Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

5 NOVEMBER 1993. - Ministerieel besluit houdende inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 7 september 1993 houdende uitvoering van artikel 4 van de wet van 10 juni 1993 tot omzetting van sommige bepalingen van het interprofessioneel akkoord van 9 december 1992.



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Voorafgaandelijke bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - De Financiële tussenkomst.
Art. 2-3
HOOFDSTUK III. - De indiening van het project en de Erkenningscommissie.
Art. 4-5
HOOFDSTUK IV. - De vereffening van de financiële tussenkomst.
Art. 6-7
HOOFDSTUK V. - De terugstorting en de terugvordering van de financiële tussenkomst.
Art. 8
HOOFDSTUK VI. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 9-10
BIJLAGEN.
Art. N1, N2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Voorafgaandelijke bepalingen.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit, verstaat men onder :
  1° het koninklijk besluit : het koninklijk besluit van 7 september 1993 houdende uitvoering van artikel 4 van de wet van 10 juni 1993 tot omzetting van sommige bepalingen van het interprofessioneel akkoord van 9 december 1992;
  2° de Minister : de Minister van Tewerkstelling en Arbeid;
  3° het Tewerkstellingsfonds : het Fonds bedoeld in artikel 1, 2°, van het koninklijk besluit;
  4° de Dienst : de Dienst inschakeling in het arbeidsproces van de Administratie van de Werkgelegenheid van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.

HOOFDSTUK II. - De Financiële tussenkomst.
Art.2. § 1. De werkingskosten zoals bedoeld in artikel 6, § 3 en 6, van het koninklijk besluit, die in aanmerking kunnen komen, zijn de volgende :
  1. de wedde van het personeel dat aangeworven werd binnen het kader van het project, met inbegrip van de sociale lasten. Te dien einde zullen de loonschalen van toepassing zijn zoals die voor gelijkaardige functies die uitgeoefend worden in de Overheidsdiensten werden vastgesteld;
  2. de verplaatsings- en opleidingskosten van dit personeel, die noodzakelijk zijn voor het goede verloop van het project;
  3. de verzekerings- en farmaceutische kosten;
  4. het dagelijks onderhoud van de lokalen en het linnen;
  5. de kosten voor verwarming, water, electriciteit, telefoon en bureelkosen;
  6. de aankoop van speelgoed en didactisch materiaal.
  § 2. De infrastructuurkosten zoals bedoeld in artikel 6, § 6, van het koninklijk besluit zijn de volgende :
  1. de kosten voor de eerste inrichting, zijnde de aankoop van uitrusting, zoals meubilair, vaatwerk, linnen of informatica;
  2. de bouwkosten of aankoop van gebouwen;
  3. de huurgelden van de gebruikte lokalen;
  4. de verschillende verbeteringswerken, die al dan niet de grote werken bevatten.

Art.3. De financiële tussenkomst zoals bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit, mag, in voorkomend geval, gecumuleerd met andere financiële voordelen of premies, in geen geval, een financiering van meer dan 10 % van de kostprijs van het project met zich meebrengen.

HOOFDSTUK III. - De indiening van het project en de Erkenningscommissie.
Art.4. De promotor zoals bedoeld in artikel 1, 3°, van het koninklijk besluit, dient zijn aanvraag in bij de Dienst op basis van een aanvraagformulier waarvan het model is opgenomen in bijlage 1. Daarbij zijn gevoegd het partnerschapsakkoord zoals bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit, alsook de verschillende documenten zoals bepaald in dit formulier.

Art.5. § 1. De samenstelling en de werking van de Erkenningscommissie zoals bedoeld in artikel 7, § 1, van het koninklijk besluit zijn gelijk aan die van de artikels 5 tot 28 van het ministerieel besluit van 4 november 1991 houdende inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 23 september 1991 houdende de uitvoering van artikel 174 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen.
  De leden die de Gemeenschapsministers vertegenwoordigen die bevoegd zijn inzake onderwijs worden echter vervangen door de leden die de Gemeenschapsministers vertegenwoordigen die bevoegd zijn inzake kinderopvang.
  § 2. Het in artikel 11 van het ministerieel besluit zoals bedoeld in § 1 voorziene quorum kan eveneens bereikt worden wanneer een lid van een organisatie die over meerdere mandaten beschikt, een ander lid van zijn organisatie vertegenwoordigt na schriftelijk mandaat van deze laatste.

HOOFDSTUK IV. - De vereffening van de financiële tussenkomst.
Art.6. Vanaf de ontvangst van de in artikel 8 van het koninklijk besluit bedoelde overeenkomst, kan de promotor zijn project opstarten en overgaan tot de aanwerving van de voorziene personen.
  De promotor stuurt naar de Dienst een voor echt verklaard afschrift van de arbeidsovereenkomsten.

Art.7. § 1. Om de voorschotten zoals bedoeld in artikel 6, § 4, van het koninklijk besluit te bekomen, dient de promotor bij de Dienst bij de aanvang van elk trimester een ondertekende aanvraag in, volgens het in bijlage 2 opgenomen model.
  Met uitzondering van het eerste voorschot, dienen de volgende aanvragen vergezeld te zijn van alle verantwoordingsstukken betreffende het voorgaande voorschot.
  § 2. De betaling wordt uitgevoerd binnen de drie maanden die volgen op de ontvangst door de Dienst van de betalingsaanvraag.
  § 3. Het recht van de promotor op de toekenning van de financiële tussenkomst zoals bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit en waarvoor de betalingsaanvragen en documenten bedoeld in § 1 niet werden ingediend binnen een termijn van twee jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van het project, verjaart.

HOOFDSTUK V. - De terugstorting en de terugvordering van de financiële tussenkomst.
Art.8. De modaliteiten voor de terugstorting en de terugvordering van de financiële tussenkomst zoals bedoeld in artikel 9 van het koninklijk besluit zijn gelijk aan die van de artikels 37 tot 39 van het vernoemde ministerieel besluit van 4 november 1991.

HOOFDSTUK VI. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art.9. In afwachting van de aanwijzing van de leden van de Erkenningscommissie zoals bedoeld in artikel 5, § 1, tweede lid, van dit besluit, is deze Commissie samengesteld uit die personen die er tot op heden in zetelen.

Art.10. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1993.

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. AANVRAAG OM TOELAGE VAN HET TEWERKSTELLINGSFONDS VOOR DE OPVANG VAN KINDEREN. <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 17/12/1993, p. 27030>

Art. N2. Bijlage 2. TEWERKSTELLINGSFONDS - KINDEROPVANG. <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 17/12/1993, p. 27032>