9 JUNI 1993. - Besluit van de Vlaamse Executieve tot uitvoering van het decreet van 3 maart 1993 houdende regeling tot erkenning van de outplacement-, wervings- en selectiebureaus in het Vlaamse Gewest. - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-06-1993 en tekstbijwerking tot 18-08-1999.)
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Procedure.
Art. 2-5
HOOFDSTUK III. - Voorwaarden van professionele deskundigheid.
Art. 6-7
HOOFDSTUK IV. - Erkenningscommissie.
Afdeling 1. - Samenstelling.
Art. 8-10
Afdeling 2. - De werking.
Art. 11-12
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art. 13-14
BIJLAGE.
Art. N
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° het decreet : het decreet van 3 maart 1993 houdende regeling tot erkenning van de outplacement-, wervings- en selectiebureaus in het Vlaamse Gewest;
2° outplacement : de activiteit bedoeld in artikel 2, 1°, van het decreet;
3° werving : de activiteit bedoeld in artikel 2, 2°, van het decreet;
4° selectie : de activiteit bedoeld in artikel 2, 3°, van het decreet;
5° het bureau : de rechtspersoon of natuurlijke persoon bedoeld in artikel 2, 4°, van het decreet;
6° de erkenningscommissie : de commissie ingesteld bij artikel 10 van het decreet;
7° de Vlaamse minister : de Vlaamse minister tot wiens bevoegdheid het tewerkstellingsbeleid behoort;
8° de administratie : de administratie Werkgelegenheid van het departement Economie, Werkgelegenheid en Binnenlandse Aangelegenheden van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
HOOFDSTUK II. - Procedure.
Art.2. § 1. De aanvraag van de erkenning als bureau en van de hernieuwing ervan wordt bij een ter post aangetekend schrijven gericht aan de Vlaamse minister.
De aanvraag dient te geschieden op een daartoe bestemd formulier waarvan het model wordt vastgesteld door de Vlaamse minister.
§ 2. Het bureau dat reeds op de datum van de inwerkingtreding van het decreet een activiteit in de zin van artikel 1, 2°, 3° of 4° uitoefent, dient een aanvraag tot erkenning in te dienen binnen een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de dtum van inwerkingtreding van het decreet.
Art.3. § 1. Bij de aanvraag tot erkenning of tot hernieuwing van de erkenning uitgaande van een bureau met maatschappelijke zetel in het Vlaamse Gewest moeten volgende documenten gevoegd worden :
1° indien het een rechtspersoon betreft, een voor eensluidend verklaard afschrift van de oprichtingsakte van de handelsvennootschap of vereniging zonder winstgevend doel waarvan, blijkens de statuten, de activiteit bestaat in het exploiteren van een bureau;
2° een attest of attesten van bezit van burgerrechten en politieke rechten zoals bedoeld in artikel 6, § 1, 2° en 7° van het decreet;
3° een verklaring op eer dat voldaan wordt aan de voorwaarden bepaald in artikel 6, § 1, 3° tot en met 6°, 8°, 10°, 11° en 12° van het decreet en bepaald in artikel 6, § 4 en artikel 7 van dit besluit;
4° de verbintenissen bepaald in artikel 6, § 1, 13° tot en met 20° van het decreet;
5°
a) een document bevattende de naam van de natuurlijke persoon of personen met woon- of verblijfplaats in België en die gemachtigd zijn het bureau tegenover derden te verbinden en het in rechte te vertegenwoordigen;
b) een verklaring van de persoon of personen dat zij aanvaarden als gemachtigde voor het bureau op te treden;
6° een document houdende de verbintenis aan de erkenningscommissie binnen de door haar gestelde termijn alle bijkomende documenten en inlichtingen te verstrekken die zij nodig acht om na te gaan of aan de erkenningsvoorwaarden is voldaan;
7° bewijsstukken dat voldaan wordt aan de voorwaarden van professionele deskundigheid zoals bedoeld in artikel 6 van dit besluit;
8° de verbintenis de bepalingen van de artikelen 11 en 12 van het decreet na te leven.
