Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

6 JUNI 1991. - Koninklijk besluit houdende inrichting, werking en statuut van het personeel van de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-06-1991 en tekstbijwerking tot 31-10-1997)



Inhoudstafel:


Art. 1
HOOFDSTUK I. - Organisatie en werking van de Controledienst.
Art. 2-10
HOOFDSTUK II. - Statuut van het personeel.
Art. 11-15



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1992003276  1994022043  1994022530  2017040638  2020043422  2022041154 



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder :
  - de wet van 6 augustus 1990 : de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;
  - de Controledienst : de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, opgericht bij artikel 49 van voormelde wet van 6 augustus 1990.

HOOFDSTUK I. - Organisatie en werking van de Controledienst.
Art.2. Overeenkomstig de wet van 6 augustus 1990 wordt de Controledienst door zijn raad beheerd.
  Binnen het kader van de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen is de raad bevoegd om alle beschikkinende en administratieve handelingen te verrichten die nodig zijn om het doel van de Controledienst te bereiken, zoals dit doel omschreven is in artikel 49 van de voormelde wet van 6 augustus 1990, evenals om de opdrachten van de Controledienst te vervullen, zoals deze opdrachten omschreven zijn in artikel 52 van dezelfde wet en bij de andere wettelijke en reglementaire bepalingen die op de Controledienst van toepassing zijn.
  In het bijzonder is de raad bevoegd om :
  a) de hoofdlijnen van de actie van de Controledienst te bepalen, de oriëntatie van zijn activiteiten te bepalen en alle beslissingen van algemeen bestuur te nemen;
  b) de personeelsleden te benoemen en te ontslaan, met uitzondering van de ambtenaren bedoeld in artikel 10;
  c) het ontwerp van begroting op te maken en toezicht te houden op de uitvoering ervan op basis van toestanden die ten minste om de drie maanden worden opgemaakt;
  d) de jaarrekening van ontvangsten en uitgaven op te maken en jaarlijks op 31 december de actieve en passieve toestand van de Controledienst op te maken;
  e) het activiteitsprogramma op te stellen.

Art.3. De raad kan aan de voorzitter en aan ambtenaren van de Controledienst sommige welbepaalde bevoegdheden overdragen. Deze delegaties mogen evenwel geen betrekking hebben op de in artikel 2, 3e alinea; opgesomde bevoegdheden; zij kunnen de vertegenwoordiging van de Controledienst ten aanzien van derden behelzen. Hij kan een subdelegatie toelaten.
  De raad bepaalt de manier waarop hem verslag wordt uitgebracht over de uitvoering van de bij toepassing van het eerste lid verleende delegaties en subdelegaties.

Art.4. Onverminderd artikel 8 van het koninklijk besluit nr. 56 van 16 juli 1982 betreffende de werving in sommige overheidsdiensten kan de raad voor de uitvoering van de in artikel 2 bedoelde opdrachten een beroep doen op personen die geen deel uitmaken van de Controledienst. Voor de uitvoering van hun opdracht vallen zij onder de bevoegdheid van de voorzitter.
  Het eerste lid is niet van toepassing op de opdrachten die overeenkomstig de bepalingen van artikel 33 en 34 van de wet van 6 augustus 1990 aan de bedrijfsrevisoren worden toevertrouwd.

Art.5. De voorzitter roept de vergaderingen van de raad bijeen en zit ze voor. Hij bepaalt de agenda ervan; hij moet een punt op de agenda plaatsen indien ten minste twee leden hem daarom verzoeken. Hij staat in voor de voorbereiding van de beslissingen van de raad, voor het onderzoek en het uitwerken van de vragen die hem moeten voorgelegd worden en voor de uitvoering van zijn beslissingen; daartoe legt hij de nodige contacten en geeft de passende richtlijnen.
  De voorzitter licht de raad regelmatig in over de toestanden en vragen die een beslissing van zijnentwege vergen. Hij brengt, zoals de administrateur-generaal, regelmatig verslag uit over de uitvoering door de Controledienst van de opdrachten die hem bij de wet of de reglementen toevertrouwd worden.
  Hij vertegenwoordigt de raad ten aanzien van derden en voor het gerecht. De administrateur-generaal vertegenwoordigt echter de Controledienst wat de materies van dagelijks bestuur betreft.

Art.6. Behalve de hem door de raad toevertrouwde delegaties, kan de voorzitter alle dwingende maatregelen treffen. Deze maatregelen mogen geen betrekking hebben op de in artikel 2, 2e lid opgesomde bevoegdheden.

Art.7. Wanneer de voorzitter verhinderd is, worden zijn bevoegdheden uitgeoefend door het door de raad aangewezen lid van de raad en bij gebrek aan dergelijke aanwijzing, door het lid van de hoogste anciënniteit, en door het oudste lid in geval van gelijke anciënniteit.

Art.8. Het dagelijks beheer van de Controledienst alsook de vertegenwoordiging van de dienst ten aanzien van derden en in rechte, inzake het dagelijks beheer, worden waargenomen door de administrateur-generaal.
  De raad bepaalt de materies en beslissingen die tot het dagelijks beheer behoren.
  De administrateur-generaal kan, voor de materies die tot het dagelijks beheer behoren, bepaalde beslissingsbevoegdheden of de vertegenwoordiging van de dienst ten aanzien van derden overdragen aan ambtenaren van de Controledienst.
  De administrateur-generaal is boekhouder van alle geldmiddelen en waarden die de Controledienst bezit.

Art.9. De taken van de Controledienst worden uitgevoerd door een dienst voor financiële controle, een dienst juridische zaken en een dienst algemene zaken en personeelszaken.

Art.10. De door Ons aangestelde ambtenaren die een inspectieopdracht vervullen bij toepassing van de wet van 6 augustus 1990, vervullen deze overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie.

HOOFDSTUK II. - Statuut van het personeel.
Art.11. § 1. Het personeel van de Controledienst wordt onderworpen aan het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut;
  § 2. <Invoeging van een 15°bis in artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 8 januari 1973, KB 1973-01-08/01>
  § 3. (...) <KB 1997-06-23/38, art. 19, § 2, 002; Inwerkingtreding : 01-11-1997>

Art.12. De door Ons op advies van de Raad van de Controledienst aangeduide personen onder de personeelsleden tewerkgesteld bij de dienst ziekte- en invaliditeitsverzekering van het Ministerie van Sociale Voorzorg of tewerkgesteld bij de dienst voor administratieve controle van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, worden overgeplaatst naar de Controledienst in de graad die zij in voornoemde dienst bekleden of in een gelijkwaardige graad; zij behouden het voordeel van hun administratief statuut en van hun geldelijk statuut.
  Die personen kunnen door Ons naar de Controledienst ook overgeplaatst worden in een andere graad dan die welke zij in voornoemde diensten bekleden; in dat geval wordt rekening gehouden met hun administratieve en geldelijke anciënniteit.

Art.13. § 1. De personeelsleden ter beschikking van de Controledienst op grond van het koninklijk besluit van 13 november 1967 tot vaststelling van de administratieve toestanden van de Rijksambtenaren die met een opdracht worden belast, zijn tijdens het vervullen van hun opdracht gerechtigd op een vergoeding gelijk aan het verschil tussen de wedde waarop zij in hun administratie van oorsprong recht hebben en de wedde die overeenstemt met de graad waarin zij bij de Controledienst effectief aangesteld zijn.
  § 2. Deze bepaling is ook van toepassing op de Magistraten op grond van de bepalingen van artikel 327 van de wet van 10 oktober 1967 gewijzigd door de wet van 25 juli 1974.

Art.14. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 15. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.