4 MEI 1994. - DECREET betreffende en de kabelnetten en de vergunning voor het aanleggen en exploiteren ervan en betreffende het bevorderen van de verspreiding en produktie van televisieprogramma's (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-09-2015 en tekstbijwerking tot 01-09-2015)
HOOFDSTUK I. - Inleiding en definities.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Vergunning voor het aanleggen en exploiteren van de kabelradio- en kabeltelevisienetten.
Art. 3-13
HOOFDSTUK III. Niet-openbare televisieverenigingen.
Art. 14-15
HOOFDSTUK IV. - Bevordering van de verspreiding en produktie van televisieprogramma's.
Art. 16-19
HOOFDSTUK V. - Bescherming van minderjarigen.
Art. 20
HOOFDSTUK VI. - Technische bepalingen met betrekking tot de televisieomroeporganisaties en de kabelmaatschappijen.
Art. 21
HOOFDSTUK VII. - Wijzigingen betreffende de Geschillenraad.
Art. 22
HOOFDSTUK VIII. - Strafbepalingen.
Art. 23-24
HOOFDSTUK IX. - Opheffingsbepaling.
Art. 25
HOOFDSTUK X. - Coördinatieopdracht.
Art. 26
HOOFDSTUK I. - Inleiding en definities.
Artikel 1. Dit decreet regelt een aangelegenheid als bedoeld in de artikelen 127 tot 129 van de Grondwet.
Art.2. Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder :
1° kabelradionet : het geheel van de inrichtingen dat door eenzelfde kabelmaatschappij in werking wordt gesteld met het wezenlijk doel klankprogrammasignalen, al dan niet in gecodeerde vorm, via de kabel aan derden door te geven;
2° kabeltelevisienet : het geheel van de inrichtingen dat door eenzelfde kabelmaatschappij in werking wordt gesteld met het wezenlijk doel televisieprogrammasignalen, al dan niet in gecodeerde vorm, via de kabel aan derden door te geven;
3° omroepen : het oorspronkelijk uitzenden via de kabel of draadloos, via zendapparatuur op aarde of aan boord van een satelliet, al dan niet in gecodeerde vorm, van voor ontvangst door het publiek bestemde programma's. Die programma's kunnen bestaan uit klank-, televisie- of andere soorten programma's. Hieronder is ook begrepen het overdragen van programma's tussen ondernemingen met het oog op het doorgeven daarvan aan het publiek. Hieronder zijn niet begrepen communicatiediensten die informatieve gegevens of andere prestaties op individueel verzoek verstrekken zoals telekopiediensten, elektronische databanken en andere soortgelijke diensten;
4° radio-omroeporganisatie : een omroeporganisatie die klankprogramma's en andere klankoverbrengingen, al dan niet in gecodeerde vorm, verzorgt;
5° televisieomroeporganisatie : een omroeporganisatie die televisieprogramma's en andere overbrengingen van beelden of teksten, al dan niet in gecodeerde vorm en/of van klanken vergezeld, verzorgt;
6° omroepprogramma : het geheel van de klankprogramma's van een radio-omroeporganisatie en andere klankoverbrengingen, al dan niet in gecodeerde vorm, en van de televisieprogramma's van de televisieomroeporganisatie en andere overbrengingen van televisiebeelden of teksten, al dan niet in gecodeerde vorm en/of van klanken vergezeld, dat via één kanaal wordt doorgegeven;
7° radio-omroepprogramma : het geheel van de klankprogramma's van een radio-omroeporganisatie en andere klankoverbrengingen, al dan niet in gecodeerde vorm, dat via één kanaal wordt doorgegeven;
8° televisieomroepprogramma : het geheel van de televisieprogramma's van een televisieomroeporganisatie en andere overbrengingen van televisiebeelden of teksten, al dan niet in gecodeerde vorm en/of van klanken vergezeld, dat via één kanaal wordt doorgegeven;
9° programma : het geheel van klank- en/of beeldinhouden of andere signalen, in welke vorm ook, dat onder afzonderlijke titel door een omroeporganisatie wordt aangeboden;
10° kabelmaatschappij : de exploitant van een kabelradio- of kabeltelevisienet;
11° eindontvangtoestel : het toestel dat met een kabelradio- of kabeltelevisienet verbonden is om klank- of televisieprogrammasignalen die door dat net worden doorgegeven, te ontvangen en ogenblikkelijk te reproduceren, ofwel in de vorm van klanken, ofwel in de vorm van beelden, teksten en klanken;
12° collectieve antenne : een inrichting voor het opvangen van omroepuitzendingen waaraan verscheidene toestellen die deze uitzendingen ontvangen zijn verbonden en voor het gebruik waarvan, buiten het aandeel van de gebruiker in de werkelijke kosten die uit de installatie, de werking en het onderhoud van deze inrichting voortvloeien, geen enkel abonnementsgeld wordt geëist;
13° Europese produkties :
1.
