Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

6 DECEMBER 1993. - Koninklijk besluit betreffende het opeisingsrecht van verlaten gebouwen, bedoeld in artikel 134bis van de nieuwe gemeentewet.



Inhoudstafel:

Hoofdstuk I. Toepassingsgebied en definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. Procedure tot uitoefening van het opeisingrecht.
Art. 2-10
HOOFDSTUK III. Slotbepalingen
Art. 11-12



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1995027476 



Artikels:

Hoofdstuk I. Toepassingsgebied en definities.
Artikel 1. Onderhavig besluit is van toepassing op verlaten gebouwen die aan één of meerdere eigenaars toebehoren.
  Voor de toepassing van onderhavig besluit worden eveneens als medeëigenaars van een gebouw beschouwd, de vruchtgebruiker of de titularis van een recht van gebruik of bewoning enerzijds en de naakte eigenaar anderzijds, behalve wat betreft het recht op een billijke schadevergoeding voorzien in artikel 6, § 5 en § 7 en het recht op persoonlijke bewoning voorzien in artikel 10.
  Onder verlaten gebouw wordt verstaan, het bebouwde onroerend goed behorend tot het privaat domein van een rechtspersoon naar Belgisch publiek recht of toebehorend aan een privaat natuurlijke of rechtspersoon en dat klaarblijkelijk niet gebruikt wordt noch werkelijk bestemd is voor een activiteit van welke aard dan ook.
  Genieten van een vermoeden van gebruik, de gebouwen op wiens adres één of meerdere personen, ofwel zijn ingeschreven in de bevolkingsregisters voor hun hoofdverblijfplaats, ofwel vermeld als eigenaars van een tweede verblijfplaats op voorwaarde dat betrokkenen niet hebben gevraagd om vrijgesteld te worden van de onroerende voorheffing. Dit vermoeden is weerlegbaar door alle rechtsmiddelen.
  Mogen niet worden beschouwd als verlaten, de bebouwde onroerende goederen :
  1° die het voorwerp uitmaken van een lopend huurcontract dat tot een werkelijk gebruik en/of bestemming leidt;
  2° in dewelke grove herstellingen of verbeteringen aan de gang zijn of voor dewelke de eigenaar zijn bedoeling te herbouwen, verbouwen of vernieuwen aantoont aan de hand van een bouwvergunning, een gedetailleerd bestek of een beschrijving der werken en voor zover deze werken effectief worden aangevat binnen de drie maanden nadat het bewijs door de eigenaar is gegeven en de werken daarna worden verdergezet;
  3° die niet gebruikt worden om wettige redenen of door overmacht.
  Mogen slechts worden beschouwd als grove herstellingen of verbeteringen, zoals bedoeld in het vijfde lid, 2°, de werken die het bedrag van 500.000 frank en tien keer het kadastraal inkomen van het bedoelde gebouw overschrijden. Het bedrag van 500.000 frank wordt aangepast aan de maandelijkse evolutie van de index der kleinhandelsprijzen.
  Vormt ondermeer een niet gebruik om wettige reden, zoals bedoeld in het vijfde lid, 3°, het feit dat de eigenaar beweert een gebouw te huur of te koop aan te bieden doch sedert meer dan zes maanden geen huurder of koper te hebben gevonden. In dat geval moet hij het bewijs leveren, met alle rechtsmiddelen, getuigenissen inbegrepen, dat de ondernomen stappen vruchteloos waren en dat de gevraagde huur- of koopprijs redelijk is.

HOOFDSTUK II. Procedure tot uitoefening van het opeisingrecht.
Art.2. Om de verwittiging, bedoeld in artikel 5, geldig te kunnen versturen, moet de burgemeester binnen de zes maanden voorafgaand aan de verwittiging, een inventaris hebben laten opmaken of laten op punt stellen van gebouwen op het grondgebied van haar of zijn gemeente die reeds meer dan zes maand verlaten zijn.
  De burgemeester laat de eigenaars van deze gebouwen identificeren, schrijft hun namen of benamingen in de inventaris en geeft hen kennis van de inschrijving van hun gebouwen in het register.

Art.3. De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn stuurt aan de burgemeester een verzoek tot opeising, waarin de noden inzake woningen, bestemd voor dakloze personen worden gerechtvaardigd.
  Dit verzoek specificeert de aard en het aantal op te eisen gebouwen evenals de duur van de gevraagde opeisingen.

