12 MAART 1991. - Koninklijk besluit betreffende de erkenning, betoelaging en subsidiëring van personen, van niet-gouvernementele organisatie en van federaties inzake het uitzenden van N.G.O.-coöperanten.
HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - De erkenning.
Art. 2-6
HOOFDSTUK III. - Overlegorganen.
Art. 7-8
HOOFDSTUK IV. - De vorming.
Art. 9-10
HOOFDSTUK V. - Tussenkomsten van de Schatkist ten overstaan van de N.G.O.-coöperant.
Art. 11-17
HOOFDSTUK VI. - Vergoedingen aan de uitzendorganisaties.
Art. 18
HOOFDSTUK VII. - Controle en gezamenlijke evaluaties.
Art. 19
HOOFDSTUK VIII. - Indexering.
Art. 20
HOOFDSTUK IX. - Opheffings- en overgangsmaatregelen.
Art. 21-22
HOOFDSTUK X. - Eindbepalingen.
Art. 23-24
HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :
1° " De Minister " : de Minister die de Ontwikkelingssamenwerking in zijn bevoegdheid heeft.
2° " A.B.O.S. " het Algemeen Bestuur van de Ontwikkelingssamenwerking.
3° " De uitzendorganisatie " : de niet-gouvernementele organisatie (N.G.O.) erkend door de Minister om N.G.O.-coöperanten uit te zenden.
4° " federatie " : de vereniging van uitzendorganisaties door Ons erkend overeenkomstig artikel 7, § 1 van dit besluit.
5° " N.G.O.-coöperant " : de ontwikkelingshelper erkend door de Minister overeenkomstig artikels 2 en 3 van dit besluit.
6° " Overlegcommissie voor N.G.O.-coöperanten (O.C.N.) " : de commissie die wordt opgericht door artikel 8 van dit besluit.
7° " de ontwikkelingslanden " : landen die als dusdanig beschouwd worden door het Comité van Ontwikkelingshulp van de O.E.S.O.
HOOFDSTUK II. - De erkenning.
Art.2. Om erkend te worden moet de kandidaat N.G.O.-coöperant beantwoorden aan volgende voorwaarden :
1° van Belgische nationaliteit zijn, of onderdaan van een andere lid-Staat van de Europese Gemeenschap, of een erkend politiek vluchteling;
2° de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt;
3° van goed gedrag en zeden zijn;
4° lichamelijk geschikt zijn;
5° tewerkgesteld worden in een overeenkomstig artikel 6 erkend project of programma. De arbeidsovereenkomst moet voor een duur van minimum één jaar worden afgesloten;
6° een overeenkomst voorleggen, hierna uitzendovereenkomst genoemd, met een uitzendorganisatie die de begeleidingsmodaliteiten vóór, tijdens en na de uitzending regelt;
7° de vorming hebben gevolgd, onder de voorwaarden bepaald in artikel 9.
Om erkend te worden als N.G.O.-coöperant moet de kandidaat zich tevens verbinden om :
1° geen enkele commerciële aktiviteit te ontplooien buiten het kader van de aktiviteiten van het project of het programma, noch te militeren in een plaatselijke politieke partij, of deel te nemen aan een gewapend conflict in het ontwikkelingsland;
2° op vraag van de Minister, van een federatie of van de uitzendorganisatie, verslag uit te brengen over de uitvoering van zijn taak.
Art.3. § 1. De Minister kan, binnen de grenzen van de begroting, op voorstel van een uitzendorganisatie en na advies van een federatie, als N.G.O.-coöperanten erkennen de personen die de bereidheid en de voor de uitvoering van de taak vereiste kwalificatie bezitten om in de ontwikkelingslanden :
a) mee te werken in programma's en projecten zoals bedoeld in artikel 6;
b) de sociale, economische en culturele ontwikkeling en de promotie van de arme bevolkingsgroepen te bevorderen.
§ 2. Indien de N.G.O.-coöperant niet langer voldoet aan één van de voorwaarden opgesomd in artikel 2, eerste lid, of als hij artikel 2, 2e lid, niet eerbiedigt, of een ernstige fout begaat wordt de erkenning door de Minister ingetrokken.
