Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

7 SEPTEMBER 1993. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 4 van de wet van 10 juni 1993 tot omzetting van sommige bepalingen van het interprofessioneel akkoord van 9 december 1992.



Inhoudstafel:


Art. 1-12



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1993012855  1994912752 



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit, verstaat men onder :
  1° de Minister : de Minister van Tewerkstelling en Arbeid;
  2° het Tewerkstellingsfonds : het Fonds opgericht bij het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid overeenkomstig artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 181 van 30 december 1982 tot oprichting van een Fonds ter aanwending van de bijkomende loonmatiging voor de tewerkstelling;
  3° de promotor : de natuurlijke of rechtspersoon die het project inzake kinderopvang indient;
  4° het partnerschapsakkoord : elk akkoord gesloten tussen de organisaties van de werknemers en de werkgevers vertegenwoordigd in het subregionaal tewerkstellingscomité of het paritair comité, of tussen één of meerdere werkgevers en alle organisaties van de werknemers die vertegenwoordigd zijn in de vakbondsafvaardiging of vakbondsafvaardigingen.

Art.2. Binnen de perken van zijn middelen, komt het Tewerkstellingsfonds financieel uitsluitend tussen voor projecten die de kinderopvang tot voorwerp hebben.

Art.3. Het door de promotor ingediend project is het voorwerp van een partnerschapsakkoord in het subregionaal tewerkstellingscomité of in het paritair comité. Indien de promotor een onderneming of een groep van ondernemingen is, die vallen onder het toepassingsgebied van de wet van 28 juni 1966 betreffende de schadeloosstelling van de werknemers die ontslagen worden bij sluiting van ondernemingen, wordt het partnerschapsakkoord gesloten met alle organisaties van de werknemers die vertegenwoordigd zijn in de vakbondsafvaardiging of vakbondsafvaardigingen.

Art.4. § 1. De in artikel 2 bedoelde projecten dienen ingediend te worden op basis van een aanvraagformulier waarvan het model door de Minister wordt bepaald.
  Dit formulier vermeldt minstens de volgende inlichtingen :
  - het overleg op lokaal niveau;
  - het type van geboden kinderopvang;
  - het aantal tewerkgestelde personen en hun kwalificatie;
  - het aantal tewerkgestelde personen uit de risicogroepen;
  - het aantal kandidaten en de geboden opleiding;
  - het beoogde aantal kinderen en hun leeftijd;
  - de aanvraag voor controle ingediend bij de bevoegde Gemeenschapsinstelling;
  - de kostprijs van het project;
  - de verschillende financieringsbronnen;
  - de posten waarvoor de financiële tussenkomst van het Tewerkstellingsfonds wordt gevraagd;
  - het bedrag van de persoonlijke tussenkomst van de ouders.
  § 2. Het in § 1 bedoelde aanvraagformulier dient ingediend te worden bij de Dienst Inschakeling in het Arbeidsproces van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.

Art.5. § 1. De personen die tewerkgesteld worden binnen het kader van een project zoals bedoeld in artikel 2 dienen tewerkgesteld te worden met een arbeidsovereenkomst.
  § 2. Indien voor de in § 1 bedoelde personen een tussenkomst gevraagd wordt in de loonkost, dan mogen deze personen gedurende de twaalf maanden voorafgaand aan de financiering van het project niet tewerkgesteld geweest zijn bij dezelfde werkgever.
  De Minister kan verduidelijken wat verstaan wordt onder " dezelfde werkgever ".
  § 3. De in § 2 bedoelde voorwaarde is echter niet van toepassing op de projecten die reeds worden gefinancierd door het Tewerkstellingsfonds op basis van artikel 2, § 2 van het koninklijk besluit van 23 september 1991 houdende uitvoering van artikel 174 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, en waarvoor een nieuwe financiële tussenkomst wordt gevraagd aan het Tewerkstellingsfonds (noch voor de projecten die het voorwerp uitmaken van een verlenging overeenkomstig artikel 8). <KB 1994-09-26/37, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1993>