Art.4. § 1. Binnen de maand na de ontvangst van het verzoek bedoeld in artikel 3, legt de burgemeester de op te eisen gebouwen vast, rekening houdend onder meer met de kost van de werken die noodzakelijk zijn om deze bruikbaar te maken als woonst en met de duur van de opeising zoals gevraagd in het verzoek.
  Het opeisingsrecht mag niet worden uitgeoefend indien de gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn zelf over voldoende verlaten gebouwen beschikt die dienstig kunnen zijn als woning zonder voorafgaande belangrijke werken. Worden slechts als belangrijke werken beschouwd, deze waarvan de kost het bedrag overschrijdt, bepaald in artikel 1, zesde lid.
  § 2. De werken zoals bedoeld in § 1, eerste lid, worden uitgevoerd op initiatief van de gemeente; zij mogen worden gerealiseerd door de gemeente, het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, een sociale huisvestingsmaatschappij of ieder ander rechtspersoon naar publiek of privaatrecht.

Art.5. § 1. De burgemeester verwittigt de eigenaar van haar of zijn bedoeling om een bepaald gebouw op te eisen per aangetekende brief met ontvangstmelding of bij deurwaardersexploot. De termijn van zes maanden, bedoeld in artikel 134bis van de nieuwe gemeentewet, om het opeisingsrecht uit te oefenen loopt vanaf de datum van ontvangst van deze verwittiging.
  § 2. Vanaf de ontvangst van de verwittiging, beschikt de eigenaar over een termijn van één maand om, per aangetekende brief met ontvangstmelding, zijn gemotiveerd verzet tegen de voorgenomen opeising te laten kennen.
  (...) <gedeeltelijk vernietigd door arrest van de Raad van State nr. 69976, 3 december 1997, B.S. 24-02-1998>.
  § 3. De verwittiging zoals voorzien in § 1 moet, op straffe van nietigheid, het volgende vermelden :
  1° de aanduiding van het gebouw dat het voorwerp uitmaakt van de voorgenomen opeising en de duur ervan;
  2° de gedetailleerde beschrijving en oppervlakte van het bedoelde kadastraal perceel;
  3° het feit dat het recht op een billijke schadevergoeding het voorwerp kan uitmaken van een minnelijke regeling tussen de betrokkene en de gemeente of, indien er geen minnelijke regeling is, de schadevergoeding moet worden vastgesteld door de vrederechter;
  4° de mogelijkheid waarover de eigenaar beschikt om zijn gemotiveerd verzet te laten geworden aan de burgemeester per aangetekende brief met ontvangstmelding, binnen de maand vanaf de ontvangst van de verwittiging;
  5° het feit dat bij gebrek aan gemotiveerd verzet vanwege de eigenaar binnen de voorziene termijn, dit een onweerlegbaar vermoeden met zich meebrengt dat hij de opeising aanvaardt;
  6° het bestaan van een gemeentelijk register en van de mogelijkheid voor de eigenaar om het in te kijken;
  7° de verplichting om, op verzoek van de betrokkene, een copie te bezorgen van de desbetreffende wenselijke en reglementaire bepalingen, met inbegrip van de bepalingen die in voege zijn inzake onroerende renovatie;
  8° de uitsluitende bevoegdheid van de vrederechter van het kanton waarin het goed is gelegen, voor wat betreft elke betwisting inzake de opeising, met vermelding van het adres en het kanton van het vredegerecht;
  9° het feit dat de vrederechter in eerste aanleg beslist, eventueel via een vonnis dat uitvoerbaar is bij voorraad.

Art.6. § 1. Wanneer de burgemeester zich niet uitspreekt over het gemotiveerd verzet vanwege de eigenaar, binnen de maand na ontvangst ervan, verliest hij het recht om de begonnen procedure verder te zetten met betrekking tot dit gebouw.
  § 2. Wanneer de burgemeester de motieven van het verzet, ingeroepen door de eigenaar, aanvaardt, ziet hij af van het verderzetten van de opeising; hij schrapt de inschrijving van het gebouw uit het register voorzien in artikel 2 en hij geeft daarvan onverwijld kennis aan de eigenaar, per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs of per deurwaardersexploot.
  § 3. Wanneer de burgemeester de motieven van het verzet, aangebracht door de eigenaar van een woning, niet aanvaardt, stelt (hij) hem in kennis, binnen de maand vanaf de dag van ontvangst van het verzet, per aangetekende brief met ontvangstbewijs of per deurwaardersexploot, van zijn gemotiveerd besluit zijn opeisingsrecht uit te oefenen indien de overeenkomst bedoeld in § 5 niet kan worden gesloten binnen de maand vanaf ontvangst van de kennisgeving.
  Bij gebrek aan kennisgeving van zijn beslissing, overeenkomstig het voorgaande lid, verliest de burgemeester het recht om de begonnen procedure verder te zetten met betrekking tot dit gebouw.
  § 4. Wanneer de eigenaar het principe van de opeising aanvaardt, hetzij uitdrukkelijk, hetzij overeenkomstig artikel 5, § 2, nodigt de burgemeester hem uit om een overeenkomst af te sluiten met de gemeente zoals bedoeld in § 5, ofwel binnen de maand na ontvangst van de uitdrukkelijke aanvaarding, ofwel binnen de maand na het verstrijken van de termijnen bedoeld in artikel 5, § 2.
  § 5. De overeenkomst voorzien in § 3 en § 4 legt ondermeer de duur vast van het gebruik van het gebouw, de aard van de eventuele uit te voeren werken en het bedrag van de billijke schadevergoeding verschuldigd aan de eigenaar.