§ 3. De Minister kan de erkenning van de N.G.O.-coöperanten intrekken in het geval de relaties tussen het land van aanstelling en België de voortzetting van de lopende projecten en programma's niet meer toelaten, of wanneer zij door een feitelijke situatie, inbegrepen een eenzijdige daad van de autoriteiten van het land, onuitvoerbaar zijn geworden, of ten gevolge van internationale verplichtingen van België. In dit geval neemt de Minister de noodzakelijke maatregelen om de rechten van de betrokken N.G.O..coöperanten te vrijwaren.
Art.4. De N.G.O.-coöperant wordt erkend voor een duur gelijk aan die van de arbeidsovereenkomst. De duur van deze erkenning kan de drie jaar evenwel niet overschrijden, en eindigt wanneer de N.G.O.-coöperant de leeftijd van 65 jaar bereikt.
Om een verlenging van zijn erkenning te verkrijgen moet een N.G.O.-coöperant volgende dokumenten voorleggen :
1° een arbeidsovereenkomst voor een nieuwe periode;
2° een uitzendovereenkomst voor dezelfde periode als arbeidsovereenkomst;
3° een werkverslag van de voorgaande periode;
4° een medisch attest over zijn lichamelijke geschiktheid.
Geen verlenging kan de maximumduur bepaald bij het eerste lid van dit artikel overschrijden.
Art.5. De Minister kan een N.G.O. op haar aanvraag, en na advies van de federatie, erkennen voor het uitzenden van N.G.O.-coöperanten.
Om erkend te worden moet een N.G.O., op datum van haar aanvraag, aan volgende voorwaarden voldoen :
1° opgericht zijn overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 waarbij aan verenigingen zonder winstoogmerk en aan instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend;
2° de ontwikkelingssamenwerking als belangrijkste maatschappelijk doel hebben, met onder meer het selecteren, vormen en omkaderen van N.G.O.-coöperanten;
3° een beheerraad hebben waarvan het merendeel van de leden de nationaliteit van een lid-Staat van de Europese Gemeenschappen heeft en waarvan geen enkel lid ambtenaar van het A.B.O.S. of kabinetsmedewerker van de Minister is;
4° vrij zijn van belangenvermenging met financiële, commerciële of industriële ondernemingen;
5° over een secretariaat beschikken, permanent toegankelijk voor de N.G.O.-coöperanten;
6° over bevoegd personeel beschikken inzake selectie, de aanwerving en het begeleiden van N.G.O.-coöperanten;
7° de uitgezonden N.G.O.-coöperant morele en materiële levensomstandigheden en werkomstandigheden waarborgen overeenkomstig de uitzendovereenkomst bedoeld in artikel 2, eerste lid, 6°;
8° ten minste drie jaar ervaring hebben met technische samenwerking in de niet-gouvernementele sector.
De Minister kan na advies van de federatie een uitzendorganisatie sanctioneren met de tijdelijke weigering om N.G.O.-coöperanten te erkennen, wanneer de betrokken uitzendorganisatie haar verplichtingen t.a.v. de uitgezonden N.G.O.-coöperant niet nakomt of in gebreke is t.a.v. de plaatselijke partner.
De erkenning van een uitzendorganisatie wordt door de Minister ingetrokken wanneer zij :
1° gedurende drie opeenvolgende jaren geen erkende N.G.O.-coöperanten meer onder verbintenis heeft; of
2° in gebreke is t.a.v. de in het tweede lid opgesomde voorwaarden of, niettengenstaande de opgelegde sancties, in gebreke is ten opzichte van de in het derde lid opgesomde plichten.
De erkende uitzendorganisaties leggen vóór einde februari een jaarverslag van het voorgaande jaar voor aan de Minister. Dit jaarverslag bevat een activiteitenverslag en een financieel verslag, gecontroleerd door een bedrijfsrevisor. Vóór 1 oktober dienen zij een programma voor het komende werkjaar in.
