3 MEI 1994. - Ministerieel besluit betreffende de premie ten behoeve van producenten van schapevlees. - (NOTA 1 : Opgeheven voor het Waalse Gewest door BWG 2002-12-19/11, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002) (NOTA 2 : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap door MB 2003-11-28/41, art. 15; Inwerkingtreding : 01-01-2002). (NOTA 3 : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap vanaf het verkoopseizoen 2005-2006 bij BVR2005-07-08/37, art. 18, 1°) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 23-06-1994 en tekstbijwerking tot 04-08-2005)
Art. 1-2
Rechten uit de nationale reserve.
Art. 3
Rechten uit de extra reserve voor de probleemgebieden.
Art. 4
Overdrachten.
Art. 5-6
Premieaanvraag.
Art. 7, 7bis, 8-9, 9bis, 10-11, 11bis, 12-13
Artikel 1. (Zie nota onder het opschrift) Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder koninklijk besluit : het koninklijk besluit van 3 mei 1994 betreffende de premie ten behoeve van producenten van schapevlees.
Art.2. (Zie nota onder het opschrift) Het bij artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit voorziene percentage voor de aanleg van de nationale reserve wordt vastgesteld op 1,5 %.
Rechten uit de nationale reserve.
Art.3. (Zie nota onder het opschrift) § 1. In toepassing van artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit, worden de premierechten uit de nationale reserve toegekend aan de producenten die :
A. regelmatig een aanvraag voor de ooienpremie hebben ingediend,
- maar slachtoffer geweest zijn van uitzonderlijke omstandigheden die er hebben toe geleid dat voor het verkoopseizoen 1991 geen premieaanvraag kon worden ingediend of dat de premieaanvraag lager was dan de premieaanvragen van voorgaande verkoopseizoenen, als gevolg van een bevolen slachting van geheel of van een deel van het ooienbestand in het kader van de officiële veeziektenbestrijding dan wel van een afslachting op advies en onder toezicht van de officiële diergeneeskundige instanties of als gevolg van een vernietiging of onteigening van het bedrijf, en dit in de periode van 1 januari 1990 tot 29 januari 1991;
- slachtoffer geweest zijn van uitzonderlijke omstandigheden die er hebben toe geleid dat voor het verkoopseizoen 1992 geen premieaanvraag kon worden ingediend als gevolg van een bevolen slachting van geheel of van een deel van het ooienbestand in het kader van de officiële veeziektenbestrijding dan wel van een afslachting op advies en onder toezicht van de officiële diergeneeskundige instanties of als gevolg van een vernietiging of onteigening van het bedrijf, en dit in de periode van 1 januari 1991 tot 29 januari 1992;
B. voor het verkoopseizoen 1992 voor het eerst de premie hebben aangevraagd en bekomen en voor het verkoopseizoen 1993 eveneens een geldige premieaanvraag hebben ingediend;
§ 2. De krachtens § 1A toegekende rechten zijn gebaseerd op de premieaanvraag van het verkoopseizoen voorafgaand aan de uitzonderlijke omstandigheden.
De krachtens § 1B toegekende rechten zijn gebaseerd op de situatie van het bedrijf tijdens de premiecampagne voor het verkoopseizoen 1992. (Na toepassing van artikel 12, § 1, 2de lid van verordening (EEG) nr. 3567/92 worden aan de betrokken producenten 3 rechten toegekend.) <MB 1996-05-02/49, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 04-01-1993>
§ 3. De producenten bedoeld in § 1 moeten ten laatste op 22 maart 1993 een aanvraag indienen per aangetekende brief bij de Belgische Dienst voor Bedrijfsleven en Landbouw, bij middel van een officiel formulier beschikbaar bij deze dienst en bij de ingenieurs van de Dienst Kleinveeteelt van het Ministerie van Landbouw.
(§ 4. In 1993 wordt het saldo van de premierechten uit de nationale reserve die niet werden toegekend krachtens de §§ 1 en 2, toegekend aan producenten die
- een geldige aanvraag hebben ingediend voor de premiecampagnes 1991, 1992 en 1993,
- beschikken over ten minste 98 initiële premierechten voor de premiecampagne 1993,
- ten minste 10 premies meer hebben verkregen voor de premiecampagne 1992 in vergelijking met de premiecampagne 1991
- en hun initiële premie-rechten volledig hebben gebruikt voor de premie-campagne 1993, zonder rechten tijdelijk te hebben overgedragen.