§ 2. Indien de aanvraag tot erkenning of tot hernieuwing van de erkenning uitgaat van een bureau met maatschappelijke zetel in het Brusselse of Waalse Gewest, moet zij vergezeld zijn van de in § 1 bedoelde documenten of van de documenten waaruit blijkt dat het bureau voldoet aan gelijkwaardige voorwaarden als vermeldt in artikel 6, § 1, van het decreet.
§ 3. Indien de aanvraag tot erkenning of tot hernieuwing van de erkenning uitgaat van een buitenlands bureau met maatschappelijke zetel binnen de Europese Gemeenschap, moet zij vergezeld zijn van de in § 1 bedoelde documenten of van de documenten waaruit blijkt dat het bureau voldoet aan gelijkwaardige voorwaarden als vermeld in artikel 6, § 1 van het decreet.
§ 4. Indien de aanvraag tot erkenning of tot hernieuwing van de erkenning uitgaat van een bureau met maatschappelijke zetel buiten de Europese Gemeenschap, moet zij vergezeld zijn van de in § 1 bedoelde documenten of van de documenten waaruit blijkt dat het bureau voldoet aan gelijkwaardige voorwaarden als vermeld in artikel 6, § 1 van het decreet.
Daarenboven moet de aanvraag het bewijs bevatten dat het bureau in het land van herkomst activiteiten uitoefent in de zin van artikel 1, 2°, 3° of 4°.
Art.4. § 1. Na ontvangst van de aanvraag tot erkenning of tot hernieuwing van de erkenning als bureau en van alle krachtens dit besluit bij de aanvraag te voegen documenten, zendt de administratie de aanvraag en de erbij gevoegde documenten binnen een termijn van dertig kalenderdagen voor advies aan de erkenningscommissie toe.
De erkenningscommissie is ertoe gehouden binnen een termijn van zeventig kalenderdagen te rekenen vanaf de verzendingsdatum door de administratie van de aanvraag tot erkenning of hernieuwing ervan een advies uit te brengen. Deze termijn kan, met toestemming van de Vlaamse minister, verlengd worden met maximum dertig kalenderdagen.
§ 2. De aanvraag tot hernieuwing van de erkenning moet ten minste drie maanden vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van de erkenning, bij een ter post aangetekend schrijven, ingediend worden bij de Vlaamse minister.
Onder die voorwaarden behoudt het bureau de lopende erkenning, totdat over de hernieuwing is beslist.
§ 3. De beslissingen van de Vlaamse minister houdende de erkenning, hernieuwing van erkenning, schorsing of intrekking van erkenning worden bij een ter post aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de aanvrager, meegedeeld aan de erkenningscommissie en bij uittreksel gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
§ 4. De Vlaamse minister bepaalt, in afwijking van § 1, tweede lid, de termijn binnen welke de erkenningscommissie een advies dient uit te brengen in het geval bedoeld in artikel 2, § 2.
Art.5. De beslissing tot het verlenen van een erkenning of van de hernieuwing ervan, vermeldt inzonderheid de geldigheidsduur van de erkenning, alsook de termijn binnen welke het bureau effectief gebruik moet maken van de erkenning.
HOOFDSTUK III. - Voorwaarden van professionele deskundigheid.
Art.6. § 1. Voor de uitoefening van de in artikel 1, 2° bedoelde activiteiten, moet het bureau beschikken over ten minste één persoon die de professionele verantwoordelijkheid draagt en die aan één van de volgende voorwaarden voldoet :
a) een beroepservaring hebben in de sector van het personeels- of bedrijfsbeleid gedurende ten minste vijf jaar;
b) een beroepservaring hebben als consulent in een bureau gedurende ten minste vijf jaar;
c) houder zijn van een diploma van ten minste het hoger onderwijs van het korte type en een beroepservaring hebben van ten minste twee jaar als consulent in een bureau of in de sector van het personeels- of bedrijfsbeleid.
