8 JUNI 1995. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 november 1963 tot uitvoering van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.
Art. 1-14
Artikel 1. Artikel 169, zesde lid van het koninklijk besluit van 4 november 1963 tot uitvoering van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1992 wordt opgeheven.
Art.2. Artikel 171. eerste lid 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 april 1989, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"3. de aard van de bijdragebescheiden, het type van gegevensoverdracht en de gegevens die erop voorkomen die de verzekerbaarheid aanbelangen;"
Art.3. Artikel 195 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 september 1989 en 31 maart 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 195, § 1. De Rijksdienst voor sociale zekerheid deelt voor de bij hem aangesloten werkgevers de identificatiegegevens van de werknemers en de verzekerbaarheidsgegevens, zoals bedoeld bij § 3, van de werknemers voor elk refertejaar mee aan de verzekeringsinstellingen.
Indien de elektronische gegevensoverdracht niet mogelijk blijkt of indien de werknemer niet aangesloten of ingeschreven is bij een verzekeringsinstelling, bezorgt de Rijksdienst voor sociale zekerheid binnen twee weken na vaststelling van de onmogelijkheid om een elektronische bijdragebon door te sturen een papieren bijdragebon aan de werkgever. De werkgever bezorgt de bijdragebon binnen de twee weken aan de werknemer.
De wijze waarop de bijdragebons worden opgemaakt en doorgestuurd wordt vastgesteld door de Minister van Sociale Zaken.
§2. De werkgevers aangesloten bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten of het Nationaal pensioenfonds voor mijnwerkers reiken binnen de twee maanden na de laatste loonuitbetaling van elk jaar of binnen de twee maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst een papieren bijdragebon uit aan hun werknemers.
§ 3. De bijdragebon vermeldt voor elk kwartaal van het refertejaar het loon waarop de bijdrage voor de uitkeringsverzekering en/of de bijdrage voor de geneeskundige verzorgingsverzekering wordt ingehouden, evenals het tijdvak waarop dit loon betrekking heeft zoals die begrippen respectievelijk in de reglementering inzake sociale zekerheid voor werknemers en in reglementering inzake sociale zekerheid voor mijnwerkers en ermee gelijkgestelden omschreven zijn. Voor het opmaken van de bijdragebon wordt het loon beperkt tot de uitkomst van de vermenigvuldiging van het maximum dagloon met het aantal arbeidsdagen. Het maximum dagloon is vastgesteld op 4 385 F voor de voltijds tewerkgestelde werknemers die volgens de vijfdagenweekregeling zijn tewerkgesteld en op 3 654 F voor de voltijdse werknemers tewerkgesteld in een andere regeling, de deeltijds tewerkgestelden, de seizoenarbeiders en de arbeiders bij tussenpozen; die bedragen zijn gekoppeld aan spilindexcijfer 127,50 en worden vanaf 1987 jaarlijks op 1 januari aangepast aan het spilindexcijfer dat is bereikt op 1 juli van het voorgaande jaar.
De bijdragebon vermeldt voor elk kwartaal van het refertejaar eveneens het aantal arbeidsdagen, zoals omschreven in artikel 204 en het aantal dagen gedekt door de vergoeding betaald tijdens de tweede week van het gewaarborgd loon , voor de seizoenarbeiders, de arbeiders bij tussenpozen en de deeltijdse werknemers vermeldt de bijdragebon voor elk kwartaal bovendien met aantal arbeidsuren.
De bijdragebon vermeldt tevens voor de vier kwartalen, van het refertejaar de totale som van het loon, het totale aantal arbeidsdagen, het totale aantal dagen gedekt door de vergoeding betaald tijdens de tweede week van het gewaarborgd loon en, in voorkomend geval, het totale aantal arbeidsuren.
Het bewijs van leerovereenkomst voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst wordt door de werkgever uitgereikt binnen de twee maanden na het einde van het refertejaar of binnen de twee maanden na het einde van de leerovereenkomst. Dit bewijs vermeldt, voor elk kwartaal van het refertejaar 'het aantal arbeidsdagen en -uren. Het vermeldt tevens het totale aantal arbeidsdagen en -uren voor de vier kwartalen samen van het refertejaar."
Art.4. Artikel 195bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 oktober 1967, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Art. 195bis. Indien een werkgever bedoeld hij artikel 195, § 2, die nalaten de bijdragebons op te maken, kan de Dienst voor administratieve controle, op verzoek van de betrokken werknemer, de ontbrekende bijdragebons opmaken en ze hem bezorgen.