De beschikbare rechten worden evenredig met de in het 3de streepje bedoelde toename toegekend.) <MB 1996-05-02/49, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 04-01-1993>
(§ 5. In 1994 worden de premierechten uit de nationale reserve aan producenten toegekend die
- een geldige aanvraag hebben ingediend voor de premiecampagnes 1991, 1992 en 1993,
- beschikken over ten minste 98 initiële premierechten sinds de premiecampagne 1993,
- ten minste 10 premies meer hebben verkregen voor de premiecampagne 1992 in vergelijking met de premie campagne 1991
- en hun initiële premierechten volledig hebben gebruikt voor de premiecampagne 1993 en 1994, zonder hierbij rechten tijdelijk te hebben overgedragen.
De beschikbare rechten worden evenredig met de in het 3de streepje bedoelde toename toegekend.) <MB 1996-05-02/49, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 03-01-1994>
(§ 6. Met ingang van de premie-campagne 1995 worden de premierechten uit de nationale reserve aan producenten toegekend in evenredigheid met hun aanvraag tot verhoging van de premierechten. Deze aanvraag moet gedaan worden bij middel van het formulier voorzien bij artikel 7 en wordt beperkt tot het aantal ooien aanwezig op het bedrijf op datum van de aanvraag en tijdens de ganse periode voorzien bij artikel 7, § 4, 2de lid.) <MB 1996-05-02/49, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 02-01-1995>
Rechten uit de extra reserve voor de probleemgebieden.
Art.4. (Zie nota onder het opschrift) § 1. In toepassing van artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit, worden de premierechten uit de extra reserve voor de probleemgebieden toegekend aan de producenten wiens bedrijf gelegen is in de zone I zoals omschreven in artikel 1 van het koninklijk besluit en die :
- beschikken over minstens 100 premierechten in toepassing van artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit;
- de landbouwaktiviteit in hoofdberoep uitoefenen in de zin van artikel 1 van het koninklijk besluit van 25 oktober 1990 betreffende de steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw. Indien de producent een rechtspersoon is, geldt deze voorwaarde voor ten minste één van de bestuurders of zaakvoerders.
§ 2. Een producent die tijdens de premiecampagne voor het verkoopseizoen 1993 tijdelijk of definitief premierechten heeft overgedragen kan geen rechten uit de extra reserve bekomen.
§ 3. De producent bedoeld in § 1 moet uiterlijk op 30 april 1993 een aanvraag per aangetekende brief indienen bij de Belgische Dienst voor Bedrijfsleven en Landbouw, bij middel van het officiel formulier, dat hem ambtshalve wordt bezorgd. De aanvraag moet voorafgaandelijk worden geviseerd door de rijkslandbouwkundig ingenieur van de omschrijving waartoe de producent behoort.
De producent die geen formulier heeft ontvangen, moet zich een exemplaar aanschaffen bij de bovengenoemde dienst of bij het Bestuur der Economische Diensten van het Ministerie van Landbouw.
§ 4. De rechten uit de extra reserve voor de probleemgebieden worden toegekend in evenredigheid met het aantal aanvaarde aanvragen.
Overdrachten.
Art.5. (Zie nota onder het opschrift) § 1. Onverminderd artikel 6, § 1, en artikel 7, §§ 1 en 4 van verordening (EEG) nr. 3567/92 kan een producent de hem toegewezen premierechten slechts overdragen aan een andere producent onder volgende voorwaarden :
- de overdracht moet ten minste een geheel premierecht bedragen. Behalve in geval van een volledige overdracht van zijn premierechten, moet de producent-overlater minstens tien premierechten behouden;
- de producent-overnemer moet na overdracht over minstens tien premierechten beschikken;
- het gehele bedrijf van de producent-overnemer moet in dezelfde zone gelegen zijn als de produktie-eenheid, waar de in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit bedoelde ooien die tot het ontstaan van de premierechten hebben geleid, werden gehouden. Deze voorwaarde geldt evenwel niet voor de overdrachten voor het verkoopseizoen 1993.
§ 2. De aanvragen voor overdracht van premierechten moeten uiterlijk op 14 oktober voorafgaand aan het verkoopseizoen bij middel van een officieel formulier per aangetekende brief worden ingediend (bij het provinciaal bureau van het Ministerie van Middenstand en Landbouw.) <MB 1996-05-02/49, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 02-01-1995>
Dit formulier moet gezamenlijk door de producent-overlater en de producent-overnemer worden ondertekend.