§ 2. Voor de uitoefening van de activiteiten bedoeld in artikel 1, 3° moet het bureau beschikken over ten minste één persoon die de professionele verantwoordelijkheid draagt en die aan één van de volgende voorwaarden voldoet :
a) een beroepservaring hebben in de sector van het personeels- of bedrijfsbeleid gedurende ten minste drie jaar;
b) een beroepservaring hebben als consulent in een bureau gedurende ten minste drie jaar;
c) houder zijn van een diploma van ten minste het hoger onderwijs van het korte type.
§ 3. Voor de uitoefening van de activiteiten bedoeld in artikel 1, 4° moet het bureau beschikken over ten minste één persoon die de professionele verantwoordelijkheid draagt en die aan één van de volgende voorwaarden voldoet :
a) een beroepservaring hebben in de sector van het personeels- of bedrijfsbeleid gedurende ten minste vijf jaar;
b) een beroepservaring hebben als consulent in een bureau gedurende ten minste vijf jaar;
c) houder zijn van een diploma van ten minste het hoger onderwijs van het korte type en een beroepservaring hebben van ten minste twee jaar als consulent in een bureau of in de sector van het personeels- of bedrijfsbeleid.
§ 4. (Opgeheven) <BVR 1999-06-22/46, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 28-08-1999>
§ 5. De Vlaamse minister kan, na advies van de erkenningscommissie, een afwijking toestaan van de voorwaarden gesteld in §§ 1, 2 en 3.
Art.7. <BVR 1999-06-22/46, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 28-08-1999> Persoonlijkheidsonderzoeken en psychologische tests kunnen enkel plaatsvinden door of onder verantwoordelijkheid van een psycholoog.
De term persoonlijkheidsonderzoek dient te worden begrepen overeenkomstig de als bijlage bij dit besluit gevoegde omschrijving en operationele definitie.
HOOFDSTUK IV. - Erkenningscommissie.
Afdeling 1. - Samenstelling.
Art.8. § 1. De meest representatieve werkgeversorganisaties en de meest representatieve werknemersorganisaties beschikken elk over acht leden en eventueel plaatsvervangers in de erkenningscommissie.
§ 2. Het aantal mandaten van elke werkgeversorganisatie en van elke werknemersorganisatie in de erkenningscommissie wordt bepaald in verhouding tot hun vertegenwoordiging in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen.
Art.9. De Vlaamse Executieve benoemt de effectieve en de plaatsvervangende leden. De meest representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties dragen daartoe een dubbele lijst van kandidaten voor.
Art.10. De duur van het mandaat van de leden bedraagt vier jaar. Het mandaat is hernieuwbaar. Het lid dat voortijdig ophoudt zijn mandaat uit te oefenen wordt vervangen door zijn plaatsvervanger die dit mandaat voltooit.
Afdeling 2. - De werking.
Art.11. § 1. De werking van de erkenningscommissie wordt geregeld in een huishoudelijk reglement. Dit reglement wordt opgesteld door de erkenningscommissie en goedgekeurd door de Vlaamse minister.
§ 2. Het huishoudelijk reglement bepaalt ten minste :
1° de bevoegdheden van de voorzitter;
2° de modaliteiten van vervanging bij afwezigheid van de voorzitter;
3° de wijze van bijeenroeping en beraadslaging;
4° de periodiciteit van de vergaderingen;
5° de bekendmaking van de handelingen.
§ 3. De erkenningscommissie kan een beroep doen op externe deskundigen en permanente of tijdelijke werkgroepen instellen onder de voorwaarden bepaald in het huishoudelijk reglement.
Art.12. § 1. Het secretariaat van de erkenningscommissie wordt verzekerd door de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen.
§ 2. De werking van het secretariaat van de erkenningscommissie wordt nader geregeld in het huishoudelijk reglement bedoeld in artikel 11 van dit besluit.
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art.13. Dit besluit treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van het decreet.
Art.14. De Vlaamse minister bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N. <Ingevoegd bij BVR 1999-06-22/46, art. 2; Inwerkingtreding : 28-08-1999> a) Omschrijving van de notie "persoonlijkheidsonderzoek".