a) produkties die afkomstig zijn uit Lid-Staten van de Europese Unie en die voldoen aan de voorwaarden onder 2;
b) produkties die afkomstig zijn uit derde Europese Staten die partij zijn bij het Europees Verdrag inzake grensoverschrijdende televisie van de Raad van Europa en die voldoen aan de voorwaarden onder 2;
c) produkties afkomstig uit andere derde Europese Staten en die voldoen aan de voorwaarden onder 3;
2. de onder 1, a) en b), bedoelde produkties zijn produkties die voornamelijk tot stand zijn gekomen met de hulp van auteurs en medewerkers die in één of meer in de onder 1, a) en b), bedoelde staten wonen en die aan één van de volgende drie voorwaarden voldoen :
a) deze produkties zijn tot stand gebracht door één of meer in één of meer van deze staten gevestigde producenten;
b) de vervaardiging ervan wordt door één of meer in één of meer van deze staten gevestigde producenten gesuperviseerd en daadwerkelijk gecontroleerd;
c) de bijdrage van de coproducenten uit deze staten in de totale kosten van de coproduktie bedraagt meer dan de helft, en de coproduktie wordt niet door één of meer buiten deze staten gevestigde producenten gecontroleerd;
3. de onder 1, c), bedoelde produkties zijn produkties die uitsluitend of in coproduktie met in één of meer Lid-Staten gevestigde producenten zijn vervaardigd door producenten die gevestigd zijn in één of meer derde Europese Staten, die met de Europese Unie volgens de in het Verdrag opgenomen procedures overeenkomsten sluiten en worden als een Europese produktie beschouwd, indien zij voornamelijk vervaardigd zijn met behulp van auteurs en medewerkers die in één of meer Europese Staten wonen;
4. produkties die geen Europese produkties zijn in de zin van 1, maar die voornamelijk met behulp van in één of meer Lid-Staten gevestigde auteurs en medewerkers zijn vervaardigd, worden als een Europese produktie beschouwd naar rato van het aandeel van coproducenten uit de Europese Unie in de totale produktiekosten;
14° Nederlandstalige Europese produkties : produkties zoals omschreven onder 13°, doch in de Nederlandse taal.
HOOFDSTUK II. - Vergunning voor het aanleggen en exploiteren van de kabelradio- en kabeltelevisienetten.
Art.3. Niemand mag een kabelradio- of kabeltelevisienet aanleggen en exploiteren zonder hiertoe - onder de voorwaarden bepaald bij dit decreet - vergund te zijn door de Vlaamse regering. De Vlaamse regering kan bijkomende voorwaarden opleggen.
Deze vergunning kan worden ingetrokken of geschorst ingeval van inbreuk op de bepalingen van dit decreet of op de uitvoeringsbesluiten, onder de voorwaarden door de Vlaamse regering te bepalen.
Art.4. § 1. De vergunning bedoeld in artikel 3 van dit decreet is niet vereist voor de oprichting en de exploitatie van een collectieve antenne uitsluitend ten behoeve van houders van ontvangtoestellen verblijvende in :
1° kamers of appartementen van eenzelfde gebouw of gegroepeerde woningen van instellingen behorende tot de volksgezondheid- of welzijnssector;
2° kamers of appartementen van eenzelfde gebouw waarvan het aantal vijftig niet overschrijdt;
3° woningen die op initiatief van een vennootschap of een instelling die de sociale woningbouw bevordert, tot een gemeenschappelijk geheel gegroepeerd zijn, mits het aantal ervan vijftig niet overschrijdt;
4° gegroepeerde woningen waarvan het aantal vijftig niet overschrijdt;
5° caravans of op percelen van eenzelfde kampeerterrein.
§ 2. Dit artikel heeft, voor die natuurlijke of rechtspersonen die ingevolge vroegere reglementeringen niet vergunningsplichtig waren, slechts uitwerking twee jaar na het inwerkingtreden van dit decreet.
Art.5. § 1. De vergunning bedoeld in artikel 3 van dit decreet kan enkel verleend worden aan een rechtspersoon.
§ 2. De vergunning vermeldt het werkingsgebied, de omroepprogramma's die mogen worden doorgegeven en de diensten die mogen worden aangeboden.
Wijzigingen die betrekking hebben op het doorgeven van nieuwe omroepprogramma's en het aanbieden van nieuwe diensten moeten ter goedkeuring aan de Vlaamse regering worden voorgelegd, die daarbij nagaat of voldaan is aan alle in dit decreet genoemde voorwaarden.
De beslissing tot goedkeuring of weigering dient binnen vier maanden na de aanvraag ter kennis van de kabelmaatschappij te worden gebracht. Vanaf de kennisgeving van de beslissing tot goedkeuring of bij het verstrijken van de beslissingstermijn is de maatschappij gerechtigd de wijziging door te voeren.
Binnen dezelfde termijn verleent of weigert de Vlaamse regering op verzoek van de kabelmaatschappij de in artikel 10, § 2, 5°, bedoelde toestemming.