Art.6. § 1. De financiële tussenkomst vanuit het Tewerkstellingsfonds is een subsidiaire bron van financiering.
  § 2. De toekenning van een financiële tussenkomst vanuit het Tewerkstellingsfonds volgens de regels van dit besluit aan de projecten bedoeld in artikel 2, wordt beperkt tot één jaar.
  (De toekenning wordt beperkt tot twee jaar in geval van verlenging van het project overeenkomstig artikel 8. Deze tussenkomst mag echter geen tewerkstellingsperioden dekken gelegen na 31 december 1995.) <KB 1994-09-26/37, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1993>
  § 3. De financiële tussenkomst wordt voor de loonkosten beperkt tot de bedragen die in de loonschalen van de federale openbare diensten voor dezelfde uitgeoefende functie van toepassing zijn en tot 80 % van de andere werkingskosten.
  § 4. (De financiële tussenkomst wordt toegekend onder vorm van vier trimestriële schijven. De eerste schijf wordt betaald onder de vorm van een voorschot dat beantwoordt aan 25 % van het overeengekomen totale bedrag. De tweede en de derde schijf wordt toegekend naar verhouding van de uitgaven die betrekking hebben op het voorgaande trimester op grond van rechtvaardigingsstukken. De vierde schijf wordt betaald bij het einde van het project, na de slotafrekening. Ze komt overeen met het nog verschuldigde saldo. Indien de totale uitgaven die betrekking hebben op het project minder bedragen dan de al toegekende bedragen, wordt het verschil teruggegeven door de promotor volgens de modaliteiten bepaald door de Minister.) <KB 1994-09-26/37, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1993>
  De Minister bepaalt de procedure en de wijze van vereffening van de financiële tussenkomst.
  § 5. Onder geen enkel beding mag de financiële tussenkomst aangewend worden voor infrastructuurkosten van het project.
  § 6. De Minister bepaalt wat onder werkingskosten en infrastructuurkosten dient verstaan te worden.

Art.7. § 1. De projecten zoals bedoeld in artikel 2, dienen voor advies te worden voorgelegd aan de Erkenningscommissie, zoals bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit van 23 september 1991 houdende uitvoering van artikel 174 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen.
  § 2. De Minister bepaalt op welke wijze dit advies dient verstrekt te worden.

Art.8. Na advies van de Erkenningscommissie, ondertekent de Minister een overeenkomst met de promotor.
  De overeenkomst heeft een duur van één jaar.
  Zij omvat tenminste de volgende vermeldingen :
  1. een omschrijving van het type van het project;
  2. een omschrijving van de personen die binnen het kader van het project zullen tewerkgesteld worden;
  3. de toegekende financiële tussenkomst en de bewijsstukken die nodig zijn voor de vereffening ervan;
  4. de wijze waarop de evaluatie en de controle op het project zal verlopen.
  De resultaten van de evaluatie en de controle dienen te worden medegedeeld aan de Erkenningscommissie.
  (De overeenkomst kan onder dezelfde voorwaarden en na evaluatie door de Erkenningscommissie worden verlengd met een duur van één jaar.) <KB 1994-09-26/37, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1993>

Art.9. De Minister bepaalt de wijze waarop de promotor het bedrag van de financiële tussenkomst terugstort, in het geval hij eenzijdig en zonder rechtvaardiging een einde stelt aan het project of zo hij zijn verplichtingen opgelegd door de overeenkomst bedoeld in artikel 8 niet nakomt.

Art.10. De ambtenaren en beambten belast met het toezicht op de uitvoering van dit besluit zijn de inspecteurs en adjunct-inspecteurs van de Administratie van de Arbeidsbetrekkingen en Reglementering van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.

Art.11. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1993.

Art. 12. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.