Indien de procedure voorzien hij artikel 195, § 1 niet kan worden toegepast, maakt de Dienst voor administratieve controle, op verzoek van de verzekeringsinstellingen en op voorwaarde dat voldoende bewijsmateriaal wordt voorgelegd, de ontbrekende gegevens over aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid, die, deze gegevens volgens de in artikel 195, § 1 bepaalde procedure aan de verzekeringsinstellingen overzendt;
De Dienst voor administratieve controle kan daarenboven aan de benadeelde persoon een verklaring uitreiken die geldt als voorlopige bijdragebon. Aan de hand van deze verklaring en rekening houdend met de andere verzekerbaarheidsgegevens, mogen de verzekeringsinstellingen eventueel voorlopige verzekeringskaarten uitreiken. Deze voorlopige kaarten hebben een geldigheidsduur van drie maanden."
Art.5. Artikel 201, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 april 1989 en 7 december 1989, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Art. 201. In afwijking van het tweede en derde lid moeten de bijdragebescheiden bedoeld bij artikel 194, § 1, 1 tot en met 8, door de gerechtigden aan hun verzekeringsinstelling worden afgegeven binnen de dertig dagen volgend op de aflevering van deze bescheiden.
De verzekerbaarheidsgegevens afgeleid van de driemaandelijkse werkgeversaangiften bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid worden door deze Rijksdienst langs elektronische weg ten laatste op 20 maart van het jaar dat volgt op dat waarop zij betrekking hebben aan de verzekeringsinstellingen overgemaakt.
De werknemers die een papieren bijdragen ontvingen vanwege de Rijksdienst voor sociale zekerheid moeten deze bijdragebon binnen de maand na ontvangst ervan overmaken aan hun verzekeringsinstelling.
Wanneer de gerechtigde de bijdragebescheiden met betrekking tot het kalenderjaar niet heeft afgegeven voor 1 juli van het daaropvolgende jaar, mogen de prestaties voor geneeskundige verstrekkingen verleend vanaf voormelde datum niet worden betaald voor de overhandiging van de bijdragebescheiden."
Art.6. In artikel 204 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 november 1970, 3 september 1971, 12 Juli 1976, 18 mei 1982, 22 april 1985, 13 januari 1986, 3 november 1987, 26 april 1989, 10 mei 1990 en 28 april 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid wordt vervangen door het volgende lid :
"Voor de toepassing van artikel 128, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, moeten de gerechtigden in een tijdvak van zes maanden minimum 120 arbeidsdagen aantonen, zoals dit begrip gedefinieerd is in het kader van de wetgeving betreffende de sociale zekerheid van de werknemers."
2° het derde lid wordt vervangen door het volgende lid :
"In afwijking van de bepalingen van het eerste lid volbrengen de seizoenarbeiders, de arbeiders bij tussenpozen en de deeltijdse werknemers hun wachttijd, indien zij over een periode van zes maanden vierhonderd arbeidsuren presteren. De referteperiode wordt evenwel verlengd tot maximaal achttien maanden voor de seizoenarbeiders, de arbeiders bij tussenpozen en de deeltijdse werknemers die zich wegens hun arbeidsregeling in de onmogelijkheid bevinden hun wachttijd te vervullen binnen zes maanden."
3° in het vijfde lid worden de woorden "ten belope van het aantal arbeidsdagen of -uren", vervangen door de woorden "ten belope van het aantal arbeidsuren".
4° het zesde lid wordt vervangen door het volgende lid :
"Voor de voltijdse werknemers die op permanente wijze tewerkgesteld zijn in een arbeidsregime van vijf dagen per week, wordt het aantal dagen van de vorengenoemde tijdvakken, waarover de wekelijkse activiteit van de werknemer verdeeld is of zou zijn geweest over vijf dagen, vermeerderd met 20 pct., behalve wanneer die dagen werden opgegeven zonder dat rekening is gehouden met die wekelijkse arbeidsregeling. Indien het bekomen resultaat een breuk bevat, dan wordt het resultaat naar de hogere eenheid afgerond."
Art.7. In artikel 204ter, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 april 1989 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 mei 1990, 19 augustus 1991 en 17 december 1992, worden het tweede, derde en vierde lid vervangen door de volgende vier leden :
"Binnen de maand die volgt op het einde van de wachttijd worden voor de gerechtigden bedoeld in artikel 32, eerste lid, 1° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, de gegevens overgemaakt bedoeld in artikel 195, weliswaar beperkt tot de duur van de wachttijd, volgens de procedure vermeld in laatstgenoemd artikel.