Tijdens de maanden juli en augustus worden alle termijnen opgeschort.
§ 3. De vergunning is geldig tot het einde van het achttiende kalenderjaar dat volgt op de uitreiking van de vergunning.
Zij wordt verlengd met termijnen van negen jaar, behoudens opzegging door de Vlaamse regering of verzaking door de kabelmaatschappij, te betekenen bij aangetekend schrijven tijdens het eerste semester van het laatste jaar dat de vergunning geldig is.
§ 4. De vergunning is persoonlijk en mag aan een derde slechts overgedragen worden na schriftelijke goedkeuring van de Vlaamse regering.
§ 5. De Vlaamse regering controleert of de exploitatie van de kabelradio- en kabeltelevisienetten geschiedt overeenkomstig de bepalingen van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan.
§ 6. De kabelmaatschappijen die bij het in werking treden van dit decreet beschikken over een vergunning verleend bij toepassing van het koninklijk besluit van 24 december 1966 betreffende de netten voor distributie van radio-omroepuitzendingen in de woningen van derden, behoudens deze vergunning totdat de lopende vergunning verstreken is, mits zij voldoen aan de bepalingen van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan.
Art.6. De Vlaamse regering verleent haar goedkeuring aan de aanleg en exploitatie van de infrastructuur voor het transporteren van radio- of televisieprogrammasignalen naar en tussen de kabelradio- of kabeltelevisienetten en tussen de hoofdstations om deze signalen eventueel op te vangen met het oog op het transport ervan.
Zij kent de frequenties toe. De Vlaamse regering neemt die beslissingen met inachtneming van de bepalingen van het decreet houdende de toekenning van zendvergunningen aan de omroeporganisaties.
Art.7. § 1. De Vlaamse regering stelt de verordeningen van algemeen bestuur en de politieverordeningen vast betreffende de aanleg en de exploitatie van de kabelradio- en kabeltelevisienetten.
§ 2. De Vlaamse regering bepaalt de minimale technische voorschriften waaraan de kabelradio- en kabeltelevisienetten alsook de collectieve antennes moeten voldoen. In bijzondere gevallen kan de Vlaamse regering speciale voorwaarden opleggen teneinde de kwaliteit van een net waarvan de werking gebrekkig is, te verbeteren.
Art.8.§ 1. De kabelmaatschappijen hebben het recht de kabels en de bijhorende uitrustingen van hun kabelradio- en kabeltelevisienetten op hun kosten, op of onder de pleinen, wegen, straten, paden, waterlopen en vaarten die deel uitmaken van het openbaar domein te laten aanleggen en te onderhouden op voorwaarde dat zij zich gedragen naar de wetten en besluiten van het openbaar domein en dat zij het gebruik waartoe het dient eerbiedigen.
Vooraleer dit recht uit te oefenen, onderwerpt de belanghebbende kabelmaatschappij het plan van de plaats en bijzonderheden van de aanleg van de geleidingen aan de goedkeuring van de overheid van wie het openbaar domein afhangt.
Deze overheid beslist binnen drie maanden te rekenen van de datum waarop het plan werd ingezonden. Zij geeft de belanghebbende kabelmaatschappij kennis van haar beslissing.
Na het verstrijken van deze termijn geldt het stilzwijgen van de overheid als goedkeuring.
Ingeval van blijvende onenigheid wordt beslist bij besluit van de Vlaamse regering.
De openbare overheden hebben in elk geval het recht om de inrichting of het plan van een aanleg, evenals de daarmee verband houdende werken, later op hun onderscheidenlijk domein te doen wijzigen. Worden wijzigingen opgelegd ofwel om reden van de openbare veiligheid, ofwel tot behoud van het natuurschoon, ofwel in het belang van de wegen, waterlopen, vaarten of van een openbare dienst, ofwel als gevolg van een verandering die de aangelanden aan de toegangen tot de eigendommen langsheen de gebezigde wegen hebben toegebracht, dan zijn de kosten van de werken ten laste van de kabelmaatschappij; in de andere gevallen komen ze ten laste van de overheid die de wijzigingen oplegt. Deze overheid mag vooraf een kostenbegroting eisen en, in geval van onenigheid, zelf de werken doen uitvoeren.
§ 2. De kabelmaatschappijen hebben tevens het recht om voor de aanleg van de kabels en de bijhorende uitrustingen van hun kabelradio- en kabeltelevisienetten, op blijvende wijze steunen en ankers aan te brengen op de muren en gevels die uitgeven op de openbare weg en hun kabels in open en onbebouwde grond aan te leggen of zonder vasthechting noch aanraking boven de private eigendommen te laten doorgaan.
De werken mogen slechts aanvangen nadat aan de eigenaars, volgens de gegevens van het kadaster, aan de huurders en de bewoners een behoorlijk aangetoonde schriftelijke kennisgeving is gedaan.
De uitvoering van de werken heeft geen buitenbezitstelling tot gevolg.
Het plaatsen van steunen en ankers op muren of gevels kan de eigenaar niet hinderen in zijn recht zijn goed af te breken of te herstellen.