Art.6. De Minister kan, na advies van een federatie, projecten en programma's erkennen waarin N.G.O.-coöperanten worden ingezet. Een project dat reeds goedgekeurd is voor medefinanciering door de Minister of door de Europese Gemeenschappen is ambtshalve erkend in het kader van dit besluit.
HOOFDSTUK III. - Overlegorganen.
Art.7. § 1. Bij in Ministerraad overlegd besluit kunnen federaties door Ons erkend worden met het doel hen de taken toe te vertrouwen waarvan sprake in de artikelen 2, 3, 5, 6, 8, 10, 16, 19 en 22 van dit besluit.
§ 2. Om erkend te worden moet een federatie aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° opgericht zijn overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 waarbij aan verenigingen zonder winstoogmerk en aan instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend;
2° alle door de Minister in het kader van dit besluit erkende N.G.O.'s die een aanvraag doen van rechtswege als lid aanvaarden;
3° stemrecht verlenen aan alle leden die het lidgeld betaald hebben dat niet meer dan 5 000 frank per jaar mag bedragen;
4° alle relevante opinietendenzen onder de leden, onder meer de ideologische en filosofische tendenzen die een visie inzake ontwikkelingssamenwerking uitdrukken, volgens een billijke vertegenwoordiging betrekken bij de advies- en beheersorganen;
5° een wezenlijk deel van de in 2° vermelde N.G.O.'s als stemgerechtigde leden tellen.
§ 3. De federaties hebben elk jaar recht op terugbetaling van de loonkosten en werkingskosten van 6 personeelsleden.
(Met het oog op de subsidiëring van de loon- en de werkingskosten wordt onder loonkosten verstaan het geheel van de uitgaven waartoe de federaties door de wetten en reglementen zijn onderworpen in hun hoedanigheid van werkgevers uit de privé-sector.
De in aanmerking te nemen kosten mogen per personeelslid en per jaar niet hoger zijn dan 1,5 miljoen fr. als loonkosten en dan 350 000 fr. als werkingskosten.
Bij wijze van subsidiëring van de in aanmerking komende loon- en werkingskosten zal bij de aanvang van het jaar telkens een bedrag van 1,850 miljoen fr. per personeelslid worden toegekend verminderd met het niet verantwoord deel van de subsidie van het vorig jaar.) <KB 1992-09-01/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1992>
Een federatie kan een subsidie ontvangen ten belope van maximum 50 procent van de werkingskosten van de federatie-vertegenwoordigers in ontwikkelingslanden.
§ 4. Elk jaar leggen de federaties aan de Minister de volgende documenten ter goedkeuring voor :
1° Vóór 30 april een jaarverslag van het voorgaande jaar. Dit jaarverslag bevat een activiteitenverslag en een financieel verslag dat gecontroleerd is door een bedrijfsrevisor. In het activiteitenverslag wordt een verantwoording gegeven met betrekking tot de representativiteit en het pluralisme van de federatie tegenover de uitzendorganisaties.
2° Vóór 1 oktober het programma en begroting voor het komende werkjaar.
§ 5. De Minister kan de erkenning van een federatie intrekken wanneer zij niet meer aan de erkenningsvoorwaarden voldoet die voorzien zijn in § 2 of in gebreke blijft bij de uitvoering van haar taak.
Art.8. § 1. In het kader van het overleg tussen overheid en uitzendorganisaties wordt een Overlegcommissie voor N.G.O.-coöperanten (afgekort O.C.N.) opgericht. De O.C.N. bestaat uit 18 leden waarvan 6 leden aangeduid door de federaties, 6 vertegenwoordigers van het A.B.O.S., en 6 onafhankelijke experten, met in elke categorie 3 nederlandstalige en 3 franstalige leden.
De Minister benoemt onder de leden een voorzitter en een ondervoorzitter van een verschillend taalstelsel voor een periode van drie jaar.
§ 2. De onafhankelijke experten worden door de Minister benoemd voor een periode van drie jaar. Ten minste de helft van de experten wordt gekozen uit een lijst van minstens zes kandidaten voorgesteld door de federaties.
