Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

28 APRIL 1993. - Decreet betreffende het onderwijs IV. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-03-1994 en tekstbijwerking tot 13-02-2017)



Inhoudstafel:

TITEL I. - Inleidende bepalingen.
Art. 1
TITEL II. - Rechtspositie van het personeel.
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra.
Art. 2-16
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs.
Art. 17-28
HOOFDSTUK III. - Politiek verlof. <NOTA : opgeheven wat betreft het onderwijzend personeel van de hogescholen; DVR 1996-05-09/39, art. 2, 39°; Inwerkingtreding : 01-01-1996>
Art. 29-36, 36bis
HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding.
Art. 37
TITEL III. - Gewoon basisonderwijs.
Art. 38-44
TITEL IV. - Buitengewoon onderwijs.
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs.
Art. 45-48
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan de koninklijke besluiten nrs. 65, 66 en 67 van 20 juli 1982 en nr. 184 van 30 december 1982.
Art. 49-54
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit nr. 439 van 11 augustus 1986.
Art. 55-58
HOOFDSTUK IV. - Wijziging aan het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984.
Art. 59
HOOFDSTUK V. - Wijziging van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992.
Art. 60
HOOFDSTUK VI. - Wijziging van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II.
Art. 61
HOOFDSTUK VII. - Wijziging van het decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs III.
Art. 62
HOOFDSTUK VIII. - Inwerkingtreding.
Art. 63
TITEL V. - Secundair onderwijs.
Art. 64-78
TITEL VI. - Hoger onderwijs buiten de universiteit.
Art. 79-88
TITEL VII. - Academisch onderwijs.
Art. 89-90
TITEL VIII. - Deeltijds Kunstonderwijs.
Art. 91-92
TITEL IX. - Onderwijs voor Sociale Promotie.
Art. 93-94
TITEL X. - Psycho-medisch-sociale centra.
Art. 95-97
TITEL XI. - Cumulatieregeling.
Art. 98-99
TITEL XII. - Sancties bij niet-optimaal gebruik van de onderwijstijd.
Art. 100-101
TITEL XIII. - Medezeggenschap.
Art. 102-107
TITEL XIV. - Sociale voordelen.
Art. 108-109
TITEL XV. - Inspectie en begeleiding.
Art. 110-122
TITEL XVI. - Verjaring.
Art. 123-124
TITEL XVII. - Coördinatie van de wetten op het lager onderwijs, de schoolpactwet en de wet op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs. (Opgeheven) <DVR 2003-02-14/49, art. 10.37, 006; Inwerkingtreding : onbepaald>
Art. 125-126
TITEL XVIII. - Bekrachtiging van data van inwerkingtreding van sommige besluiten van de Vlaamse Executieve.
Art. 127







Artikels:

TITEL I. - Inleidende bepalingen.
Artikel 1. Dit decreet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 59bis van de Grondwet.

TITEL II. - Rechtspositie van het personeel.
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra.
Art.2. In artikel 2, § 7, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra worden de woorden "5 december 1962" vervangen door de woorden "5 december 1968".

Art.3. § 1. Artikel 21, § 1, van hetzelfde decreet wordt in fine aangevuld met de volgende bepaling :
  "i) Bij de effectieve indiensttreding van tijdelijke personeelsleden die omwille van ziekte, arbeidsongeval, moederschapsrust of borstvoedingsverlof de betrekking waarop zij krachtens artikel 23, § 1, voorrang konden doen gelden, niet konden opnemen."
  § 2. Artikel 21, § 2, van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art.4. In artikel 6, f) van hetzelfde decreet worden de woorden "artikel 54" vervangen door de woorden "artikel 51".

Art.5. § 1. Artikel 23, § 5, van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "§ 5. De anciënniteit wordt vastgesteld op 30 juni voorafgaand aan het schooljaar waarvoor op de voorrang een beroep wordt gedaan, voor het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch, het psycho-pedagogisch, het sociaal en medisch personeel en op 31 augustus voorafgaand aan het schooljaar waarvoor op de voorrang een beroep wordt gedaan voor het technisch en administratief personeel."
  § 2. In artikel 23 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 9 april 1992, wordt een § 12 ingelast luidend als volgt :
  "§ 12. Tijdelijke personeelsleden die omwille van ziekte, arbeidsongeval, moederschapsrust of borstvoedingsverlof de betrekking waarop zij krachtens artikel 23, § 1, voorrang kunnen doen gelden, niet effectief kunnen opnemen, behouden dit voorrangsrecht en dienen na hun afwezigheid deze betrekking effectief op te nemen."

Art.6. In artikel 31 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° In de inleidende zin van § 1, eerste lid, worden de woorden "afdeling 2" geschrapt.
  2° In § 1, eerste lid, 1°, inleidende zin, wordt de volgende zin ingevoegd tussen de woorden "bedoelde ambt" en de woorden "Deze anciënniteit" :
  "Voor het technisch en administratief personeel moeten de bedoelde 720 dagen dienstanciënniteit bereikt zijn op 31 augustus voorafgaand aan de datum waarop de benoeming ingaat."
  3° In § 1, eerste lid, 1° worden de bepalingen van de twee gedachtenstrepen vervangen door de volgende bepaling :
  "- ofwel bij de betrokken inrichtende macht;
  - ofwel bij een andere inrichtende macht wanneer toepassing wordt gemaakt van artikel 36;
  - ofwel bij een andere inrichtende macht wanneer het een wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gesteld personeelslid betreft, tenzij het personeelslid ter beschikking gesteld werd wegens ontstentenis van betrekking in een instelling van een ander net of voor het gesubsidieerd vrij onderwijs van een ander karakter."
  4° Er wordt een § 9 ingevoegd luidend als volgt :
  "§ 9. De Vlaamse Executieve bepaalt de gevolgen van een nieuwe vaste benoeming ten aanzien van de door het betrokken personeelslid voorheen reeds verkregen vaste benoeming, met dien verstaande dat een personeelslid slechts vast benoemd kan zijn ten belope van maximaal één voltijdse betrekking in hoofdambt. Het voltijds karakter wordt bepaald in functie van de prestaties vereist voor een voltijdse betrekking in het ambt van de nieuwe benoeming."

Art.7. In hetzelfde decreet wordt een artikel 32bis ingevoegd, luidend als volgt :
  "Artikel 32bis. De Vlaamse Executieve bepaalt de voorwaarden waaronder vastbenoemde personeelsleden tijdelijk kunnen belast worden met andere opdrachten in wervingsambten in het onderwijs en de PMS-centra."

Art.8. In artikel 40, § 1, inleidende zin, van hetzelfde decreet worden de woorden "artikel 40" vervangen door de woorden "artikel 10".

Art.9.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4, 4°, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.10. Artikel 54 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met het volgende lid :
  "Het personeelslid is eveneens in de stand non-activiteit wanneer het met politiek verlof is, met inbegrip van de periode van eventuele uitgestelde indiensttreding na het beëindigen van het mandaat."

Art.11. Artikel 58, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "De Vlaamse Executieve bepaalt de voorwaarden waaronder de personeelsleden die terbeschikking gesteld zijn :
  a) wegens volledige ontstentenis van betrekking of om de redenen vermeld in artikel 56, eerste lid, b), c), e) en f), aanspraak kunnen maken op een wachtgeldtoelage;
  b) wegens volledige ontstentenis van betrekking doch volledig of gedeeltelijk gereaffecteerd of wedertewerkgesteld zijn, aanspraak kunnen maken op een weddetoelage;
  c) wegens gedeeltelijke ontstentenis van betrekking aanspraak kunnen maken op een weddetoelage."

Art.12. In artikel 60 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  a) in 5° worden de woorden "artikel 67" vervangen door de woorden "artikel 66";
  b) 8° wordt 9°;
  c) een nieuw 8° wordt ingevoegd, luidend als volgt :
  "8° vanaf het ogenblik van de benoeming in vast verband in een voltijdse betrekking in hoofdambt buiten respectievelijk het gesubsidieerd vrij of het gesubsidieerd officieel onderwijs;"

Art.13. In artikel 77 van hetzelfde decreet worden de woorden "artikel 40, § 4" vervangen door de woorden "artikel 40, § 3".

Art.14. In artikel 80 van hetzelfde decreet worden de woorden "artikel 5, 8°" vervangen door de woorden "artikel 5, 11°".

Art.15. Artikel 82 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een tweede lid gesteld als volgt :
  "In afwijking van artikel 37 gelden voor de toegang tot de bevorderingsambten van deze personeelsleden eveneens de artikelen 38, 39, 40, § 3 en § 4, en 42."

Art.16. In artikel 83, 2° van hetzelfde decreet wordt het woord "tweede" vervangen door het woord "derde".

HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs.
Art.17. In artikel 4, a) van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs worden tussen de woorden : "vermenigvuldigd met 1,2" en de woorden "De dagen gepresteerd" de volgende zinnen ingevoegd :
  "In afwijking hiervan bestaat, voor de personeelsleden van de PMS-centra, het aantal dagen gepresteerd als tijdelijk aangesteld personeelslid in een betrekking met volledige dienstprestaties, uit al de kalenderdagen van het begin tot het einde van een ononderbroken activiteitsperiode, met inbegrip van de vakantieperioden. Dit aantal wordt voor de personeelsleden van de centra niet vermenigvuldigd met 1,2."

Art.18. Aan artikel 36, § 1, 1°, van hetzelfde decreet wordt in fine de volgende zin toegevoegd :
  "Voor het technisch en administratief personeel en voor het statutair meesters-, vak- en dienstpersoneel moeten de bedoelde 720 dagen dienstanciënniteit bereikt zijn op 31 augustus voorafgaand aan de datum waarop de benoeming ingaat."

Art.19. In hetzelfde decreet wordt een artikel 40bis ingevoegd, luidend als volgt :
  "Artikel 40bis. De Vlaamse Executieve bepaalt de voorwaarden waaronder vastbenoemde personeelsleden tijdelijk kunnen belast worden met andere opdrachten in wervingsambten in het onderwijs en de PMS-centra."

Art.20. In artikel 44, § 5, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "in de loop van de maand mei" geschrapt.

Art.21. § 1. In artikel 46, inleidende zin, van hetzelfde decreet worden de woorden "op het ogenblik van de oproep" vervangen door de woorden "op het ogenblik van de toelating tot de proeftijd".
  § 2. In hetzelfde artikel 46 wordt 1° vervangen door de volgende bepaling :
  "1° in het Gemeenschapsonderwijs in vast verband benoemd zijn in één van de wervings-, selectie- of bevorderingsambten van de betrokken personeelscategorie voor ten minste een halve opdracht; de kandidaten voor een benoeming tot lid van de pedagogische begeleidingsdiensten dienen vast benoemd te zijn als lid van de inspectie of in één van de wervings-, selectie- of bevorderingsambten voor ten minste een halve opdracht;"
  § 3. In hetzelfde artikel 46 wordt 2° vervangen door de volgende bepaling :
  "2° houder zijn van het bekwaamheidsbewijs vastgesteld voor dit specifiek selectie- of bevorderingsambt;".

Art.22.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4, 4°, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.23. In artikel 80, eerste lid, wordt de volgende littera ingevoegd :
  "d) wanneer het met politiek verlof is, met inbegrip van de periode van eventuele uitgestelde indiensttreding na het beëindigen van het mandaat."

Art.24. Artikel 84, eerste lid, van hetzelfde decreet gewijzigd bij decreet van 9 april 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "De Vlaamse Executieve bepaalt de voorwaarden waaronder de personeelsleden die ter beschikking gesteld zijn :
  a) wegens volledige ontstentenis van betrekking of om de redenen vermeld in artikel 82, eerste lid, b), c), e) en f), aanspraak kunnen maken op een wachtgeld;
  b) wegens volledige ontstentenis van betrekking doch volledig of gedeeltelijk gereaffecteerd of wedertewerkgesteld zijn, aanspraak kunnen maken op een wedde;
  c) wegens gedeeltelijke ontstentenis van betrekking aanspraak kunnen maken op een wedde."

Art.25. In artikel 90, § 1, 2e alinea, van hetzelfde decreet worden de woorden "bij toepassing van artikelen 24 en 26" vervangen door de woorden "bij toepassing van de artikelen 24, 26, 61 of overeenkomstig de desbetreffende wets-, decreets- of reglementsbepalingen van kracht voor de inwerkingtreding van dit decreet werden afgedankt op gemotiveerd voorstel van het inrichtingshoofd of op gemotiveerd voorstel van de bevoegde inspecteur of bij tuchtmaatregel werden afgezet."

Art.26. In artikel 92 van hetzelfde decreet wordt een alinea toegevoegd luidend als volgt :
  "Deze voorrang geldt niet voor personeelsleden die werden afgedankt bij toepassing van de artikelen 24, 26, 61 of overeenkomstig de desbetreffende wets-, decreets- of reglementsbepalingen van kracht voor de inwerkingtreding van dit decreet werden afgedankt op gemotiveerd voorstel van het inrichtingshoofd of op gemotiveerd voorstel van de bevoegde inspecteur of bij tuchtmaatregel werden afgezet."

Art.27.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4, 4°, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.28. § 1. In artikel 102, § 3 van hetzelfde decreet zoals gewijzigd bij artikel 52 van het decreet betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap van 23 oktober 1991 worden de woorden "artikel 36, § 1, 1°, 4° en het voorlaatste lid;" vervangen door de woorden "artikel 36, § 1, 1°, 4;"
  § 2. Dezelfde § 3 wordt aangevuld met een lid, gesteld als volgt :
  "Het bepaalde in artikel 36, § 1, tweede lid, staat niet in de weg dat, in afwijking van § 2, tot uiterlijk 1 oktober 1993, vaste benoemingen in een niet-uitsluitend ambt kunnen worden gedaan."

HOOFDSTUK III. - Politiek verlof.
Art.29.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,9°, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.30.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,9°, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.31.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,9°, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.32.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,9°, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.33.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,9°, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.34.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,9°, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.35.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,9°, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.36.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,9°, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 36bis.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,9°, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding.
Art.37. 1° de artikelen 9 en 22 hebben uitwerking met ingang van 1 september 1989;
  2° de artikelen 17, 18, 21, § 3 en 27 hebben uitwerking met ingang van 1 april 1991;
  3° de artikelen 2, 4, 5, § 1, 6, 1° en 2°, 8, 12 a), 13, 14 en 16 hebben uitwerking met ingang van 1 juni 1991;
  4° de artikelen 11 en 24 hebben uitwerking met ingang van 1 juli 1992;
  5° het artikel 15 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1992;
  6° de artikelen 10, 12b, 12c, 20, 21, § 1 en § 2, 23, 25, 26 en 28 (...) hebben uitwerking met ingang van 1 januari 1993; <DVR 1993-12-15/45, art. 38, 002; Inwerkingtreding : 01-09-1993>
  7° de artikelen 3, 5, § 2, en 6, 3° en 4°, 7 en 19 treden in werking op de dag van de publikatie in het Belgisch Staatsblad.

TITEL III. - Gewoon basisonderwijs.
Art.38. Artikel 50, § 1, derde lid van de wetten op het lager onderwijs, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 20 augustus 1957 gewijzigd bij wet van 29 mei 1959, wordt in fine aangevuld met de woorden : "hetzij het onderricht in de cultuurbeschouwing."

Art.39. In artikel 2, § 1, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II, worden de woorden "wordt in het kleuteronderwijs rekening gehouden met de gemiddelde aanwezigheid gedurende bedoelde volledige schooljaren" vervangen door :
  "wordt in het kleuteronderwijs het aantal regelmatige leerlingen op 1 februari van het voorgaande schooljaar, gewogen met een percentage dat door de Vlaamse Executieve wordt bepaald. Voor de schooljaren 1991-1992 en 1992-1993 evenwel wordt de gemiddelde aanwezigheid gedurende deze schooljaren beschouwd als het gewogen aantal regelmatige leerlingen".

Art.40. Aan artikel 3 van hetzelfde decreet wordt een § 3 toegevoegd luidend als volgt :
  "§ 3. Voor het vaststellen van het totaal puntengewicht wordt voor de scholen voor het gewoon kleuter- en lager onderwijs evenals voor de scholen voor buitengewoon onderwijs die worden opgericht of in de subsidiëring opgenomen, de tellingsdatum van de leerlingen vastgesteld op 30 september van het lopende schooljaar. Deze bepaling blijft op hen van toepassing gedurende de eerste drie schooljaren wat het nieuw opgerichte of in de subsidiëring opgenomen kleuteronderwijs betreft en gedurende zes schooljaren wat het nieuw opgerichte of in de subsidiëring opgenomen lager onderwijs betreft".

Art.41. (Nota : opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997) De Vlaamse Executieve kan jaarlijks aan de gesubsidieerde scholen voor gewoon en buitengewoon basisonderwijs een toelage toekennen voor de administratieve ondersteuning.
  De Vlaamse Executieve legt de criteria voor de berekening en de aanwendingsmodaliteiten vast.

Art.42. § 1. Dit artikel is van toepassing op de personeelsleden die :
  - op grond van artikel 28 van het koninklijk besluit van 27 oktober 1966 tot vaststelling van de schoolbevolkingsnormen in de kleuter- en lagere scholen werden aangesteld tot bijzonder leermeester heilgymnastiek of logopedie;
  - ingevolge de omzendbrieven van 27 augustus 1971 en 8 september 1971 betreffende de weddeschaal en prestaties van de logotherapeuten en de kinesitherapeuten, een weddeschaal bekomen hebben, berekend op basis van de weddeschaal en het prestatiestelsel van de leden van het paramedisch personeel van het rijksonderwijs.
  § 2. De in § 1 bedoelde personeelsleden worden, met het oog op het vaststellen van hun weddetoelage en het bepalen van de prestaties, beschouwd als paramedisch personeel. Hun weddetoelage wordt vastgesteld in de weddeschalen toegekend aan het paramedisch personeel.
  De bepalingen van artikel 37 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, opnieuw opgenomen bij het besluit van de Vlaamse Executieve van 24 juli 1991, zijn van toepassing op deze personeelsleden, voor zover zij op 31 maart 1972 in dienst waren in het onderwijs.
  Voor het overige blijven de in § 1 van dit artikel bedoelde personeelsleden behoren tot de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel.