De ondergrondse kabels en steunen geplaatst in een open en onbebouwde grond dienen, op verzoek van de eigenaar, te worden weggenomen indien deze zijn recht om te bouwen of te omheinen uitoefent. De kosten van het wegnemen zijn ten laste van de kabelmaatschappij.
De eigenaar dient evenwel ten minste drie maanden vóór het aanvangen van de in het vierde en vijfde lid bedoelde werken, de kabelmaatschappij hiervan bij een ter post aangetekende brief te verwittigen.
§ 3. De vergoedingen voor schade wegens de aanleg of de exploitatie van een kabelradio- en kabeltelevisienet vallen ten laste an de kabelmaatschappij die aansprakelijk blijft voor al de voor derden schadelijke gevolgen.
§ 4. De kabelmaatschappij is verplicht onmiddellijk gevolg te geven aan elke vordering van de Vlaamse regering, van het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie en [1 Proximus]1 of van enige dienst of enig bedrijf voor elektriciteitsvoorziening om elke storing in of nadelige invloed op de werking van de telefoon- of telegraafinstallaties of van de installaties voor elektriciteitsvoorziening onverwijld te doen ophouden. Bij gebreke daarvan worden de nodig geachte maatregelen, met inbegrip van het verplaatsen van de kabels en bijhorende inrichtingen, door de betrokken diensten of bedrijven getroffen op kosten en risico van de kabelmaatschappij.
----------
(1)<W 2015-08-10/26, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 22-06-2015>
Art.9. De Vlaamse regering is bevoegd om op ieder ogenblik de conformiteit te controleren van de kabelradio- en kabeltelevisienetten en van hun exploitatie, met de voorschriften van dit decreet en van de uitvoeringsbesluiten ervan.
Art.10. § 1. De kabelmaatschappij moet gelijktijdig en in hun geheel de volgende omroepprogramma's op haar kabelradio- en/of kabeltelevisienet doorgeven :
1° alle radio- en televisieomroepprogramma's van de openbare omroeporganisatie van de Vlaamse Gemeenschap bestemd voor de kijkers en de luisteraars in het werkingsgebied van het kabelradio- of kabeltelevisienet voor zover de uitzendingen onder meer gebeuren in het Nederlands;
2° televisieomroepprogramma's van de door de Vlaamse regering erkende niet-openbare televisievereniging die zich tot de gehele Vlaamse Gemeenschap richt, bedoeld onder artikel 7, 1°, a), van het decreet van 28 januari 1987 betreffende het overbrengen van klank- en televisieprogramma's in de radiodistributie- en televisiedistributienetten en betreffende de erkenning van niet-openbare televisieverenigingen voor zover de uitzendingen onder meer gebeuren in het Nederlands;
3° televisieomroepprogramma's van door de Vlaamse regering erkende niet-openbare regionale televisieverenigingen voor zover de uitzendingen onder meer in het Nederlands gebeuren en rekening houdend met hun zendgebied. Zij worden kosteloos doorgegeven via een eigen kanaal op het kabeltelevisienet. De kosteloosheid slaat zowel op de aanvoer als op het doorgeven van het omroepprogramma.
De Vlaamse regering kan na advies van de Vlaamse Mediaraad afwijkingen op het doorgeven via een eigen kanaal toestaan;
4° evenveel radio- en televisieomroepprogramma's van de openbare omroeporganisaties van de Franse en Duitstalige Gemeenschappen van België die zich tot de gehele betrokken Gemeenschap richten, als de Vlaamse regering vaststelt dat in die Gemeenschappen de radio- en televisieomroepprogramma's van de openbare omroeporganisatie van de Vlaamse Gemeenschap in alle kabelnetten worden doorgegeven en voor zover de betrokken omroeporganisatie in die Gemeenschap onderworpen is aan het toezicht dat wordt uitgeoefend op omroeporganisaties die zich tot het publiek in die Gemeenschap richten en het toezicht ook effectief betrekking heeft op de naleving van het Europees recht, inzonderheid inzake auteursrechten en naburige rechten en de internationale verbintenissen van de Europese Unie en voor zover de betrokken omroeporganisatie en de door haar uitgezonden programma's geen gevaar opleveren voor de openbare orde, de goede zeden of de openbare veiligheid in de Vlaamse Gemeenschap.