Om na te gaan of er sprake is van persoonlijkheidsonderzoek wordt er uitgegaan van de aspecten van een persoon die gerapporteerd of besproken worden naar aanleiding van een kandidatuurstelling voor een vacature.
Persoonlijkheidsonderzoek resulteert in een reeks uitspraken over de geschiktheid van de persoon in verhouding tot de functievereisten en de omgeving, die gebaseerd zijn op persoonlijkheidstrekken die relatief stabiel blijven over tijd en plaatsen heen. Voorbeelden van dergelijke trekken vindt men bijvoorbeeld terug in het "Big-Five model" (openheid, consciëntieusheid, extravertie, aangenaamheid, neuroticisme - Costa & McCrae Personality Inventory '85) of andere wetenschappelijk onderbouwde modellen van persoonlijkheidsonderzoek. Deze uitspraken worden gedaan op basis van psychodiagnostische methoden die enerzijds een wetenschappelijke vooropleiding vereisen zoals (persoonlijkheids)vragenlijsten, projectieve technieken, methoden van interview en observatie (1) en anderzijds op opleiding en ervaring gestoelde kunde en vaardigheid vereisen om deze resultaten te interpreteren en te rapporteren in functie van de persoon voor wie deze resultaten bedoeld zijn. Onder kenmerken die in strikte zin niet onder persoonlijkheid vallen worden verstaan: intelligentie, vaardigheden, kennisaspecten, belangstelling, biografische gegevens. Om over deze laatste kenmerken verantwoorde uitspraken te doen, dient men beroep te doen op personen die voldoen aan de bekwaamheidsvereisten gesteld in het decreet (artikel 6, § 1, 9°) of die door hen worden gesuperviseerd.
( (1) Interview en observatie hebben verschillende functies zoals : (1) kennismaken met elkaar; (2) inwinnen en uitwisselen van informatie over factuele gegevens; (3) toetsen van meningen en verduidelijkingen ervan; (4) afwegen van functie- en contextvereisten aan beroeps- en levenservaringen; (5) helpen tot uitdrukking brengen van en inlevend beluisteren van persoonlijke gevoelens en motivaties, of (6) helpen duiden, begrijpen en verwerken van problematische levenservaringen.
Beide laatste (5) doch vooral (6) vergen een vakkundige scholing en behoort meer in het bijzonder tot het terrein van persoonlijkheidsonderzoeken, terwijl de andere functies mits training niet tot het eigenlijke terrein van persoonlijkheidsonderzoeken worden gerekend. )
b) Operationele definitie van "persoonlijkheidsonderzoek".
Werven en selecteren is een delicate materie die oordeelkundig en ethisch verantwoord moet gebeuren. Het betreft immers de begeleiding van mensen die een belangrijke loopbaanbeslissing nemen, met implicaties voor hun verdere toekomst en hun omgeving. Hierna volgt de operationele vertaling van het begrip "persoonlijkheidsonderzoek" en wordt een antwoord gegeven op de volgende vraag : wie, met welke opleiding of training kan welke persoonlijkheidsonderzoeken verrichten en methoden hanteren.
1. Persoonlijkheidsonderzoeken m.b.v. Projectieve testen en persoonlijkheidsvragenlijsten met een klinische grondslag
Voorbeelden : Rorschach, TAT, boom, Rosenzweig, MMPI.
Testen moeten afgenomen worden door een psycholoog, die de bevindingen interpreteert en het rapport tekent als volgt :
" persoonlijkheidsonderzoek en psychologische tests werden uitgevoerd door de heer/Mevr. X, psycholoog. ".
Ook in de bevestiging van de opdracht naar de klant, dient het bureau te vermelden op welke methode(s) de evaluatie van persoonskenmerken of van de persoonlijkheid zal steunen.
2. Persoonlijkheidsonderzoeken m.b.v. vragenlijsten met een beroepsmatige inslag
Voorbeelden: Nederlands Persoonlijkheids Vragenlijst (NPV), 16PF, Guilford, Occupational Personality Questionnaire (OPQ), tests ontworpen door psychologen en die kunnen aangekocht worden door niet-psychologen.