Een expert wordt niet als onafhankelijk beschouwd als hij gebonden is door een arbeidscontract aan een uitzendorganisatie of een federatie of als hij lid is van de raad van bestuur of van de algemene vergadering van één van deze organisaties.
§ 3. De O.C.N. zetelt geldig wanneer twee derden van de leden aanwezig zijn, en minimum de helft van de leden van elk van de drie delegaties : N.G.O.'s, A.B.O.S. en experten.
§ 4. Het secretariaat van de O.C.N. berust bij de bevoegde dienst van het A.B.O.S.
§ 5. De O.C.N. geeft adviezen aan de Minister met betrekking tot de uitvoeringsmodaliteiten en de toepassing van dit besluit. De adviezen van de O.C.N. zijn niet bindend voor de Minister.
§ 6. De O.C.N. verleent advies op eigen initiatief of binnen de maand op vraag van een uitzendorganisatie, een federatie of de Minister.
HOOFDSTUK IV. - De vorming.
Art.9. De N.G.O.-coöperant dient de hiernavermelde vorming te hebben gevolgd :
1° een oriëntatiecyclus, waarin de kennismaking met het ontwikkelingsvraagstuk en de verhoudingen tussen Noord en Zuid centraal staan;
2° een directe voorbereidingscursus, voor N.G.O.-coöperanten die een uitzendovereenkomst hebben afgesloten, waarin onder meer het werken met plaatselijke partners, het acculturatieprobleem, de sociale vaardigheden bij het begeleiden van veranderingsprocessen, methodologische en psychologische aspecten, evaluatietechnieken, leefgewoontes in ontwikkelingslanden, administratieve verplichtingen en tropische hygiëne op het programma staan.
Op aanvraag van hetzij de uitzendorganisatie hetzij de N.G.O. die het project of programma financiert kan aan de N.G.O.-coöperant een specifieke vorming opgelegd worden gericht op de uit te voeren taak, de vakkennis, de taal of de eigenheid van de regio.
Elke N.G.O.-coöperant kan eenmaal genieten van een aanvullende vorming gericht op de aktiviteiten in de ontwikkelingslanden. Deze zal plaats hebben tussen twee dienstperiodes in, na ten minste twee dienstperiodes van in totaal ten minste vier jaar, en na verlenging van de erkenning.
Art.10. De Minister organiseert in overleg met de federaties de vorming, behalve die vermeld in artikel 9, eerste lid, 1°. De kosten voor de vorming, behalve voor deze vermeld in artikel 9, eerste lid, 1°. zijn ten laste van de begroting voorzien voor N.G.O.-coöperanten.
In overleg met de federaties stelt de Minister de betoelaagbare vormingsprogramma's en -instellingen vast en beslist over individuele vrijstelling voor een deel of het geheel van de vorming waarvan sprake in artikel 9, eerste lid.
Voor de in artikel 9, eerste lid, 2°, en tweede lid bedoelde vormingen, waarvan de minimumduur drie weken is en de maximumduur drie maanden, zal de tussenkomst van de schatkist 70 000 frank gemiddeld per N.G.O.-coöperant en per begrotingsjaar niet overstijgen. Voor de aanvullende vorming bedoeld in artikel 9, derde lid, zal de tussenkomst door de Schatkist 50 000 frank gemiddeld per N.G.O.-coöperant en per begrotingsjaar niet overstijgen.
De erkende N.G.O.-coöperant geniet tijdens de vormingsperiode, na afsluiten van een uitzendovereenkomst in de zin van artikel 2, 6°, tevens van de terugbetaling ten laste van de Schatkist van de voordelen van de sociale zekerheid, en hij ontvangt eveneens een bedrag gelijk aan de maandelijkse premie waarop de N.G.O.-coöperant recht zou hebben overeenkomstig artikel 11 als hij in actieve dienst zou zijn. Deze voordelen kunnen niet gecumuleerd worden met een inkomen zoals een loon, een wedde of een vervangingsinkomen.
HOOFDSTUK V. - Tussenkomsten van de Schatkist ten overstaan van de N.G.O.-coöperant.
