeheven Art. 102 opgeheven Art. 103 opgeheven Art. 104 opgeheven Art. 105 opgeheven Art. 106 opgeheven Art. 107 opgeheven Art. 108 opgeheven Art. 109 opgeheven Art. 110 opgeheven Art. 111 opgeheven Art. 112 opgeheven Art. 113 opgeheven Art. 114 opgeheven Art. 114bis opgeheven Art. 115 opgeheven Art. 116 opgeheven Art. 117 opgeheven Art. 118 opgeheven Art. 119 opgeheven Art. 120 opgeheven Art. 121 opgeheven Art. 122 opgeheven Art. 123 opgeheven Art. 124 opgeheven Art. 125 opgeheven Art. 126 opgeheven Art. 127 opgeheven Art. 128 opgeheven Art. 129 opgeheven Art. 130 opgeheven Art. 131 opgeheven Art. 132 opgeheven Art. 133 opgeheven Art. 134 opgeheven Art. 135 opgeheven Art. 136 opgeheven Art. 137 opgeheven Art. 138 opgeheven Art. 139 opgeheven Art. 140 opgeheven Art. 141 opgeheven Art. 142 opgeheven Art. 143 opgeheven Art. 144 opgeheven Art. 145 opgeheven Art. 146 opgeheven Art. 147 opgeheven Art. 148 opgeheven Art. 149 opgeheven Art. 150 opgeheven Art. 151 opgeheven Art. 152 opgeheven Art. 153 opgeheven Art. 154 opgeheven Art. 155 opgeheven Art. 156 opgeheven Art. 157 opgeheven Art. 158 opgeheven Art. 159 opgeheven Art. 160 opgeheven Art. 161 opgeheven Art. 162 opgeheven Art. 163 opgeheven Art. 164 opgeheven Art. 165 opgeheven Art. 166 opgeheven Art. 167 opgeheven Art. 168 opgeheven Art. 169 opgeheven Art. 170 opgeheven Art. 171 opgeheven Art. 172 opgeheven Art. 173 Art. 60 Art. 174 opgeheven Art. 175, lid 1, eerste zin niet opgenomen Art. 175, lid 1, tweede zin, Art. 61 en leden 2 en 3 Art. 176 Art. 62 Art. 177 opgeheven Art. 178 Art. 63 Art. 179 opgeheven Art. 180 opgeheven Art. 181 opgeheven Art. 182 opgeheven Art. 183 opgeheven Art. 184 opgeheven Art. 185 opgeheven Art. 186 Art. 64 Art. 187 opgeheven Art. 188 opgeheven Art. 189 Art. 65 Art. 190 opgeheven Art. 191 Art. 66 Art. 192 Art. 67 Art. 193 Art. 68 Art. 194 Art. 69 Art. 195 Art. 70 Art. 196 Art. 71 Art. 197 Art. 72 Art. 198 opgeheven Art. 199 opgeheven Art. 200 opgeheven Art. 201 opgeheven Art. 202 Art. 73 Art. 203 Art. 74 Art. 204 Art. 75 Art. 205 Art. 76 Art. 206 Art. 77 Art. 207 Art. 78 Art. 208 Art. 79 Art. 209 Art. 80 Art. 210 Art. 81 Art. 211 Art. 82 Art. 212, leden 1 tot 4 Art. 83 Art. 212, lid 5 niet opgenomen Art. 213 niet opgenomen Art. 214 opgeheven Art. 215 opgeheven Art. 216 opgeheven Art. 217 opgeheven Art. 218 opgeheven Art. 219 opgeheven Art. 220 opgeheven Art. 221 opgeheven Art. 222 opgeheven Art. 223 opgeheven Art. 224 opgeheven Art. 225 opgeheven Art. 226 opgeheven Art. 227 opgeheven Art. 228 opgeheven Art. 229 opgeheven Art. 230 opgeheven Art. 231 opgeheven Art. 232 opgeheven Art. 233 opgeheven Art. 234 opgeheven Art. 235 opgeheven Art. 236 opgeheven Art. 237 opgeheven Art. 238 niet opgenomen Art. 239 opgeheven Art. 240 niet opgenomen Art. 241 opgeheven Art. 242 opgeheven Art. 243 niet opgenomen Art. 244 opgeheven Art. 245 opgeheven Art. 246 opgeheven Art. 247 opgeheven Art. 248 opgeheven Art. 249 Art. 86 Art. 250 Art. 87 Art. 251 Art. 88 Art. 252 niet opgenomen Art. 253 Art. 89 Art. 254 Art. 90 Art. 255 Art. 84 Art. 256 niet opgenomen Art. 257 niet opgenomen Art. 258 Art. 85 Art. 259 opgeheven Art. 260 niet opgenomen Art. 261 opgeheven Art. 262 niet opgenomen Art. 263 opgeheven Art. 264 opgeheven Art. 265 opgeheven Art. 266 niet opgenomen Art. 267 niet opgenomen Art. 268 opgeheven Art. 269 niet opgenomen Art. 270 niet opgenomen Art. 271 niet opgenomen Art. 272 opgeheven Art. 273 opgeheven Art. 274 niet opgenomen Art. 275 niet opgenomen Art. 276 Art. 3 Art. 277 Art. 91