Voor het verkoopseizoen 1993 moeten de aanvragen voor overdracht van premierechten echter uiterlijk op 22 maart 1993 worden ingediend bij de Belgische Dienst voor Bedrijfsleven en Landbouw.
Voor het verkoopseizoen 1994 moeten de aanvragen voor overdracht van premierechten uiterlijk op 13 november 1993 worden ingediend bij de dienst aangeduid in de eerste alinea.
Art.6. (Zie nota onder het opschrift) <MB 1996-05-02/49, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1996> Met ingang van de premiecampagne 1996 wordt het percentage voorzien bij artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit op 1 % vastgelegd.
Premieaanvraag.
Art.7. (Zie nota onder het opschrift) § 1. Om de ooienpremie te kunnen bekomen moet de producent, of in voorkomend geval de producentengroepering, een premieaanvraag indienen bij middel van een officieel formulier. Dit aanvraagformulier wordt ambtshalve bezorgd aan de producenten die over premierechten beschikken.
De producent bedoeld in de eerste alinea die geen formulier heeft ontvangen, moet zich een exemplaar aanschaffen bij de in § 4 aangeduide diensten.
§ 2. Een producent van lichte lammeren, zoals bedoeld in artikel 4, § 3, van verordening (EEG) nr. 3013/89, moet (...) de keuze maken tussen het regime voor lichte lammeren of het regime van tot zware dieren gemeste lammeren zoals voorzien bij verordeningen (EEG) nr. 3013/89, artikel 5, § 4, en nr. 3901/89. <MB 1996-05-02/49, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 02-01-1995>
§ 3. De aanvraag moet worden ingediend tussen 15 december van het jaar voorafgaand aan het verkoopseizoen waarvoor de premie wordt gevraagd en 15 januari van het betreffende verkoopseizoen.
Voor het verkoopseizoen 1993 moet de aanvraag echter tussen 2 en 22 maart 1993 worden ingediend.
Er is slechts één premieaanvraag per bedrijf per verkoopseizoen toegestaan.
§ 4. Het aanvraagformulier moet in tweevoud volledig worden ingevuld en ondertekend. Het origineel dient bij aangetekend schrijven te worden ingediend (bij het provinciaal bureau van het Ministerie van Middenstand en Landbouw). Voor het verkoopseizoen 1993 echter moet het ingediend worden bij de Belgische Dienst voor Bedrijfsleven en Landbouw. <MB 1996-05-02/49, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 02-01-1995>
De aanvrager moet tijdens de periode voorzien bij artikel 2 van verordening (EEG) nr. 3007/84 en bij artikel 1, § 3, van verordening (EEG) nr. 2700/93 iedere vermindering van het aangegeven aantal ooien als gevolg van het natuurlijke verloop van het ooienbestand in de zin van artikel 6, § 2, van verordening (EEG) nr. 3007/84 of van artikel 10, § 5, van verordening (EEG) nr. 3887/92 of als gevolg van overmacht, schriftelijk binnen de 10 werkdagen volgend op de gebeurtenis melden (aan het provinciaal bureau van het Ministerie van Middenstand en Landbouw.) <MB 1996-05-02/49, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 02-01-1995>
Voor de premieaanvragen voor het verkoopseizoen 1993 dient deze melding echter binnen de 10 dagen volgend op de gebeurtenis te geschieden.
Elke vermindering moet met bewijsstukken gerechtvaardigd worden.
Art. 7bis. (Zie nota onder het opschrift) <Ingevoegd bij MB 1999-05-18/71, art. 1; Inwerkingtreding : 05-01-1998> De producent gesitueerd in zone 1, zoals gedefinieerd in artikel 1 van het koninklijk besluit, moet jaarlijks aangifte doen van de oppervlakte voedergewassen van zijn bedrijf in het kader van en volgens de bepalingen van de steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen zoals voorzien bij het koninklijk besluit van 30 oktober 1997 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen en bij de ministeriële besluiten tot uitvoering van dat koninklijk besluit. De hierbij opgegeven voederarealen moeten ten minste zeven maanden vanaf 1 januari in het betreffende jaar beschikbaar zijn voor het houden van de dieren.