Art.11. 1° De N.G.O.-coöperant geniet tijdens de duur van zijn erkenning van een toelage bestaande uit een basisbedrag desgevallend verhoogd met een gezinstoelage en met een ervaringstoelage.
2° Het maandelijks basisbedrag van de toelage is vastgesteld op 16 000 frank.
3° De gezinstoelage is gelijk aan het maandelijks basisbedrag vermenigvuldigd met de coëfficient 0,4 en wordt toegekend aan de N.G.O.-coöperant waarvan de samenwonende geen beroepsinkomen geniet, en aan een alleenstaande N.G.O.-coöperant met kinderen ten laste.
4° de ervaringstoelage is gelijk aan het maandelijks basisbedrag vermenigvuldigd met een coëfficient die als volgt wordt vastgesteld :
0,4 : voor minstens twee jaar en minder dan drie jaar ervaring;
0,55 : voor minstens drie jaar en minder dan vier jaar ervaring;
0,7 : voor minstens vier jaar en minder dan zes jaar ervaring;
0,9 : voor minstens zes jaar en minder dan acht jaar ervaring;
1,1 : voor minstens acht jaar en minder dan tien jaar ervaring;
1,3 : voor meer dan tien jaar ervaring.
5° De ervaring wordt volledig in aanmerking genomen als zij verworven is in een beroep of een betrekking in een ontwikkelingsland na het beëindigen van de studies. De beroepservaring verworven buiten de ontwikkelingslanden wordt voor de helft van de werkelijke duur in aanmerking genomen met het oog op de berekening van de ervaringscoëfficient.
6° De herziening van de gezinstoelage wordt toegepast vanaf de eerste dag van de maand volgend op de ingetreden wijziging.
7° De herziening van de ervaringstoelage wordt toegekend op 1 januari na de datum waarop aan de voorwaarden voor herziening is voldaan.
8° Als in een gezin één samenwonende voltijds erkend is, kan aan de partner een halftijdse erkenning worden toegekend. In geval van een halftijdse prestatie wordt het maandelijks basisbedrag bepaald bij 2° met dertig procent verminderd.
Art.12. 1° Tijdens de duur van de erkenning hebben de N.G.O.-coöperanten recht op kraamgeld van eenzelfde bedrag, onder dezelfde voorwaarden en binnen dezelfde perken als de rijksambtenaren in België.
2° Tijdens de duur van de erkenning hebben de N.G.O.-coöperanten recht op een maandelijkse kinderbijslag voor eenzelfde bedrag als de rijksambtenaren in België.
3° Tijdens de duur van de erkenning genieten de N.G.O.-coöperanten van het recht op terugbetaling van het schoolgeld in het ontwikkelingsland tot een maximum van 60 000 frank geïndexeerd per jaar en per kind van 6 tot 18 jaar waarvoor kinderbijslag wordt ontvangen in het kader van dit besluit.
4° Tijdens de duur van hun erkenning genieten de N.G.O.-coöperanten de voordelen inzake sociale zekerheid waarin de wet van 17 juli 1963, zoals gewijzigd op heden, betreffende de overzeese sociale zekerheid voorziet. De bijdragen die betrekking hebben op de artikelen 14 en 15 van de voornoemde wet van 17 juli 1963 worden vastgesteld op 3 000 frank per maand per voltijdse N.G.O.-coöperant en op 2 100 frank per maand per halftijdse N.G.O.-coöperant. De modaliteiten van deze aansluiting worden door overeenkomsten tussen de Minister en de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid vastgelegd.
5° De erkende N.G.O.-coöperanten en hun gezinsleden genieten tijdens de duur van hun erkenning van een verzekering voor geneeskundige verzorging afgesloten bij de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid.
6° De erkende N.G.O.-coöperanten worden tijdens de duur van hun erkenning verzekerd tegen de schade voortvloeiend uit arbeidsongevallen en ongevallen van het privé-leven volgens de voorwaarden vastgesteld in de overeenkomsten met de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid.
7° De erkende N.G.O.-coöperanten en hun gezinsleden genieten tijdens de duur van hun verblijf overzee van een repatriëringsverzekering in geval van ziekte en ongeval.
