7 APRIL 1995. - Koninklijk besluit tot vastlegging van de modaliteiten om te voldoen aan de toekenningsvoorwaarden tot vermindering van RSZ-werkgeversbijdragen ingevolge een tewerkstellingsakkoord. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-05-1995 en tekstbijwerking tot 21-11-1995.)
Art. 1-10
Artikel 1. De werkgevers die vallen onder de toepassing van een in een paritair comité of subcomité gesloten collectieve arbeidsovereenkomst met directe uitwerking, zoals bepaald in artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 60 van de Nationale Arbeidsraad en die hebben voldaan aan de voorwaarden inzake gelijkwaardig arbeidsvolume en netto aangroei van het aantal werknemers, zoals voorzien in artikel 2 van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling, hebben automatisch recht op een vermindering van de RSZ-werkgeversbijdragen overeenkomstig de bepalingen van artikel 2 van de voornoemde wet van 3 april 1995.
(Het paritair comité of subcomité deelt aan de administrateur-generaal van de Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen mee wanneer een collectieve arbeidsovereenkomst directe uitwerking heeft, zoals bedoeld in artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 60 van de Nationale Arbeidsraad. Een collectieve arbeidsovereenkomst met directe uitwerking dient ten minste een tewerkstellingsbevorderende maatregel ten uitvoer te leggen.) <KB 1995-11-08/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995>
Art.2. De werkgevers die niet onder de toepassing vallen van een in een paritair comité of subcomité gesloten collectieve arbeidsovereenkomst met directe uitwerking, leggen de collectieve arbeidsovereenkomst, de toetredingsakte, de wijziging van het arbeidsreglement, het tewerkstellingsakkoord of iedere andere vorm van toetreding vastgesteld door het paritair comité of het paritair subcomité, zoals bepaald in voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 60, samen met het volledig dossier, neer bij de Griffie van de Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen.
Het origineel dossier wordt vergezeld van een kopie.
Bij de neerlegging deelt de werkgever volgende gegevens mee :
1° naam en adres van de werkgever,
2° inschrijvingsnummer bij de RSZ,
3° het bevoegd paritair comité of subcomité,
4° het feit of een vakbondsafvaardiging werd opgericht, overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5 van de Nationale Arbeidsraad betreffende het statuut van de syndicale afvaardiging van het personeel der ondernemingen.
Art.3. Wanneer de akte bepaald in artikel 2, overeenkomstig de voor. noemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 60 de goedkeuring vereist, legt de Griffie van de Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen deze voor aan het orgaan bevoegd voor het verlenen van deze goedkeuring.
Art.4. Vanaf de datum van neerlegging van het dossier bij de Griffie van de Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen wordt vermoed dat het dossier, overeenkomstig artikel 5 van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 60, volledig is en de gestelde termijnen lopen. Indien de voorzitter van het orgaan bevoegd voor het verlenen van deze goedkeuring vaststelt dat het dossier niet volledig is, meldt hij dit aan de werkgever en worden de voormelde termijnen opgeschort.
Art.5. De voorzitter van het orgaan bevoegd voor het verlenen van de goedkeuring notificeert de beslissing aan de werkgever en zendt hiervan gelijktijdig afschrift aan de Griffie van de Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen.
Art.6. <KB 1995-11-08/32, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995> § 1. De Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen houdt een lijst bij van de collectieve arbeidsovereenkomsten met directe uitwerking, gesloten in de paritaire comités en subcomités.
§ 2. De Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen houdt lijsten bij van de werkgevers, die niet onder de werkingssfeer vallen van een collectieve arbeidsovereenkomst met directe uitwerking, gesloten in een voor hen bevoegd paritair comité of subcomité en die :
1° een collectieve arbeidsovereenkomst, een toetredingsakte, een wijziging van het arbeidsreglement of iedere andere vorm van toetreding vastgesteld door het paritair comité of het paritair subcomité, houdende toetreding tot een collectieve arbeidsovereenkomst zonder directe uitwerking, gesloten in een paritair comité of subcomité, hebben neergelegd en de goedkeuring van voormelde documenten, indien de verplichting tot goedkeuring door het paritair comité of subcomité is voorgeschreven;
2° een collectieve arbeidsovereenkomst of een toetredingsakte, houdende concretisering van een collectieve arbeidsovereenkomst zonder directe uitwerking, gesloten in een paritair comité of subcomité, hebben neergelegd en de goedkeuring van voormelde documenten;
3° een collectieve arbeidsovereenkomst, een toetredingsakte of een wijziging van het arbeidsreglement houdende de toetreding tot de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 61, gesloten in de Nationale Arbeidsraad voor een bedrijfstak die niet onder een opgericht paritair comité ressorteert of wanneer een opgericht paritair comité niet werkt, hebben neergelegd;
4° een collectieve arbeidsovereenkomst of een tewerkstellingsakkoord hebben neergelegd bij gebrek aan een, in het bevoegd paritair comité of subcomité, gesloten collectieve arbeidsovereenkomst in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 60 van de Nationale Arbeidsraad, en de goedkeuring van voormelde documenten.
§ 3. De in dit artikel opgesomde lijsten worden, met het oog op de toepassing van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling, meegedeeld aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
Art.7. De werkgevers die voorkomen op de in artikel 6 vermelde lijst en die hebben voldaan aan de voorwaarden inzake gelijkwaardig arbeids volume en netto-aangroei van het aantal werknemers, zoals voorzien in artikel 2 van voornoemde wet van 3 april 1995, hebben recht op een vermindering van de RSZ-werkgeversbijdragen overeenkomstig de bepalingen van artikel 2 van de voornoemde wet van 3 april 1995.
Art.8. De Minister van Tewerkstelling en Arbeid of de Minister van Sociale Zaken kan met het oog op het indienen van de dossiers respectievelijk betreffende de akten zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 60 van de Nationale Arbeidsraad of betreffende de aanvragen op een vermindering van de RSZ-werkgeversbijdragen, bijkomende maatregelen inzake de administratieve procedure vastleggen.
Art.9. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1995.
Art. 10. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 7 april 1995.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. M. DE GALAN