§ 2. Onverminderd het bepaalde in § 1 mag de kabelmaatschappij de volgende omroepprogramma's op haar kabelradio- of kabeltelevisienet doorgeven :
1° televisieomroepprogramma's van de door de Vlaamse regering erkende niet-openbare televisieverenigingen die niet onder de toepassing van artikel 10, § 1, vallen;
2° radio- en televisieomroepprogramma's van de openbare omroeporganisaties van de Franse en Duitstalige Gemeenschappen van België die zich tot de gehele betrokken Gemeenschap richten en die niet onder de toepassing van artikel 10, § 1, vallen voor zover de betrokken omroeporganisatie in die Gemeenschap onderworpen is aan het toezicht dat wordt uitgeoefend op omroeporganisaties die zich tot het publiek in die Gemeenschap richten, het toezicht ook effectief betrekking heeft op de naleving van het Europees recht, inzonderheid inzake auteursrechten en naburige rechten en de internationale verbintenissen van de Europese Unie en voor zover de betrokken omroeporganisatie en de door haar uitgezonden programma's geen gevaar opleveren voor de openbare orde, de goede zeden of de openbare veiligheid van de Vlaamse Gemeenschap;
3° - televisieomroepprogramma's van de niet-openbare omroeporganisaties van de Franse en Duitstalige Gemeenschappen die zich tot de gehele betrokken Gemeenschap richten voor zover de betrokken omroeporganisatie in de betrokken Gemeenschap onderwerpen is aan het toezicht dat wordt uitgeoefend op omroeporganisaties die zich tot het publiek in die Gemeenschap richten en dat toezicht ook effectief betrekking heeft op de naleving van het Europees recht, inzonderheid inzake auteursrechten en naburige rechten en de internationale verbintenissen van de Europese Unie en voor zover de betrokken omroeporganisatie en de door haar uitgezonden programma's geen gevaar opleveren voor de openbare orde, de goede zeden of de openbare veiligheid in de Vlaamse Gemeenschap;
- televisieomroepprogramma's van de betaalomroeporganisaties van die Gemeenschappen voor zover de Vlaamse regering vaststelt dat in die Gemeenschappen de niet-openbare betaalomroepen van de Vlaamse Gemeenschap in de kabelnetten worden doorgegeven en voor zover de betrokken omroeporganisatie in die Gemeenschap onderworpen is aan het toezicht dat wordt uitgeoefend om omroeporganisaties die zich tot het publiek in die Gemeenschap richten en dat toezicht ook effectief betrekking heeft op de naleving van het Europees recht, inzonderheid inzake auteursrechten en naburige rechten en de internationale verbintenissen van de Europese Unie en voor zover de betrokken omroeporganisatie en de door haar uitgezonden programma's geen gevaar opleveren voor de openbare orde, de goede zeden of de openbare veiligheid in de Vlaamse Gemeenschap;
4° radio- en televisieomroepprogramma's van de omroeporganisaties gemachtigd door de regering van een andere Lid-Staat van de Europese Unie dan België en voor zover de betrokken omroeporganisatie in die Lid-Staat onderworpen is aan het toezicht dat wordt uitgeoefend op omroeporganisaties die zich tot het publiek in die Lid-Staat richten en dat toezicht ook effectief betrekking heeft op de naleving van het Europees recht, inzonderheid inzake auteursrechten en naburige rechten en de internationale verbintenissen van de Europese Unie en voor zover de betrokken omroeporganisatie en de door haar uitgezonden programma's geen gevaar opleveren voor de openbare orde, de goede zeden of de openbare veiligheid in de Vlaamse Gemeenschap;
5° mits vooraf toestemming wordt verleend door de Vlaamse regering die ter zake voorwaarden kan opleggen, de radio- en televisieomroepprogramma's gemachtigd door de regering van landen, waar zij gevestigd zijn, die niet tot de Europese Unie behoren en voor zover de uitzendingen onder meer gebeuren in de taal of in één van de talen van dat land;
6° andere radio-omroepprogramma's met uitsluiting van de radio-omroepprogramma's van lokale radio's;
7° maximaal twee geregistreerde eigen radio-omroepprogramma's voor zover ze uitsluitend bestaan uit doorlopende muziek.
§ 3. De Vlaamse regering kan, wanneer zij meent dat omroepprogramma's van niet-openbare televisieverenigingen van belang zijn, na advies van de Vlaamse Mediaraad en rekening houdend met de financiële, technische en organisatorische voorwaarden voor het gebruik van het net, aan de kabelmaatschappij de verplichting opleggen die omroepprogramma's door te geven of kan de voorwaarden bepalen waaronder de omroepprogramma's zullen worden doorgegeven.
Art.11. Behoudens toestemming van de Vlaamse regering, die daaraan voorwaarden kan verbinden, is het een kabelmaatschappij verboden langs het kabelradio- of kabeltelevisienet andere klank- of televisieprogramma's door te geven of diensten aan te bieden dan die waarvan het doorgeven krachtens dit decreet is toegelaten.
Een kabelmaatschappij mag nochtans de abonnees door middel van een klank- of beeldbericht inlichten omtrent de doorgegeven programma's en diensten en de moeilijkheden die de werking van het net beïnvloeden, het ene en het andere zonder commentaar of reclame.
Art.12. De kabelmaatschappijen sturen elk jaar vóór 31 maart aan de Vlaamse regering een verslag waarin voor het voorgaande jaar onder meer melding wordt gemaakt van het aantal abonnees, de doorgegeven omroepprogramma's en de aangeboden diensten.