Art.8. (Zie nota onder het opschrift) § 1. De producenten bedoeld in artikel 7, § 2, die voor het regime van tot zware dieren gemeste lammeren hebben gekozen, moeten een aangifte voor de vetmesterij indienen tussen de indiening van de premieaanvraag en 14 november van het betreffende verkoopseizoen.
§ 2. De aangifte geschiedt bij middel van twee formulieren. Het eerste moet uiterlijk bij het begin van de vetmesting, per aangetekend schrijven, worden ingediend bij (het provinciaal bureau van het Ministerie van Middenstand en Landbouw). Indien de lammeren buiten het bedrijf van de producent die de premie heeft gevraagd worden vetgemest moet het formulier mede worden ondertekend door de mester. <MB 1996-05-02/49, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 02-01-1995>
Het tweede formulier moet als mesterijregister op het bedrijf worden bewaard. Alle wijzigingen in het voor de vetmesting aangegeven lot van lammeren moeten erop worden bijgehouden. Bij de beëindiging van de vetmesting moet de producent dit register volledig ingevuld per aangetekend schrijven versturen naar (het provinciaal bureau van het Ministerie van Middenstand en Landbouw). Alle bewijsstukken van de eventuele verliezen van lammeren moeten bij deze zending worden gevoegd. <MB 1996-05-02/49, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 02-01-1995>
§ 3. Alle lammeren opgegeven in de aangifte voor de vetmesterij moeten zijn geïdentificeerd met een door de Minister van Landbouw voorgeschreven oormerk. De producent mag een eigen identificatiesysteem gebruiken indien dit voldoet aan alle vereisten voorzien bij artikel 1, § 2, van verordening (EEG) nr. 2814/90 en vooraf is goedgekeurd door (het provinciaal bureau van het Ministerie van Middenstand en Landbouw.) <MB 1996-05-02/49, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 02-01-1995>
Art.9. (Zie nota onder het opschrift) Voor de verificatie van de voorwaarden bedoeld in artikel 1, punt 3 en 4 van het koninklijk besluit kan worden gebruik gemaakt van de gegevens van de jaarlijkse land- en tuinbouwtelling op 15 mei.
Art. 9bis. (Zie nota onder het opschrift) <Ingevoegd bij MB 1999-05-18/71, art. 3; Inwerkingtreding : 06-01-1997> Elke ooi waarvoor de premie is aangevraagd moet, zolang ze leeft of tot ze wordt uitgevoerd, het door de Minister van Landbouw en van de Kleine en Middelgrote Ondernemingen erkende oormerk dragen.
Art.10. (Zie nota onder het opschrift) <MB 1996-05-02/49, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 02-01-1995> Het Bestuur voor het landbouw-produktiebeheer van het Ministerie van Middenstand en Landbouw wordt belast met de uitbetaling van de premies alsmede met de terugvordering van de ten onrechte betaalde premies.
Art.11. (Zie nota onder het opschrift) In het geval dat ten onrechte bepaalde premies te wijten aan het niet nakomen van de verbintenissen en/of aan een onjuiste verklaring door de producent, dienen te worden teruggevorderd, worden de onverschuldigde bedragen vermeerderd met een intrest aan de wettelijke rentevoet.
Art. 11bis. (Zie nota onder het opschrift) <Ingevoegd bij MB 1999-05-18/71, art. 2; Inwerkingtreding : 05-01-1998> Op straf van uitsluiting moet het bezwaar tegen de beslissingen van de bevoegde diensten van het Bestuur voor het landbouwproductiebeheer (DG3) van het Ministerie van Middenstand en Landbouw tot uitvoering van het koninklijk besluit en van de uitvoeringsbesluiten ervan per aangetekend schrijven, op straf van nietigheid, ingediend worden bij de Directeur-generaal van het Bestuur DG3 van dit Ministerie binnen de maand die volgt op de mededeling van de beslissing.
Art.12. (Zie nota onder het opschrift) Het ministerieel besluit van 10 april 1987 betreffende de toekenning van een premie ten behoeven van schapevleesproducenten ter compensatie van het tijdens een verkoopseizoen geleden inkomensverlies wordt opgeheven. Het blijft evenwel van toepassing voor premieaanvragen die uiterlijk op 29 januari 1992 zijn ingediend.
Art. 13. (Zie nota onder het opschrift) Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 4 januari 1993.
Brussel, 3 mei 1994.
A. BOURGEOIS