Art.43. § 1. Dit artikel is van toepassing op het personeelslid dat :
  a) diensten heeft gepresteerd;
  - in de periode van 1 september 1936 tot en met 31 augustus 1948;
  - in een in België gevestigde lagere- of bewaarschool ingericht door een private persoon die in die periode voldoende waarborgen bood op het gebied van organisatie en onderwijs;
  b) titularis was van een bezoldigd ambt met volledige prestaties;
  c) voor 1 september 1952 het vereiste diploma of het voldoende geachte bekwaamheidsbewijs heeft behaald voor een overeenstemmende functie uitgeoefend in een school onderworpen aan het stelsel van de organieke wet op het lager onderwijs.
  § 2. De diensten gepresteerd in de in § 1 vermelde periode en instellingen door het bedoelde personeelslid worden voor de vaststelling van de weddeanciënniteit in aanmerking genomen met ingang van zijn 20e, 21e, 22e, 23e of 24e jaar, naargelang van de klasse van zijn weddeschaal.

Art.44. 1° het artikel 42 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1971;
  2° het artikel 43 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1973;
  3° het artikel 40 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1991;
  4° het artikel 38 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1991;
  5° het artikel 41 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1992;
  6° het artikel 39 treedt in werking op 1 september 1993.

TITEL IV. - Buitengewoon onderwijs.
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs.
Art.45. Artikel 4 van de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs, gewijzigd bij decreet van 25 juni 1992, wordt aangevuld met een tweede lid gesteld als volgt :
  "In afwijking van het voorgaand lid en tot een datum te bepalen door de Vlaamse Executieve, kunnen de gehandicapten ouder dan 21 jaar op gemotiveerd advies van de Commissie van Advies voor het Buitengewoon Onderwijs, genieten van de voordelen van deze wet."

Art.46. Artikel 6 van dezelfde wet, gewijzigd bij decreet van 25 juni 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Artikel 6. § 1. De Vlaamse Executieve stelt de gebiedsomschrijvingen vast waarvoor een Commissie van Advies voor het Buitengewoon Onderwijs (CABO) zetelt.
  Iedere commissie van advies wordt voorgezeten door een inspecteur-coördinator of een inspecteur van het basisonderwijs.
  De commissies bestaan uit vertegenwoordigers van de Gemeenschaps-, de officieel gesubsidieerde en de vrij gesubsidieerde scholen, behorende tot de pedagogische, de paramedische, de psychologische, de medische en de sociale disciplines en uit leden van de pedagogische begeleidingsdiensten. In elke commissie heeft ook een inspecteur zitting die het buitengewoon onderwijs onder zijn bevoegdheid heeft.
  De aanwijzing van de leden zal erop gericht zijn het evenwicht tussen de vertegenwoordigde strekkingen te verzekeren.
  De Vlaamse Executieve bepaalt de overige regelen betreffende de samenstelling en de werking van de commissies en het beroep dat tegen beslissingen van de commissies kan worden ingesteld.
  De Vlaamse minister bevoegd voor Onderwijs benoemt de leden van de commissies.
  § 2. In elke CABO wordt een subcommissie opgericht bestaande uit een vertegenwoordiging van de onderwijs- en een vertegenwoordiging van de welzijnssector.
  Deze subcommissie neemt de bevoegdheid van de commissie van advies over voor de leerlingen van de opleidingsvormen 1 en 2 van het buitengewoon secundair onderwijs inzake adviezen met betrekking tot het verder verlenen of toekennen van de voordelen van de wet aan gehandicapten buiten de in artikel 4 bepaalde leeftijdsgrenzen. De Vlaamse Executieve bepaalt de samenstelling van deze subcommissies."

Art.47. Artikel 7 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Artikel 7. § 1. Een CABO heeft tot taak gemotiveerde adviezen uit te brengen in de gevallen haar opgedragen door de Vlaamse minister bevoegd voor het Onderwijs. De Vlaamse Executieve kan haar ook met andere opdrachten belasten.
  § 2. In de hierna volgende gevallen heeft de CABO een recht van beslissing :
  1° de tijdelijke of permanente vrijstelling van de leerplicht voor een leerling;
  2° het beroep ingesteld tegen een advies of een beslissing uitgebracht door een persoon of een instantie in uitvoering van deze wet of een uitvoeringsbesluit ervan."

Art.48. De artikelen 8, 9 en 10 van dezelfde wet worden opgeheven.

HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan de koninklijke besluiten nrs. 65, 66 en 67 van 20 juli 1982 en nr. 184 van 30 december 1982.
Art.49. In de oorspronkelijke tekst van artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit nr. 65 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs, worden tussen de woorden "boventallig geworden lesuren" en "behouden" de woorden "met inbegrip van de uren klasseraad, klassedirectie, bijscholing of begeleiding die buiten het lesurenpakket worden toegekend" ingevoegd.

Art.50. In de artikelen 24, tweede lid, 25, § 2, en 26, tweede lid van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij decreet van 31 juli 1990, wordt het woord "types" geschrapt.

Art.51. In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 29bis ingevoegd, luidend als volgt :
  "Artikel 29bis. De personeelsleden die het ondeelbaar ambt van werkmeester, werkplaatsleider of onderdirecteur uitoefenden op 1 oktober 1989, maar het niet hebben kunnen uitoefenen gedurende het schooljaar 1990-1991 als gevolg van een tijdelijke daling van het leerlingenaantal zoals vastgesteld op 1 februari 1990, kunnen dit ambt verder bekleden indien dat op 30 september 1990 op basis van de gestelde normen opnieuw verantwoord was."

Art.52. Artikel 5, § 1 en § 2, van het koninklijk besluit nr. 65 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs gewijzigd bij de decreten van 5 juli 1989 en 9 april 1992, artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 66 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het administratief personeel en het opvoedend hulppersoneel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs met uitzondering van de internaten of semi-internaten, gewijzigd bij decreet van 5 juli 1989, artikel 6 van het koninklijk besluit nr. 67 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het paramedisch personeel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs, met uitzondering van de internaten of semi-internaten, gewijzigd bij decreet van 5 juli 1989 en artikel 9 van het koninklijk besluit nr. 184 van 30 december 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het paramedische personeel en van het personeel toegekend in het kader van het internaat worden bepaald in de Rijksinstituten voor het buitengewoon onderwijs en de tehuizen van het Rijk, worden vervangen door de volgende bepaling :
  "§ 1. In afwijking op de normen van dit besluit en met het oog op bijzondere omstandigheden kan de Vlaamse minister bevoegd voor Onderwijs met ingang van 1 september 1982 extra lesuren of uren toekennen aan de scholen.
  § 2. Met ingang van 1 september 1989 kan het aantal lesuren of uren globaal niet meer bedragen dan 0,5 % van het totaal aantal lesuren en uren dat het voorgaand schooljaar werd toegekend aan respectievelijk het Gemeenschapsonderwijs, het officieel gesubsidieerd onderwijs en het vrij gesubsidieerd onderwijs. Voor de berekening van het aantal extralesuren of -uren gebeurt de omrekening van de voltijdse ambten naar lesuren of uren op basis van de minimumprestaties eigen aan ieder ambt."

Art.53. In artikel 6, § 1, van het koninklijk besluit nr. 66 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het administratief personeel en het opvoedend hulppersoneel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs met uitzondering van de internaten en semi-internaten, gewijzigd bij decreet van 31 juli 1990, worden de woorden "tenminste 99" vervangen door de woorden "tenminste 100".

Art.54. § 1. In hetzelfde koninklijk besluit nr. 66 van 20 juli 1982 wordt na artikel 10 een "Hoofdstuk IV - Overgangsbepalingen" ingevoegd met een artikel 10bis, luidend als volgt :
  "Artikel 10bis. De personeelsleden die het ondeelbaar ambt van directiesecretaris, studiemeester-opvoeder, opsteller of klerk-typist uitoefenden op 1 oktober 1989 maar het niet hebben kunnen uitoefenen gedurende het schooljaar 1990-1991 als gevolg van een tijdelijke daling van het leerlingenaantal, zoals vastgesteld op 1 februari 1990, kunnen dit ambt verder uitoefenen indien het op 30 september 1990 op basis van de gestelde normen opnieuw verantwoord was."
  § 2. In hetzelfde besluit wordt in het opschrift, "Hoofdstuk IV. - Slotbepalingen" de nummering "IV" vervangen door "V".

HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit nr. 439 van 11 augustus 1986.
Art.55. Artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit nr. 439 van 11 augustus 1986 houdende rationalisatie en programmatie in het buitengewoon onderwijs wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "§ 2. De instellingen van het buitengewoon onderwijs worden, naargelang van de inrichtende macht waarvan zij afhangen, voor de toepassing van dit besluit ingedeeld in de volgende groepen :
  - scholen van het Gemeenschapsonderwijs;
  - gesubsidieerde officiële scholen;
  - gesubsidieerde vrije katholieke scholen;
  - gesubsidieerde vrije protestantse scholen;
  - gesubsidieerde vrije israëlitische scholen;
  - gesubsidieerde vrije islamitische scholen;
  - gesubsidieerde vrije orthodoxe scholen;
  - gesubsidieerde vrije anglicaanse scholen;
  - gesubsidieerde vrije niet-confessionele scholen."

Art.56. In de artikelen 12, § 2, 15, 25, § 2, en 29 van hetzelfde besluit worden de woorden "van een bepaald net" vervangen door de woorden "van een bepaalde groep" en worden de woorden "van dit net" vervangen door de woorden "van deze groep".

Art.57. In artikel 21, § 2, van hetzelfde besluit worden de woorden "per net" vervangen door de woorden "per groep" en worden de woorden "in dit net" vervangen door de woorden "in deze groep".

Art.58. In artikel 35, § 2, van hetzelfde besluit worden de woorden "per net" en "in dit net" vervangen door de woorden "per groep" en "in deze groep".

HOOFDSTUK IV. - Wijziging aan het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984.
Art.59. Artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestaties in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, wordt in fine aangevuld met de bepaling : "Dit uur wordt niet aangerekend op het lesurenpakket."

HOOFDSTUK V. - Wijziging van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992.
Art.60. § 1. Artikel 87 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992 wordt opgeheven.
  § 2. In artikel 88 van hetzelfde decreet worden de woorden "en 87 hebben" vervangen door het woord "heeft".
  § 3. De Vlaamse Executieve bepaalt de datum waarop § 1 en § 2 van dit artikel in werking treden.

HOOFDSTUK VI. - Wijziging van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II.
Art.61. Artikel 190, tweede lid, 1°, van het decreet betreffende het onderwijs II van 31 juli 1990 wordt aangevuld met de volgende bepaling :
  "- hetzij het ambt van opvoeder-huismeester hebben uitgeoefend in een gesubsidieerde instelling voor buitengewoon secundair onderwijs en zij in het bezit zijn van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt van studiemeester-opvoeder. Zij worden geacht tevens in het bezit te zijn van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt van opvoeder-huismeester en bekomen de weddeschaal 125".

HOOFDSTUK VII. - Wijziging van het decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs III.
Art.62. § 1. In artikel 15 van het decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs III wordt het tweede lid vervangen door de volgende bepaling :
  "Zij blijven wat hun administratieve en geldelijke toestand betreft, behoren tot het administratief personeel. In afwijking hiervan wordt hun wedde vastgesteld in de weddeschaal 125, toegekend aan personeelsleden van het buitengewoon onderwijs."
  § 2. In hetzelfde artikel 15 wordt tussen het derde en het vierde lid een nieuw lid ingevoegd luidend als volgt :
  "Voor de toepassing van hetzelfde artikel 97 :
  - worden deze personeelsleden geacht op 1 april 1991 een betrekking van rekenplichtig correspondent in hoofdambt te bekleden;
  - (wordt de betrekking die de betrokken personeelsleden geacht worden te bekleden beschouwd als een betrekking waarin op deze datum niet moest worden voorzien door reaffectatie;) (Err. B.St. 17-09-1994, p. 23658)
  - wordt de betrekking die de betrokken personeelsleden geacht worden te bekleden, geacht te voldoen aan de bepaling van § 4 van artikel 97."

HOOFDSTUK VIII. - Inwerkingtreding.
Art.63. 1° het artikel 49 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1982 en houdt op van kracht te zijn op 31 augustus 1990;
  2° het artikel 59 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1984;
  3° de artikelen 55 tot en met 58 hebben uitwerking met ingang van 1 september 1990;
  4° de artikelen 50, 53 en 61 hebben uitwerking met ingang van 1 september 1990;
  5° de artikelen 51 en 54 hebben uitwerking met ingang van 1 september 1990 en houden op van kracht te zijn op 31 augustus 1991;
  6° het artikel 45 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1992;
  7° (- het artikel 62, § 1, heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1993;
  - het artikel 62, § 2, heeft uitwerking met ingang van 1 april 1991;) <DVR 1994-12-21/55, art. 55, 004; Inwerkingtreding : 26-03-1995>
  8° de artikelen 46, 47 en 48 treden in werking op 1 september 1993.

TITEL V. - Secundair onderwijs.
Art.64. In artikel 1, § 3, van het koninklijk besluit nr. 49 van 2 juli 1982 betreffende de oprichtingsnormen en de herstructurering van instellingen in het secundair onderwijs met volledig leerplan, gewijzigd bij koninklijk besluit nr. 295 van 31 maart 1984, worden tussen de woorden "gereaffecteerd" en "worden" de woorden "of wedertewerkgesteld" ingevoegd.

Art.65. Artikel 21 van hetzelfde koninklijk besluit, wordt aangevuld met een § 4, luidend als volgt :
  "§ 4. de personeelsleden aan wie, overeenkomstig § 1, § 2 en § 3, een betrekking van onderdirecteur/provisor of directiesecretaris van de scholengemeenschap werd toegewezen worden beschouwd als zijnde wedertewerkgesteld."

Art.66.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4, 4°, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.67.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4, 4°, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.68.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4, 4°, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.69.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 15°, 011; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

Art.70. In artikel 56, § 2°, van hetzelfde decreet worden de woorden "het schooljaar 1997-1998" vervangen door de woorden "het schooljaar 1998-1999."

Art.71. § 1. Artikel 58 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Artikel 58. § 1. Het in artikel 56, 2°, bedoeld aantal wekelijkse uren-leraar, dat aan elke inrichtende macht wordt toegekend, behelst een aantal uren, voortvloeiend uit een door de Vlaamse Executieve te bepalen recuperatie van uren, welke in verhouding tot het aantal uren van het schooljaar 1989-1990 verloren zijn gegaan en dat ertoe strekt de inrichtende macht de mogelijkheid te bieden op planmatige wijze het onderwijsaanbod rationeel te herschikken."
  § 2. Aan artikel 58, waarvan de huidige tekst § 1 vormt, worden de volgende paragrafen toegevoegd :
  "§ 2. In de in § 1 bedoelde wekelijkse uren-leraar kunnen geen personeelsleden vastbenoemd worden.
  § 3. Met het oog op de controle van § 2 door het departement, dienen de inrichtende machten van de betrokken onderwijsinstellingen een verklaring op eer af te leggen die er toe strekt dat in de bedoelde wekelijkse uren-leraar geen personeelsleden vastbenoemd worden.
  § 4. De niet-naleving van de bepalingen van de § 2 en § 3 heeft tot gevolg dat de vaste benoemingen geen uitwerking kunnen hebben ten aanzien van de overheid."

Art.72. § 1. In hetzelfde decreet wordt een artikel 59bis ingevoegd luidend als volgt :
  "Artikel 59bis. In het gemeenschapsonderwijs en in het gesubsidieerd onderwijs kan een onderwijsinstelling tijdens een bepaald schooljaar niet-ingerichte uren-leraar overdragen naar het daaropvolgend schooljaar mits te voldoen aan alle volgende voorwaarden :
  1° de overdracht wordt beperkt tot twee procent van het aantal aanwendbare uren-leraar van dat bepaald schooljaar;
  2° de niet-ingerichte uren-leraar van een bepaald schooljaar dienen vastgelegd uiterlijk op 15 september van dat schooljaar met het oog op de overdracht naar het daaropvolgend schooljaar;
  3° de overgedragen uren-leraar van een bepaald schooljaar kunnen enkel in het daaropvolgend schooljaar worden aangewend."
  § 2. In hetzelfde decreet wordt een artikel 59ter ingevoegd luidend als volgt :
  "Artikel 59ter. § 1. De overdracht van uren-leraar tijdens een bepaald schooljaar, (zoals bedoeld in artikel 59bis), is slechts mogelijk indien de betrokken inrichtende macht van de onderwijsinstelling op eer verklaart dat zij tijdens dat schooljaar in de betrokken onderwijsinstelling overeenkomstig de geldende reglementering geen nieuwe of bijkomende terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking (in de categorie van het onderwijzend personeel) dient uit te spreken. <DVR 1993-12-15/45, art. 39 en 40, 002; Inwerkingtreding : 01-09-1993>
  § 2. De niet-naleving van de bepalingen van § 1 heeft tot gevolg dat een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid.
  § 3. In de overgedragen uren-leraar zoals bedoeld in artikel 59bis kunnen geen personeelsleden vastbenoemd worden.
  § 4. Met het oog op de controle van § 3 door het departement, dienen de inrichtende machten van de betrokken onderwijsinstellingen een verklaring op eer af te leggen die er toe strekt dat in de bedoelde uren-leraar geen personeelsleden vastbenoemd worden.
  § 5. De niet-naleving van de bepalingen van § 3 en § 4 heeft tot gevolg dat de vaste benoemingen geen uitwerking kunnen hebben ten aanzien van de overheid."

