7 AUGUSTUS 1995. - Koninklijk besluit houdende vaststelling van de gevallen waarin en van de voorwaarden waaronder een vreemdeling, wiens afwezigheid uit het Rijk langer dan één jaar duurt, kan gemachtigd worden er terug te keren. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 02-09-1995 en tekstbijwerking tot 29-08-2008)
Art. 1-7
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit, dient men te verstaan onder :
1° wet van 15 december 1980 : de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwildering van vreemdelingen;
2° Minister : de Minister bevoegd voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Art.2. De vreemdeling wiens afwezigheid uit het Rijk langer dan één jaar duurt, kan door de Minister of door zijn gemachtigde, gemachtigd worden er voor een verblijf van meer dan drie maanden terug te keren, op voorwaarde :
1° dat hij houder is van een geldig paspoort of van een als zodanig geldende reiskaart;
2° dat hij op het tijdstip van zijn vertrek uit België gemachtigd of toegelaten is tot een verblijf van onbeperkte duur in het Rijk of om er zich te vestigen;
3° dat hij bewijst dat hij op het tijdstip van zijn aanvraag niet langer dan vijf jaar afwezig is geweest uit het Rijk;
4° dat hij voldoet aan de voorwaarden gesteld in de artikelen 3, 4 of 5.
Art.3. De vreemdeling die de leeftijd van eenentwintig jaar niet bereikt heeft, kan gemachtigd worden het Rijk terug binnen te komen, indien hij de volgende twee voorwaarden vervult :
1° op het ogenblik van zijn vertrek, vijf jaar op regelmatige en ononderbroken wijze in het Rijk verbleven hebben;
2° om redenen onafhankelijk van zijn wil, van het Rijk verwijderd gehouden zijn.
(De opsluiting van de vreemdeling die het gevolg is van de uitvoering van een strafvonnis voor een strafbaar feit dat hij heeft gepleegd en dat eveneens strafbaar is in Belgisch recht, wordt niet als een omstandigheid onafhankelijk van zijn wil beschouwd.) <KB 2008-07-22/32, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 08-09-2008>
Art.4. De vreemdeling die tenminste eenentwintig jaar oud is, kan gemachtigd worden in het Rijk terug te keren, wanneer hij aan de volgende twee voorwaarden voldoet :
1° op het ogenblik van zijn vertrek, vijftien jaar op regelmatige en ononderbroken wijze in het Rijk verbleven hebben;
2° over voldoende bestaansmiddelen beschikken.
Het bewijs van de bestaansmiddelen kan aangebracht worden door het overleggen van documenten die vaststellen dat de vreemdeling over vervangingsinkomsten beschikt, die in België betaalbaar zijn en voldoende hoog zijn opdat hij niet ten laste van de overheid valt.
Art.5. De vreemdeling geboren in België, alsmede de vreemdeling die de leeftijd van dertig jaar niet bereikt heeft en die krachtens artikel 10 van de wet van 15 december 1980 toegelaten werd in België te verblijven, kan gemachtigd worden in het Rijk terug te keren, op voorwaarde dat hij er op het tien jaar op regelmatige en ononderbroken wijze heeft verbleven.
Art.6. De aanvraag tot machtiging om in het Rijk terug te keren wordt door de vreemdeling ingediend overeenkomstig artikel 9, tweede lid, van de wet van 15 december 1980.
(De vreemdeling die reeds toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf in het Rijk van maximaal drie maanden overeenkomstig Titel I, hoofdstuk II van de wet, of van meer dan drie maanden, kan de aanvraag tot machtiging om in het Rijk terug te keren eveneens indienen bij de burgemeester van de gemeente waar hij verblijft.) <KB 2007-05-17/33, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
Art. 7. Onze Minister bevoegd voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 7 augustus 1995.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
J. VANDE LANOTTE