Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

28 JANUARI 1993. - Ministerieel besluit betreffende de temperatuurcontrole van diepvriesprodukten. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-05-1993 en tekstbijwerking tot 20-01-2009).



Inhoudstafel:


Art. 1-4
Bijlage.
Art. N1-3N1



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1995025040  1998022442  2009018015 



Artikels:

Artikel 1..(Opgeheven) <MB 2009-01-09/31, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 30-01-2009>

Art.2. (Opgeheven) <MB 2009-01-09/31, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 30-01-2009>

Art.3. De officiële temperatuurcontrole van diepvriesprodukten wordt uitgevoerd overeenkomstig de bepaling van de bijlage onder 1 en 2.

Art.4. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1993.

Bijlage.
Art. N1. Bijlage 1.

Art. 1N1. 1. MODALITEITEN VOOR DE MONSTERNEMING VAN DIEPVRIESPRODUKTEN VOOR DE TEMPERATUURCONTROLE.
  1.1. Keuze van de te controleren verpakkingen
  De aard en de hoeveelheid van de te controleren verpakkingen moeten zodanig worden gekozen dat hun temperatuur representatief is voor de warmste punten in de geïnspecteerde partij.
  1.1.1. Vrieshuizen
  De monsters moeten worden genomen op verschillende kritieke plaatsen van het vrieshuis, bij voorbeeld bij de deuren (aan de bovenkant en aan de onderkant), in het midden van het vrieshuis (aan de bovenkant en aan de onderkant) en bij de luchtinlaat van de verdampers. Er moet rekening worden gehouden met de verblijfsduur van de produkten in het vrieshuis (in verband met de stabilisatie van de temperatuur).
  1.1.2. Vervoer
  a) Als er tijdens het vervoer monsters moeten worden genomen :
  Neem bij elke deur of stel deuren monsters van de bovenkant en de onderkant van de lading naast de rand van de deuropening.
  b) Monstername bij het uitladen :
  neem monsters op vier van de volgende kritieke plaatsen :
  - de bovenkant en de onderkant van de lading naast de rand van de deuropening van de deuren;
  - de bovenhoeken aan de achterkant van de lading (zo ver mogelijk van de koelinstallatie);
  - het centrum van lading;
  - het midden van de voorzijde van de lading (zo dicht mogelijk bij de koelinstallatie);
  - de bovenste en onderste hoeken van de voorzijde van de lading (zo dicht mogelijk bij de koelinstallatie).
  1.1.3. Winkelmeubelen
  Neem een te controleren monster op drie plaatsen, die representatief zijn voor de warmste punten van het gebruikte winkelmeubel.

Art. 2N1. METHODE VOOR HET METEN VAN DE TEMPERATUUR VAN DIEPVRIESPRODUKTEN.
  2.1. Principe
  De meting van de temperatuur van diepvriesprodukten bestaat uit een registratie van de temperatuur van een in overeenstemming met bijlage onder 1 genomen monster met behulp van adequate apparatuur.
  2.2. Definitie van de temperatuur
  Onder "temperatuur" wordt verstaan de temperatuur die wordt gemeten op de plaats van het temperatuurgevoelige onderdeel van het meetinstrument of de meetapparatuur.
  2.3. Apparatuur
  2.3.1. Thermometrische meetapparatuur
  2.3.2. Instrumenten om een holte in het produkt te maken
  Er dient gebruik te worden gemaakt van een gepunt metalen instrument, zoals een ijspriem, een handboor of een fretboor, die gemakkelijk is schoon te maken.
  2.4. Algemene specificatie voor de instrumenten voor temperatuurmeting
  De meetinstrumenten dienen aan de volgende specificaties te voldoen :
  a) de responstijd moet zodanig zijn dat binnen drie minuten 90 % van het trajekt van de aanvankelijke naar de uiteindelijk afgelezen waarde is afgelegd;
  b) het instrument moet op het temperatuurtraject van - 20 °C tot + 30 °C een nauwkeurigheid van +/- 0,5 °C hebben;
  c) de meetnauwkeurigheid mag door de omgevingstemperatuur binnen het traject van - 20 °C tot + 30 °C niet met meer dan 0,3 óC veranderen;
  d) (het instrument moet een schaalverdeling hebben van 0,1 °C of kleiner;) <MB 1998-06-26/32, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 04-09-1998>
  e) de nauwkeurigheid van het instrument moet op gezette tijden worden gecontroleerd;
  f) het instrument moet een geldig kalibratiecertificaat hebben;
  g) het instrument moet gemakkelijk kunnen worden schoongemaakt;
  h) het temperatuurgevoelige deel van het meetinstrument moet zodanig zijn ontworpen dat een goed thermisch contact met het produkt wordt gegarandeerd;
  i) de electrische apparatuur moet worden beschermd tegen ongewenste effecten ten gevolge van de condensatie van vocht.
  2.5. Werkwijze
  2.5.1. Voorkoeling van de instrumenten
  Alvorens de temperatuur van het produkt te meten, worden het warmtegevoelige element en het instrument om een holte in het produkt te maken voorgekoeld.
  De voorkoelingsmethode houdt in dat de apparatuur thermisch wordt gestabiliseerd op een temperatuur die zo dicht mogelijk in de buurt ligt van de temperatuur van het produkt.
  2.5.2. Voorbereiding van het monster
  Warmtegevoelige elementen zijn meestal niet ontworpen om door te kunnen dringen in een diepvriesprodukt. Er moet dus vooraf met het daarvoor bedoelde instrument een holte in het produkt worden gemaakt, waarin het warmtegevoelige element kan worden gestoken.
  De diameter van de holte mag niet groter zijn dan van het warmtegevoelige element en de diepte is afhankelijk van het te controleren produkt (zie punt 2.5.3.).
  2.5.3. Meting van de inwendige temperatuur van het produkt
  Het monster en de apparatuur moeten in de voor de controle gekozen gekoelde omgeving blijven.
  De werkwijze is als volgt :
  a) wanneer de afmetingen van het produkt dit mogelijk maken, wordt het warmtegevoelige element tot een diepte van 2,5 cm vanaf het oppervlak van het produkt in het produkt gestoken;
  b) wanneer dit vanwege de afmetingen van het produkt niet mogelijk is, wordt het warmtegevoelige element in het produkt gestoken tot een diepte die overeenkomt met drie- tot viermaal de diameter van het warmtegevoelige element;
  c) in bepaalde voedingmiddelen (bij voorbeeld groene erwten) kan vanwege hun omvang of aard geen holte worden gemaakt om op die manier hun inwendige temperatuur te bepalen.
  In dat geval wordt de inwendige temperatuur bepaald van de verpakking waarin deze produkten zich bevinden, door een geschikt en voorgekoeld warmtegevoelig element tot in het midden van de verpakking te steken om de "contacttemperatuur" van het diepvriesprodukt te meten;
  d) de temperatuur wordt afgelezen, zodra deze een stabiele waarde heeft bereikt.
  .....

Art. 3N1. (Opgeheven) <MB 2009-01-09/31, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 30-01-2009>