Art.73. § 1. Artikel 3, § 5, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, gewijzigd bij de decreten van 5 juli 1989 en 9 april 1992, wordt aangevuld met de volgende leden :
  "Bij de in het eerste lid bedoelde herverdeling, mag een inrichtende macht het aantal aan een onderwijsinstelling toegekende lesuren, lestijden of uren-leerkracht niet verminderen indien ze in dat schooljaar in deze onderwijsinstelling overeenkomstig de geldende reglementering nieuwe of bijkomende terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking (in de categorie van het onderwijzend personeel) dient uit te spreken. <DVR 1993-12-15/45, art. 40, 002; Inwerkingtreding : 01-09-1993>
  Met het oog op de controle door het departement dienen de inrichtende machten een verklaring op eer af te leggen die er toe strekt dat zij de bepalingen van het voorgaand lid in acht nemen bij deze herverdeling. De niet-naleving van deze bepalingen heeft tot gevolg dat een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid.
  In de bijkomende lesuren, lestijden of uren-leerkracht die een onderwijsinstelling via deze herverdeling verkregen heeft, kunnen geen personeelsleden vastbenoemd worden. De betrokken inrichtende macht dient een verklaring op eer af te leggen die er toe strekt dat in de bedoelde uren-leraar geen personeelsleden vastbenoemd worden. De niet-naleving van deze bepalingen heeft tot gevolg dat de vaste benoemingen geen uitwerking kunnen hebben ten aanzien van de overheid."
  § 2. Artikel 3, § 6, van dezelfde wet, gewijzigd bij decreet van 5 juli 1989, (wordt aangevuld met de volgende leden luidend als volgt) : <DVR 1993-12-15/45, art. 41, 002; Inwerkingtreding : 01-09-1993>
  "§ 6. a) Deze overdracht is slechts mogelijk indien de betrokken inrichtende macht van de onderwijsinstelling die lestijden, lesuren of uren-leerkracht overdraagt op eer verklaart dat zij gedurende dat schooljaar in de betrokken onderwijsinstelling overeenkomstig de geldende reglementering geen nieuwe of bijkomende terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking (in de categorie van het onderwijzend personeel) dient uit te spreken. In de overgedragen lestijden, lesuren of uren-leerkracht kunnen geen personeelsleden vastbenoemd worden. Met het oog op de controle door het departement dient de betrokken inrichtende macht een verklaring op eer af te leggen die er toe strekt dat zij deze bepalingen in acht neemt bij deze overdracht. De niet-naleving van deze bepalingen heeft tot gevolg dat nieuwe of bijkomende terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking geen uitwerking hebben ten aanzien van de overheid. <DVR 1993-12-15/45, art. 40, 002; Inwerkingtreding : 01-09-1993>
  In de overgedragen lestijden, lesuren of uren-leerkracht kunnen geen personeelsleden vastbenoemd worden.
  b) Met het oog op de controle door het departement van de bepalingen van het voorgaand lid dient de betrokken inrichtende macht een verklaring op eer af te leggen die er toe strekt dat zij deze bepalingen in acht neemt. De niet-naleving ervan heeft tot gevolg dat de vaste benoemingen geen uitwerking kunnen hebben ten aanzien van de overheid."
  Paragraaf 6, a) is niet van toepassing op het deeltijds beroepssecundair onderwijs (en is niet van toepassing op de specifieke maatregelen inzake de toekenning van uren-leraar in het kader van de uitvoering van het onderwijsbeleid voor de diversificatie van de studiekeuze voor meisjes in de opleidingen voor technisch en beroepssecundair onderwijs in het voltijds secundair onderwijs, zoals bepaald door de Vlaamse regering.
  Indien een inrichtende macht van een onderwijsinstelling haar vastbenoemd personeel van deze onderwijsinstelling op datum van 30 juni van het voorafgaand schooljaar, behoudt op 1 september bij wijze van reaffectatie of wedertewerkstelling of indien deze personeelsleden op 1 september gereaffecteerd of wedertewerkgesteld zijn in een andere onderwijsinstelling, is overdracht wel mogelijk). <DVR 1993-12-15/45, art. 42, 002; Inwerkingtreding : 11-03-1994>
  § 3. In artikel 8, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 14 juli 1975, worden tussen de woorden "secundair onderwijs met volledig leerplan" en de woorden "omvat de lesrooster per week" de woorden "met uitzondering van het aanvullend secundair beroepsonderwijs", ingevoegd.

Art.74. § 1. Artikel 4, § 2, a, van het koninklijk besluit nr. 456 van 10 september 1986 houdende rationalisatie en programmatie van de internaten van het door de Staat georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs, wordt aangevuld met de volgende bepaling :
  "6. Een gebouw of een gebouwencomplex van een internaat kan niet terzelfdertijd een vestigingsplaats zijn van een ander internaat."
  § 2. Artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de decreten van 21 december 1990 en 9 april 1992, wordt aangevuld met een § 6 luidend als volgt :
  "§ 6. In afwijking van § 4, eerste lid, worden in een internaat waaruit door afsplitsing een nieuw internaat is ontstaan, het aantal interne leerlingen waarvoor werkingskredieten of werkingstoelagen worden toegekend, gedurende het schooljaar van de afsplitsing, op 1 september van dat schooljaar geteld."

Art.75. Artikel 6, § 1, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende bepaling :
  "Met ingang van 1 september 1993 en tot 31 augustus 1996 kan geen enkel nieuw internaat door de Vlaamse Gemeenschap worden opgericht of gesubsidieerd."

Art.76.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4, 4°, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.77. In artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 2 van 21 augustus 1978 tot vaststelling van het maximum aantal lestijden per week in het onderwijs met volledig leerplan van het secundair onderwijs, van het aanvullend beroepsonderwijs, wordt het eerste lid in fine aangevuld met een vierde gedachtenstreepje, luidend als volgt :
  "- de leerjaren van de derde graad van het (algemeen secundair onderwijs) met ten minste 2 wekelijkse lestijden (lichamelijke opvoeding) en ten minste 1 wekelijkse lestijd (artistieke opvoeding of estetica) waarvoor dit maximum 33 bedraagt". <DVR 1993-12-15/45, art. 43, 002; Inwerkingtreding : 11-03-1994>

Art.78. 1° het artikel 68 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1969;
  2° het artikel 66 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1971;
  3° het artikel 67, 1°, heeft uitwerking met ingang van 23 januari 1980;
  4° het artikel 65 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1981;
  5° het artikel 76, § 2, 2°, heeft uitwerking met ingang van 1 september 1982;
  6° het artikel 76, § 1 en § 5, heeft uitwerking met ingang van 25 oktober 1981;
  7° het artikel 76, § 2, 1°, heeft uitwerking met ingang van 1 september 1984;
  8° het artikel 67, 2°, heeft uitwerking met ingang van 12 december 1984;
  9° het artikel 67, 3°, heeft uitwerking met ingang van 15 juli 1985;
  10° het artikel 76, § 2, 3°, heeft uitwerking met ingang van 1 september 1985;
  11° het artikel 76, § 2, 4°, heeft uitwerking met ingang van 1 september 1987;
  12° het artikel 67, 4°, heeft uitwerking met ingang van 25 oktober 1988;
  13° het artikel 76, § 3, heeft uitwerking met ingang van 1 september 1990;
  14° de artikelen 70 en 71 hebben uitwerking met ingang van 1 september 1990;
  15° de artikelen 72, § 1, en 73, § 3, hebben uitwerking met ingang van 1 september 1991;
  16° het artikel 74, § 2, heeft uitwerking met ingang van 1 september 1992;
  17° de artikelen 69 en 71, § 2, hebben uitwerking met ingang van 1 januari 1993;
  18° het artikel 76, § 4, heeft uitwerking met ingang van 1 februari 1993;
  19° de artikelen 64, 74, § 1, 75 en 77 treden in werking op 1 september 1993;
  20° het artikel 72, § 2 :
  - treedt in werking op 1 september 1993, wat betreft de bepalingen van artikel 59ter, § 1 en § 2, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II;
  - heeft uitwerking op 1 januari 1993, wat betreft de bepalingen van artikel 59ter, § 3, § 4 en § 5, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II;
  21° het artikel 73, § 1 :
  - treedt in werking op 1 september 1993, wat betreft de bepalingen van het derde en het vierde lid van artikel 3, § 5, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving;
  - heeft uitwerking op 1 januari 1993, wat betreft de bepalingen van het vijfde lid van artikel 3, § 5, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving;
  22° het artikel 73, § 2 :
  - treedt in werking op 1 september 1993, wat betreft de bepalingen van het tweede lid van artikel 3, § 6, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving;
  - heeft uitwerking op 1 januari 1993 wat betreft de bepalingen van het derde en het vierde lid van artikel 3, § 6, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.