Deze tests worden afgenomen door een psycholoog of door een persoon die opgeleid werd door een psycholoog om deze testen op een vakkundige manier toe te passen. De interpretatie van de gegevens gebeurt door een psycholoog. Deze kan de interpretatie ook toevertrouwen aan een niet als psycholoog gediplomeerd consulent, mits de psycholoog borg staat voor de selectie van de test en voor de opleiding van de consulent. Hij toetst eveneens regelmatig de bekwaamheid in het interpreteren van de resultaten.
De consulent tekent het rapport al of niet na bespreking van de bevindingen met de psycholoog. In de overeenkomst tussen het bureau en de psycholoog is duidelijk omschreven welke vragenlijsten door welke consulent mogen worden toegepast, wat de opleiding inhoudt en hoe de psycholoog de kwaliteit van het werk zal opvolgen. Daarbij weegt de psycholoog en de moeilijkheidsgraad van de test af en de kennis en de vooropleiding van de consulent. De psycholoog is professioneel verantwoordelijk voor de kwaliteit van de rapportering over de persoonlijkheidsaspecten. Indien een consulent niet-psycholoog de rapportering doet vermeldt deze " de rapportering over de geschiktheid van de kandidaat voor wat betreft persoonlijkheidsaspecten steunt op het gebruik van beroepsmatige vragenlijsten uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de heer/Mevr. X, psycholoog. ".
Ook in de bevestiging van de opdracht naar de klant, dient het bureau te vermelden op welke methode(s) de evaluatie van persoonskenmerken of van de persoonlijkheid zal steunen.
Er dient ook telkens uitdrukkelijk vermeld te worden door wie (naam van de consulent) de betreffende selectieactiviteit werd uitgevoerd.
3. Persoonlijkheidsonderzoeken m.b.v. gestandaardiseerde en computergestuurde interpretatie en rapportering
Een bijzonder geval vormen de psychologische tests en persoonlijkheidsonderzoeken die door een derde partij op een computergestuurde manier worden geïnterpreteerd en gerapporteerd. Deze kunnen op vraag van een klant aan het dossier worden toegevoegd op voorwaarde dat de consulent het rapport niet wijzigt en dat duidelijk verwezen wordt naar de test en naar het expertsysteem dat zorgt voor de verwerking en de rapportering van de gegevens. In dat geval wordt vermeld : " dit rapport werd gemaakt door het expertsysteem x, op basis van de test y, voor rekening van bureau z, dat opgeleid is om de afname te verzorgen van de test waarop dit rapport zich baseert. ".
Ook in de bevestiging van de opdracht naar de klant, dient het bureau te vermelden op welke methode(s) de evaluatie van persoonskenmerken of van de persoonlijkheid zal steunen.
Er dient ook telkens uitdrukkelijk vermeld te worden door wie (naam van de consulent) de betreffende selectieactiviteit werd uitgevoerd.
4. Rapportering of bespreking van Persoonlijkheidsindrukken m.b.v. interviews of observatie
In een rapportering kunnen indrukken weergegeven worden over de persoon, en zijn geschiktheden in verhouding tot de functievereisten, gebaseerd op interview en observatie en op ervaringskennis van de consulent. Deze indrukken moeten vooral steunen op factuele gegevens verzameld in het interview en observatie, en worden verwoord in courant taalgebruik.
In dat geval dient het rapport te worden besloten als volgt : " de uitspraken over de geschiktheid als persoon zijn gebaseerd op indrukken verzameld tijdens het interview en/of observatie en op ervaringskennis, zij zijn geen uitspraken gebaseerd op het vakkundig gebruik van psychodiagnostische methoden. ".
Ook in de bevestiging van de opdracht naar de klant, dient het bureau te vermelden op welke methode(s) de evaluatie van persoonskenmerken of van de persoonlijkheid zal steunen.
Er dient ook telkens uitdrukkelijk vermeld te worden door wie (naam van de consulent) de betreffende selectieactiviteit werd uitgevoerd.