Art.13. De Vlaamse regering stelt het bedrag vast dat moet worden betaald door de houders van de vergunning voor de dekking van de kosten voor het uitreiken, het wijzigen of het toezicht op de vergunning. Zij bepaalt de betalingsmodaliteiten van deze rechten.
HOOFDSTUK III. Niet-openbare televisieverenigingen.
Art.14. In artikel 7 van het decreet van 28 januari 1987 betreffende het overbrengen van klank- en televisieprogramma's in de radiodistributie- en teledistributienetten en betreffende de erkenning van niet-openbare televisieverenigingen wordt aan 3° toegevoegd : " Behoudens afwijkingen toegestaan door de Vlaamse regering worden de programma's gecodeerd doorgegeven. "
Aan hetzelfde artikel wordt een 4° toegevoegd luidt als volgt :
" 4° Niet-openbare televisieverenigingen die zich met andere soorten van diensten richten tot het publiek of een deel ervan. Deze diensten kunnen, al dan niet tegen betaling, geheel of gedeeltelijk doorgegeven worden via gecodeerde signalen. De Vlaamse regering kan bijkomende voorwaarden voor erkenning van deze niet-openbare televisieverenigingen opleggen. "
In hetzelfde decreet wordt een artikel 7bis ingevoegd dat luidt als volgt :
" Artikel 7bis. Voor elk omroepprogramma is een erkenning vereist. Met omroepprogramma wordt bedoeld het geheel van klankprogramma's van een radio-omroeporganisatie en andere klankoverbrengingen, al dan niet in gecodeerde vorm, en van de televisieprogramma's van een televisieomroeporganisatie en andere overbrengingen van televisiebeelden of teksten, al dan niet in gecodeerde vorm en/of van klanken vergezeld, dat via één kanaal wordt doorgegeven. "
Art.15. De televisieomroeporganisaties van of erkend door de Vlaamse Gemeenschap maken elk jaar vóór 31 maart aan de Vlaamse regering melding van alle omroepprogramma's of diensten van derden die, hoewel ze geen deel uitmaken van het eigen omroepprogramma van de televisieomroeporganisatie, worden doorgegeven, al dan niet in gecodeerde vorm, via het kanaal waarop ook het eigen erkend omroepprogramma van de televisieomroeporganisatie wordt doorgegeven.
HOOFDSTUK IV. - Bevordering van de verspreiding en produktie van televisieprogramma's.
Art.16. De televisieomroeporganisaties, zich richtend tot de gehele Vlaamse Gemeenschap, reserveren het grootste gedeelte van hun niet aan nieuws, uitzendingen van sportwedstrijden, spel, reclame of teletekst gewijde zendtijd voor Europese produkties. De Vlaamse regering bepaalt, naargelang het type van televisieomroeporganisatie, de juiste omvang van het aandeel Europese produkties en het aandeel nederlandstalige Europese produkties in de programmering van de televisieomroeporganisaties evenals de wijze waarop dit aandeel geleidelijk bereikt dient te worden.
Art.17. § 1. De televisieomroeporganisaties, zich richtend tot de gehele Vlaamse Gemeenschap, reserveren ten minste één tiende van hun niet aan nieuws, uitzendingen van sportwedstrijden, spel, reclame of teletekst gewijde zendtijd voor produktie die vervaardigd zijn door van de televisieomroeporganisaties onafhankelijke producenten.
De Vlaamse regering bepaalt het (aandeel) nederlandstalige Europese produkties binnen dit percentage evenals de wijze waarop deze quota geleidelijk bereikt dienen te worden. <Erratum B.St. 22-10-1994, p. 26743>
§ 2. De in § 1 van dit artikel genoemde quota dienen te worden bereikt door een gedeelte te reserveren voor recente produkties, dat wil zeggen voor produkties die binnen een periode van vijf jaar nadat zij gemaakt zijn, worden uitgezonden. De Vlaamse regering bepaalt de juiste omvang van dit gedeelte recente Europese produkties en van het gedeelte recente nederlandstalige Europese produkties, evenals de wijze waarop dit gedeelte geleidelijk bereikt dient te worden.
Art.18. De televisieomroeporganisaties zich richtend tot de gehele Vlaamse Gemeenschap leggen elk jaar vóór 31 maart aan de Vlaamse regering een verslag voor over de wijze waarop aan de bepalingen van de artikelen 16 en 17 voldaan werd.
Art.19. Behoudens andersluidende overeenkomsten tussen de houders van de rechten en de televisieomroeporganisaties, zenden deze laatste geen films uit binnen een termijn van twee jaar na de aanvang van de exploitatie ervan in de bioscopen in één van de Lid-Staten van de Europese Unie.
Deze termijn wordt ingekort tot één jaar ingeval van coprodukties van films waaraan de televisieomroeporganisatie heeft meegewerkt.
HOOFDSTUK V. - Bescherming van minderjarigen.
Art.20. § 1. De omroeporganisaties mogen geen programma's uitzenden die de lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling van minderjarigen ernstig zouden kunnen aantasten, inzonderheid programma's met pornografische scènes of met nodeloos geweld.