Art.13. De N.G.O.-coöperanten genieten bovendien van volgende tussenkomsten ten laste van de Schatkist :
1° voor henzelf en de leden van hun gezin en per dienstperiode, van een reisorder ter dekking van de reiskosten in economische klasse om zich van de Nationale luchthaven van Zaventem te begeven naar de luchthaven die het dichtst bij de plaats van aanwijzing ligt, en van een terugreis na een dienstperiode van twee jaar;
2° van een reisvordering van supplementaire bagagekosten over zee, eventueel gecombineerd met vervoer over waterwegen, per spoor of over de weg, ten belope van 100 kg per volwassene en 50 kg per kind waarvoor kinderbijslag wordt ontvangen in het kader van dit besluit, per dienstperiode van twee jaar voor de heen- en terugreis;
3° van een uitrustingsvergoeding per gezin bij de eerste aanstelling of bij verandering van land van een bedrag gelijk aan de maandelijkse basisvergoeding voorzien bij artikel 11 verhoogd met vijftig procent van deze basisvergoeding voor de samenwonende en per kind waarvoor kinderbijslag wordt ontvangen overeenkomstig dit besluit.
Art.14. In geval van repatriëring naar hun land van herkomst omwille van een ziekte of ongeval, genieten de erkende N.G.O.-coöperanten van de voordelen van artikel 11 en artikel 12, 1° tot 4°, gedurende een periode die zes maand niet mag overschrijden.
Deze voordelen worden niet meer verleend vanaf de dag waarop zij niet meer genieten van de uitkeringen van ziekte- en invaliditeitsverzekering van de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid.
Art.15. § 1. Bij het verstrijken van elke dienstperiode genieten de erkende N.G.O.-coöperanten gedurende een overgangsperiode van vijf dagen per maand erkenning die tijdens deze dienstperiode overzee werd doorgebracht :
a) van het stelsel van de overzeese sociale zekerheid, zoals bepaald bij artikel 12, 4°, tot 6°;
b) van de toelagen bepaald bij artikel 11;
c) van de premies en bijslagen bepaald bij artikel 12, 1° en 2°.
Deze voordelen kunnen niet gecumuleerd worden met een inkomen zoals een loon, een wedde of een vervangingsinkomen.
§ 2. Na ten minste vijf jaar erkenning overeenkomstig dit besluit kunnen de N.G.O.-coöperanten bijkomend genieten van de voordelen voorzien in § 1 gedurende een eenmalige recyclage periode van maximaal zes maand om zich voor te bereiden op hun inschakeling in de Belgische arbeidsmarkt.
Deze recyclage zal het voorwerp uitmaken van een aanvraag. Deze aanvraag en het verloop van deze recyclage zijn onderworpen aan de modaliteiten bepaald door de Minister.
Art.16. De N.G.O.-coöperant kan, na het verstrijken van zijn dienstperiode en na de overgangsperiode, op voorlegging van een programma van de uitzendorganisatie goedgekeurd door een federatie, met bewijsstukken a posteriori volgens modaliteiten door de Minister vastgesteld, één enkele maal ter beschikking gesteld worden van een programma van ontwikkelingseducatie in België, voor een periode van maximaal zes maanden. Tijdens deze periode geniet de N.G.O.-coöperant de voordelen opgesomd in artikel 11, en in artikel 12, 1°, 2° en 4° tot 6°.
Art.17. _ De bedragen verschuldigd overeenkomstig dit besluit worden gestort op een bankrekening in België geopend op naam van de N.G.O.-coöperant.
HOOFDSTUK VI. - Vergoedingen aan de uitzendorganisaties.
Art.18. § 1. Als tussenkomst in de kosten in verband met selectie en omkadering van de N.G.O.-coöperanten, gedragen door de uitzendorganisaties, worden jaarlijkse subsidies betaald, op voorwaarde van goedkeuring van het verslag van het vorige jaar. De storting van deze subsidies geschiedt vóór het einde van de maand mei.