Binnen de maand die volgt op het einde van de wachttijd wordt voor de gerechtigden die niet zijn bedoeld in het vorige lid een document afgegeven door de instanties of de personen die voor de betrokken gerechtigden de bijdragebescheiden bedoeld in artikel 194, § 1 afgeven en dat dezelfde gegevens bevat als deze bijdragebescheiden, weliswaar beperkt tot de duur van de wachttijd.
De gerechtigde levert het in het vorige lid bedoelde document of de papieren bijdragebon die hij desgevallend in toepassing van artikel 195, § 1 ontvangt, in bij zijn verzekeringsinstelling binnen de twee maanden na het einde van de wachttijd.
De verzekeringsinstelling gaat na of op basis van de hiervoor vermelde gegevens of documenten de minimumwaarde bereikt wordt in het kader van de verzekering voor geneeskundige verzorging, en desgevallend, van de uitkeringsverzekering; zij vordert eventueel een aanvullende bijdrage, volgens de regels vermeld in artikel 210. Zij gaat hierbij uit van de helft van het jaarlijks minimumloon, evenals van de noemer 120."
Art.8. In artikel 214, § 3, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd het koninklijk besluit van 3 november 1987, worden de woorden "hetzij zestig arbeidsdagen, hetzij tweehonderd arbeidsuren" vervangen door de woorden "tweehonderd arbeidsuren".
Art.9. In artikel 214, § 3bis, vierde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 november 1987, worden de woorden "hetzij twintig arbeidsdagen, hetzij zevenenzestig arbeidsuren" vervangen door de woorden "zevenenzestig arbeidsuren".
Art.10. In artikel 214quater, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 november 1987, worden de woorden "hetzij zestig arbeidsdagen, hetzij tweehonderd arbeidsuren" vervangen door de woorden "tweehonderd arbeidsuren".
Art.11. In artikel 215, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 april 1989, worden de woorden "aantal arbeidsdagen of -uren", vervangen door de woorden "aantal arbeidsuren".
Art.12. In artikel 228, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 juli 1976, 8 maart 1983, 26 april 1989 en 6 april 1990, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) de 1° wordt aangevuld met het volgende lid :
"In afwijking van de bepalingen van het voorgaande lid, moet de seizoenarbeider, de arbeider bij tussenpozen of de deeltijdse werknemer in totaal vierhonderd werkelijke arbeidsuren of daarmee met toepassing van artikel 204, vierde lid, gelijkgestelde uren tellen. De met toepassing van artikel 204, vierde lid, 3, gelijkgestelde uren mogen echter niet in aanmerking genomen worden voor de toepassing van deze bepaling."
B) de 2°, vijfde lid, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Indien de Voltijdse werknemer op permanente wijze tewerkgesteld was in een arbeidsregime van vijf dagen per week, wordt het aantal dagen van vorengenoemde tijdvakken, waarover de wekelijkse activiteit van de werknemer verdeeld is of zou zijn geweest over vijf dagen, vermeerderd met 20 pct., behalve wanneer die dagen werden opgegeven zonder dat rekening is gehouden met die wekelijkse arbeidsregeling. Indien het bekomen resultaat een breuk bevat, wordt het resultaat naar de hogere eenheid afgerond."
C) de 2° wordt aangevuld met het volgende lid :
"In afwijking van de bepalingen van het eerste lid van punt 2°, moet de seizoenarbeider, de arbeider bij tussenpozen of de deeltijdse werknemer over het hiervoren omschreven referentietijdvak een aantal arbeidsuren of hiermee gelijkgestelde uren tellen dat overeenstemt met ten minste 28 arbeidsuren per week of bij gebreke hiervan, een aantal arbeidsuren gelijk aan ten minste driekwart van het aantal arbeidsuren, gepresteerd door een voltijds tewerkgestelde werknemer in een analoge functie in dezelfde onderneming of in dezelfde bedrijfstak. Voor die werknemers worden de periodes van inactiviteit, bedoeld in het eerste lid van punt 2°, voor zover ze samenvallen met periodes tijdens welke de betrokken werknemers normaal wel zouden hebben gewerkt, meegerekend voor het aantal arbeidsuren dat ze tijdens die periodes zouden hebben gepresteerd."
D) de 4° wordt aangevuld met het volgende lid :
"Voor de seizoenarbeiders, de arbeiders met tussenpozen en de deeltijdse werknemers wordt voor de met arbeidsuren gelijkgestelde uren een fictief loon toegepast, dat eveneens wordt bepaald op basis van het gederfde loon dat in aanmerking genomen wordt voor het berekenen van de uitkering."
Art.13. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1995.
Art. 14. Onze Minister van Sociale zaken wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 8 juni 1995,
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. M. DE GALAN