Deze bepaling geldt ook voor programma's waarop het voorgaande niet van toepassing is, maar die toch de schade kunnen toebrengen aan de fysieke, mentale of zedelijke ontwikkeling van minderjarigen, tenzij door keuze van het tijdstip van uitzending of door technische maatregelen gewaarborgd wordt dat minderjarigen in het zendgebied de uitzendingen normaliter niet kunnen zien of beluisteren.
§ 2. De programma's van de omroeporganisaties mogen niet aansporen tot haat op grond van ras, geslacht, godsdienst of nationaliteit.
§ 3. De Vlaamse regering kan het doorgeven van een programma schorsen wanneer dit een duidelijke, belangrijke en ernstige inbreuk vormt op de bepalingen van dit hoofdstuk en wanneer de betrokken omroep in de voorgaande twaalf maanden al tenminste tweemaal een inbreuk gepleegd heeft op dezelfde bepalingen.
De Vlaamse regering zal hiertoe voorafgaandelijk de betrokken omroeporganisatie en in het geval van een omroeporganisatie uit een Lid-Staat van de Europese Unie, de Europese Commissie, schriftelijk in kennis stellen van de ten laste gelegde inbreuken en van het voornemen om beperkingen aan het doorgeven op te leggen indien nogmaals een dergelijke inbreuk gepleegd wordt.
Indien, in het geval van een buitenlandse omroeporganisatie, binnen een termijn van vijftien dagen, te rekenen vanaf deze kennisgeving, overleg met de Lid-Staat van de Europese Unie van waaruit uitgezonden wordt, niet tot een minnelijke schikking heeft geleid en de ten laste gelegde inbreuk blijft doorgaan, wordt de voorlopige schorsing effectief.
HOOFDSTUK VI. - Technische bepalingen met betrekking tot de televisieomroeporganisaties en de kabelmaatschappijen.
Art.21. De Vlaamse regering kan aan de televisieomroeporganisaties en aan de kabelmaatschappijen technische voorschriften opleggen.
HOOFDSTUK VII. - Wijzigingen betreffende de Geschillenraad.
Art.22. § 1. In artikel 21 van het decreet van 27 maart 1991 houdende het statuut van de Nederlandse Radio- en Televisieuitzendingen in België, Omroep van de Vlaamse Gemeenschap, wordt vóór het enige lid het volgende lid ingevoegd :
" In de programma's wordt elke vorm van discriminatie geweerd. De programmaopbouw geschiedt derwijze dat hij geen aanleiding geeft tot discriminatie tussen de onderscheiden ideologische of filosofische strekkingen. "
§ 2. Het decreet van 28 januari 1987 betreffende het overbrengen van klank- en televisieprogramma's in de radiodistributie- en teledistributienetten en betreffende de erkenning van niet-openbare televisieverenigingen, wordt als volgt gewijzigd :
1° in artikel 14, § 1, worden de woorden " een Geschillenraad voor niet-openbare televisieverenigingen " vervangen door de woorden " de Vlaamse Geschillenraad voor radio en televisie ";
2° aan artikel 14, § 1, wordt toegevoegd in fine :
" van artikel 5, 8°, van het decreet van 7 november 1990 houdende organisatie en erkenning van lokale radio's, van artikel 21 van het decreet van 27 maart 1991 houdende het statuut van de Nederlandse Radio- en Televisieuitzendingen in België, Omroep van de Vlaamse Gemeenschap, en van artikel 4, 9° en 14°, van het decreet van 23 oktober 1991 houdende organisatie en erkenning van niet-openbare regionale televisieverenigingen ";
3° in artikel 14, § 2, worden tussen de woorden " kan " en " uiterlijk de vijftiende dag... " de woorden : " op straffe van onontvankelijkheid " ingevoegd;
4° in artikel 14, § 3, 2°, worden de woorden " op het scherm brengen " vervangen door de woorden " uit te zenden ";
5° artikel 14, § 3, 3°, wordt opgeheven.
HOOFDSTUK VIII. - Strafbepalingen.
Art.23. Onverminderd de beschikkingen van artikel 3 en van artikel 20, § 3, worden de inbreuken op de bepalingen van Hoofdstuk II en V en van de uitvoeringsbesluiten gestraft met een geldboete van duizend tot vijfhonderdduizend frank.
Alle bepalingen van het Eerste Boek van het Strafwetboek, hoofdstuk VII, en artikel 85 niet uitgezonderd, zijn van toepassing op de misdrijven omschreven in dit decreet.
Art.24. Hij die :
1° toestellen of onderdelen ervan fabriceert, te koop of te huur aanbiedt, verkoopt, verhuurt, invoert, verdeelt, promoot of installeert, die bestemd zijn om op bedrieglijke wijze :
a) programma's te ontvangen die via het kabelradio- of kabeltelevisienet doorgegeven worden;
b) televisieprogramma's te ontvangen die enkel tegen bijkomende betaling bovenop de prijs van het kabelabonnement en/of het kijk- en luistergeld worden aangeboden aan het publiek;
2° met het oog op het gebruik ervan, die toestellen of onderdelen ervan koopt, huurt of in zijn bezit heeft; wordt gestraft met een geldboete van zesentwintig tot honderdduizend frank.