TITEL VI. - Hoger onderwijs buiten de universiteit.
Art.79. (Opgeheven) <DVR 1994-07-13/32, art. 364, 003; Inwerkingtreding : 01-09-1995; zie DVR 1996-05-09/39, art. 1, 71°>

Art.80. Artikel 18, tweede lid, van het decreet van 23 oktober 1991 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "De tweede cyclus van het studiegebied produktontwikkeling en muziek en de opleiding van academisch niveau die leidt tot de graad van handelsingenieur en architect omvatten drie studiejaren."

Art.81. Artikel 34 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met de volgende bepaling :
  "De studieduur van de afdeling interieurvormgeving is drie jaar."

Art.82. In artikel 37 van hetzelfde decreet wordt het woord "instelling" vervangen door de woorden "instelling of afdeling".

Art.83. <NOTA : Dit artikel houdt op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan bij DVR 1994-07-13/32, art. 366, 20°, 003; Inwerkingtreding : onbepaald > <NOTA : opgeheven wat betreft de hogescholen; DVR 1996-05-09/39, art. 2, 39°; Inwerkingtreding : 01-01-1996> § 1. Onverminderd de krachtens artikel 94 van de Grondwet door de wet georganiseerde rechtsbescherming wordt het besluit van de Vlaamse Executieve van 16 oktober 1991 tot uitvoering van artikel 17, § 4, van de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs bekrachtigd.
  § 2. De Vlaamse Executieve wordt gemachtigd het in § 1 van dit artikel vermelde besluit op te heffen.

Art.84. Artikel 9 van de wet van 15 juli 1985 tot organisatie van het maritiem hoger onderwijs en de studiën in de nautische wetenschappen, gewijzigd bij decreet van 31 juli 1990, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Artikel 9. De houders van het diploma van de afdeling "dek" van de hogere cyclus van het zeevaartonderwijs, behaald vanaf het academiejaar 1979-1980, en de houders van het diploma van de afdeling "dek" van de hogere cyclus van het zeevaartonderwijs, behaald voor het academiejaar 1979-1980, die tevens in het bezit zijn van het brevet van kapitein ter lange omvaart, worden geacht houder te zijn van de graad en het diploma van licentiaat in de nautische wetenschappen.
  Zij genieten alle rechten die de wet verleent aan de houders van deze graad en dit diploma. Ter bevestiging hiervan zullen de bedoelde personen die afstudeerden in de academiejaren 1979-1980 tot en met 1984-1985 het diploma van licentiaat in de nautische wetenschappen ontvangen, uitgereikt onder de benaming van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap - departement Onderwijs."

Art.85. <NOTA : Dit artikel houdt op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan bij DVR 1994-07-13/32, art. 366, 20°, 003; Inwerkingtreding : onbepaald > <NOTA : opgeheven wat betreft de hogescholen; DVR 1996-05-09/39, art. 2, 39°; Inwerkingtreding : 01-01-1996> § 1. Artikel 17 van het koninklijk besluit van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen, wordt aangevuld met een tweede lid luidend als volgt :
  "Volgende getuigschriften of diploma's worden eveneens aanvaard in plaats van het hierboven bedoeld getuigschrift van pedagogische bekwaamheid, vereist voor verschillende in artikel 10 van dit besluit vermelde ambten :
  - het diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs;
  - het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs;
  - diploma van regent(es) voor de middelbare scholen;
  - diploma van regent(es);
  - diploma van geaggregeerde leraar voor het middelbaar onderwijs van de lagere graad;
  - diploma van geaggregeerde voor het middelbaar en technisch onderwijs van de lagere graad;
  - het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid;
  - het getuigschrift van pedagogische leergangen."
  § 2. Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een derde lid, luidend als volgt :
  "De houders van het diploma van licentiaat in de pedagogische wetenschappen, van licentiaat in de psychologische en pedagogische wetenschappen, van licentiaat in de opvoedkunde, van licentiaat in de opvoedingswetenschappen of van licentiaat in de psycho-pedagogische wetenschappen, uitgereikt voor 1 januari 1968, worden gelijkgesteld met de houders van het diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs voor de uitoefening van een ambt in het hoger onderwijs buiten de universiteit."
  § 3. De Vlaamse Executieve wordt gemachtigd het tweede en derde lid van voornoemd artikel 17 te wijzigen of op te heffen.

Art.86. <NOTA : Dit artikel houdt op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan bij DVR 1994-07-13/32, art. 366, 20°, 003; Inwerkingtreding : onbepaald > <NOTA : opgeheven wat betreft de hogescholen; DVR 1996-05-09/39, art. 2, 39°; Inwerkingtreding : 01-01-1996> § 1. De bepalingen van artikel 17, § 1, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs zijn van toepassing op de adjunct-directeur, de hoogleraar, de docent en de werkleider verbonden aan een instelling voor hoger onderwijs van het lange type (of van het hoger technisch onderwijs van de derde graad). <DVR 1994-12-21/55, art. 104, 004; Inwerkingtreding : 12-03-1977>
  § 2. De tijd bedoeld in voormeld artikel 17, § 1, mag voor deze ambten evenwel nooit meer dan 6 jaar bedragen.

Art.87. <NOTA : Dit artikel houdt op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan bij DVR 1994-07-13/32, art. 366, 20°, 003; Inwerkingtreding : onbepaald > <NOTA : opgeheven wat betreft de hogescholen; DVR 1996-05-09/39, art. 2, 39°; Inwerkingtreding : 01-01-1996> § 1. (Totdat uitvoering is gegeven aan de decretale regeling zoals voorzien in artikel 33 van het decreet van 23 oktober 1991 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, worden in het hoger onderwijs met volledig leerplan buiten de universiteit aan leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel geen nieuwe vaste benoemingen meer verleend die ingaan na 1 januari 1993 indien reeds in de betrokken onderwijsinstelling 66 % of meer van de financierbare of subsidieerbare personeelsomkadering, uitgedrukt in organieke lestijden of studiebegeleidingseenheden, door vastbenoemde personeelsleden is ingenomen.
  Wanneer de voormelde norm van 66 % niet wordt bereikt kunnen nieuwe vaste benoemingen nog worden verleend totdat deze norm wel bereikt is. Voor het berekenen van de norm van 66 % worden de financierbare of subsidieerbare organieke lestijden en dito studiebegeleidingseenheden afzonderlijk beschouwd.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "nieuwe vaste benoeming" niet begrepen :
  - de vaste benoeming in een selectie- of bevorderingsambt van een personeelslid dat reeds vastbenoemd is in het hoger onderwijs met volledig leerplan buiten de universiteit;
  - de uitbreiding inzake volume van een bestaande vaste benoeming;
  - de benoeming van een personeelslid, dat reeds vastbenoemd is als lid van het bestuurs- en onderwijzend personeel, in een ander ambt van dezelfde categorie;
  - de mutatie.
  Benoemingen die in strijd met voorgaande bepalingen worden verleend kunnen geen uitwerking hebben ten aanzien van de overheid.) <DVR 1993-12-15/45, art. 45, 002; Inwerkingtreding : 11-03-1994>
  § 2. De personeelsleden die in de voornoemde instellingen van het gemeenschapsonderwijs met ingang van 1 januari 1993 tot de proeftijd werden toegelaten in een selectie- of bevorderingsambt, kunnen na het vervullen van de voorgeschreven proeftijd nog vast benoemd worden in het betrokken ambt.
  § 3. Voor de vaste benoemingen en de toelatingen tot de proeftijd die in de in § 1 bedoelde instellingen ingaan op 1 januari 1993, moet de oproep tot de kandidaat voor het Gemeenschapsonderwijs zijn gebeurd voor 1 oktober 1992. In het gesubsidieerd onderwijs moet de vacature bekend zijn gemaakt voor 1 oktober 1992.

Art.88. Deze titel treedt in werking met ingang van de dag van de publikatie in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van :
  1° artikel 86 dat uitwerking heeft met ingang van 12 maart 1977;
  2° artikel 85 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 1987;
  3° artikel 82 dat uitwerking heeft met ingang van 1 oktober 1992;
  4° artikel 83 dat uitwerking heeft met ingang van 16 oktober 1991;
  5° artikel 79 dat uitwerking heeft met ingang van 1 oktober 1992;
  6° artikel 87 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 1993.