§ 2. 1° De uitzendorganisaties hebben elk jaar recht op de volgende terugbetaling van selectie- en omkaderingskosten per erkende N.G.O.-coöperant in dienst op 15 februari :
a) voor de eerste 40 erkenningen : maximum 30 000 frank;
b) voor de 41ste tot de 100ste erkenning : maximum 25 000 frank;
c) voor de bijkomende erkenningen boven de 100 : maximum 20 000 F.
2° Deze subsidie wordt uitgekeerd voor zover de uitzendorganisatie bewijst 70 % van het bedrag te besteden aan de loonkost van het personeel zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid, 6°.
HOOFDSTUK VII. - Controle en gezamenlijke evaluaties.
Art.19. Boven de interne evaluaties door de uitzendorganisaties en de federaties organiseren A.B.O.S. en de federaties jaarlijks gezamenlijke evaluaties van de inschakeling van N.G.O.-coöperanten in erkende projecten en programma's, alsmede van de selectie, vorming en omkadering. De Minister bepaalt de toepassingsmodaliteiten van dit artikel.
De rapporten van de gezamenlijke evaluaties worden besproken in de O.C.N., die aan de Minister, de federaties en de betrokken uitzendorganisaties adviezen geeft.
De gezamenlijke evaluaties gebeuren ten laste van de begroting voorzien voor de N.G.O.-coöperanten.
HOOFDSTUK VIII. - Indexering.
Art.20. De bedragen voorzien in artikel 7, § 3, artikel 10, derde lid, artikel 12, 3°, en artikel 18, § 2 zijn vastgesteld op grond van het indexcijfer van de kleinhandelsprijzen van de maand januari 1990. Zij worden jaarlijks aangepast aan het indexcijfer van de maand januari.
Het maandelijks basisbedrag bedoeld in artikel 11 wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01 op 1 januari 1990, overeenkomstig het koninklijk besluit van 13 december 1989 houdende koppeling van sommige uitgaven in de overheidssector aan een nieuwe spilindex.
HOOFDSTUK IX. - Opheffings- en overgangsmaatregelen.
Art.21. Het koninklijk besluit van 24 september 1964 betreffende de personen die worden erkend in de hoedanigheid van vrijwilliger voor de samenwerking met de ontwikkelingslanden zoals gewijzigd tot op heden, wordt opgeheven, behalve voor de toepassing van artikel 22 van dit besluit.
Art.22. § 1. De personen die op het ogenblik van het in werking treden van dit besluit, diensten in een ontwikkelingsland presteren en erkend zijn overeenkomstig het koninklijk besluit van 24 september 1964 betreffende de personen die worden erkend in de hoedanigheid van vrijwilligers voor de samenwerking met de ontwikkelingslanden, zoals gewijzigd tot op heden, genieten gedurende de periode van hun lopende erkenning van de voordelen ervan.
Bijkomend genieten zij van de voordelen vervat in artikel 12 en 14 van dit besluit.
§ 2. Dezelfde personen kunnen bij de Minister een aanvraag indienen om te genieten van de integrale toepassing van dit besluit indien op het moment van zijn in werking treden hun lopende dienstperiode nog langer dan één jaar duurt.
§ 3. Dit besluit wordt toegepast op alle verlengingen van erkenningen vanaf zijn in werking treden.
§ 4. De uitzendorganisaties die op het ogenblik van het in werking treden van dit besluit erkend zijn overeenkomstig het voornoemd koninklijk besluit van 24 september 1964 zoals gewijzigd tot op heden, worden erkend overeenkomstig dit besluit als ze de in artikel 5, tweede lid, 1° tot 7° opgesomde voorwaarden vervullen. Zij dienen daartoe een aanvullend erkenningsdossier in, vergezeld van het advies van een federatie. De uitzendorganisaties die deze voorwaarden niet vervullen of die geen aanvullend dossier indienen behouden hun erkenning overeenkomstig voornoemd besluit van 24 september 1964 gedurende de periode van de lopende erkenning van de door hen uitgezonden vrijwilligers.
HOOFDSTUK X. - Eindbepalingen.
Art.23. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1991.
Art. 24. Onze Minister van Ontwikkelingssamenwerking is belast met de uitvoering van dit besluit.