HOOFDSTUK IX. - Opheffingsbepaling.
Art.25. § 1. Hoofdstuk II en artikel 10 van het decreet van 28 januari 1987 betreffende het overbrengen van klank- en televisieprogramma's in de radiodistributie- en teledistributienetten en betreffende de erkenning van niet-openbare televisieverenigingen worden opgeheven.
§ 2. In artikel 8, § 1, van het decreet van 28 januari 1987 betreffende het overbrengen van klank- en televisieprogramma's in de radiodistributie- en teledistributienetten en betreffende de erkenning van niet-openbare televisieverenigingen worden de woorden " waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is in het Nederlands taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad " opgeheven.
§ 3. Het besluit van de Vlaamse Executieve van 11 mei 1988 betreffende het aandeel eigen culturele produkties in de programmering van de niet-openbare televisieverenigingen, bekrachtigd bij decreet van 13 juli 1988, wordt opgeheven.
HOOFDSTUK X. - Coördinatieopdracht.
Art. 26. § 1. De Vlaamse regering kan dit decreet en de hiernavolgende wetten, decreten en de bij decreet bekrachtigde besluiten van de Vlaamse regering codificeren, en hun bepalingen coördineren met elkaar en met de bepalingen die deze op het tijdstip van de coördinatie impliciet zouden gewijzigd hebben.
§ 2. De in § 1 bedoelde wetten, decreten en besluiten zijn :
1° de wet van 6 februari 1987 betreffende de radiodistributie- en de teledistributienetten en betreffende de handelspubliciteit op radio en televisie;
2° het decreet van 28 januari 1987 betreffende het overbrengen van klank- en televisieprogramma's in de radiodistributie- en de teledistributienetten en betreffende de erkenning van niet-openbare televisieverenigingen;
3° het decreet van 27 maart 1991 houdende het statuut van de Nederlandse Radio- en Televisieuitzendingen in België, Omroep van de Vlaamse Gemeenschap;
4° het decreet van 7 november 1990 houdende organisatie en erkenning van lokale radio's;
5° het decreet van 23 oktober 1991 houdende organisatie en erkenning van niet-openbare regionale televisieverenigingen;
6° het decreet van 12 juni 1991 tot regeling van de reclame en sponsoring op radio en televisie;
7° het decreet van 13 juli 1988 houdende bekrachtiging van besluiten van de Vlaamse Executieve van 11 mei 1988, getroffen ter uitvoering van artikel 8, §§ 2 en 4, artikel 9, § 1, en artikel 10 van het decreet van 28 januari 1987 betreffende het overbrengen van klank- en televisieprogramma's in de radiodistributie- en teledistributienetten en betreffende de erkenning van niet-openbare televisieverenigingen;
8° het besluit van de Vlaamse Executieve van 11 mei 1988 houdende de criteria met betrekking tot de duur van de erkenningen van niet-openbare televisieverenigingen;
9° het besluit van de Vlaamse Executieve van 11 mei 1988 betreffende het programma-aanbod van niet-openbare televisieverenigingen;
10° het besluit van de Vlaamse Executieve van 11 mei 1988 betreffende de voorwaarden tot erkenning van niet-openbare televisieverenigingen;
11° het decreet van 14 juli 1993 houdende de toekenning van zendvergunningen aan de omroeporganisaties;
12° het decreet van 15 december 1993 tot wijziging van het decreet van 27 maart 1991 houdende het statuut van de Nederlandse Radio- en Televisieuitzendingen in België, Omroep van de Vlaamse Gemeenschap en tot wijziging van het decreet van 12 juni 1991 tot regeling van de reclame en sponsoring op radio en televisie.
§ 3. Met het oog op de coördinatie en codificatie, kan de Vlaamse regering :
1° de volgorde, de nummering van de te coördineren bepalingen en in het algemeen de teksten naar de vorm wijzigen;
2° de verwijzingen die voorkomen in de te coördineren bepalingen met de nieuwe nummering overeenbrengen;
3° zonder afbreuk te doen aan de beginselen die in de te coördineren bepalingen vervat zijn, de redactie ervan wijzigen teneinde ze onderling te doen overeenstemmen en eenheid in de terminologie te brengen;
4° de structuur en de terminologie van de wetten, decreten en besluiten aanpassen en de teksten ervan onderling beter op elkaar afstemmen.
§ 4. De in § 1 bedoelde coördinatie en codificatie zal het volgende opschrift dragen : " Decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, gecoördineerd op... ".
§ 5. Het in § 1 bedoelde besluit van de Vlaamse regering wordt bekrachtigd door de Vlaamse Raad.