Art.7. In de gevallen voorzien in artikel 6, § 3 en § 4 en bij gebrek aan een overeenkomst tussen de partijen binnen de voorziene termijnen, kan de burgemeester een besluit nemen tot opeising dat de duur ervan vastlegt. Hij geeft kennis van dit besluit aan de eigenaar binnen de zeven werkdagen, per aangetekende brief met ontvangstbewijs of per deurwaardersexploot en legt de zaak voor aan de vrederechter van het kanton ten einde het bedrag vast te stellen van de billijke schadevergoeding verschuldigd aan de eigenaar.

Art.8. De duur van het gebruik wordt vastgesteld volgens de behoeften aan huisvesting, bestemd voor dakloze personen, en volgens de werken die noodzakelijk zijn om het betrokken onroerend goed bruikbaar te maken voor huisvesting.

Art.9. § 1. Het bedrag van de billijke schadevergoeding voorzien in artikel 6, § 5 en artikel 7 moet overeenstemmen met een huurprijs geëvalueerd aan de hand van onder meer volgende elementen :
  1° het bedrag van het kadastraal inkomen en de indicatoren, voorzien in de kadastrale legger;
  2° de gemiddelde huurprijs voor woningen die aan de hand van vergelijkingspunten evenwaardig zijn en in dezelfde wijk of hetzelfde kanton gelegen zijn;
  3° de huurprijs die kan worden gevraagd nadat de werken zijn uitgevoerd op initiatief van de gemeente en nodig om het onroerend goed geschikt te maken voor bewoning;
  4° het belang van de werken die moeten worden uitgevoerd om het onroerend goed geschikt te maken voor huisvesting.
  § 2. De ontvanger van de registratie is verplicht aan de burgemeester en de vrederechter alle gegevens te bezorgen die hen toelaten het bedrag van de billijke schadevergoeding te bepalen, binnen de twintig dagen na ontvangst van een verzoek per aangetekend schrijven.
  § 3. De modaliteiten tot betaling van de billijke schadevergoeding worden vastgesteld op dezelfde manier als haar bedrag.
  Als er werken worden uitgevoerd, wordt de kost ervan in mindering gebracht van de billijke schadevergoeding.

Art.10. Indien tijdens de opeising de eigenaar op een bepaald ogenblik zelf niet meer beschikt over een woning die hem kan dienen als hoofdverblijfplaats, kan hij op elk ogenblik, per aangetekende brief, de burgemeester vragen om vooraf een einde te maken aan de opeising mits hij zijn bedoeling aantoont het goed persoonlijk en daadwerkelijk te bewonen.
  Hetzelfde geldt indien de eigenaar het onroerend goed wenst te laten bewonen door zijn echtgenote (-oot), hun afstammelingen, ascendenten en geadopteerde kinderen, evenals hun zijverwanten tot in de derde graad, op voorwaarde dat de bewoner niet zelf beschikt over een woning die hem kan dienen als hoofdverblijfplaats.
  In deze veronderstellingen geeft de burgemeester het genot van de woning terug aan de eigenaar binnen een termijn van zes maanden vanaf de ontvangst door de burgemeester van het aangetekend schrijven voorzien in het eerste lid. Wanneer echter, op initiatief van de gemeente, werken werden uitgevoerd of in uitvoering zijn die het onroerend goed geschikt maken voor huisvesting begint de termijn slechts te lopen ofwel op de dag dat de eigenaar heeft voldaan aan de terugbetaling van het eventuele saldo der gemaakte en niet gerecupereerde kosten ofwel op de dag dat een schriftelijk akkoord wordt gesloten betreffende de modaliteiten en de voorwaarden van deze terugbetaling.
  De bewoning door de eigenaar of door een persoon, bedoeld in het tweede lid, moet effectief beginnen binnen de drie maanden volgend op de teruggave door de burgemeester en minstens twee opeenvolgende jaren duren. De eigenaar stort aan de gemeente een schadevergoeding ingeval van laattijdige of niet opeenvolgende bewoning.
  Deze schadevergoeding staat in verhouding tot de billijke schadevergoeding voorzien in artikel 9. Zij wordt berekend pro rata temporis, per dag vertraging of per dag niet bewoning in verhouding met de minimale periode van twee jaar.

HOOFDSTUK III. Slotbepalingen
Art.11. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 12. Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Sociale Integratie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.