TITEL VII. - Academisch onderwijs.
Art.89. Artikel 96 van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Artikel 96. De weddeschalen van de leden van het zelfstandig academisch personeel worden als volgt vastgesteld :
  1° de voltijdse docenten genieten :
  vanaf 1 november 1992 een aanvangswedde van 1 162 070 frank die achtereenvolgens om de drie jaar wordt opgevoerd tot 1 232 164 frank, 1 302 262 frank, 1 372 358 frank, 1 442 454 frank, 1 512 550 frank, 1 582 646 frank, 1 652 742 frank en 1 722 838 frank;
  2° de deeltijdse docenten wier opdracht louter onderwijsactiviteiten bevat, genieten :
  vanaf 1 november 1992 een forfaitaire wedde berekend op grond van 145 256 frank per weekuur over het jaar in een onderwijs opleidingsprogramma, zonder dat zij minder dan 72 628 frank en meer dan 1 162 293 frank mogen ontvangen. De gedeelten beneden een kwartier per week over het jaar worden niet meegeteld;
  3° de voltijdse hoofddocenten genieten :
  vanaf 1 november 1992 een aanvangswedde van 1 333 756 frank, die achtereenvolgens om de drie jaar wordt opgevoerd tot 1 430 441 frank, 1 527 126 frank, 1 623 811 frank, 1 720 496 frank, 1 817 181 frank, 1 913 866 frank, 2 010 551 frank en 2 107 236 frank;
  4° de deeltijdse hoofddocenten wier opdracht louter onderwijsactiviteiten omvat, genieten :
  vanaf 1 november 1992 een forfaitaire wedde berekend op grond van 166 720 frank per weekuur over het jaar in een onderwijs opleidingsprogramma, zonder dat zij minder dan 82 360 frank of meer dan 1 333 758 frank mogen ontvangen. De gedeelten beneden een kwartier per week over het jaar worden niet meegeteld;
  5° de voltijdse hoogleraren genieten :
  vanaf 1 november 1992 een aanvangswedde van 1 565 219 frank die achtereenvolgens om de drie jaar wordt opgevoerd tot 1 704 385 frank, 1 843 551 frank, 1 982 717 frank, 2 121 883 frank, 2 261 049 frank en 2 400 215 frank;
  6° de deeltijdse hoogleraren wier opdracht louter onderwijsactiviteiten omvat, genieten :
  vanaf 1 november 1992 een forfaitaire wedde, berekend op grond van 182 346 frank per weekuur over het jaar in een onderwijs opleidingsprogramma, zonder dat zij meer dan 1 458 772 frank mogen ontvangen. De gedeelten beneden een kwartier per week over het jaar worden niet meegeteld;
  7° de gewone hoogleraren genieten :
  vanaf 1 november 1992 een aanvangswedde van 1 755 659 frank, die achtereenvolgens om de drie jaar wordt opgevoerd tot 1 943 167 frank, 2 130 675 frank, 2 318 183 frank, 2 505 691 frank en 2 693 199 frank;
  8° de buitengewone hoogleraren wier opdracht louter onderwijsactiviteiten omvat genieten :
  vanaf 1 november 1992 een forfaitaire wedde, berekend op grond van 198 265 frank per weekuur over het jaar in een onderwijs opleidingsprogramma, zonder dat zij meer dan 1 586 120 frank mogen ontvangen. De gedeelten beneden een kwartier per week over het jaar worden niet meegeteld;
  9° de leden van het zelfstandig academisch personeel die procentueel deeltijds benoemd zijn, verkrijgen hetzelfde procentueel aandeel van de wedde die zij als voltijdse leden van het academisch personeel zouden genieten.

Art.90. Deze titel heeft uitwerking met ingang van 1 november 1992.

TITEL VIII. - Deeltijds Kunstonderwijs.
Art.91.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4, 4°, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.92. Deze titel heeft uitwerking met ingang van 1 april 1971.

TITEL IX. - Onderwijs voor Sociale Promotie.
Art.93. Artikel 36 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving wordt aangevuld met een § 3, luidend als volgt :
  "§ 3. In afwijking van de bepalingen van § 2 worden voor de personeelsleden van de tijdelijke leergangen de weddetoelagen jaarlijks in één keer ten voordele van de inrichtende macht uitbetaald".

Art.94. Deze titel heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1991.

TITEL X. - Psycho-medisch-sociale centra.
Art.95. In de wet van 1 april 1960 betreffende de psycho-medisch-sociale centra, gewijzigd bij koninklijk besluit nr. 467 van 1 oktober 1986, worden in artikel 3, § 2, derde lid, en in artikel 4, § 2, derde lid, telkens de woorden "of een paramedisch werker, of een psycho-pedagogisch werker" vervangen door : "of een psycho-pedagogisch werker of, voor wat betreft de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra, een paramedisch werker".

Art.96. Artikel 2, § 1, 5°, van de wet van 1 april 1960 betreffende de psycho-medisch-sociale centra wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Voor de berekening van de personeelsomkadering van de psycho-medisch-sociale centra gelden de leerlingenaantallen, de omrekenings- en aanwendingspercentages op basis waarvan het lestijdenpakket of het pakket uren-leraar van de bediende onderwijsinstellingen vastgelegd worden."

Art.97. 1° Artikel 95 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1991.
  2° Artikel 96 treedt in werking met ingang van het schooljaar 1993-1994.

TITEL XI. - Cumulatieregeling.
Art.98. § 1. De Vlaamse Executieve is ertoe gemachtigd de hierna vermelde bepalingen te wijzigen of op te heffen :
  - het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan;
  - het koninklijk besluit nr. 161 van 30 december 1982 tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende toekenning van een toelage voor overwerk aan sommige leden van hetzelfde personeel en van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan;
  - het koninklijk besluit nr. 269 van 31 december 1983 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan;
  - het koninklijk besluit nr. 270 van 31 december 1983 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan;
  - het koninklijk besluit nr. 294 van 31 maart 1984 waarbij de voorwaarden bepaald worden voor het uitbetalen van de uitgestelde bezoldiging aan sommige tijdelijke personeelsleden van het onderwijs die tijdens de zomervakantie andere beroepsinkomsten hebben;
  - artikel 44 van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen;
  § 2. Onverminderd de krachtens artikel 94 van de Grondwet door de wet georganiseerde rechtsbescherming, wordt artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Executieve van 19 december 1991 tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs bekrachtigd.
  De Vlaamse Executieve is ertoe gemachtigd deze bepaling te wijzigen en/of geheel of gedeeltelijk op te heffen.

Art.99. Deze titel treedt in werking op de dag van de publikatie in het Belgisch Staatsblad.

TITEL XII. - Sancties bij niet-optimaal gebruik van de onderwijstijd.
Art.100. Artikel 7 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, gewijzigd bij de decreten van 31 juli 1990 en 23 oktober wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Artikel 7. § 1. De Vlaamse Executieve bepaalt de verlofregeling en de aanwending van de schooltijd voor het gewoon en buitengewoon basisonderwijs, het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs en voor het deeltijds secundair onderwijs in de door de Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde scholen.
  § 2. De overtreding van deze regeling kan aanleiding geven tot sancties.
  De bedoelde sanctie kan in het gesubsidieerd onderwijs een gedeeltelijke terugvordering van de werkingstoelagen zoals bedoeld in artikel 32 van deze wet zijn.
  In het Gemeenschapsonderwijs kan deze sanctie een gedeeltelijke inhouding zijn van de werkingsmiddelen toegekend aan de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs.
  § 3. De Vlaamse Executieve bepaalt de regels voor de toepassing van de sancties."

Art.101. Deze titel heeft uitwerking met ingang van de dag van publikatie in het Belgisch Staatsblad.

TITEL XIII. - Medezeggenschap.
Art.102. Artikel 2, tweede alinea van het decreet van 23 oktober 1991 betreffende de medezeggenschap in het gesubsidieerd onderwijs wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Hoofdstuk VII van dit decreet is van toepassing op de instellingen van het hoger onderwijs buiten de universiteit die door de Vlaamse Gemeenschap worden gesubsidieerd."

Art.103. In artikel 9 van hetzelfde decreet worden de woorden "artikel 20, § 1" vervangen door de woorden "artikel 19, § 1".

Art.104. § 1. In het koninklijk besluit nr. 79 van 21 juli 1982 tot vaststelling van het aantal aanvaardbare lestijden in het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan, georganiseerd of gesubsidieerd door de Staat, gewijzigd bij de decreten van 31 juli 1990 en 13 oktober 1991, wordt een artikel 8 ingevoegd luidend als volgt :
  "Artikel 8. Het totaal aantal aanvaardbare lestijden per instelling wordt aangewend voor de toepassing van het goedgekeurde leerplan en voor de pedagogische opdracht van het onderwijzend personeel."
  § 2. In het koninklijk besluit nr. 80 van 21 juli 1982 tot vaststelling van het aantal aanvaardbare bijkomende lestijden in het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan, gewijzigd bij de decreten van 31 juli 1990 en 28 oktober 1993, wordt een artikel 5 ingevoegd luidend als volgt :
  "Artikel 5. Het totaal aantal aanvaardbare bijkomende lestijden per inrichting, wordt aangewend voor de begeleiding en de coördinatie-activiteiten en voor de toepassing van het goedgekeurd leerplan".
  § 3. Artikel 36, § 4 van het decreet van 23 oktober 1991 betreffende de medezeggenschap in het gesubsidieerd onderwijs wordt opgeheven.

Art.105. Artikel 33 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling :
  § 1. In iedere instelling van het hoger onderwijs buiten de universiteit van het gesubsidieerd vrij onderwijs waar geen ondernemingsraad is opgericht, wordt een overlegcomité opgericht.
  § 2. Het overlegcomité is samengesteld uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van volgende geledingen :
  1° de inrichtende macht;
  2° het personeel
  en heeft minimum twee mandaten per geleding.
  § 3. De aanduiding van de vertegenwoordiging van de twee geledingen gebeurt zoals omschreven in de artikelen 13, 19 en 20 van dit decreet.
  § 4. De inrichtende macht stelt na overleg in het overlegcomité het reglement van orde op. Dit reglement omvat ten minste de punten vermeld in artikel 28, 1°, 2°, 3° en 5°.
  § 5. Aan het overlegcomité wordt een overlegbevoegdheid verleend met betrekking tot de herstructurering van de instelling. Er wordt eveneens overlegbevoegdheid verleend met betrekking tot de aangelegenheden bedoeld in de artikelen 16, 17 en 20, 21, 22, 23, 24, 25, 30, 39 en 40 van het decreet van 23 oktober 1991 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap.
  § 6. Het participatiecollege voor het gesubsidieerd vrij onderwijs zoals bedoeld in artikel 30 van dit decreet is bevoegd om op klacht van een van de geledingen van een overlegcomité de inbreuken op de bepalingen van dit artikel vast te stellen.

Art.106. Artikel 34 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "§ 1. In iedere instelling van het hoger onderwijs buiten de universiteit van het gesubsidieerd onderwijs wordt een comité opgericht dat de participatie van de studenten verzekert.
  § 2. Het comité is samengesteld uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van volgende geledingen :
  1° de inrichtende macht;
  2° de studenten
  en telt minimum twee mandaten per geleding.
  § 3. De aanduiding van de vertegenwoordiging van de twee geledingen gebeurt zoals omschreven in de artikelen 13, 19 en 20 van dit decreet.
  § 4. De inrichtende macht stelt na overleg in het comité het reglement van orde op. Dit reglement omvat ten minste de punten vermeld in artikel 28, 1°, 2°, 3° en 5°.
  § 5. Aan het comité wordt een overlegbevoegdheid verleend met betrekking tot de herstructurering van de instelling. Er wordt eveneens overlegbevoegdheid verleend met betrekking tot de aangelegenheden bedoeld in de artikelen 16, 17 en 20, 21, 22, 23, 24, 25, 30, 39 en 40 van het decreet van 23 oktober 1991 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap.

Art.107. 1° de artikelen 102, 103 en 104 hebben uitwerking met ingang van 23 oktober 1991;
  2° de artikelen 105 en 106 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 1993.

TITEL XIV. - Sociale voordelen.
Art.108. § 1. In artikel 33, eerste lid van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, gewijzigd bij het decreet van 5 juli 1989, wordt de bepaling "Zij hebben evenwel geen enkele verplichting tegenover de kinderen die de rijksscholen bezoeken" opgeheven.
  § 2. In artikel 33, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 11 juli 1973 en bij het decreet van 5 juli 1989, wordt de volgende zin toegevoegd : "Zij kunnen wegens wetsovertreding of schending van het algemeen belang binnen een tijdspanne van veertig dagen vanaf hun mededeling door de Vlaamse Executieve vernietigd worden".

Art.109. Deze titel heeft uitwerking met ingang van 25 augustus 1989.

TITEL XV. - Inspectie en begeleiding.
Art.110. In artikel 5, § 1, van het decreet van 17 juli 1991 betreffende de inspectie en de pedagogische begeleidingsdiensten worden volgende wijzigingen aangebracht :
  a) 5° wordt 6°;
  b) een nieuw 5° wordt ingevoegd, luidend als volgt :
  "5° de controle op de verlofregeling en de regeling inzake de aanwending van de schooltijd".

Art.111. Artikel 19 van hetzelfde decreet, gedeeltelijk vernietigd bij arrest van het Arbitragehof nr. 74/92 van 18 november 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Artikel 19. Elk politiek mandaat of mandaat bij een inrichtende macht is onverenigbaar met de hoedanigheid van lid van de inspectie behoudens wanneer het uitgeoefend wordt buiten het inspectieambtsgebied.
  Elke opdracht in een onderwijsinstelling of in een centrum is onverenigbaar met de hoedanigheid van lid van de inspectie."

Art.112. In artikel 20, § 1, van hetzelfde decreet worden de woorden "7. taalinspecteur" geschrapt.

Art.113. Aan artikel 30 van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd luidend als volgt :
  "Voor de tot de proeftijd toegelaten adviseurs van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling wijst de directeur van deze dienst een stageleider aan onder de vast benoemde adviseurs en organiseert de proeftijd."

Art.114. Artikel 31 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Artikel 31. In de loop van de laatste maand van de proeftijd levert het betrokken personeelslid een rapport af dat, naargelang het geval, door de bevoegde inspecteur-generaal of door de directeur van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling en de stageleider wordt geëvalueerd.
  De beoordeling van de proeftijd door de stageleider en, naargelang het geval, door de bevoegde inspecteur-generaal of de directeur van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling, geeft aanleiding tot een verslag dat besloten wordt met een gemotiveerd voorstel tot benoeming in vast verband of tot afdanking van het betrokken personeelslid.
  Dit verslag moet worden medegedeeld aan de belanghebbende die het viseert en dateert. Hij bezorgt het binnen zeven kalenderdagen terug aan de bevoegde inspecteur-generaal of aan de directeur van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling.
  Oordeelt hij dat het verslag niet gegrond is, dan maakt hij hiervan melding in zijn visum. Dit verslag wordt bij het persoonlijk dossier van het betrokken personeelslid gevoegd."

Art.115. In artikel 37, 4° van hetzelfde decreet wordt het woord "taalinspecteur" geschrapt.

Art.116. § 1. In artikel 90, § 2 van hetzelfde decreet wordt een 10e toegevoegd luidend als volgt :
  "10e om deel te nemen aan onderwijsprojecten opgezet of erkend door de Vlaamse minister bevoegd voor Onderwijs. De Vlaamse minister bevoegd voor Onderwijs kan, voor bedoelde projecten, ten belope van hoogstens tien betrekkingen uitgedrukt in volledige ambten, verloven of terbeschikkingstellingen toekennen;
  § 2. In artikel 90, § 2 van hetzelfde decreet wordt een 11e toegevoegd luidend als volgt :
  "11e. om deel te nemen aan door de Vlaamse Gemeenschap onderschreven Europese en bilaterale uitwisselingsprojecten."

Art.117. De inleidende zin van artikel 92, § 1, eerste lid van hetzelfde decreet wordt vervangen door volgende bepaling :
  "§ 1. Behoudens de betaling van de wedde en weddetoelagen toegekend aan de pedagogische adviseurs en adviseurs-coördinatoren, wordt in de begroting van de diensten van de Vlaamse Executieve jaarlijks een krediet ingeschreven dat aangewend wordt voor de organisatie en de werking van de pedagogische begeleidingsdiensten, dat als volgt wordt verdeeld :"

Art.118. De eerste zin van artikel 93, § 2, van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "§ 2. Een vast benoemd lid van het onderwijs, van de centra of van de inspectie, kan tijdelijk het ambt van pedagogisch adviseur uitoefenen mits zijn inrichtende macht, of de Vlaamse Minister bevoegd voor Onderwijs daarin toestemt."

Art.119. Artikel 94, § 1, 1°, van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "1° in vast verband benoemd te zijn in het gesubsidieerd onderwijs of in een gesubsidieerd centrum of als lid van de inspectie."

Art.120. In hetzelfde decreet wordt een artikel 113bis toegevoegd, luidend als volgt :
  "Artikel 113bis. In afwijking van artikel 30 wijst de directeur van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling bij ontstentenis van vast benoemde adviseurs een stageleider aan onder de inspecteurs-generaal."

Art.121. Artikel 63 van het decreet van 18 december 1992 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1993 wordt aangevuld met het volgende lid :
  "Dit artikel heeft uitwerking met ingang van 1 februari 1993."

Art.122. Deze titel heeft uitwerking met ingang van 1 september 1991 met uitzondering van :
  1° de artikelen 118, 119 en 116, § 2, die uitwerking hebben met ingang van ingang van 1 januari 1993;
  2° het artikel 121 dat uitwerking heeft met ingang van 1 februari 1993;
  3° het artikel 110 dat in werking treedt bij de publikatie in het Staatsblad.

TITEL XVI. - Verjaring.
Art.123. In artikel 198, § 1, eerste lid, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II wordt tussen de woorden "Vlaamse Gemeenschap" en de woorden "aan de" de woorden "of haar rechtsvoorganger" ingevoegd.

Art.124. Deze titel heeft uitwerking met ingang van 1 september 1990.

TITEL XVII. - Coördinatie van de wetten op het lager onderwijs, de schoolpactwet en de wet op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs. (Opgeheven)
Art.125.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4, 4°, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.126. (Opgeheven) <DVR 2003-02-14/49, art. 10.37, 006; Inwerkingtreding : onbepaald >

TITEL XVIII. - Bekrachtiging van data van inwerkingtreding van sommige besluiten van de Vlaamse Executieve.
Art. 127.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4, 4°, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2008>